Details





Titel:

13 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-08-2007 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Tijdelijk onderwijs aan huis.
Art. 3-7
Hoofdstuk II/1. [1 Tijdelijk onderwijs aan huis voor leerlingen die verblijven in een ziekenhuis waar geen onderwijsaanbod aanwezig is en voor leerlingen die opgenomen zijn in voorzieningen veilig verblijf en het Vlaams detentiecentrum.]1
Art. 7/1, 7/2, 7/3, 7/4, 7/5
HOOFDSTUK III. - Permanent onderwijs aan huis.
Art. 8
HOOFDSTUK IV. - Financiering en subsidiëring.
Art. 9-11
HOOFDSTUK V. - Sancties.
Art. 12-15
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 16-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1997035853  2006035373 



Uitvoeringsbesluit(en):

2009204316  2019011987 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op :
  1° de regelmatige [1 leerlingen [3 ...]3]1 van het gewoon en buitengewoon [1 basisonderwijs]1, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;
  2° de regelmatige al dan niet leerplichtige leerlingen van het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, [2 ...]2.
  ----------
  (1)<BVR 2009-06-19/29, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 55), 003; Inwerkingtreding : 04-07-2011>
  (3)<BVR 2019-03-22/14, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° afstand : de kortst mogelijke afstand, gemeten langs de rijbaan, vermeld in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder rekening te houden met wegomleggingen, verkeersvrije straten, eenrichtingsverkeer en autosnelwegen;
  2° betrokken personen : de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf;
  3° chronische ziekte : een ziekte waarvoor een continue of repetitieve behandeling van minstens zes maanden noodzakelijk is;
  4° lestijden : lestijden in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, uren-leraar in het gewoon secundair onderwijs en lesuren in het buitengewoon secundair onderwijs;
  5° schoolbestuur : het schoolbestuur van het [1 basisonderwijs]1, vermeld in artikel 3, 50°, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, [2 en het schoolbestuur, zoals vermeld in artikel 3, 40°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]2;
  6° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgend kalenderjaar;
  7° verblijfplaats : de eigen woonplaats, de woonplaats van een verwante of derde persoon, of een medische instelling waar de leerling tijdens zijn ziekte of na zijn ongeval effectief verblijft [3 ;]3
  [3 8° Vlaams detentiecentrum: een Vlaams detentiecentrum als vermeld in artikel 41 van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
   9° voorziening veilig verblijf: een voorziening als vermeld in artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp.]3
  ----------
  (1)<BVR 2009-06-19/29, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 55), 003; Inwerkingtreding : 04-07-2011>
  (3)<BVR 2024-06-21/34, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

HOOFDSTUK II. - Tijdelijk onderwijs aan huis.
Art.3.Een leerling heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis door de school waar de leerling is ingeschreven als aan al de volgende voorwaarden voldaan is :
  1° de leerling is wegens ziekte of ongeval al een ononderbroken periode van 21 kalenderdagen afwezig op school. Die periode kan ook in het voorafgaande schooljaar geheel of gedeeltelijk doorlopen zijn.
  In de volgende gevallen geldt die voorwaarde evenwel niet en is er een onmiddellijk recht op onderwijs aan huis :
  a) als de leerling na een periode van onderwijs aan huis de lesbijwoning op school hervat, maar binnen een termijn van drie maanden, schoolvakanties niet inbegrepen, opnieuw afwezig is wegens ziekte of ongeval;
  b) als de leerling lijdt aan een chronische ziekte; deze bepaling geeft uitvoering aan de uitzondering opgenomen in [1 artikel 117, § 3, tweede lid, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]1, voor wat het secundair onderwijs betreft, en aan de uitzondering opgenomen in artikel 34, § 3, tweede lid, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, ingevoegd bij de artikelen II.3 en II.13 van hetzelfde decreet van 15 juli 2005, voor wat het basisonderwijs betreft;
  2° de afstand tussen de school enerzijds en de verblijfplaats van de leerling anderzijds bedraagt maximaal 10 km in het gewoon onderwijs en maximaal 20 km in het buitengewoon onderwijs. Hierbij wordt de voor de leerling, qua afstand, meest gunstige vestigingsplaats van de school in beschouwing genomen, ongeacht of dat de vestigingsplaats is waar de leerling normaliter de lessen volgt;
  3° [2 de betrokken personen vragen tijdelijk onderwijs aan huis aan bij de directie.
   Voor niet-chronisch zieke leerlingen moet de aanvraag gebaseerd zijn op een medisch attest waaruit blijkt dat de leerling onmogelijk naar school kan gaan, maar wel onderwijs mag krijgen. Dit attest wordt aan de school bezorgd. Als de afwezigheid wegens ziekte of ongeval wordt verlengd of als de leerling na het hervatten van de lessen op school binnen een termijn van drie maanden opnieuw afwezig is wegens ziekte of ongeval, moet geen nieuwe aanvraag gebeuren.
   Voor chronisch zieke leerlingen moet er per school maar één aanvraag gebeuren en wordt het medisch attest maar éénmaal bezorgd aan de school. Het medisch attest, dat het chronische ziektebeeld bevestigt en waaruit blijkt dat de leerling onderwijs mag krijgen, wordt opgemaakt door een arts-specialist.]2
  ----------
  (1)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 55), 003; Inwerkingtreding : 04-07-2011>
  (2)<BVR 2019-03-22/14, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.4. Een leerling die wegens niet-chronische ziekte of ongeval op weekbasis minder dan halftijds aanwezig is op school, heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis, op voorwaarde dat uit het medisch attest blijkt dat de leerling onmogelijk halftijds of meer naar school kan gaan. Alle overige bepalingen van dit besluit blijven van toepassing.

Art.5. Voor een leerling die voldoet aan alle bepalingen van artikel 3, met uitzondering van het afstandscriterium, en eventueel artikel 4, kan de school door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd tijdelijk onderwijs aan huis vrijwillig organiseren. In voorkomend geval moet de school in een afstandsregeling voorzien die een gelijke behandeling waarborgt.

Art.6. Tijdelijk onderwijs aan huis kan niet worden georganiseerd in een preventorium, in een ziekenhuis waar onderwijs van type 5 wordt georganiseerd of in een dienst neuropsychiatrie voor kinderen.

Art.7.§ 1. De directie van de school waar de leerling is ingeschreven, organiseert op de verblijfplaats het tijdelijke onderwijs aan huis zo spoedig mogelijk en uiterlijk vanaf de schoolweek die volgt op de week waarin de aanvraag ontvankelijk werd bevonden.
  [1 Bij een chronische ziekte kan het tijdelijk onderwijs aan huis ook gedeeltelijk op school georganiseerd worden.
   In het basisonderwijs gebeurt dat na een akkoord tussen de betrokken personen en de school en vindt dit plaats buiten normale aanwezigheid van de leerlingen zoals gedefinieerd in artikel 3, 43°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en niet tijdens de middagpauze als vermeld in artikel 3, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
   In het secundair onderwijs gebeurt dat na een akkoord tussen de betrokken personen en de school en vindt dit plaats buiten de lesuren van toepassing op het structuuronderdeel waarin de betrokken leerling is ingeschreven en niet tijdens de middagpauze als vermeld in artikel 3, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs.]1
  Als de leerling, voorafgaand aan het tijdelijke onderwijs aan huis, onderwijs heeft gekregen in een preventorium, een ziekenhuis waar onderwijs van type 5 wordt georganiseerd of een dienst neuropsychiatrie voor kinderen, dan moet de directie van de school die het onderwijs aan huis organiseert overleg plegen met de directie van die voorafgaande instelling.
  § 2. Het tijdelijke onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lestijden.
  Voor chronisch zieke leerlingen gelden die vier wekelijkse lestijden per schijf van 9 halve lesdagen afwezigheid.
  § 3. In het secundair onderwijs beslist de directeur of de klassenraad, naar keuze van het schoolbestuur, na overleg met de betrokken personen welke vakken aan huis worden onderwezen. Die vakken mogen tijdens de duurtijd van het onderwijs aan huis wisselen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-03-22/14, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Hoofdstuk II/1. [1 Tijdelijk onderwijs aan huis voor leerlingen die verblijven in een ziekenhuis waar geen onderwijsaanbod aanwezig is en voor leerlingen die opgenomen zijn in voorzieningen veilig verblijf en het Vlaams detentiecentrum.]1   ----------   (1)
Art.7/1. [1 Voor een leerling die verblijft in een ziekenhuis waar geen onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of dat geen dienst met onderwijsbehoeften is als vermeld in deel IV, hoofdstuk 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, geldt de voorwaarde van maximale afstand, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van dit besluit, niet. De school organiseert in de voormelde situaties altijd tijdelijk onderwijs aan huis. De voormelde verplichting blijft bestaan tijdens een verder herstel thuis en tot de leerling opnieuw naar school gaat.
   Het recht op tijdelijk onderwijs aan huis, vermeld in het eerste lid, kan overeenkomstig artikel 34, § 6 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 117, § 6 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, gecombineerd worden met het recht op synchroon internetonderwijs, vermeld in artikel 36/1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 117/1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-06-21/34, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Art.7/2. [1 In afwijking van artikel 3, 4, 5 en 7 hebben jongeren die verblijven in een voorziening veilig verblijf of in het Vlaams detentiecentrum, recht op tijdelijk onderwijs aan huis gedurende de volledige duur van hun verblijf in de voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum.
   Het recht op tijdelijk onderwijs aan huis, vermeld in het eerste lid, kan overeenkomstig artikel 34, § 6, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 117, § 6, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, gecombineerd worden met het recht op synchroon internetonderwijs, vermeld in artikel 36/1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 117/1 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-06-21/34, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Art.7/3. [1 De voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum sluit een samenwerkingsovereenkomst met een gefinancierde of gesubsidieerde school voor gewoon of buitengewoon basisonderwijs of secundair onderwijs om het recht op tijdelijk onderwijs aan huis, vermeld in artikel 7/2 te realiseren.
   De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, heeft een duur van minimaal één schooljaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-06-21/34, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Art.7/4. [1 Voor de voorzieningen veilig verblijf worden op schooljaarbasis met toepassing van artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp vier lestijden tijdelijk onderwijs aan huis per erkende plaats veilig verblijf toegekend.
   Voor het Vlaams detentiecentrum worden op schooljaarbasis vier lestijden tijdelijk onderwijs aan huis toegekend per erkende plaats, vermeld in artikel 7 van het ministerieel besluit van 3 maart 2023 tot vaststelling van de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen en het Vlaams detentiecentrum.
   Per erkende plaats in de voorzieningen veilig verblijf en het Vlaams detentiecentrum wordt 234 euro werkingsbudget voorzien.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-06-21/34, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Art.7/5. [1 § 1. De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 7/3, legt vast welke school het pakket aan lestijden, lesuren of uren-leraar, vermeld in artikel 7/4, kan aanwenden om het tijdelijk onderwijs aan huis te organiseren in een voorziening veilig verblijf of in het Vlaams detentiecentrum.
   De school, vermeld in het eerste lid, bezorgt de volgende informatie aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten:
   1° de vermelding dat een onderwijsopdracht opgenomen wordt in het Vlaams detentiecentrum of een voorziening veilig verblijf;
   2° de vermelding over welk volume het gaat;
   3° welke personeelsleden het aanbod tijdelijk onderwijs aan huis zullen uitvoeren.
   § 2. Als de jongere die verblijft in een voorziening veilig verblijf of in het Vlaams detentiecentrum, nog ingeschreven is in een andere school dan de school, vermeld in paragraaf 1, blijft de jongere in die school ingeschreven. Er is geen bijkomende inschrijving nodig in de school die het tijdelijk onderwijs aan huis organiseert.
   § 3. De school, vermeld in paragraaf 1, werkt verder aan het curriculum dat de leerling volgde in de school waar de jongere ingeschreven is. De beide scholen maken daarover afspraken, die ze vastleggen in een individueel handelingsplan voor de jongere. In overleg met de jongere wordt bepaald welke vakken worden onderwezen. De voormelde vakken mogen tijdens de duurtijd van het tijdelijk onderwijs aan huis wisselen. De school waar de jongere ingeschreven is, staat in voor de studiebekrachtiging.
   Bij afwezigheid van een school van inschrijving wordt verder gewerkt aan het curriculum van de school waar de jongere het laatst ingeschreven was. De school, vermeld in paragraaf 1, bepaalt in overleg met de jongere en de voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum welke vakken worden onderwezen. De voormelde vakken mogen tijdens de duurtijd van het tijdelijk onderwijs aan huis wisselen. Het verder werken aan het curriculum wordt gespecificeerd in een individueel handelingsplan voor de jongere, zonder afspraken met die vroegere school waar de jongere het laatst ingeschreven was.
   De leerling wordt door de school, vermeld in paragraaf 1, toegeleid naar een studiebekrachtiging via de Examencommissie basisonderwijs of de Examencommissie secundair onderwijs of wordt toegeleid naar een studiebekrachtiging door de school zelf die het tijdelijk onderwijs aan huis aanbiedt of een andere school waarmee de school, vermeld in paragraaf 1, de voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum een samenwerking aangaan, met toepassing van artikel 34, § 1, derde lid van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of artikel 117, § 1, derde lid van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
   § 4. De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 7/3, legt ook vast op welke wijze de voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum en de school die het tijdelijk onderwijs aan huis aanbiedt, toewerken naar een inschrijving in een nieuwe school als er geen school van inschrijving meer is als de jongere de voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum verlaat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2024-06-21/34, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


HOOFDSTUK III. - Permanent onderwijs aan huis.
Art.8.§ 1. De directie van de school voor buitengewoon onderwijs die de inschrijving ontvangt van een leerling die, met toepassing van hetzij artikel 35 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, hetzij [1 artikel 118 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]1, recht heeft op permanent onderwijs aan huis, organiseert op de verblijfplaats het permanente onderwijs aan huis zo spoedig mogelijk en uiterlijk vanaf de eerste schoolweek die volgt op de week waarin de inschrijving werd ontvangen.
  § 2. Permanent onderwijs aan huis kan niet worden georganiseerd in een preventorium, in een ziekenhuis waar onderwijs van type 5 wordt georganiseerd, in een dienst neuropsychiatrie voor kinderen of in een voorziening voor niet-schoolgaanden.
  § 3. Het permanente onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lestijden.
  In het secundair onderwijs beslist de klassenraad, na overleg met de betrokken personen, welke vakken aan huis worden onderwezen. Die vakken mogen tijdens de duurtijd van het onderwijs aan huis wisselen.
  ----------
  (1)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 55), 003; Inwerkingtreding : 04-07-2011>

HOOFDSTUK IV. - Financiering en subsidiëring.
Art.9.In het [1 basisonderwijs]1 zijn de lestijden waarin tijdelijk onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde bijkomende lestijden. Die lestijden komen voor het betrokken personeelslid in aanmerking voor de invulling van de door de Vlaamse Regering vastgelegde maximum wekelijkse schoolopdracht.
  In het buitengewoon [1 basisonderwijs]1 zijn de lestijden waarin permanent onderwijs aan huis wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde aanvullende lestijden.
  In het secundair onderwijs zijn de lestijden waarin tijdelijk onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde extra lestijden.
  In het buitengewoon secundair onderwijs zijn de lestijden waarin permanent onderwijs aan huis wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde extra lestijden.
  ----------
  (1)<BVR 2009-06-19/29, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.10. Scholen die tijdelijk of permanent onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig organiseren, krijgen nadat ze een schuldvordering hebben overgelegd voor de betaalde reiskosten van het personeel, die kosten terugbetaald door het Agentschap voor Onderwijsdiensten van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. De reiskosten worden terugbetaald onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap.

Art.11.Met het oog op de financiering of subsidiëring zijn de scholen ertoe gehouden om :
  1° het Agentschap voor Onderwijsdiensten onmiddellijk op de hoogte te brengen van het tijdelijke onderwijs aan huis, ook in geval van verlenging of herhaling, of permanent onderwijs aan huis;
  2° alle documenten die betrekking hebben op het tijdelijke of permanente onderwijs aan huis in de school ter beschikking te houden van de verificatie- en inspectiediensten;
  3° bij de organisatie van tijdelijk of permanent onderwijs aan huis de beginselen te respecteren van zorgvuldig bestuur, respectievelijk vermeld in artikel 27 en 51 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997 voor het lager onderwijs, en in [1 artikel 7 tot en met artikel 10 en artikel 35 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]1.
  ----------
  (1)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 55), 003; Inwerkingtreding : 04-07-2011>

HOOFDSTUK V. - Sancties.
Art.12. Het niet-naleven van het recht op tijdelijk of permanent onderwijs aan huis, vermeld in artikelen 3, 4 en 8, wordt vastgesteld door het Agentschap voor Onderwijsdiensten, nadat de betrokken personen klacht hebben ingediend.

Art.13. § 1. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten deelt de vaststelling per aangetekende brief mee aan het schoolbestuur in kwestie. De aangetekende brief verwijst naar de mogelijke sancties.
  § 2. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van de aangetekende brief kan het schoolbestuur bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten een verweerschrift indienen en, eventueel, een hoorrecht doen gelden.
  De betekening wordt geacht plaats te vinden de derde werkdag nadat de aangetekende brief verstuurd is.
  De schoolvakanties schorten de termijn van dertig kalenderdagen op.

Art.14. Na kennisname van de rechtvaardiging en uiterlijk zestig kalenderdagen na de betekening van de aangetekende brief, legt het Agentschap voor Onderwijsdiensten eventueel een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
  De sanctie kan een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget zijn, zonder dat de terugvordering of inhouding meer kan bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school waar de overtreding is vastgesteld.
  De terugvordering of inhouding kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden, in absolute cijfers kleiner wordt dan als de maatregel niet zou zijn getroffen.

Art.15. Binnen een termijn van drie maanden na de betekening van de aangetekende brief neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, een beslissing over een sanctie. Die beslissing wordt per aangetekende brief meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie. Na de termijn van drie maanden kan er geen sanctie meer worden opgelegd.

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.16. De volgende regelingen worden opgeheven :
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het lager onderwijs aan huis voor zieke kinderen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 juli 1999 en 13 januari 2006;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende het secundair onderwijs aan huis voor zieke jongeren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis.

Art.17. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007, met uitzondering van artikel 12 tot en met 15 die voor wat het secundair onderwijs betreft in werking treden op 1 september 2007.

Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.