Details





Titel:

12 NOVEMBER 1997. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de controle op de inschrijvingen van leerlingen in het basisonderwijs. (NOTA : De bijlage van de tekst (nooit gepubliceerd) wordt opgeheven bij BVR2007-07-06/44, art. 13; Inwerkingtreding : 01-09-2007) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-01-1998 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De inschrijvingen.
Afdeling 1. - Plicht van de ouders van leerplichtigen.
Art. 3-4
Afdeling 2. - Controle op de inschrijvingen.
Art. 5-10
HOOFDSTUK IIbis. <Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 2; Inwerkingtreding : 01-09-1999> Gewettigfe afwezigheden.
Art. 10bis, 10ter, 10quater, 10quinquies, 10sexies, 10sexies1, 10septies
HOOFDSTUK IIbis/1. [1 - Aanvaardbare afwezigheden.]1
Art. 10septies/1, 10septies/2, 10septies/3, 10septies/4
HOOFDSTUK IIIter. Voorwaarden voor het organiseren van huisonderwijs. <ingevoegd bij BVR 2003-05-09/45, art. 5; Inwerkingtreding : 01-08-2003>
Art. 10octies, 10novies, 10decies, 10decies/1, 10decies/2, 10undecies
Art. 10duodecies. [1 § 1. De onderwijsinspectie onderzoekt of er voldoende garanties aanwezig zijn dat het huisonderwijs beantwoordt aan de doelstellingen, vermeld in artikel 26ter, § 3, tweede lid, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en beslist over de mogelijkheid om het huisonderwijs te hervatten.
Art. 10terdecies. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 10novies kan de hervatting van het huisonderwijs ingaan vanaf een van de volgende tijdstippen :
HOOFDSTUK III. - Sancties.
Art. 11-14
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 15-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het gewoon en buitengewoon basisonderwijs.

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° directie : de directeur of zijn afgevaardigde;
  2° identificatienummer : identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen;
  3° leerling : leerplichtigen en [1 niet-leerplichtige]1 kleuters;
  4° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
  ----------
  (1)<BVR 2020-09-04/22, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK II. - De inschrijvingen.
Afdeling 1. - Plicht van de ouders van leerplichtigen.
Art.3.<BVR 2003-05-09/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2003> Uiterlijk vijftien kalenderdagen vóór de aanvang van elk schooljaar herinnert het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 [2 ...]2 via de [2 sociale]2 media alle ouders aan de leerplicht.
  De ouders worden hierbij gewezen op :
  1° het bestaan van de leerplicht voor hun kinderen en hun verantwoordelijkheid terzake;
  2° hun vrijheid om voor hun kinderen te kiezen voor huisonderwijs of onderwijs in een school;
  3° de formaliteiten die bij een keuze voor huisonderwijs vervuld moeten worden, onder meer de mededeling aan het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 zoals bedoeld in artikel 10ter,;
  4° hun vrijheid om, bij de keuze van onderwijs in een school, zelf een schoolkeuze te maken;
  5° hun verplichting om, bij de keuze voor onderwijs in een school, ervoor te zorgen dat hun leerplichtige kinderen als leerling van een school zijn ingeschreven en die school regelmatig bezoeken;
  6° de wijze waarop zij vrijstelling van leerplicht kunnen verkrijgen voor hun gehandicapte kinderen.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2018-07-20/06, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-08-2018>

Art.4. (Opgeheven) <BVR 2003-05-09/45, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2003>

Afdeling 2. - Controle op de inschrijvingen.
Art.5.Elke directie vraagt bij de eerste inschrijving van elke leerling het identificatienummer. Als de ouders dat identificatienummer niet wensen of niet kunnen geven, vraagt de directie het identificatienummer aan het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.6.[1 Elke directie bezorgt voor het betrokken schooljaar aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk de dertiende schooldag een lijst met de identificatiegegevens van de leerlingen die uiterlijk de derde schooldag werden ingeschreven.
   Onder identificatiegegevens van de leerling worden verstaan : voornamen, achternaam, geboortedatum, adres, geslacht, identificatienummer (indien mogelijk).]1
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.7.Door de vergelijking van alle ingestuurde lijsten met de namen en identificatienummer met uittreksels uit het Rijksregister gaat het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 vóór het einde van de eerste trimester na welke leerplichtigen niet in een school zijn ingeschreven en welke leerlingen in meerdere scholen zijn ingeschreven.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.8.Voor de leerlingen die in meerdere scholen zijn ingeschreven onderzoekt het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 aan de hand van de aanwezigheidsregisters van de betrokken instellingen en aan de hand van de reglementering inzake schoolveranderingen, welke inschrijving rechtsgeldig is.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.9.§ 1. Het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 [2 vraagt]2 aan de ouders wier leerplichtig kind niet in een instelling is ingeschreven, om uitleg omtrent het niet-ingeschreven zijn, en herinnert hen aan hun verplichtingen terzake.
  § 2. [2 Als blijkt dat de leerplichtige niet voldoet aan de bepalingen van artikel 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, maakt het Agentschap voor Onderwijsdiensten daarover een verslag op en stuurt het naar de procureur des konings.]2
  § 3. [2 ...]2
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2020-09-04/22, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.10.De minister bepaalt op welke wijze de gegevens voor de toepassing van dit besluit tussen de directies en het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 worden meegedeeld.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

HOOFDSTUK IIbis. Gewettigfe afwezigheden.
Art. 10bis.<Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 2; Inwerkingtreding : 01-09-1999> Dit hoofdstuk is van toepassing op de [1 voltijds]1 leerplichtige leerlingen [2 en op leerlingen die niet leerplichtig zijn, maar ingeschreven zijn in het lager onderwijs]2in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs.
  ----------
  (1)<BVR 2020-09-04/22, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<BVR 2023-07-07/15, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art. 10ter.<Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 2; Inwerkingtreding : 01-09-1999> In volgende gevallen worden de redenen van afwezigheid van leerlingen als geldig beschouwd en wordt voldaan aan de voorwaarde behoudens " gewettigde afwezigheid " zoals bedoeld (in artikel 20, § 2, 1°), van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 : <BVR 2004-08-27/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  1° [4 de afwezigheid wegens ziekte, op voorwaarde dat een van de volgende documenten wordt voorgelegd :
   a) een medisch attest, uitgereikt door een arts, voor zover het om een van de volgende gevallen gaat :
   1) een afwezigheid wegens ziekte van meer dan drie opeenvolgende kalenderdagen;
   2) een afwezigheid wegens ziekte nadat de leerling in datzelfde schooljaar al viermaal afwezig is geweest met toepassing van punt b);
   3) [5 ...]5
   b) een verklaring van de ouders voor alle afwezigheden wegens ziekte waarvan de periode of duur niet valt onder punt a);]4
  2° De afwezigheid om één van onderstaande redenen mits voorlegging van, naargelang het geval, een officieel document of een verklaring van de ouders, tot staving van de afwezigheid :
  a) [10 ...]10;
  b) het bijwonen van een begrafenis- of huwelijksplechtigheid van een persoon die onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant;
  c) de oproeping of dagvaarding voor een rechtbank;
  d) het onderworpen worden aan maatregelen in het kader van de bijzondere jeugdzorg en de jeugdbescherming;
  e) de onbereikbaarheid of ontoegankelijkheid van de school door overmacht;
  f) het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling;
  [3 g) het actief deelnemen in het kader van een individuele selectie als topsportbelofte aan een sportieve manifestatie, stage en tornooi of wedstrijd, voor maximaal tien al dan niet gespreide halve schooldagen per school jaar.]3
  3° [4 de afwezigheden wegens persoonlijke omstandigheden, op voorwaarde dat de ouders daarvoor een aanvraag hebben ingediend en de directeur daarmee akkoord gaat;]4
  (4° De afwezigheid voor maximaal 6 lestijden per week van een leerling :
  a) die topsport beoefent in één van de volgende sportdisciplines : tennis, gymnastiek en zwemmen;
  b) en voor wie de school over een dossier beschikt dat ten minste volgende elementen bevat :
  - een gemotiveerde aanvraag van de ouders;
  - een verklaring van een bij de Vlaamse Sportfederatie aangesloten sportfederatie waaruit blijkt dat de leerling een trainingsschema van deze federatie volgt en dat dit trainingsschema de gevraagde afwezigheden op school verantwoordt;
  - [3 ...]3
  - een akkoord van de directeur.) <BVR 2004-08-27/33, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  [3 5° de volgende afwezigheden tijdens de lestijden van een leerling die revalidatie behoeft verstrekt door schoolexterne hulpverleners binnen of buiten het schoolgebouw :
   a) gedurende maximaal 150 minuten per week, verplaatsing inbegrepen, na een periode van ziekte, niet behorend tot punt b of c, of ongeval. In uitzonderlijke omstandigheden kan de maximumduur van 150 minuten overschreden worden, na gunstig advies van de arts van het centrum voor leerlingenbegeleiding, in overleg met de klassenraad en de ouders. Het advies moet motiveren waarom de behandeling tijdens de lestijden noodzakelijk blijft en moet aantonen dat door die afwezigheid het leerproces van de leerling niet ernstig wordt benadeeld.
   De school beschikt over een dossier dat ten minste de volgende elementen bevat :
   1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lestijden moet plaatsvinden;
   2) een medisch attest waaruit de noodzakelijkheid, de frequentie en de duur van de revalidatie blijkt;
   3) [8 ...]8;
   4) een toestemming van de directeur voor een periode die de duur van de behandeling, vermeld in het medisch attest, niet kan overschrijden;
   b) [7 in het gewoon onderwijs gedurende maximaal 150 minuten per week, verplaatsing inbegrepen, voor leerlingen met een specifieke onderwijsgerelateerde behoefte waarvoor een handelingsgericht advies is gegeven als vermeld in artikel 2, 11°, g), van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.]7. In uitzonderlijke omstandigheden kan de maximumduur van 150 minuten uitgebreid worden voor leerplichtige kleuters tot 200 minuten, verplaatsing inbegrepen na gunstig advies van het centrum voor leerlingenbegeleiding in overleg met de klassenraad en de ouders.
   [6 Voor leerlingen met een [9 IAC-verslag]9 kan de afwezigheid maximaal 250 minuten per week bedragen, verplaatsing inbegrepen.]6
   Het advies van het centrum voor leerlingenbegeleiding moet motiveren waarom de behandeling tijdens de lestijden noodzakelijk blijft en moet aantonen dat door die afwezigheid het leerproces van de leerling niet ernstig wordt benadeeld.
   De school beschikt over een dossier dat ten minste de volgende elementen bevat :
   1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lestijden moet plaatsvinden;
   2) een advies, geformuleerd door het centrum voor leerlingenbegeleiding in overleg met de klassenraad en de ouders. Dat advies moet motiveren waarom de problematiek van de leerling van die aard is dat het wettelijk voorziene zorgbeleid van een school daarop geen antwoord kan geven en dat de revalidatietussenkomsten niet beschouwd kunnen worden als schoolgebonden aanbod. Onder schoolgebonden aanbod wordt verstaan : het reguliere pedagogisch-didactische aanbod voor alle leerlingen, de aanvullende zorgmaatregelen op niveau van de school of scholengemeenschap, en de schoolexterne dienstverlening door personeel of diensten, gefinancierd of gesubsidieerd door het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming;
   3) een samenwerkingsovereenkomst tussen de school en de revalidatieverstrekker over de manier waarop de revalidatie het onderwijsaanbod voor de leerling in kwestie zal aanvullen en de manier waarop de informatie-uitwisseling zal verlopen. De revalidatieverstrekker bezorgt op het einde van elk schooljaar een evaluatieverslag aan de directie van de school en van het centrum voor leerlingenbegeleiding, met inachtneming van de privacywetgeving waaraan hij onderworpen is;
   4) een toestemming van de directeur, die jaarlijks vernieuwd en gemotiveerd moet worden, rekening houdend met het evaluatieverslag waarvan sprake in punt 3);
   c) in het buitengewoon onderwijs gedurende maximaal 250 minuten per week, verplaatsing inbegrepen.
   De school beschikt over een dossier dat ten minste de volgende elementen bevat :
   1) een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lestijden moet plaatsvinden;
   2) een [9 IAC-verslag]9]6 als vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;
   3) [8 ...]8;
   4) een samenwerkingsovereenkomst tussen de school en de revalidatieverstrekker over de manier waarop de revalidatie het onderwijsaanbod voor de leerling in kwestie zal aanvullen en de manier waarop de informatie-uitwisseling zal verlopen. De revalidatieverstrekker bezorgt op het einde van elk schooljaar een evaluatieverslag aan de directie van de school en van het centrum voor leerlingenbegeleiding, met inachtneming van de privacywetgeving waaraan hij onderworpen is;
   5) een toestemming van de directeur, die jaarlijks vernieuwd en gemotiveerd moet worden, rekening houdend met het evaluatieverslag waarvan sprake in punt 4).]3
  [5 6° de afwezigheid ten gevolge van een preventieve schorsing, een tijdelijke of definitieve uitsluiting als vermeld in artikel 32 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, op voorwaarde dat de school aan de ouders gemotiveerd heeft waarom de opvang op school niet haalbaar is.]5
  [4 Afwezigheden als vermeld in het eerste lid, 4° en 5° kunnen niet als afwezigheden wegens persoonlijke omstandigheden als vermeld in het eerste lid, 3°, beschouwd worden.]4
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2007-07-06/44, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (3)<BVR 2010-09-10/31, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (4)<BVR 2013-09-13/13, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (5)<BVR 2015-04-24/19, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (6)<BVR 2018-07-20/10, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (7)<BVR 2019-07-19/20, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (8)<BVR 2023-03-24/15, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
  (9)<BVR 2023-05-05/08, art. 34, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
  (10)<BVR 2024-06-21/34, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art. 10quater. <Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 2; Inwerkingtreding : 01-09-1999> In volgend geval wordt de reden van afwezigheid van leerlingen als geldig beschouwd en wordt voldaan aan de voorwaarde behoudens " gewettigde afwezigheid " zoals bedoeld in artikel 20, 3° van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 :
  De afwezigheid van kinderen van binnenschippers, kermis- en circusexploitanten en -artiesten en woonwagenbewoners, om de ouders te vergezellen tijdens hun verplaatsingen mits :
  a) de school tijdens de afwezigheid voor onderwijs op afstand zorgt;
  b) de school zich engageert dat er regelmatig communicatie is met de ouders.
  De afspraken over de modaliteiten aangaande het onderwijs op afstand en aangaande de communicatie tussen de school en de ouders worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de directie en de ouders.

Art. 10quinquies.<Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 2; Inwerkingtreding : 01-09-1999> § 1. Alle afwezigheden die niet vallen onder artikel 10ter, 1° tot en met [2 5°]2, en artikel 10quater, worden beschouwd als problematische afwezigheden.
  § 2. [4 De afwezigheden die geregistreerd zijn als problematisch, worden [5 om de regelmatigheid van de leerling te beoordelen]5 beschouwd als gewettigde afwezigheden, op voorwaarde dat de school in begeleidende maatregelen voor de leerling in kwestie voorziet. Vanaf vijf al dan niet gespreide halve lesdagen per schooljaar die als problematische afwezigheid zijn geregistreerd, signaleert de school bovendien de problematische afwezigheden aan het centrum voor leerlingenbegeleiding en werkt ermee samen rond begeleiding van de jongere in kwestie. Van die begeleiding houdt de school een dossier bij, dat een onderdeel mag zijn van het leerlingendossier]4
  § 3. De als problematisch geregistreerde afwezigheid van leerlingen waarvoor de school, omwille van hun onbereikbaarheid, in de onmogelijkheid is om in begeleiding te voorzien, worden [5 om de regelmatigheid van de leerling te beoordelen]5 beschouwd als gewettigde afwezigheden, mits de school kan aantonen dat ze inspanningen gedaan heeft om de betrokken leerling te lokaliseren.
  § 4. [3 ...]3
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  (2)<BVR 2013-09-13/13, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<BVR 2016-08-30/27, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (4)<BVR 2019-07-19/20, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (5)<BVR 2020-09-04/22, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 10sexies. <Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 2; Inwerkingtreding : 01-09-1999> Alle wettigingen, alsook het dossier zoals bedoeld in artikel l0quinquies, § 2, 3° moeten op de school ter inzage zijn voor de verificateurs.

Art. 10sexies1.
  <Opgeheven bij BVR 2019-07-19/20, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 10septies. <Ingevoegd bij BVR 2003-03-21/47, art. 2; Inwerkingtreding : 01-09-1999> Leerlingen die ongewettigd afwezig zijn, verliezen hun statuut van regelmatige leerling zoals voorzien in artikel 20 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.

HOOFDSTUK IIbis/1. [1 - Aanvaardbare afwezigheden.]1   ----------   (1)
Art.10septies/1. [1 Dit hoofdstuk is van toepassing op de leerplichtige leerlingen in het gewoon en buitengewoon kleuteronderwijs, met uitzondering van de zes- en zevenjarigen die met toepassing van artikel 12/1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 in het kleuteronderwijs zitten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-04/22, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art.10septies/2. [1 Alle afwezigheden die niet conform artikel 26 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 door de directie als aanvaardbaar worden geacht, worden geregistreerd als andere afwezigheden.
   Om de regelmatigheid van de leerling te beoordelen, worden de andere afwezigheden, vermeld in het eerste lid, als aanvaardbare afwezigheden beschouwd, op voorwaarde dat:
   1° de school in begeleidende maatregelen voor de kleuter in kwestie voorziet;
   2° de school die andere afwezigheden aan het centrum voor leerlingenbegeleiding signaleert;
   3° de school met het centrum voor leerlingenbegeleiding samenwerkt rond de begeleiding van de kleuter in kwestie. Van die begeleiding houdt de school een dossier bij, dat een onderdeel mag zijn van het leerlingendossier.
   De andere afwezigheden, vermeld in het eerste lid, van leerlingen voor wie de school door de onbereikbaarheid van de leerling in kwestie niet in begeleiding kan voorzien, worden, om de regelmatigheid van de leerling te beoordelen, als aanvaardbare afwezigheden beschouwd, als de school kan aantonen dat ze inspanningen geleverd heeft om de betrokken leerling te bereiken.
   De verplichtingen, vermeld in het tweede en derde lid, gelden niet voor het aantal afwezigheden waarover de ouder in het desbetreffende schooljaar zelf mag beslissen omdat ze buiten de 290 halve dagen leerplicht vallen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-04/22, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art.10septies/3. [1 Het dossier, vermeld in artikel 10septies/2, tweede lid, 3°, moet op de school ter inzage zijn voor de verificateurs.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-04/22, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


Art.10septies/4. [1 Kleuters die na de toepassing van artikel 10septies/2, tweede en derde lid, in het schooljaar in kwestie, bovenop het aantal waarover de ouder zelf mag beslissen, nog andere afwezigheden hebben dan aanvaardbare afwezigheden, verliezen hun statuut van regelmatige leerling, vermeld in artikel 20 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-04/22, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>


HOOFDSTUK IIIter. Voorwaarden voor het organiseren van huisonderwijs.
Art. 10octies. <ingevoegd bij BVR 2003-05-09/45, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2003> De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de leerplichtigen en hun ouders die voor huisonderwijs kiezen.

Art. 10novies.[1 Bij stopzetting van het huisonderwijs tijdens het schooljaar brengen de ouders de bevoegde dienst daarvan op de hoogte.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-23/27, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art. 10decies.<ingevoegd bij BVR 2003-05-09/45, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2003> De leerplichtige voldoet niet aan de leerplicht wanneer aan [1 de bepalingen, vermeld in artikel 26 tot en met 26 quater van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of artikel 10novies van dit besluit]1 niet is voldaan. In dat geval wordt dezelfde procedure gevolgd zoals bepaald in artikel 9 van dit besluit en is artikel 5 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht van toepassing.
  ----------
  (1)<BVR 2014-05-23/27, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art.10decies/1. [1 De controle door de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 26ter, § 1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, wordt uitgevoerd na afspraak tussen de onderwijsinspectie en de ouders, waarna ook schriftelijke afspraken volgen over de organisatie en het verloop van de controle.
   Ouders die voor huisonderwijs kiezen verbinden zich ertoe alle documenten te overhandigen die de uitvoering van de voormelde controle mogelijk moeten maken.
   De voormelde controle kan uitgevoerd worden hetzij op de plaats waar het onderwijs wordt verstrekt, hetzij op een plaats die de onderwijsinspectie aanwijst en waarmee de ouders zich akkoord verklaren.
   De voormelde controle wordt uitgevoerd door minstens twee onderwijsinspecteurs, die de mogelijkheid moeten krijgen om de betrokken leerplichtige inzake het huisonderwijs te observeren en te spreken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-05-23/27, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 11-10-2014>

Art.10decies/2.[1 De onderwijsinspectie hanteert tijdens het controlebezoek de volgende criteria om te controleren of het verstrekte huisonderwijs beantwoordt aan de doelstellingen, vermeld in artikel 26bis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997:
   1° de onderwijsdoelen van het huisonderwijs;
   2° de afstemming van het verstrekte huisonderwijs op de leerbehoefte van de leerling;
   3° de planning van het huisonderwijs;
   4° de wijze waarop het huisonderwijs structuur krijgt;
   5° de beschikbaarheid van leermiddelen;
   6° de tijd die besteed wordt aan het huisonderwijs;
   7° het voorzien van een evaluatie van de onderwijsdoelen.
   Aan de hand van de criteria, vermeld in het eerste lid, beoordeelt de onderwijsinspectie meer specifiek:
   1° of voor de leerplichtigen die conform artikel 26bis/2 van het voormelde decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 verplicht zijn een getuigschrift te behalen bij de examencommissie, via het huisonderwijs gewerkt wordt aan een voldoende evenwichtig aanbod van de verschillende leergebieden;
   2° of het huisonderwijs heeft geleid tot meer kennis en vaardigheden;
   3° [2 of, naargelang de leeftijd, alle leergebieden, vermeld in artikel 39 of 40 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, aan bod komen.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-05-23/27, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 11-10-2014>
  (2)<BVR 2020-09-04/22, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 10undecies. [1 Een aanvraag tot het hervatten van huisonderwijs, vermeld in artikel 26ter, § 3, tweede lid, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, wordt door de ouders van de leerplichtige leerling ingediend bij de onderwijsinspectie met een aangetekende brief met ontvangstbevestiging.
   De schriftelijke aanvraag, vermeld in het eerste lid, omvat :
   1° de volledige identificatie van de betrokken leerplichtigen;
   2° de gegevens van de school waar de betrokken leerplichtigen momenteel ingeschreven zijn;
   3° de gegevens over de plaats waar het huisonderwijs zal worden verstrekt;
   4° de gegevens over de personen die het huisonderwijs zullen verstrekken;
   5° de motieven om het huisonderwijs te hervatten;
   6° een omstandige beschrijving van de wijze waarop het huisonderwijs gerealiseerd zal worden, met inbegrip van een beschrijving van de wijze waarop de tekortkomingen, vastgesteld door de onderwijsinspectie die geleid hebben tot haar beslissing dat de leerling zich in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school moet inschrijven, zijn of worden weggewerkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2011-09-09/12, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 20-10-2011>

Art. 10duodecies. [1 § 1. De onderwijsinspectie onderzoekt of er voldoende garanties aanwezig zijn dat het huisonderwijs beantwoordt aan de doelstellingen, vermeld in artikel 26ter, § 3, tweede lid, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en beslist over de mogelijkheid om het huisonderwijs te hervatten.    § 2. Het onderzoek, vermeld in paragraaf 1, wordt uitgevoerd op basis van de schriftelijke aanvraag, vermeld in artikel 10undecies.    § 3. De beslissing, vermeld in paragraaf 1, wordt gemotiveerd en binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van de schriftelijke aanvraag, met een aangetekende brief aan de ouders betekend. De poststempel geldt als datum van de betekening.    In afwijking van het eerste lid wordt de termijn waarin de inspectie een beslissing moet nemen, geschorst tijdens en voor de duur van de kerst-, paas- en zomervakantie.    § 4. Een gebrek aan een beslissing binnen de in paragraaf 3 vermelde termijn, wordt geacht een toestemming voor de hervatting van huisonderwijs te zijn.]1   ----------   (1)
Art. 10terdecies. [1 Met behoud van de toepassing van artikel 10novies kan de hervatting van het huisonderwijs ingaan vanaf een van de volgende tijdstippen :    1° de betekening van de toestemming van de inspectie, vermeld in artikel 10duodecies, § 3;    2° de vijfde kalenderdag na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 10duodecies, § 3.]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK III. - Sancties.
Art.11. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de scholen die niet gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.

Art.12.
  § 1. Als een directie de verplichting voorzien in artikel 6 niet naleeft, stuurt het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 een aanmaning naar het betrokken schoolbestuur.
  § 2. Als de vereiste gegevens binnen tien kalenderdagen na de aanmaning niet aan het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 bezorgd zijn, wordt het betrokken schoolbestuur bij aangetekend schrijven in gebreke gesteld.
  De ingebrekestelling verwijst naar de mogelijke sancties en bepaalt binnen welke termijn het schoolbestuur de nalatigheid ongedaan dient te maken met toevoeging van een rechtvaardiging voor de nalatigheid.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.13.Van de schoolbesturen die tien kalenderdagen na het versturen van het aangetekend schrijven nog steeds in gebreke zijn, legt het [1 Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 het dossier met een voorstel van sanctie voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
  ----------
  (1)<BVR 2007-07-06/44, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.14. § 1. Overeenkomstig artikel 179 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, een beslissing omtrent de voorgestelde sanctie, na het betrokken schoolbestuur gehoord te hebben. Het betrokken schoolbestuur wordt daartoe bij aangetekend schrijven opgeroepen.
  § 2. De beslissing omtrent een sanctie wordt binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na het verhoor, of na het versturen van de oproeping ingeval het betrokken schoolbestuur niet verschenen is, bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur.
  Na het verstrijken van bedoelde termijn kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, geen sanctie meer opleggen.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.15. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1997.

Art. 16. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.