Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 OKTOBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de invoering van een nieuw omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs



Inhoudstafel:


Art. 1-29



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992035686  1994035273  1997035827  1997035953  1997035969  1997035972  2002036473  2006035585  2006036678  2009035912  2009036148 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, wordt het opschrift van afdeling A vervangen door wat volgt :
  " Afdeling A. Basisomkadering ".

Art.2. In hoofdstuk III, afdeling A, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 november 2010, wordt het opschrift van onderafdeling 1 opgeheven.

Art.3. Artikel 5bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2002 en opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
  " Art. 5bis. § 1. Uit de basisomkadering van het kleuteronderwijs, verkregen volgens artikel 131 van het decreet, kunnen, in het kleuteronderwijs, betrekkingen worden ingericht :
  1° in het ambt van kleuteronderwijzer;
  2° in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding.
  § 2. De basisomkadering van het kleuteronderwijs, verkregen volgens artikel 131 van het decreet, wordt als volgt omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van kleuteronderwijzer of leermeester lichamelijke opvoeding :
  1° van de basisomkadering van het kleuteronderwijs worden de lestijden onderwijsopdracht die, in voorkomend geval, de directeur of de adjunct-direteur presteren in het kleuteronderwijs, afgetrokken;
  2° de overige lestijden worden gedeeld door 24 tot op de eenheid voor het ambt van kleuteronderwijzer of leermeester lichamelijke opvoeding. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.
  § 3. Voor de schooljaren 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015 kan de basisomkadering van het kleuteronderwijs, mits er een tekort wordt vastgesteld aan kleuteronderwijzers met een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs of kleuteronderwijzers met een ander bekwaamheidsbewijs die de opleiding bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs volgen, worden ingericht in het ambt van kinderverzorger, na omzetting volgens de onderstaande tabel :


lestijdenuren kinderverzorger
12
23
35
46
58
610
711
813
914
1016
1117
1219
1321
1422
1524
1625
1727
1829
1930
2032
§ 4. Uit de basisomkadering van het lager onderwijs, verkregen volgens artikel 131 van het decreet, kunnen, in het lager onderwijs, betrekkingen worden ingericht in de volgende ambten :
  1° onderwijzer;
  2° leermeester lichamelijke opvoeding;
  3° leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer.
  § 5. De basisomkadering van het lager onderwijs, verkregen volgens artikel 131 van het decreet, wordt als volgt omgerekend naar de gefinancierde of gesubsieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van onderwijzer, leermeester lichamelijke opvoeding of leermeester godsienst of niet-confessionele zedenleer :
  1° van de basisomkadering van het lager onderwijs worden, in voorkomend geval, de lestijden onderwijsopdracht afgetrokken die de directeur of de adjunct-directeur presteren in het lager onderwijs;
  2° de overige lestijden worden gedeeld door 24 tot op de eenheid voor het ambt van onderwijzer, leermeester lichamelijke opvoeding of leermeester godsdienst of niet-confessionele zedenleer. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijk aantal volledige betrekkingen.
  § 6. De onderwijsopdracht van de directeur of de adjunct-directeur van een basisschool kan geput worden uit de basisomkadering, toegekend volgens artikel 131 van het decreet.
  § 7. Ter uitvoering van artikel 173sexies van het decreet wendt een school voor gewoon basisonderwijs in zijn kleuteronderwijs minstens 7,7 % van de lestijden volgens de schalen verkregen volgens artikel 132 van het decreet aan voor het leergebied lichamelijke opvoeding en in zijn lager onderwijs minstens 1,2 %. Het aldus bekomen aantal lestijden wordt als volgt afgerond : als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgrond naar het lagere geheel getal.
  De lestijden bekomen door toepassing van het percentage 1,2 en de voorziene afronding moeten in het lager onderwijs aangewend worden om de werkdruk van het onderwijzend personeel te verminderen ten opzichte van de toestand voor de invoering van de aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs. Hiervoor moeten de criteria onderhandeld worden in het bevoegde lokaal comité ".

Art.4. Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 11 januari 2002 en 16 mei 2008, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 6. § 1. Met toepassing van artikel 133, § 2, van het decreet wordt het leerlingenkenmerk 2, vermeld in artikel 133, § 1, b), vastgesteld aan de hand van de gegevens over de toegekende schooltoelagen, van de afdeling Studietoelagen van het agentschap AHOVOS, Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen op basis van de beschikbare gegevens op 28 februari van het voorgaande schooljaar.
  § 2. Met toepassing van artikel 133, § 2, van het decreet worden het leerlingenkenmerk 1, vermeld in artikel 133, § 1, a), van het decreet, en het leerlingenkenmerk 3, vermeld in artikel 133, § 1, c), van het decreet, vastgesteld op basis van de gegevens, verzameld via een verklaring op erewoord van de ouders of voogd van de leerling.
  Bij de verzameling van de gegevens vie de verklaring op erewoord wordt gebruikgemaakt van de vragen, vermeld in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2009 houdende de werkingsbudgetten in het basisonderwijs en de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs.
  De gegevens, verzameld voor leerlingenkenmerk 3, worden verwerkt op de wijze, vermeld in bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2009 houdende de werkingsbudgetten in het basisonderwijs en de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs.
  Voor alle leerlingen die op de eerste schooldag van februari 2012 ingeschreven waren, zijn de gegevens over leerlingenkenmerk 1 en 3, die met het oog op de telling voor de berekening van het werkingsbudget verzameld zijn, van toepassing. Voor de leerlingen die nog niet ingeschreven waren, worden de gegevens over die kenmerken verzameld bij hun eerste inschrijving in een school, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
  Wijzigingen in de gegevens van leerlingenkenmerk 1 en 3 kunnen uitsluitend worden aanvaard als er een nieuwe verklaring op erewoord van de ouders of voogd van de leerling is.
  De verklaringen op erewoord die gebruikt worden om de gegevens voor leerlingenkenmerk 1 en 3 te verzamelen, worden ten minste vijftien jaar bewaard door de school.
  § 3. Met toepassing van artikel 140, § 1, 6°, zevende lid, van het decreet is het verblijf op zich in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning een voldoende bewijs.
  § 4. Met toepassing van artikel 140, § 1, 6°, zevende lid, van het decreet is het verblijf op zich in een tehuis voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben, een voldoende bewijs.
  § 5. Met toepassing van artikel 140, § 1, 6°, zevende lid, van het decreet wordt de indicator " die geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor bijzondere jeugdzorg ", vermeld in artikel 140, § 1, 6°, c), van het decreet, vastgesteld op basis van een van de volgende attesten :
  1° een kopie van de beslissing van de jeugdrechtbank;
  2° een kopie van de beslissing van het comité voor bijzondere jeugdzorg;
  3° een verklaring van de betrokken instelling waaruit blijkt dat het om een plaatsing gaat in het kader van de bijzondere jeugdzorg of de jeugdbescherming door de jeugrechter of het comité voor bijzondere jeugdzorg. Het is niet noodzakelijk dat gespecificeerd wordt om welk van beide instanties het gaat.
  § 6. Met toepassing van artikel 140, § 1, 6°, zevende lid, van het decreet wordt de indicator " de ouders behoren tot de trekkende bevolking ", vermeld in artikel 140, § 1, 6°, d), van het decreet, vastgesteld op basis van een van de volgende attesten :
  1° een attest van gezinssamenstelling, waaruit blijkt dat beide ouders binnenschipper of kermis- of circusexploitant of -artiest zijn;
  2° een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben;
  3° een kopie uit het handelsregister, waaruit blijkt dat beide ouders kermis- of circusexploitant of -artiest zijn;
  4° een lidmaatschapskaart van de ouders van foorreiziger of kermisexploitant;
  5° een formulier dat ingevuld is door de VZW die door de Vlaamse Gemeenschaperkend erkend is of door een specifieke dienst of cell van een stad of gemeente, waaruit blijkt dat de ouders tot de Roma of andere trekkende bevolking met een nomadische cultuur behoren (o.a. Rom, Voyageurs, Manoesj);
  6° een document, opgesteld door een officiële instantie van het land van herkomst, waaaruit blijkt dat de persoon Roma is. Bij documenten die opgesteld zijn in een andere taal dan het Nederlands, Frans, Engels of Duits, kan een Nederlandse vertaling gevraagd worden, opgesteld door een Belgische beëdigde vertaler;
  7° gedurende de periode dat de asielprocedure loopt, een document dat bij de asielaanvraag gevoegd is, waarin verklaard wordt dat de aanvrager Roma is;
  8° een verklaring van een asielcentrum dat de persoon bekendstaat als Roma;
  9° een verklaring van de burgemeester dat het vermelde adres een terrein is dat specifiek bedoeld is voor de trekkende bevolking met een nomadische cultuur (o.a. Rom, Voyageurs, Manoesj).
  De attesten die gebruikt worden om de gegevens te verzamelen, worden ten minste vijftien jaar bewaard door de school.
  § 7. Met toepassing van artikel 140, § 1, 6°, zevende lid, van het decreet wordt de indicator " thuisloos ", vermeld in artikel 140, § 1, 6°, e), van het decreet, vastgesteld op basis van een verklaring van de persoon, de voorziening of de sociale dienst die de leerling tijdelijk op permanent opneemt.
  De verklaringen op erewoord die gebruikt worden om de gegevens te verzamelen, worden ten minste vijftien jaar bewaard door de school. ".

Art.5. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, wordt een artikel 6bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 6bis. Met toepassing van artikel 140, § 1, 3°, van het decreet worden de vestigingsplaatsen in het Vlaamse Gewest gegeopositioneerd op basis van de geografische coördinaten, beschikbaar bij het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen, op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de technische voorschriften van de CRAB-specificaties, vermeld in artikel 5 van het ministerieel besluit van 25 maart 2011 tot vaststelling van de CRAB-specificaties.
  Indien de positie van een vestigingsplaats beschikbaar bij AGIV zich niet ten minste op het perceel bevindt waar de vestigingsplaats ligt, wordt er in afwijking van het eerste lid, gewerkt met de geopositie van de betrokken vestigingsplaats zoals deze, beschikbaar is in de bestanden van het ministerie van onderwijs en vorming.
  Met toepassing van artikel 140, § 1, 3°, van het decreet worden de vestigingsplaatsen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gegeopositioneerd op basis van de geografische coördinaten, beschikbaar bij de dienst van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die bevoegd is voor geopositionering, op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar.
  Indien de positie van een vestigingsplaats beschikbaar bij de dienst van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die bevoegd is voor geopositionering, zich niet ten minste op het perceel bevindt waar de vestigingsplaats ligt, wordt er in afwijking van het derde lid, gewerkt met de geopositie van de betrokken vestigingsplaats zoals deze, beschikbaar is in de bestanden van het ministerie van onderwijs en vorming. ".

Art.6. In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede " op de instapdata, vermeld in artikel 12, § 2, van het decreet, " opgeheven;
  2° paragraaf 3, wordt vervangen door wat volgt :
  " § 3. Uit de lestijden bekomen ten gevolge van de herberekening vermeld in § 1 en uit de lestijden bekomen ten gevolge van de herberekening vermeld in artikel 173quinquies/1, § 2, van het decreet, kunnen betrekkingen worden ingericht :
  1° in het ambt van kleuteronderwijzer;
  2° in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding;
  3° voor de schooljaren 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015 na omzetting van de lestijden in het ambt van kinderverzorger, als er een tekort wordt vastgesteld aan kleuteronderwijzers met een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs of aan kleuteronderwijzers met een ander bekwaamheidsbewijs die de opleiding bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs volgen. ";
  3° in paragraaf 4 worden de woorden " die op de verschillende instapdata worden bekomen en " opgeheven.

Art.7. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven :
  1° artikel 8 en 9, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007;
  2° artikel 10, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2002 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 en 10 oktober 2008.

Art.8. In hoofdstuk III, afdeling A, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 november 2010, wordt onderafdeling 2, dat bestaat uit artikel 11 tot en met 14, opgeheven.

Art.9. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven :
  1° artikel 23, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003;
  2° artikel 23bis en 23quater, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2005;
  3° artikel 23ter, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007;
  4° artikelen 23quinquies, 23sexies en 23septies, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005.

Art.10. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de woorden " het departement " vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ".

Art.11. In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " het departement " vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ";
  2° in paragraaf 2 worden de woorden " het departement Onderwijs " vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ".

Art.12. In artikel 30bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008, wordt de zinsnede " 2009-2010 en 2010-2011 " vervangen door de zinsnede " 2009-2010, 2010-2011, 2011-2012, 2012-2013 en 2013-2014 ".

Art.13. In het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de opdracht van het personeel in het basisonderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011, wordt een artikel 4ter ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 4ter. Voor- en naschools toezicht buiten de normale aanwezigheid van de leerlingen en zelfstandig uitvoeren van een lesopdracht mogen in geen geval deel uitmaken van de opdracht van kinderverzorgers in het gewoon kleuteronderwijs. ".

Art.14. In artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 januari 2006 en 16 mei 2008, wordt de zinsnede " artikel 132 " vervangen door de zinsnede " artikel 137ter ".

Art.15. In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2008, wordt de zinsnede " artikel 132, § 6 " vervangen door de zinsnede " artikel 137bis, § 5, ".

Art.16. In artikel 26 en 27 van hetzelfde besluit worden de woorden " het departement " telkens vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ".

Art.17. In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de programmatie- en de rationalisatienormen in het gewoon basisonderwijs worden de woorden " het departement " vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ".

Art.18. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " het departement " vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ";
  2° in paragraaf 2 worden de woorden " het departement Onderwijs " vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ".

Art.19. Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de toekenning van aanvullende lestijden voor de integratie van anderstaligen wordt vervangen door wat volgt :
  " Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en gesubsidieerde Nederlandstalige scholen van het buitengewoon basisonderwijs in de rand- en taalgrensgemeenten, op de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en gesubsidieerde scholen van het buitengewoon basisonderwijs in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten, en op de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en gesubsidieerde scholen van het buitengewoon basisonderwijs in de gemeenten die grenzen aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. ".

Art.20. Artikel 5/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2011, wordt opgeheven.

Art.21. In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 opgeheven

Art.22. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden " het departement " telkens vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ".

Art.23. In artikel 14, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 betreffende het ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen in het buitengewoon basisonderwijs worden de woorden " het departement " vervangen door de woorden " het Agentschap voor Onderwijsdiensten ".

Art.24. De volgende regelingen worden opgeheven :
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 1993 houdende maatregelen ter uitvoering van het project " geïntegreerde opvang van kinderen van zigeuners of woonwagenbewoners " in het basisonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 mei 1995 en 9 juli 1996;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon basisonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 april 2005, 7 september 2007 en 10 oktober 2008;
  3° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 betreffende het tijdelijke project voor de toekenning van extra lestijden aan de scholen van het basisonderwijs in de gemeenten die grenzen aan de Brusselse randgemeenten en in de gemeenten die grenzen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art.25. Aan artikel 2, § 5, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " 4° Voor de toepassing van dit besluit moet in het gewoon kleuteronderwijs bij een vermindering van het gehele pakket lestijden de daling van het aantal lestijden evenredig verdeeld worden tussen het aantal lestijden in het ambt van kleuteronderwijzer enerzijds en het aantal lestijden in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding anderzijds.
  Er wordt afgerond naar de hogere eenheid als de eerste decimaal vijf is of meer. Die afronding mag niet tot gevolg hebben dat het aantal lestijden, bestemd voor kleuteronderwijzer en leermeester lichamelijk opvoeding, berekend volgens de geldende reglementering, overschreven wordt. ".

Art.26. Aan artikel 20 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2010, wordt een paragraaf 6bis ingevoegd, die luidt als volgt :
  " § 6bis. In het gewoon kleuteronderwijs gelden de volgende specifieke maatregelen bij een vermindering van het gehele pakket lestijden voor het bestuurs- en onderwijzend personeel.
  Als een school of instelling ten opzichte van 30 juni van het voorafgaande schooljaar minder lestijden heeft binnen het lestijdenpakket voor het bestuurs- en onderwijzend personeel, kan dat tot gevolg hebben dat de school of de instelling een of meer betrekkingen van kleuteronderwijzer of van leermeester lcihamelijke opvoeding minder kan inrichten.
  Bij daling van het gehele pakket lestijden moet de daling van het aantal lestijden evenredig verdeeld worden tussen het aantal lestijden in het ambt van kleuteronderwijzer enerzijds en het aantal lestijden in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding anderzijds. Het gaat hier altijd om lestijden die in de school of instelling in kwestie werden aangewend op 30 juni van het voorafgaande schooljaar. ".

Art.27. In het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de vervangingen van de korte afwezigheden wordt artikel 3, 3° en 4°, vervangen door wat volgt :
  " 3° de coëfficiënt, bestemd om het aantal vervangingseenheden per school te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs te delen door het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal :
  a) lestijden volgens de schalen;
  b) SES-lestijden;
  c) additionele lestijden volgens de schalen gebaseerd op de leerling-leerkracht ratio;
  d) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
  e) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing;
  4° het aantal vervangingseenheden per school wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar wordt verstaan de som van het totale aantal :
  a) lestijden volgens de schalen;
  b) SES-lestijden;
  c) additionele lestijden volgens de schalen gebaseerd op de leerling-leerkracht ratio;
  d) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
  e) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.

Art.28. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2012, met uitzondering van artikel 12, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2011 en artikel 27 dat in werking treedt op 1 september 2013.

Art. 29. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Brussel, 12 oktober 2012.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  K. PEETERS
  De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel,
  P. SMET