29 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de vervangingen van korte afwezigheden (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-09-2009 en tekstbijwerking tot 04-12-2012)
HOOFDSTUK I. - Basisonderwijs
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Secundair onderwijs [1 opgeheven]1
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 7-8
HOOFDSTUK I. - Basisonderwijs
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° scholen : scholen van het basisonderwijs;
2° loonkost : de som van het geïndexeerde brutojaarsalaris, het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van een personeelslid dat tijdelijk is aangesteld in een volledige betrekking, vier jaar geldelijke anciënniteit heeft en recht heeft op salarisschaal 148. De loonkost omvat de werkgeversbijdrage van 16,68 % en een aandeelpercentage van 1,087 % kinderbijslag;
3° representatieve vakorganisatie : personeelsvereniging die aangesloten is bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie.
§ 2. Het personeelslid dat vervangt, krijgt een salaris of een salaristoelage als de vervanging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk. Het salaris of de salaristoelage wordt vastgesteld op basis van de aanstelling van het personeelslid en op basis van de geldende reglementering.
Art.2. Enkel de personeelsleden die zijn aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het basisonderwijs, komen in aanmerking voor vervangingen van korte afwezigheden.
Art.3.Het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules :
1° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor vervangingen van korte afwezigheden in het basisonderwijs te delen door het bedrag van de loonkost, waarbij :
a) het beschikbare budget voor het begrotingsjaar 2008 2.877.809 euro en vanaf het begrotingsjaar 2009 7.196.100 euro bedraagt;
b) het beschikbare budget vooraf wordt verminderd met een afhouding voor de verlengingsopdracht tijdelijke. Deze afhouding is gelijk aan A/B, waarbij : A = budget verlengingsopdracht tijdelijke voor de maanden september tot en met april van het voorafgaande schooljaar en maanden mei en juni van het daaraan voorafgaande schooljaar;
B = totaal aangewend budget van dezelfde periode;
c) het beschikbare budget wordt aangepast aan de ontwikkeling van het gezondheidsindexcijfer, vermeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen;
2° het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10 000 en 42,86, waarbij :
a) 10 000 de voltijdse weekopdracht uitdrukt voor het basisonderwijs;
b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid, aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te delen door 7;
3° [1 de coëfficiënt, bestemd om het aantal vervangingseenheden per school te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs te delen door het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal :
a) lestijden volgens de schalen;
b) SES-lestijden;
c) additionele lestijden volgens de schalen gebaseerd op de leerling-leerkracht ratio;
d) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
e) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing;]1
4° [1 het aantal vervangingseenheden per school wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar wordt verstaan de som van het totale aantal :
a) lestijden volgens de schalen;
b) SES-lestijden;
c) additionele lestijden volgens de schalen gebaseerd op de leerling-leerkracht ratio;
d) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
e) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.]1
Een aanstelling op basis van vervangingseenheden kan starten bij afwezigheid van een personeelslid. Het personeelslid moet steeds worden aangesteld in een voltijdse of halftijdse opdracht.
De vervangingseenheden kunnen eveneens worden aangewend om een personeelslid aan te stellen voor maximaal één schooljaar om, naast andere opdrachten, vervangingen te doen in de loop van het schooljaar. Dit is alleen mogelijk indien hierover afspraken zijn gemaakt in het convenant zoals bepaald in artikel 2. Zonder afbreuk te doen aan het principe dat een personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kan het personeelslid in dat geval worden ingezet voor vervangingen in alle scholen van het samenwerkingsplatform.
Voor de aanwending van de vervangingseenheden wordt de volgende formule toegepast : X x aantal aanstellingsdagen / 7 = Y, waarbij
1° X = de opdracht op weekbasis van het personeelslid dat met vervangingseenheden wordt aangesteld, uitgedrukt in 10.000sten;
2° aantal aanstellingsdagen = het aantal dagen waarop het personeelslid met vervangingseenheden wordt aangesteld, met inbegrip van een wettelijke feestdag, een weekeinde, de herfst-, kerst-, krokus-, of paasvakantie voor zover die periode in het aantal vervangingsdagen begrepen is;
3° Y = het aantal vervangingseenheden, afgerond naar de hogere eenheid, als het resultaat van de deling na de komma 5 of meer bedraagt.
Op het personeelslid dat met vervangingseenheden wordt aangesteld, zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van toepassing van :
1° het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;
2° het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd Onderwijs.
----------
(1)<BVR 2012-10-12/15, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
HOOFDSTUK II. - Secundair onderwijs [1 opgeheven]1
----------
(1)
Art.4.
<Opgeheven bij DVR 2009-12-18/05, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art.5.
<Opgeheven bij DVR 2009-12-18/05, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art.6.
<Opgeheven bij DVR 2009-12-18/05, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.
Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 mei 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,
F. VANDENBROUCKE