12 SEPTEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wat de concordantie van bepaalde personeelsleden vanuit opleidingsvorm 1, type 4 naar opleidingsvorm 4, type 5 betreft, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4, tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2012 tot regeling van de procedure voor toekenning van projectsubsidies m.b.t. de uitvoering van nascholingsinitiatieven, tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende programmatie-, rationalisatie- en behoudsnormen in het buitengewoon basisonderwijs
HOOFDSTUK 1. - Individuele concordantie van bepaalde personeelsleden vanuit opleidingsvorm 1, type 4 naar opleidingsvorm 4, type 5
Art. 1-4
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4
Art. 5
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2012 tot regeling van de procedure voor toekenning van projectsubsidies m.b.t. de uitvoering van nascholingsinitiatieven
Art. 6-10
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Art. 11
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende programmatie-, rationalisatie- en behoudsnormen in het buitengewoon basisonderwijs
Art. 12-13
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 14-15
HOOFDSTUK 1. - Individuele concordantie van bepaalde personeelsleden vanuit opleidingsvorm 1, type 4 naar opleidingsvorm 4, type 5
Artikel 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden, vermeld in artikel 2 van decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991en artikel 4 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
Art.2. In een school die ter uitvoering van artikel III, 39 en III, 41 van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, wordt omgevormd, kan het schoolbestuur op 1 september 2014 een individuele concordantieals vermeld in artikel 56quater, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en in artikel 74quinquies, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, toekennen aan de personeelsleden, die in het ambt van leraar algemene en sociale vorming, aangesteld zijn, en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° uiterlijk op 31 augustus 2014 vastbenoemd zijn;
2° tijdelijk aangesteld geweest zijn of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in een school als vermeld in artikel III, 39 en III, 41 van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, tijdens de schooljaren 2011-2012, 2012-2013 en 2013-2014.
De individuele concordantie kan toegekend worden naar het ambt van godsdienstleraar, het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer of naar het ambt van leraar secundair onderwijs in een van de vakken vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs en in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs die als centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs fungeren, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs.
Bij een individuele concordantie van leraar algemene en sociale vorming naar leraar kan het schoolbestuur in onderling overleg met het personeelslid de draagwijdte van de vaste benoeming uitbreiden met een of meer vakken waarvoor het personeelslid beschikt over een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
Bij een individuele concordantie geldt het volgende:
1° de kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling, indien van toepassing, in het ambt van leraar algemene en sociale vorming, geldt als kandidaatstelling voor de nieuwe benaming(en);
2° de diensten, gepresteerd in het ambt van leraar algemene en sociale vorming, tellen automatisch mee als gepresteerde diensten in de nieuwe benaming(en);
3° de kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in het ambt van leraar algemene en sociale vorming geldt als kandidaatstelling voor de nieuwe benaming(en);
4° het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het ambt van leraar algemene en sociale vorming geldt automatisch voor de nieuwe benaming(en);
5° een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur voor het ambt van leraar algemene en sociale vorming geldt automatisch voor de nieuwe benaming(en);
6° de vacantverklaring en de kandidaatstelling met het oog op een vaste benoeming in het ambt van leraar algemene en sociale vorming, worden geacht te zijn gebeurd in de nieuwe benaming(en);
7° wie vast benoemd is voor het ambt van leraar algemene en sociale vorming, is automatisch voor het gepondereerd volume vast benoemd voor de nieuwe benaming(en);
8° de vacantverklaring en de kandidaatstelling met het oog op mutatie, indien van toepassing, in het ambt van leraar algemene en sociale vorming, worden geacht te zijn gebeurd in de nieuwe benaming(en);
9° wie ter beschikking gesteld was wegens ontstentenis van betrekking voor het ambt van leraar algemene en sociale vorming, is dat automatisch voor de nieuwe benaming(en);
10° wie gereaffecteerd of wedertewerkgesteld was in het ambt van leraar algemene en sociale vorming, is dat automatisch in de nieuwe benaming(en);
11° een conformiteitsattest voor het ambt van leraar algemene en sociale vorming, uitgereikt ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie, geldt automatisch voor de nieuwe benaming(en);
Art.3. Het individueel ondertekende concordantieformulier moet uiterlijk op 15 september 2014 ingediend worden bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
Art.4. § 1. Als het personeelslid en het schoolbestuur niet tot een akkoord komen, kan het personeelslid een gemotiveerd bezwaarschrift, als vermeld in artikel 56quater, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en in artikel 74quinquies, § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, indienen bij de Commissie Bezwaarschriften uiterlijk tien kalenderdagen nadat de beslissing hem werd meegedeeld.
In haar beslissing vermeldt het schoolbestuur die beroepsmogelijkheid en de procedure.
Als het schoolbestuur nagelaten heeft een beslissing te nemen, kan het personeelslid uiterlijk op 5 oktober 2014 een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Commissie Bezwaarschriften.
§ 2. De Commissie Bezwaarschriften bestaat uit de administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, of zijn afgevaardigde, en uit een bevoegde inspecteur. De Commissie Bezwaarschriften beslist binnen dertig kalenderdagen nadat het bezwaarschrift bij de Commissie ingediend is.
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4
Art.5. Aan artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2012, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid, gelden voor een directeur van een school voor buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4 type 5, die ofwel gehecht is aan een universitair ziekenhuis als vermeld in artikel 288 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en die daar tot 31 augustus 2014 een secundaire afdeling was van een school voor buitengewoon basisonderwijs type 5, ofwel gehecht is aan een residentiële setting, die valt onder de toepassing van artikel 289/1 van de voormelde codex, de bekwaamheidsbewijzen die gelden voor het ambt van directeur in het buitengewoon secundair onderwijs van een instelling met opleidingsvorm 4 met derde graad en andere opleidingsvormen.".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2012 tot regeling van de procedure voor toekenning van projectsubsidies m.b.t. de uitvoering van nascholingsinitiatieven
Art.6. In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2012 tot regeling van de procedure voor toekenning van projectsubsidies m.b.t. de uitvoering van nascholingsinitiatieven worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt tussen het woord "stelt" en het woord "ter" het woord "tweejaarlijks" ingevoegd;
2° er wordt een tweede lid en een derde lid toegevoegd die luiden als volgt:
"De door de minister gekozen beleidsprioriteiten worden via een oproep tot nascholingsinitiatieven vóór 1 mei van jaar X in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
De minister bepaalt in de oproep wie kan deelnemen aan deze nascholingsinitiatieven.".
Art.7. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 4. De uitvoering van de projecten m.b.t. nascholingsinitiatieven kan maximaal lopen van 1 september X+ 1 tot en met 31 augustus X+3.".
Art.8. Aan artikel 8 van hetzelfde besluit worden een tweede, een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"De subsidiëring gebeurt voor de duur van een jaar en kan mits een positieve evaluatie worden verlengd met een jaar.
Daartoe moet voor het gesubsidieerde project een verlengingsdossier voor 1 april van jaar X+2 ingediend worden. Dit dossier bevat minstens een volledig ingevuld aanvraagformulier, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld.
Het voorstel tot verlenging wordt op basis van de criteria kwaliteit en kostenefficiëntie beoordeeld door een commissie bestaande uit minstens twee afgevaardigden van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en minstens één externe onafhankelijke deskundige.
Art.9. In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt een lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"In het geval van een verlengingsdossier worden de nascholingsorganisaties voor 1 juni van jaar X+2 op de hoogte gebracht van de beslissing.".
Art.10. In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigen aangebracht:
1° in paragraaf 2 wordt het woord "eindrapport" vervangen door het woord "jaarlijks verslag";
2° in paragraaf 3 worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt:
"Ten laatste op 30 september van elk jaar van de looptijd van het project dient de nascholingsorganisatie een jaarlijks verslag in bij de bevoegde dienst van het Departement Onderwijs en Vorming.
In het jaarlijks verslag verantwoordt de nascholingsorganisatie in welke mate de uitvoering van het project overeenstemt met de aanvraag.
3° in paragraaf 4 wordt het woord "eindrapport" vervangen door het woord "jaarlijks verslag".
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Art.11. Aan artikel 16, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan A wordt een punt x) toegevoegd dat luidt als volgt:
"x) de werkelijke diensten die het personeelslid heeft verstrekt in een bezoldigde functie met volledige prestaties in diensten met onderwijsbehoeften zoals vermeld in hoofdstuk X, afdeling 1, van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.";
2° aan B wordt een punt n) toegevoegd dat luidt als volgt:
"n) de werkelijke diensten die het personeelslid heeft verstrekt in een bezoldigde functie met onvolledige prestaties in diensten met onderwijsbehoeften, zoals vermeld in hoofdstuk X, afdeling 1, van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende programmatie-, rationalisatie- en behoudsnormen in het buitengewoon basisonderwijs
Art.12. In het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende programmatie-, rationalisatie- en behoudsnormen in het buitengewoon basisonderwijs worden de woorden "type 1" telkens vervangen door de woorden "type basisaanbod" en worden telkens de woorden "type 8" en de bijhorende normen opgeheven.
Art.13. Artikel 18 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
"Art. 18. In scholen van buitengewoon basisonderwijs die, in toepassing van artikel 111, § 5 van het decreet, het type basisaanbod aanbieden vanaf 1 september 2015, worden voor het bereiken van de normen voor het type basisaanbod de leerlingen met een attest type 1 of type 8 bij de leerlingen van het type basisaanbod geteld."
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2014, met uitzondering van hoofdstuk 5 dat in werking treedt op 1 september 2015.
Art. 15. De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.