Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Samenstelling en opdracht van de onafhankelijke commissie inclusief onderwijs
Artikel 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, stelt de leden en de voorzitter aan van de onafhankelijke commissie inclusief onderwijs, vermeld in artikel 58, § 3 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
Art.2. De commissie bestaat uit:
1° de voorzitter van de commissie;
2° vier experten uit het hoger onderwijs met deskundigheid op het vlak van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, vanuit het perspectief van een inclusieve onderwijscontext, vanuit de context van het buitengewoon onderwijs en vanuit een juridisch perspectief;
3° zes onderwijsprofessionals waarvan twee uit het gewoon onderwijs, één uit het leersteunmodel, twee uit het buitengewoon onderwijs en één uit de centra voor leerlingenbegeleiding;
4° één ouder van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften, op voordracht van Noozo, de Vlaamse adviesraad handicap;
5° één persoon met een handicap, op voordracht van Noozo, de Vlaamse adviesraad handicap;
6° één leerling, op voordracht van de Vlaamse scholierenkoepel;
7° twee personeelsleden van het Departement Onderwijs en Vorming, die de werking van de commissie ondersteunen.
Als een aangewezen vertegenwoordiger van een geleding niet meer kan deelnemen, wordt een plaatsvervanger aangesteld.
Personeelsleden van het Departement Onderwijs en Vorming kunnen niet als voorzitter aangewezen worden. De functie van secretaris wordt vervuld door een van beide personeelsleden van het Departement Onderwijs en Vorming.
Art.3. De leden van de commissie behartigen de belangen van het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap. Ze oefenen de opdrachten van de commissie op een onafhankelijke wijze uit.
De leden van de commissie verstrekken geen informatie over interne werkzaamheden aan derden, met behoud van de toepassing van de regels van openbaarheid van bestuur.
Art.4. Het mandaat van de leden van de commissie loopt tot en met 30 juni 2024.
Art.5. De commissie heeft als opdracht een advies te formuleren over de evolutie naar een nog meer inclusief onderwijs en de rol van gewoon en buitengewoon onderwijs. Dat houdt ten minste in dat de commissie:
1° nagaat op welke wijze een gefaseerde evolutie naar een nog meer inclusief onderwijssysteem verder gezet kan worden, conform het decreet van 8 mei 2009 houdende instemming met het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en het facultatief protocol bij het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, opgemaakt in New York op 13 december 2006;
2° een visie en strategie ontwikkelt over hoe dat beleidsmatig aangepakt kan worden;
3° een concreet plan van aanpak voorstelt dat maximaal rekening houdt met de haalbaarheid en uitvoerbaarheid voor de onderwijsinstellingen en hun personeelsleden, voor ouders en leerlingen;
4° de rol van het buitengewoon onderwijs expliciteert die ze ziet in de gefaseerde evolutie naar een nog meer inclusief onderwijssysteem.
De commissie kan een beroep doen op de diensten van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming om gegevens te verkrijgen die nuttig kunnen zijn voor de opmaak van het advies.
Personeelsleden van de onderwijsinstellingen, centra voor leerlingenbegeleiding, leersteuncentra, pedagogische begeleidingsdiensten, belangenorganisaties en andere organisaties van het middenveld die de commissie als relevant beschouwt, worden bij de opmaak van het advies betrokken. De commissie is vrij de werkwijze daarvoor te bepalen.
Art.6. Het advies wordt in consensus tussen de leden van de commissie opgesteld en uiterlijk tegen 30 juni 2024 bezorgd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, bezorgt het advies aan het Vlaams Parlement en legt het advies voor aan de Vlaamse onderwijsraad.
HOOFDSTUK 2. - Personeel
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.7. Dit hoofdstuk is van toepassing op:
1° de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het ondersteunend personeel en het leerondersteunend personeel, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 4, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, die tewerkgesteld zijn in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun;
2° de leden van het leerondersteunend personeel, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 4, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, die tewerkgesteld zijn in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
Afdeling 2. - De ambten
Art.8. De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, vermeld in artikel 7, 1°, kunnen uitoefenen in een leersteuncentrum, worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:
1° wervingsambten: nihil;
2° selectieambten: nihil;
3° bevorderingsambten: directeur.
Art.9. De ambten die de leden van het ondersteunend personeel, vermeld in artikel 7, 1°, kunnen uitoefenen in een leersteuncentrum, worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:
1° wervingsambten: administratief medewerker;
2° selectieambten: nihil;
3° bevorderingsambten: nihil.
Art.10. De ambten die de leden van het leerondersteunend personeel, vermeld in artikel 7, kunnen uitoefenen in een leersteuncentrum, worden als volgt vastgelegd en ingedeeld:
1° wervingsambten: leerondersteuner;
2° selectieambten: coördinator;
3° bevorderingsambten: nihil.
Afdeling 3. - De wijze waarop het salaris wordt toegekend
Art.11. Het personeelslid dat aangesteld is in een bevorderingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, in een wervingsambt van het ondersteunend personeel of in een wervings- of selectieambt van het leerondersteunend personeel in een leersteuncentrum, heeft recht op een salaris dat wordt uitgedrukt in zesendertigsten.
Art.12. De bezoldiging van een personeelslid dat een ambt van het leerondersteunend personeel of het ambt van directeur uitoefent, wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.
De bezoldiging van een personeelslid dat het ambt van administratief medewerker uitoefent, wordt vastgesteld op grond van de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs.
Afdeling 4. - De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen
Art.13. Voor de toepassing van deze afdeling gelden artikel 4, § 1 en § 2, artikel 6 en artikel 7, § 1, 1., 7. en 25., van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.
Art.14. § 1. De vereiste bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen van de personeelsleden vermeld in artikel 7, worden als volgt bepaald:
1° de directeur:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste bachelor; | 748 |
ten minste master. | 711 |
2° de administratief medewerker:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste hso; | 202 |
ten minste bachelor; | 158 |
ten minste master. | 542 |
3° de coördinator:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste bachelor; | 413 |
ten minste master. | 540 |
4° de leerondersteuner:
vereist bekwaamheidsbewijs | salarisschaal |
ten minste bachelor; | 148 |
ten minste master. | 501 |
§ 2. De salarisschalen, vermeld in paragraaf 1, zijn vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs.
Afdeling 5. - De prestatieregeling en de opdracht
Art.15. De wekelijkse opdracht voor de leerondersteuner bedraagt 36 klokuren en omvat:
1° de kerntaak, vermeld in artikel 73quinquies, § 4, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 47quinquies, § 4, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
2° de administratieve taken die verbonden zijn aan de eigen functie;
3° de dienstverplaatsingen, vermeld in artikel 12septies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 17septies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De wekelijkse opdracht voor de leerondersteuner die deeltijds is aangesteld, bedraagt een evenredig deel van de klokuren vermeld in het eerste lid. Een deeltijdse opdracht kan worden uitgeoefend in hele klokuren vanaf minstens één klokuur.
Art.16. De wekelijkse opdracht voor de coördinator bedraagt 36 klokuren.
De wekelijkse opdracht voor de coördinator die in een deeltijdse betrekking is aangesteld, bedraagt een evenredig deel van de klokuren vermeld in het eerste lid. Een deeltijdse opdracht kan worden uitgeoefend in hele klokuren vanaf minstens één klokuur.
Art.17. De wekelijkse opdracht voor het ondersteunend personeel bedraagt 36 klokuren.
De wekelijkse opdracht voor het ondersteunend personeel dat in een deeltijdse betrekking is aangesteld, bedraagt een evenredig deel van de klokuren vermeld in het eerste lid. Een deeltijdse opdracht kan worden uitgeoefend in hele klokuren vanaf minstens één klokuur.
Art.18. Het personeelslid dat zitting heeft in een lokaal inspraakorgaan dat opgericht is door of krachtens een wet of een decreet, krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat inspraakorgaan bij te wonen. De dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Afdeling 6. - De jaarlijkse vakantie
Art.19. § 1. De personeelsleden van het ondersteunend personeel, vermeld in artikel 7, hebben een jaarlijkse vakantie die bestaat uit de periodes, vermeld in artikel 4 en 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs en in het deeltijds kunstonderwijs, dat erkend of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, eventueel verminderd met een aantal te presteren dagen als vermeld in artikel 20 en 21.
§ 2. Een personeelslid heeft recht op een ononderbroken vakantie van vijf weken tijdens de zomervakantie, waarin de periode van 15 juli tot en met 15 augustus valt.
Art.20. § 1. De inrichtende macht kan de personeelsleden van het ondersteunend personeel, vermeld in artikel 7, tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 19, verplichten om maximaal twaalf dagen prestaties te leveren, waarvan maximaal tien prestatiedagen tijdens de zomervakantie.
Die prestatiedagen zijn volledige dagen. De inrichtende macht kan na akkoord met het betrokken personeelslid ook beslissen om de prestatiedagen in halve prestatiedagen op te delen.
§ 2. De inrichtende macht legt jaarlijks het totale aantal in paragraaf 1 vermelde prestatiedagen vast, alsook de verdeling van die prestatiedagen. Ze deelt uiterlijk vóór de kerstvakantie voor het daaropvolgende kalenderjaar aan de betrokken personeelsleden van het ondersteunend personeel hun prestatiedagen mee alsook de verdeling ervan. Als de inrichtende macht, behalve in geval van overmacht, vóór de kerstvakantie geen prestatiedagen meedeelt, betekent dat dat de inrichtende macht voor het daaropvolgende kalenderjaar niet gebruikmaakt van de mogelijkheid, vermeld in paragraaf 1. Als een personeelslid in dienst treedt na de kerstvakantie, deelt de inrichtende macht aan dat personeelslid op het ogenblik van de indiensttreding het aantal prestatiedagen mee, bepaald conform paragraaf 1, alsook de verdeling van die prestatiedagen over de resterende vakantieperiodes van het kalenderjaar.
§ 3. De inrichtende macht spreidt de prestatiedagen, vermeld in paragraaf 1 en 2, over de betrokken personeelsleden van het ondersteunend personeel volgens een regeling die zo veel mogelijk rekening houdt met de aard van het ambt, de omvang van de opdracht, de concrete mogelijkheden van de betrokkene en de werkzaamheden die in de instelling moeten worden verricht, en die bovendien rekening houdt met een billijke verdeling van de taken.
Die regeling maakt het voorwerp uit van onderhandelingen die worden gevoerd binnen het bevoegde onderhandelingscomité.
§ 4. Het personeelslid van het ondersteunend personeel dat naast de prestatiedagen, vermeld in paragraaf 1, om uitzonderlijke dienstredenen op verzoek van de inrichtende macht ermee instemt om een of meer extra prestatiedagen te werken tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 19, krijgt voor die extra prestatiedagen in evenredige mate vervangende vakantiedagen, die hij buiten de jaarlijkse vakantie kan opnemen.
Art.21. § 1. De prestatiedagen tijdens de jaarlijkse vakantie, vermeld in artikel 20, gelden altijd voor personeelsleden die belast zijn met een voltijdse opdracht.
Als een personeelslid belast is met een deeltijdse opdracht, wordt het aantal gevraagde prestatiedagen verhoudingsgewijs aangepast.
§ 2. Een begonnen dag wordt altijd aangerekend als een volledige prestatiedag.
Als de inrichtende macht na akkoord met een personeelslid beslist heeft om de prestatiedagen in te delen in halve prestatiedagen, in overeenstemming met artikel 20, § 1, tweede lid, wordt een begonnen dag als een halve prestatiedag aangerekend.
Afdeling 7. - Overgangsbepalingen
Art.22.§ 1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder een betrekking van ondersteuner: een betrekking die is opgericht op basis van de personeelsomkadering, vermeld in artikel 172quinquies en 172quinquies/1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 314/8 en 314/9 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
§ 2. Voor een personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2023 aangesteld was in een betrekking van ondersteuner en dat vanaf 1 september 2023 en uiterlijk op 15 november 2023 aangesteld wordt in een ambt van het leerondersteunend personeel, geldt het volgende:
1° wie op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2023, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit was van hetzij een vereist, hetzij een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt of vak waarin hij was aangesteld tijdens de uitoefening van de betrekking van ondersteuner en geen vereist bekwaamheidsbewijs heeft voor het ambt van het leerondersteunend personeel waarin hij wordt aangesteld, wordt geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor dat ambt;
2° voor het personeelslid blijft de salarisschaal gelden die hem op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2023, werd verleend voor het ambt of vak waarin hij was aangesteld tijdens de uitoefening van de betrekking van ondersteuner, tenzij die salarisschaal gelijk is aan een van de salarisschalen, zoals vermeld in artikel 14, § 1, 3° en 4°, of tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover hij beschikt, recht geeft op een hogere salarisschaal;
3° het personeelslid behoudt voor de berekening van zijn salaris de tijd waarin het personeelslid diensten heeft verstrekt als werknemer of als zelfstandige, en die als nuttige ervaring was erkend conform artikel 17 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
4° voor het personeelslid blijven de niet-verworven salarisschalen gelden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning van een bepaalde niet-verworven salarisschaal aan sommige personeelsleden van het onderwijs en het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 betreffende de toekenning van een niet-verworven salarisschaal voor de houders van het getuigschrift grondige kennis verplichte tweede taal Frans, die hem werden verleend voor het ambt of vak, waarin hij was aangesteld [1 tijdens de uitoefening van de betrekking van ondersteuner;]1.
[1 het personeelslid behoudt voor de berekening van zijn salaris de in aanmerkingneming van de diensten verstrekt in de privщsector, als werknemer of als zelfstandige, op voorwaarde dat ze werden erkend als geldelijke anciыnniteit volgens artikel 16ter van het Koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.]1
§ 3. De overgangsmaatregel, vermeld in paragraaf 2, 3°, is ook van toepassing op een personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2023 aangesteld was in een betrekking van ondersteuner en dat vanaf 1 september 2023 en uiterlijk op 15 november 2023 aangesteld wordt in een ambt van directeur in een leersteuncentrum, als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
§ 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend vanaf 1 september 2023. De personeelsleden voor wie die overgangsmaatregelen gelden, behouden die overgangsmaatregelen na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.
----------
(1)<BVR 2023-09-22/14, art. 99, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2023> HOOFDSTUK 3. - De aanwending van de omkaderingspunten
Art.23. De personeelsomkadering waar een leersteuncentrum recht op heeft conform artikel 35 tot en met artikel 43 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun en artikel 50 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, wordt als volgt aangewend:
1° voor een voltijdse betrekking:
ambt | salarisschaal | puntenwaarde |
directeur | 748 | 110 |
| 711 | 160 |
administratief medewerker | 202 | 63 |
| 158 | 82 |
| 542 | 120 |
coördinator | 413 | 100 |
| 540, 599 | 140 |
leerondersteuner | 143, 148, 302, 346, 347 | 85 |
| 501, 599 | 126 |
2° bij een halftijdse betrekking in het ambt van directeur: de voormelde puntenwaarden worden gehalveerd;
3° bij een deeltijdse betrekking in het ambt van administratief medewerker: de punten voor de omkadering worden als volgt berekend:
uren | puntenwaarde |
| 63 | 82 | 120 |
1 | 2 | 2 | 3 |
2 | 4 | 5 | 7 |
3 | 5 | 7 | 10 |
4 | 7 | 9 | 13 |
5 | 9 | 11 | 17 |
6 | 11 | 14 | 20 |
7 | 12 | 16 | 23 |
8 | 14 | 18 | 27 |
9 | 16 | 21 | 30 |
10 | 18 | 23 | 33 |
11 | 19 | 25 | 37 |
12 | 21 | 27 | 40 |
13 | 23 | 30 | 43 |
14 | 25 | 32 | 47 |
15 | 26 | 34 | 50 |
16 | 28 | 36 | 53 |
17 | 30 | 39 | 57 |
18 | 31,5 | 41 | 60 |
19 | 33 | 43 | 63 |
20 | 35 | 46 | 67 |
21 | 37 | 48 | 70 |
22 | 39 | 50 | 73 |
23 | 40 | 52 | 77 |
24 | 42 | 55 | 80 |
25 | 44 | 57 | 83 |
26 | 46 | 59 | 87 |
27 | 47 | 62 | 90 |
28 | 49 | 64 | 93 |
29 | 51 | 66 | 97 |
30 | 53 | 68 | 100 |
31 | 54 | 71 | 103 |
32 | 56 | 73 | 107 |
33 | 58 | 75 | 110 |
34 | 60 | 77 | 113 |
35 | 61 | 80 | 117 |
36 | 63 | 82 | 120 |
4° bij een deeltijdse betrekking in het ambt van coördinator: de punten voor de omkadering worden als volgt berekend:
uren | puntenwaarde |
| 100 | 140 |
1 | 3 | 4 |
2 | 6 | 8 |
3 | 8 | 12 |
4 | 11 | 16 |
5 | 14 | 19 |
6 | 17 | 23 |
7 | 19 | 27 |
8 | 22 | 31 |
9 | 25 | 35 |
10 | 28 | 39 |
11 | 31 | 43 |
12 | 33 | 47 |
13 | 36 | 51 |
14 | 39 | 54 |
15 | 42 | 58 |
16 | 44 | 62 |
17 | 47 | 66 |
18 | 50 | 70 |
19 | 53 | 74 |
20 | 56 | 78 |
21 | 58 | 82 |
22 | 61 | 86 |
23 | 64 | 89 |
24 | 67 | 93 |
25 | 69 | 97 |
26 | 72 | 101 |
27 | 75 | 105 |
28 | 78 | 109 |
29 | 81 | 113 |
30 | 83 | 117 |
31 | 86 | 121 |
32 | 89 | 124 |
33 | 92 | 128 |
34 | 94 | 132 |
35 | 97 | 136 |
36 | 100 | 140 |
5° bij een deeltijdse betrekking in het ambt van leerondersteuner: de punten voor de omkadering worden als volgt berekend:
uren | puntenwaarde |
| 85 | 126 |
1 | 2 | 4 |
2 | 5 | 7 |
3 | 7 | 11 |
4 | 9 | 14 |
5 | 12 | 18 |
6 | 14 | 21 |
7 | 17 | 25 |
8 | 19 | 28 |
9 | 21 | 32 |
10 | 24 | 35 |
11 | 26 | 39 |
12 | 28 | 42 |
13 | 31 | 46 |
14 | 33 | 49 |
15 | 35 | 53 |
16 | 38 | 56 |
17 | 40 | 60 |
18 | 42 | 63 |
19 | 45 | 67 |
20 | 47 | 70 |
21 | 50 | 74 |
22 | 52 | 77 |
23 | 54 | 81 |
24 | 57 | 84 |
25 | 59 | 88 |
26 | 61 | 91 |
27 | 64 | 95 |
28 | 66 | 98 |
29 | 68 | 102 |
30 | 71 | 105 |
31 | 73 | 109 |
32 | 76 | 112 |
33 | 78 | 116 |
34 | 80 | 119 |
35 | 83 | 123 |
36 | 85 | 126 |
Art.24. In afwijking van artikel 23 kan de personeelsomkadering waar een leersteuncentrum recht op heeft conform artikel 35 tot en met artikel 43 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun en artikel 50 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, niet aangewend worden om een betrekking op te richten van directeur in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Art.25. In artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan punt A wordt een punt z) toegevoegd, dat luidt als volgt:
"z) de werkelijke diensten die het personeelslid heeft verstrekt in een bezoldigde betrekking met volledige prestaties in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.";
2° aan punt B wordt een punt p) toegevoegd, dat luidt als volgt:
"p) de werkelijke diensten die het personeelslid heeft verstrekt in een bezoldigde betrekking met onvolledige prestaties in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.".
Afdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art.26. Aan artikel 14, eerste lid, van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 en 9 september 2016, wordt een punt 12° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"12° in een bezoldigde betrekking met volledige of onvolledige prestaties in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.".
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de opdracht van het personeel in het basisonderwijs
Art.27. Aan artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de opdracht van het personeel in het basisonderwijs wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Dit besluit is niet van toepassing op het leerondersteunend personeel in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.".
Afdeling 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs en betreffende coördinatieopdrachten door ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs
Art.28. In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs en betreffende coördinatieopdrachten door ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, worden de woorden "en betreffende coördinatieopdrachten door ondersteuningsnetwerken in het basis- en secundair onderwijs" opgeheven.
Art.29. Aan artikel 1 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Dit besluit is niet van toepassing op het leerondersteunend personeel in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.".
Art.30. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 januari 2006 en 16 mei 2008, worden punt 4°, 5°, 7°, 8° en 11° opgeheven.
Art.31. In artikel 4 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt:
" § 4. Scholen die in het schooljaar 2016-2017 minimaal tien leerlingen begeleidden in het geïntegreerd onderwijs, mogen de leerlingen die ze op de eerste schooldag van oktober van 2016 in begeleiding hadden, blijven meetellen voor de toepassing van paragraaf 1.".
Art.32. In hetzelfde besluit wordt artikel 18, 19, 20 en 21 opgeheven.
Art.33. In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 5/1, dat bestaat uit artikel 28/1, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, opgeheven.
Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 1997 betreffende de controle op de inschrijvingen van leerlingen in het basisonderwijs
Art.34. In artikel 10ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 1997 betreffende de controle op de inschrijvingen van leerlingen in het basisonderwijs, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 5°, b), tweede lid, wordt het woord "verslag" vervangen door de zinsnede "IAC-verslag";
2° in punt 5°, c), tweede lid, 2), worden de woorden "inschrijvingsverslag of een verslag" vervangen door de zinsnede "IAC-verslag".
Afdeling 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 houdende oprichting en samenstelling van de lokale comités voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.
Art.35. Aan artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2000 houdende oprichting en samenstelling van de lokale comités voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2021, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de materies die tot de bevoegdheid behoren van de directeur van een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, wordt een basiscomité voor het leersteuncentrum opgericht. De aangewezen directeur zit het voor.".
Afdeling 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs
Art.36. In artikel 32 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 augustus 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juli 2017 en 20 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 1°, a), wordt de zinsnede "verslag als vermeld in artikel 294, § 2," vervangen door de zinsnede "IAC-verslag als vermeld in artikel 294, § 2, 1°, ";
2° in paragraaf 1, 2°, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"de opheffing door een centrum voor leerlingenbegeleiding van het IAC-verslag, vermeld in punt 1°, a), die onmiddellijk volgt op de beslissing, vermeld in punt 1° en in voorkomend geval, de opmaak van een GC-verslag.";
3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "verslag als vermeld in artikel 294, § 2," vervangen door de zinsnede "IAC-verslag als vermeld in artikel 294, § 2, 1°, ";
4° in paragraaf 2 wordt tussen het eerste en tweede lid, een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"Leerlingen die in het schooljaar 2022-2023 een individueel aangepast curriculum volgden met een verslag voor een inschrijving in opleidingsvorm 4, als vermeld in artikel 294, § 2, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs kunnen met behoud van de toepassing van artikel 31 als regelmatige leerling worden toegelaten:
1° tot een individueel aangepast curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs, bij beslissing van de betrokken personen over het structuuronderdeel na kennisname van het advies van de toelatingsklassenraad van dat structuuronderdeel. Dit kan enkel voor zover er geen inhoudelijke wijziging is van het individueel aangepast curriculum en voor zover het traject in dezelfde school wordt gevolgd;
2° tot het volgen van het gemeenschappelijk curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs, na toelating van de toelatingsklassenraad.";
5° in paragraaf 2 worden in het tweede lid, dat het derde lid wordt, de woorden "eerste lid" vervangen door de woorden "eerst en tweede lid van deze paragraaf".
Art.37. In artikel 32/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2017, wordt de zinsnede "door een wijziging in het verslag vermeld in artikel 294, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010" vervangen door de zinsnede "door een wijziging van het IAC-verslag vermeld in artikel 294, § 2, 1° van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 in een OV4-verslag als vermeld in artikel 294, § 2, 2°, van dezelfde codex".
Art.38. In artikel 55bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "verslag dat toegang geeft tot buitengewoon onderwijs," wordt vervangen door het woord "IAC-verslag";
2° de zin "In afwijking van artikel 1 van dit besluit is deze bepaling niet van toepassing op opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs." wordt opgeheven;
3° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid kan aan de leerlingen met een IAC-verslag voor opleidingsvorm 3 een getuigschrift van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3 gegeven worden, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1° het structuuronderdeel opleidingsvorm 3 waarvoor de studiebekrachtiging uitgereikt wordt, sluit inhoudelijk aan bij het studieaanbod van de school die de studiebekrachtiging uitreikt;
2° de school voor gewoon secundair onderwijs legt voorafgaandelijk contact met een school voor buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 om de overeenkomst na te gaan van de doelen die opgenomen zijn in het individueel aangepast curriculum met de doelstellingen van de overeenkomstige opleiding uit het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3;
3° een vertegenwoordiger van de school voor buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 is een stemgerechtigd lid van de klassenraad van de school voor gewoon secundair onderwijs.
Het model van dit getuigschrift en de onderrichtingen voor het invullen ervan zijn opgenomen in de bijlage 19.".
Art.39. Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage 19 toegevoegd, die bij dit besluit is gevoegd.
Afdeling 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3
Art.40. In artikel 4, eerste lid, 4°, b) van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3, worden de woorden "individuele handelingsplanning" vervangen door de woorden "het individueel aangepast curriculum".
Art.41. In artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021, wordt het eerste lid opgeheven.
Art.42. In bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt het woord "handelingsplan" telkens vervangen door de woorden "individueel aangepast curriculum".
Afdeling 9. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning van een bepaalde niet-verworven salarisschaal aan sommige personeelsleden van het onderwijs
Art.43. In het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toekenning van een bepaalde niet-verworven salarisschaal aan sommige personeelsleden van het onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020, wordt een artikel 2ter ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art.2ter. De niet-verworven salarisschaal vermeld in artikel 3, § 1, 4°, 4bis en 5°, wordt toegekend aan de tijdelijke of vastbenoemde personeelsleden die aangesteld of geaffecteerd zijn in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, in het ambt van leerondersteuner, en waarvoor de Vlaamse Gemeenschap een salaris uitbetaalt.".
Afdeling 10. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005 betreffende de toekenning van een niet-verworven salarisschaal aan personeelsleden die houder zijn van een getuigschrift of diploma buitengewoon onderwijs
Art.44. Aan artikel 1, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005 betreffende de toekenning van een niet-verworven salarisschaal aan personeelsleden die houder zijn van een getuigschrift of diploma buitengewoon onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en 21 november 2014, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"3° in een leersteuncentrum als vermeld in artikel 20, § 1, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.".
Art.45. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en 15 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 8° wordt de zinsnede "opvoeder in het ondersteunend personeel." vervangen door de zinsnede "opvoeder in het ondersteunend personeel;";
2° er wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"9° het leerondersteunend personeel".
Afdeling 11. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot bepaling van de inhoud van het gemotiveerd verslag en van het attest bij het verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in een school voor gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs
Art.46. Het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot bepaling van de inhoud van het gemotiveerd verslag en van het attest bij het verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in een school voor gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, wordt vervangen door wat volgt:
"Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de inhoud van het GC-verslag en van het attest bij het IAC-verslag of OV4-verslag".
Art.47. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
"3° GC-verslag: verslag gemeenschappelijk curriculum, een verslag dat toegang geeft tot leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum, vermeld in artikel 16 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;";
2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
"4° IAC-verslag: verslag individueel aangepast curriculum, een verslag dat toegang geeft tot een individueel aangepast curriculum, vermeld in artikel 15 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en in artikel 294, § 2, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;";
3° er wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"5° OV4-verslag: het verslag, vermeld in artikel 294, § 2, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.".
Art.48. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door wat volgt:
"HOOFDSTUK 2. - IAC-verslag en OV4-verslag".
Art.49. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 september 2016 en 20 juli 2018 wordt aan punt 5°, c) een punt 6) toegevoegd dat luidt als volgt:
"6) na het overleg in een school voor gewoon onderwijs met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling in die school voor gewoon onderwijs mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, vermeld in artikel 37/11, § 2 en § 3 en artikel 37/48, § 2 en § 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 253/6, § 2 en § 3 en artikel 253/37, § 2 en § 3 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;".
Art.50. In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt het woord "verslag" telkens vervangen door de zinsnede "IAC-verslag of OV4-verslag".
Art.51. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, wordt het woord "verslag" vervangen door de zinsnede "IAC-verslag of OV4-verslag".
Art.52. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk 3 vervangen door wat volgt:
"HOOFDSTUK 3. - GC-verslag".
Art.53. In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 en 4 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 1°, c), wordt het woord "ondersteuning" vervangen door het woord "leersteun" en wordt het woord "ondersteuningsmodel" vervangen door het woord "leersteunmodel";
2° in het eerste lid wordt 3° vervangen door wat volgt:
"3° een algemene omschrijving van de leersteun die de school voor gewoon onderwijs nodig heeft. Dat gebeurt in dialoog tussen de school voor gewoon onderwijs, de ouders, het CLB en het leersteuncentrum. Als ouders niet akkoord gaan met de opmaak of inhoud van het GC-verslag, wordt dat vermeld in het GC-verslag, maar kan een inzet van leersteun die gericht is op de leerkracht of het schoolteam niet verhinderd worden;";
3° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"Indien geen handelingsgericht diagnostisch traject doorlopen werd, maar een GC-verslag wordt opgemaakt op basis van een handelingsgericht advies omdat het door het CLB reeds doorlopen traject met de school, de leerling en de ouders voldoende informatie biedt, worden de elementen vermeld in 1° beschreven op basis van de informatie uit het reeds doorlopen traject.";
4° het bestaande tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt:
"Het GC-verslag voor leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum, vermeld in hoofdstuk 3 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun, wordt geregistreerd in het multidisciplinair dossier van de leerling.";
5° het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt:
"De datum van registratie in het multidisciplinair dossier van de leerling geldt als datum van opmaak van het GC-verslag. Het GC-verslag bevat ook een ingangsdatum.".
Art.54. Aan artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Met toepassing van artikel 23, vijfde lid van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun en in het kader van de signaalfunctie, vermeld in artikel 2, 11°, a), van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, monitort elk CLB jaarlijks het aantal GC-verslagen, IAC-verslagen en OV4-verslagen in de scholen voor gewoon onderwijs die het begeleidt. De monitoring wordt jaarlijks toegelicht en besproken in de leersteunraad van het leersteuncentrum waarbij de scholen voor gewoon onderwijs aangesloten zijn.".
Afdeling 12. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering en tot verdere uitvoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
Art.55. In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering en tot verdere uitvoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, worden de woorden "verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs" vervangen door de zinssnede "IAC- verslag of OV4-verslag".
Afdeling 13. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 tot operationalisering van de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art.56. In artikel 24/1, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 tot operationalisering van de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2022, worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt:
"1° IAC-verslag of OV4-verslag;
2° GC-verslag;".
Art.57. In artikel 28/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
"In afwijking van artikel 28 hebben personeelsleden van de school waar de leerling met een IAC-verslag, OV4-verslag of een GC-verslag ingeschreven is of de lessen volgt en die rechtstreeks betrokken zijn bij het onderwijs aan de leerling, recht op inzage van het IAC-verslag, het OV4-verslag of het GC-verslag uit het multidisciplinaire dossier van de leerling, zo lang ze rechtstreeks betrokken zijn bij het onderwijs van de leerling.";
2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
"Bij het centrum voor leerlingenbegeleiding dat instaat voor de begeleiding en de ondersteuning van de leerling met een IAC-verslag, OV4-verslagof GC-verslag, is het centrum zelf verwerkingsverantwoordelijke. Bij de school waar de leerling met een IAC-verslag, OV4-verslag of GC-verslag is ingeschreven, is het schoolbestuur van de school waar de leerling met een IAC-verslag, OV4-verslag of een GC-verslag is ingeschreven, de verwerkingsverantwoordelijke.".
Afdeling 14. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2022 over de organisatie van het secundair onderwijs, wat leerlingen betreft
Art.58. Aan artikel 4, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2022 over de organisatie van het secundair onderwijs, wat leerlingen betreft, wordt een punt g) toegevoegd dat luidt als volgt:
"g) de leerondersteuners die bevoegd zijn om leersteun te bieden aan de betrokken leerlingen.".
Art.59. In artikel 10, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit wordt het woord "verslag" vervangen door het woord "IAC-verslag".
Art.60. In artikel 32 van hetzelfde besluit wordt het woord "verslag" telkens vervangen door het woord "IAC-verslag".
Art.61. In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "verslag, als vermeld in artikel 294, § 2," vervangen door de zinsnede "IAC-verslag als vermeld in artikel 294, § 2, 1°, ";
2° tussen het eerste en tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Leerlingen die in het schooljaar 2022-2023 een individueel aangepast curriculum volgden met een verslag voor een inschrijving in opleidingsvorm 4, als vermeld in artikel 294, § 2, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs kunnen met behoud van de toepassing van onderafdeling 4 als regelmatige leerling worden toegelaten:
3° tot een individueel aangepast curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs, bij beslissing van de betrokken personen over het structuuronderdeel na kennisname van het advies van de klassenraad van dat structuuronderdeel. Dit kan enkel voor zover er geen inhoudelijke wijziging is van het individueel aangepast curriculum en voor zover het traject in dezelfde school wordt gevolgd;
4° tot het volgen van het gemeenschappelijk curriculum van een structuuronderdeel van het voltijds gewoon secundair onderwijs, na toelating van de klassenraad.";
3° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt na het woord "eerste" de woorden "en tweede" ingevoegd.
Art.62. In artikel 75 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt.
"In afwijking van het eerste lid, 1°, kan aan de leerlingen met een IAC-verslag voor opleidingsvorm 3, een getuigschrift van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3 gegeven worden, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1° het structuuronderdeel opleidingsvorm 3 waarvoor de studiebekrachtiging uitgereikt wordt, sluit inhoudelijk aan bij het studieaanbod van de school die de studiebekrachtiging uitreikt;
2° de school voor gewoon secundair onderwijs legt voorafgaandelijk contact met een school voor buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 om de overeenkomst na te gaan van de doelen die opgenomen zijn in het individueel aangepast curriculum met de doelstellingen van de overeenkomstige opleiding uit het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 3;
3° een vertegenwoordiger van de school voor buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 is een stemgerechtigd lid van de klassenraad van de school voor gewoon secundair onderwijs.
De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, legt het model van dit getuigschrift en de regels om ze in te vullen, vast.".
Art.63. Artikel 85 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.64. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2023.
Art.65. De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 04-08-2023, p. 65530)
Art. N2.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 04-08-2023, p. 65534)