Details





Titel:

30 APRIL 2004. - Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie. (Opschrift gewijzigd door DVR2019-03-01/38, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019) (NOTA : art. 5 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij DVR2022-07-01/17, art. 2; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-06-2004 en tekstbijwerking tot 13-01-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Oprichting.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Missie en taken.
Art. 4-6, 6/1, 7, 7/1, 7/2, 7/3, 8, 8/1, 9-10, 10/1, 10/2, 11-13
HOOFDSTUK IV.
Art. 14-15
HOOFDSTUK V. - Bestuur en werking.
Art. 16-17
HOOFDSTUK VI. - Raadgevend comité.
Art. 18-19
HOOFDSTUK VII. - Financiële middelen.
Art. 20-22
HOOFDSTUK IX. - Coördinatie.
Art. 23
HOOFDSTUK IX. - Taalregeling.
Art. 24-25
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 26-30



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1984024249  1996035111 



Uitvoeringsbesluit(en):

  2008201647  2008201649  2008201765  2008202568  2008202686  2008202840  2008202931  2008202932  2008203388  2008203755  2008203917  2008203926  2008203959  2008204070  2008204168  2008204663  2008A04070  2009035358  2009035979  2009036062  2009036116  2009200400  2009201085  2009201418  2009201520  2009201730  2009201780  2009201781  2009201867  2009202022  2009202237  2009202280  2009202283  2009202344  2009202455  2009202715  2009203088  2009203239  2009203359  2009203361  2009203666  2009204065  2010035493  2010035547  2010200723  2010201074  2010201452  2010203803  2010205191  2010205269  2010205580  2011200100  2011200327  2011200328  2011202739  2011202760  2011203629  2011203949  2011204038  2011205982  2012035048  2012035117  2012035543  2012035573  2012035810  2012036150  2012036292  2012202144  2012207295  2013035074  2013035398  2013035486  2013036082  2013036083  2013036086  2013036147  2013036179  2013036186  2013036187  2013036224  2013036230  2013203480  2013203955  2013204387  2013204971  2013206167  2013207408  2014035036  2014035048  2014035060  2014035215  2014035755  2014035880  2014036514  2014036516  2014036554  2014036558  2014036559  2014036561  2014200908  2014200921  2014202854  2014202856  2014203450  2014204892  2015035062  2015035076  2015035084  2015035230  2015035525  2015035741  2015036298  2015036400  2016035081  2016035116  2016035150  2016035314  2016035315  2016036059  2016036283  2016036542  2017010316  2017011289  2017011444  2017013508  2017030263  2017030621  2017031371  2017031755  2017031838  2017040045  2017040188  2017040500  2018010029  2018011403  2018013377  2018013528  2018014567  2018015439  2018030291  2018030303  2018030466  2018032484  2018032485  2018040735  2019010345  2019011065  2019011245  2019011328  2019012029  2019012342  2019013728  2019014400  2019014795  2019030608  2019040216  2019041138  2019041320  2020010025  2020015101  2020015697  2020015875  2020015948  2020015987  2020016091  2020020668  2020020864  2020021145  2020031676  2020040430  2020040461  2020041219  2020041443  2020041447  2020041549  2020041607  2020042303  2020043738  2020044009  2020044305  2020044370  2021020263  2021020417  2021020740  2021021219  2021022123  2021022174  2021022751  2021030983  2021031365  2021031677  2021031734  2021032120  2021032358  2021033402  2021033403  2021034230  2021034347  2021040433  2021040853  2021041122  2021042003  2021042413  2021042876  2021042958  2022020263  2022020325  2022020455  2022030825  2022031180  2022032549  2022033806  2022033997  2022040100  2022040103  2022040491  2022040911  2022A20938  2023030120  2023030380  2023040357  2023040365  2023045614  2023046113  2024006444  2024006490 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art.2.In dit decreet wordt verstaan onder :
  1° [4 Bestuursdecreet: het Bestuursdecreet van 7 december 2018]4;
  2° [6 kinderopvang: de kinderopvang, vermeld in artikel 2 van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;]6
  3° [1 preventieve gezinsondersteuning : het geheel van maatregelen en aanbod dat gericht is op het bevorderen van het welbevinden van alle gezinnen met kinderen, en aanstaande ouders met inbegrip van de ondersteuning op het vlak van opvoeding en preventieve gezondheidszorg;]1
  4° gezin : primaire leefvormen of samenlevingsvormen waarin meerdere personen min of meer duurzame relaties onderhouden;
  5° voorzieningen : [5 elke organisatievorm die dienstverlening, hulpverlening of ondersteuning organiseert of verleent aan kinderen, jongeren en gezinnen]5;
  [3 6°[5 gezinsbeleid: het gezinsbeleid als vermeld in artikel 3, § 1, 18°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid]5;
   7° toelagen in het kader van het gezinsbeleid: toelagen als vermeld in de regelgeving betreffende de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;]3
  [5 8° jeugd- en gezinsbeleid: het jeugdbeleid, vermeld in artikel 5, § 1, II, 6°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en het gezinsbeleid, vermeld in punt 6° ;]5
  [5 9° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie; ]5
  [5 10° het agentschap Opgroeien: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien, vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien;]5
  [5 11° jongere: een persoon tot en met de leeftijd van vijfentwintig jaar;]5
  [6 12° buitenschoolse activiteiten: de buitenschoolse activiteiten, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten;
   13° kleuteropvang: de kleuteropvang, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten;
   14° opvang lager onderwijs: de opvang lager onderwijs, vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten.]6
  ----------
  (1)<DVR 2013-11-29/20, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (2)<DVR 2012-04-20/25, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2014 (BVR 2013-11-22/33, art. 75)>
  (3)<DVR 2017-07-07/29, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2017>
  (4)<DVR 2018-12-07/05, art. IV.64, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<DVR 2019-03-01/38, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (6)<DVR 2019-05-03/32, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

HOOFDSTUK II. - Oprichting.
Art.3.Er wordt een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht als bedoeld in [1 artikel III.4 van het Bestuursdecreet]1.
  Dit agentschap draagt als naam [2 Opgroeien regie]2, hierna het agentschap genoemd.
  De Vlaamse regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het agentschap behoort.
  De Vlaamse regering bepaalt de vestigingsplaats van het agentschap.
  De bepalingen van het [1 Bestuursdecreet]1 zijn van toepassing op het agentschap.
  ----------
  (1)<DVR 2018-12-07/05, art. IV.65, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<DVR 2019-03-01/38, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

HOOFDSTUK III. - Missie en taken.
Art.4.[1 § 1. Het agentschap heeft als missie om, samen met zijn partners, door een geïntegreerd jeugd- en gezinsbeleid, voor alle kinderen en jongeren, waar en hoe ze ook geboren zijn of opgroeien, zoveel mogelijk kansen te creëren en om een continuüm aan zorg, hulp en ondersteuning aan te bieden.
   § 2. Het agentschap oefent zijn taken uit voor de volgende personen:
   1° kinderen en jongeren, aanstaande ouders en gezinnen;
   2° adoptiekinderen, afstandsouders en de personen en gezinnen die een kind willen adopteren;
   3° de personen en gezinnen die een pleegkind of pleeggast in hun gezin willen opnemen;
   4° de personen tot de leeftijd van vijfentwintig jaar voor wie de maatschappelijke integratie en participatie in het gedrang is gekomen of dreigt te komen door een problematische leefsituatie of door andere maatschappelijk niet aanvaardbare situaties;
   5° de pleeggasten en pleegkinderen, vermeld in artikel 2, 8° en 10°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg;
   6° personen die onderworpen zijn aan de maatregelen en de sancties, respectievelijk vermeld in artikel 20, § 2, eerste lid, en artikel 29, § 2, eerste lid, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
   7° de personen tot en met eenentwintig jaar, met een mogelijkheid tot verlenging tot en met vijfentwintig jaar, met een handicap of met een vermoeden van handicap;
   8° de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken en de natuurlijke personen die inwonen bij de personen, vermeld in punt 4°, 5°, 6° en 7°, of met die personen een affectieve band hebben, of in de buurt wonen of die geregeld contact hebben met hen, onder meer bij het schoolgaan, in de werksituatie of tijdens de vrijetijdsbesteding.
   § 3. Bij het uitvoeren van zijn missie stelt het agentschap de volgende uitgangspunten centraal:
   1° respect voor de rechten van het kind en de jongere en zijn gezin of opvoedingsverantwoordelijken;
   2° respect voor diversiteit;
   3° de optimale ontwikkeling van het kind en de jongere;
   4° de verantwoordelijkheid en de mogelijkheden van de jongere en zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken;
   5° het behoud of het herstel van de maatschappelijke integratie van het kind, de jongere en zijn gezin of opvoedingsverantwoordelijken, en hun participatie aan de samenleving.
   Het agentschap eerbiedigt bij zijn optreden de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de personen tot wie het zich richt.
   Het agentschap geeft mee uitvoering aan het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen in New York op 13 december 2006, en respecteert op elk moment de rechten van personen met een handicap die daarin geconcretiseerd zijn ]1.
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-01/38, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.5.[1 § 1. De kerntaken van het agentschap zijn:
   1° de regie en strategie voor de domeinen:
   a) de kinderopvang;
   b) de preventieve gezinsondersteuning;
   c) de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
   d) de binnenlandse en interlandelijke adoptie;
   e) de pleegzorg;
   f) de integrale jeugdhulp;
   g) de jeugddelinquentie;
   h) het aanbod voor ondersteuning van jongeren met een handicap of een vermoeden van handicap in de typemodule diagnostiek of de typemodule GES+ in de multifunctionele centra, vermeld in artikel 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, en het aanbod georganiseerd door de centra voor ontwikkelingsstoornissen, vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 1998 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen;
  [2 i) de buitenschoolse activiteiten;]2
   2° de financiering van de personen, vermeld in artikel 4, § 2, beheren en de voorzieningen subsidiëren, met uitzondering van de financiering van de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, vermeld in artikel 3 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap.
   Het beheren van de financiering van de personen en de subsidiëring aan de voorzieningen, vermeld in paragraaf 1, 2°, omvat de volgende taken:
   1° de financiële lasten van de zorgtaken voor de groep, vermeld in artikel 4, § 2, op zich nemen;
   2° de gezinsbijslagen en toelagen met betrekking tot het gezinsbeleid ontvangen en de bijdragen van personen ten aanzien van wie hulp wordt georganiseerd, innen;
   3° de financiële lasten ten gevolge van de toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht en het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg opnemen. In die financiële lasten zijn de wedden, de voorschotten daarop en de vergoedingen of uitkeringen die een toebehoren van de wedden vormen of ermee gelijkstaan, van het personeel van de diensten van de Vlaamse Regering niet inbegrepen.
   § 2. Naast de kerntaken, vermeld in paragraaf 1, voert het agentschap ook de volgende taken uit voor [2 de in paragraaf 1, 1°, a) tot en met i), vermelde domeinen]2:
   1° het voeren van een geïntegreerd jeugd- en gezinsbeleid, dat de volgende taken omvat:
   a) beleid voorbereiden en ontwikkelen;
   b) beleid implementeren, coördineren en integreren;
   c) het beleid monitoren, evalueren en uitvoeren via eigen personeel en via samenwerkingsverbanden met partners;
   d) wetenschappelijk onderzoek voeren en ondersteunen;
   e) een programmatie op basis van wetenschappelijk verantwoorde criteria opstellen;
   f) informatie- en communicatiesystemen opzetten;
   g) de dienstverlening maximaal integreren;
   h) de erkennings-, vergunnings- en subsidiëringsprocessen maximaal afstemmen;
   i) de sectorale regelgeving evalueren;
   j) een kwaliteitsbeleid ontwikkelen en opvolgen;
   k) rechtsgedingen voeren voor het agentschap Opgroeien, als eiser, verweerder of tussenkomende partij, voor de hoven en rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Rekenhof, met uitzondering van de rechtsgedingen voor het Grondwettelijk Hof en de internationale hoven;
   2° het voeren van een geïntegreerd voorzieningenbeleid, dat de volgende taken omvat:
   a) voorzieningen, diensten, samenwerkingsverbanden en organisatoren stimuleren, toelaten, programmeren, erkennen, vergunnen, toekennen van een kwaliteitslabel, subsidiëren en handhaven en projecten subsidiëren;
   b) de kwaliteit van de erkende en vergunde voorzieningen, diensten, samenwerkingsverbanden en organisatoren opvolgen en bevorderen.]1
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-01/38, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (2)<DVR 2019-05-03/32, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.6.§ 1. [1 De taak inzake [2 ...]2 van kinderopvang omvat in elk geval :
   1° [2 ...]2p;
  2° [2 ...]2;
   3° [2 ...]2
   4° [2 ...]2
   5° het adviseren van de Vlaamse Regering over de kwalificaties en de competenties voor kinderopvang;
   6° het beheren van het budget dat voortkomt uit de bestuurlijke geldboeten.]1
  § 2. Het agentschap beoogt inzake kinderopvang een zo goed mogelijk antwoord te bieden aan de behoeften van gezinnen, vooral in het kader van de afstemming gezin-arbeid, met bijzondere aandacht voor de gezinnen met bijzondere opvangbehoeften.
  (§ 3. Het agentschap oefent zijn taak betreffende de regie van de kinderopvang uit in samenspraak met de lokale besturen, die een lokaal beleid kinderopvang uitwerken in overeenstemming met de regels die de Vlaamse Regering bepaalt.)
  [3 Het agentschap kan optreden als uitbetalingsinstelling voor lokale besturen die subsidies verlenen als vermeld in artikel 12, § 1, van het decreet van 20 april 2012 en waarmee het agentschap een convenant heeft gesloten.
   De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels wat betreft de voorwaarden waaronder het agentschap kan optreden als uitbetalingsinstelling als vermeld in het tweede lid.]3 <DVR 2006-12-22/67, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 06-03-2007>
  ----------
  (1)<DVR 2012-04-20/25, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2014 (BVR 2013-11-22/33, art. 75)>
  (2)<DVR 2019-03-01/38, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (3)<DVR 2021-05-21/21, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 15-09-2017>

Art. 6/1. [1 De taak inzake de regie van buitenschoolse activiteiten omvat in elk geval de toekenning van een kwaliteitslabel aan organisatoren van kleuteropvang en het handhaven van de kwaliteitsvoorwaarden zoals vermeld in het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten.
   Het agentschap kan in opdracht van de Vlaamse Regering volledig of gedeeltelijk worden belast met het toezicht op de naleving van de kwaliteitsvoorwaarden die bij het kwaliteitslabel behoren.
   Het agentschap kan meewerken aan het ontwikkelen van het inspiratiekader voor een geïntegreerd aanbod van buitenschoolse activiteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-03/32, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art.7.§ 1. [1 De taak [2 ...]2 personeelsleden van het agentschap inzake het aanbieden van preventieve gezinsondersteuning]1 omvat in elk geval :
  1° het informeren en adviseren van gezinnen en toekomstige ouders voor gezondheid, ontwikkeling, opvoeding, voeding en veiligheid van kinderen;
  2° het opvolgen, detecteren en signaleren van risico's inzake gezondheid, ontwikkeling en opvoeding van kinderen, waaronder de detectie van kindermishandeling en het screenen van gehoor en zicht;
  3° de preventieve gezondheidszorg met betrekking tot het jonge kind, in het bijzonder het promoten, toedienen en opvolgen van vaccinaties;
  4° de ondersteuning van gezinnen en toekomstige ouders met specifieke behoeften inzake gezondheid, ontwikkeling en opvoeding, waaronder huilen, slapen, eten en interactie ouders-kinderen.
  § 2. Het agentschap beoogt met de preventieve gezinsondersteuning een zo groot mogelijk bereik bij kinderen en gezinnen, maar richt zich tegelijkertijd intensief naar gezinnen met specifieke behoeften.
  Onder gezinnen met specifieke behoeften wordt onder meer verstaan : kansarme gezinnen, vluchtelingengezinnen, gezinnen met kinderen met een handicap, éénoudergezinnen en gezinnen met een meerling.
  Het agentschap kan zijn dienstverlening inzake preventieve gezinsondersteuning eveneens richten naar de opvanginitiatieven, als bedoeld in artikel 6.
  ----------
  (1)<DVR 2013-11-29/20, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (2)<DVR 2019-03-01/38, art. 11, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art. 7/1. [1 De regie van toelagen in het kader van het gezinsbeleid door het agentschap omvat in elk geval:
   1° de beleidsvoorbereiding en -ontwikkeling van een geïntegreerd gezinsbeleid;
   2° het verlenen van een vergunning aan de private uitbetalingsactoren en de uitoefening van toezicht en controle op de uitbetalingsactoren;
   3° het beheer en de toekenning van beleidskredieten aan de uitbetalingsactoren;
   4° de ontwikkeling, de uitbouw en het beheer van een gegevensnetwerk in het kader van toelagen in het gezinsbeleid, dat de uitwisseling van alle noodzakelijke gegevens met Vlaamse en federale authentieke gegevensbronnen en de uitbetalingsactoren mogelijk maakt;
   5° de registratie en verwerking van de noodzakelijke persoonsgegevens om een kadaster van toelagen in het kader van het gezinsbeleid op te richten en te beheren.
   Het agentschap beoogt met de toelagen in het kader van het gezinsbeleid de ondersteuning van gezinnen en kinderen op een geïntegreerde wijze, doelmatig en efficiënt aan te pakken, met daarbij ook aandacht voor de bestrijding van kinderarmoede.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2017-07-07/29, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2017>


Art. 7/2. [1 De taak van de ondersteuning van de kinderen en jongeren met een handicap, vermeld in artikel 5, § 1, 1°, h), omvat in elk geval de volgende taken:
   1° de criteria voor de afbakening van de doelgroep van jongeren met een handicap specificeren, de indicatiestelling en de toewijzing organiseren;
   2° jongeren met een handicap toeleiden naar niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning waarbij de kloof tussen de ondersteuning die geboden kan worden door zelfzorg, mantelzorg, het sociaal netwerk en reguliere zorg, en de ondersteuningsnood van de persoon met een handicap determinerend is;
   3° op operationeel niveau programmeren, voorzieningen vergunnen, erkennen, en subsidiëren en administratieve sancties opleggen aan voorzieningen die belast zijn met de ondersteuning van jongeren met een handicap. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-01/38, art. 12, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>


Art. 7/3. [1 De taak inzake binnenlandse en interlandelijke adoptie omvat naast de kerntaken, vermeld in artikel 5, in elk geval:
   1° optreden als Centrale Autoriteit inzake interlandelijke adoptie als vermeld in artikel 360-1, 3°, van het Burgerlijk Wetboek en het verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie aangenomen in Den Haag op 29 mei 1993;
   2° het ontwikkelen en uitvoeren van een geïntegreerd beleid inzake adoptie met inbegrip van een gericht beleid voor de adoptie van kinderen met `special needs' en afstamming;
   3° ontvangen en registreren van de aanmeldingen voor de adoptieprocedure, het verstrekken van informatie aan de kandidaat-adoptant, het begeleiden van de kandidaat-adoptant doorheen de administratieve en juridische procedure, het toezien op het correcte verloop van de procedure, het bewaren van en inzage verlenen in adoptiedossiers;
   4° faciliteren van en toezicht houden op de samenwerking met herkomstlanden in het kader van interlandelijke adoptie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-01/38, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>


Art.8.§ 1.[2 ...]2
  § 2. Binnen het kader van de missie en de taken van het agentschap kan de Vlaamse regering specifieke opdrachten aan het agentschap toewijzen.
  ----------
  (1)<DVR 2012-06-29/13, art. 33, 006; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2014>
  (2)<DVR 2019-03-01/38, art. 14, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art. 8/1.[1 Het agentschap ondersteunt organisatoren en actoren die relevant zijn voor kinderopvang, kleuteropvang, opvang lager onderwijs en preventieve gezinsondersteuning. Het agentschap kan daarvoor samenwerken met andere instanties.
   De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de nadere regels.]1
  ----------
  (1)<DVR 2019-05-03/32, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.9.Onverminderd de behandeling van klachten over de eigen werking en dienstverlening zoals bepaald in [1 titel II, hoofdstuk 5, van het Bestuursdecreet]1 moet het agentschap klachten tegen partners en door hen geregistreerde voorzieningen opnemen en behandelen.
  ----------
  (1)<DVR 2018-12-07/05, art. IV.66, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.10.Het agentschap voert de taken, [7 vermeld in artikel 5, 6, 6/1, 7, 7/1, 7/2, 7/3, 8 en 8/1]7,[6 ...]6 uit in samenhang met :
  1° het door andere beleidsdomeinen en beleidsniveaus gevoerde beleid;
  2° het door de Vlaamse Gemeenschap gevoerde beleid inzake welzijn en gezondheid.
  Het agentschap ontwikkelt terreinexpertise met betrekking tot de taken, [7 vermeld in artikel 5, 6, 6/1, 7, 7/1, 7/2, 7/3, 8 en 8/1]7.
  [5 Het agentschap zal de verworven kennis en expertise ter beschikking stellen in het kader van de toepassing van artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet.]5
  Het agentschap zal haar dienstverlening permanent optimaliseren en vernieuwen op basis van actuele ontwikkelingen inzake kennis en expertise.
  [1 [4 In het kader van zijn missie als vermeld in artikel 4, § 1, en zijn kerntaken als vermeld in artikel 5, kan het agentschap de persoonsgegevens verwerken van alle toekomstige ouders en van alle pasgeboren kinderen en hun ouders die noodzakelijk zijn om de taken inzake preventieve gezinsondersteuning, vermeld in artikel 7, § 1, uit te voeren.]4 [3 De concrete gegevensstromen die hiertoe noodzakelijk zijn, moeten beantwoorden aan de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd.]3]1
  Het agentschap registreert en verwerkt alle gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens met betrekking tot [6 de personen, vermeld in artikel 4, § 2]6, die noodzakelijk zijn om :
  1° de taken, [7 vermeld in artikel 5, 6, 6/1, 7, 7/1, 7/2, 7/3, 8 en 8/1]7 uit te voeren;
  2° de beleidsgerichte input als bedoeld in [5 artikel III.2, derde lid, van het Bestuursdecreet]5 te leveren.
  De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de gegevensregistratie en verwerking, onverminderd de toepassing van de regelgeving [3 over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens]3.
  ----------
  (1)<DVR 2016-07-15/17, art. 92, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2016>
  (2)<DVR 2017-07-07/29, art. 34, 011; Inwerkingtreding : 01-11-2017>
  (3)<DVR 2018-06-08/04, art. 110, 012; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
  (4)<DVR 2018-04-27/27, art. 206, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<DVR 2018-12-07/05, art. IV.67, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<DVR 2019-03-01/38, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (7)<DVR 2019-05-03/32, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.10/1. [1 § 1. Met het oog op het verhogen van de toegang tot de sociale hulp- en dienstverlening en het tegengaan van onderbescherming, vermeld in artikel 9, eerste lid, van het decreet van 9 februari 2018 betreffende het lokaal sociaal beleid, kunnen de lokale teamleden van het agentschap die gebonden zijn aan het beroepsgeheim, vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek, identificatiegegevens van maatschappelijk kwetsbare gezinnen waarmee ze bij de uitvoering van hun taken in contact komen, delen met een maatschappelijk werker van het OCMW van de woonplaats van de cliënt die concrete dienstverlening namens het OCMW aan die cliënt biedt en die door hetzelfde beroepsgeheim gebonden is. De lokale teamleden zijn de personeelsleden van het agentschap die in een bepaalde regio de dienstverlening, vermeld in artikel 7, aanbieden. Als cliënt wordt beschouwd, eenieder die het ouderlijk gezag uitoefent of zal uitoefenen met wie de medewerker van het lokale team in contact komt.
   De gegevens die kunnen worden gedeeld zijn:
   1° de voor- en achternaam en het adres van de cliënt;
   2° het telefoonnummer en e-mailadres van de cliënt.
   § 2. De cliënt wordt vooraf geïnformeerd over:
   1° het doel van de gegevensdeling;
   2° welke gegevens er worden gedeeld;
   3° met wie de gegevens worden gedeeld;
   4° wat er verder met de gegevens gebeurt en wat de cliënt nog mag verwachten.
   Het delen van de identificatiegegevens is vrijwillig en is alleen mogelijk als de cliënt daarvoor zijn vrije en uitdrukkelijke toestemming heeft verleend.
   § 3. Een maatschappelijk werker van het OCMW neemt met de betrokken cliënt contact op om naar zijn hulpvragen te luisteren en zijn rechten te verkennen, hem informatie te verschaffen en hem sociale hulp- en dienstverlening aan te bieden of hem door te verwijzen naar de gepaste lokale sociale hulp- en dienstverlening.
   § 4. Het OCMW verwerkt de persoonsgegevens van de cliënt en kan ze uitwisselen met de actoren die deel uitmaken van het samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal met toepassing van de regels, vermeld in artikel 11, § 2, van het decreet van 9 februari 2018 betreffende het lokaal sociaal beleid.
   § 5. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kunnen de gegevens, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, onder de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, worden gedeeld met een medewerker van het centrum algemeen welzijnswerk van Brussel als partner van het samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal dat tot stand komt ter uitvoering van de convenant, vermeld in artikel 2 van het decreet van 9 februari 2018 betreffende het lokaal sociaal beleid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-02-04/47, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 10-04-2022>


Art.10/2. [1 Het agentschap kan persoonsgegevens van de rechtgevende kinderen, vermeld in artikel 3, § 1, 34°, van het Groeipakketdecreet van 2018, de rechthebbende kinderen, vermeld in artikel 3, § 1, 35°, van het voormelde decreet, en begunstigden als vermeld in boek 2, deel 4, titel 1, van het voormelde decreet uit het kadaster van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vermeld in artikel 7/1, eerste lid, 5°, van dit decreet, ter beschikking stellen van een lokaal bestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie om dat lokaal bestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie te ondersteunen bij de uitvoering van de bevoegdheid die eraan bij of krachtens een wet of decreet is toegekend om een beleid uit te oefenen voor de gezinnen die op het grondgebied ervan wonen.
   De volgende persoonsgegevens kunnen gedeeld worden conform het eerste lid:
   1° de identificatiegegevens;
   2° de toegekende toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vermeld in artikel 3, § 1, 44°, van het Groeipakketdecreet van 2018;
   3° de periode waarvoor de toelagen, vermeld in punt 2°, worden toegekend.
   De gegevensuitwisseling heeft alleen betrekking op gegevens die noodzakelijk zijn voor de acties van het lokaal bestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie ter uitvoering van de bevoegdheid die eraan bij of krachtens een wet of decreet is toegekend om een beleid uit te oefenen voor de gezinnen die op het grondgebied ervan wonen.
   De gegevens worden uitgewisseld op een beveiligde elektronische manier.
   De persoonsgegevens worden verwerkt conform artikel 6, lid 1, e), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
   Het agentschap, het lokaal bestuur en de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn elk afzonderlijk verwerkingsverantwoordelijke voor de persoonsgegevens, vermeld in het tweede lid, die zij verwerken.
   Conform artikel 12 van de voornoemde verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 informeren het agentschap, het lokaal bestuur en de Vlaamse Gemeenschapscommissie de betrokkenen minstens via hun website over de verwerking.
   Voor de lokale besturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden de maximale bewaringstermijnen voor persoonsgegevens, vermeld in dit artikel, conform artikel 5, lid 1, e), van de voornoemde verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016, vastgelegd in de beheersregels, vermeld in artikel III.81, § 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Bij het bepalen van deze bewaartermijnen wordt rekening gehouden met de specificiteit van de dossiers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2022-11-10/18, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 23-01-2023>


Art.11.Het agentschap werkt voor de realisatie van zijn taken samen en sluit samenwerkingsakkoorden af met overheden, instanties, instellingen, diensten en verenigingen die op het vlak van de toegewezen taken actief zijn.
  Inzake kinderopvang werkt het agentschap voor de lokale programmatie op structurele wijze samen met lokale actoren, waaronder de lokale besturen.
  [1 Voor de preventieve gezinsondersteuning werkt het agentschap samen met organisaties of instanties die consultatiebureaus organiseren, alsook met ziekenhuizen. In het belang van de continuïteit van een geïntegreerd zorgtraject in de perinatale periode en om het agentschap toe te laten aan elk gezin zijn dienstverlening met betrekking tot de preventieve gezinsondersteuning, vermeld in artikel 7, aan te bieden, heeft het agentschap toegang tot de kraaminrichtingen en verstrekken de ziekenhuizen bij de geboorte van een kind de volgende gegevens aan het agentschap:
   1° de voor- en achternaam van de moeder;
   2° de geboortedatum van de moeder;
   3° het identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ-nummer) van de moeder;
   4° het adres van de moeder;
   5° het gsm-nummer en het e-mailadres van de moeder;
   6° de voor- en achternaam van het kind;
   7° de geboortedatum van het kind;
   8° in voorkomend geval de datum van overlijden van het kind;
   9° in voorkomend geval dat het kind bij de geboorte voor adoptie werd afgestaan.]1
  [1 Het agentschap sluit samenwerkingsakkoorden met de ziekenhuizen waarin de afspraken over de samenwerking worden vastgelegd vanuit het oogpunt van de continuïteit van de zorg, en rekening houdend met de medische noodwendigheden, de deontologie en de privacy.]1
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-04/47, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 10-04-2022>

Art.12.De Vlaamse regering kan binnen het kader van de taak van het agentschap, [2 vermeld in artikel 5, 6, 6/1, 7, 7/1, 7/2, 7/3, 8 en 8/1]2 nadere regels bepalen met betrekking tot de normen en de voorwaarden om initiatieven toe te staan en of te subsidiëren, met dien verstande dat de toelatings- en/of erkenningsbeslissing bij het agentschap berust.
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-01/38, art. 17, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (2)<DVR 2019-05-03/32, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.13.§ 1. Het agentschap kan voor het realiseren van zijn doelstellingen, al of niet binnen het kader van de regels, vermeld in artikel 12, alle mogelijke activiteiten van welke aard ook ontwikkelen, opzetten en realiseren.
  § 2. Inzake kinderopvang behelst dit onder meer het uitreiken van vergunningen, attesteren, erkennen, subsidiëren of financieren, dossierbeheer, vorming en onderzoek, (met uitsluiting van het zelf verlenen van kinderopvang, de inspectie van voorzieningen voor kinderopvang en het subsidiëren of financieren van infrastructuur van voorzieningen voor kinderopvang). <DVR 2006-06-02/66, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 3. Inzake preventieve gezinsondersteuning behelst dit onder meer erkennen, subsidiëren of financieren, dossierbeheer, afsluiten van overeenkomsten, huisbezoeken, bezoeken van de bevallen moeders in de kraaminrichting (kraambezoeken), consulten en pedagogische spreekuren, (met uitsluiting van de inspectie van erkende voorzieningen en het subsidiëren of financieren van infrastructuur van erkende voorzieningen). <DVR 2006-06-02/66, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  [1 § 4. De Vlaamse Regering organiseert het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
   [2 ...]2
   [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<DVR 2013-06-21/17, art. 79, 007; Inwerkingtreding : 24-08-2013>
  (2)<DVR 2018-01-19/09, art. 20, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV.   
Art.14.
  <Opgeheven bij DVR 2018-01-19/09, art. 21, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.15.
  <Opgeheven bij DVR 2018-01-19/09, art. 21, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK V. - Bestuur en werking.
Art.16.De Vlaamse regering regelt de werking van het agentschap voor zover deze regeling geen afbreuk doet aan de in het [1 Bestuursdecreet]1 of in voorliggend oprichtingsdecreet vastgelegde beslissings- en beleidsstructuur.
  (Het hoofd van het agentschap wordt [2 zowel in het agentschap als in het agentschap Opgroeien]2 bijgestaan door een algemeen directeur.) <DVR 2006-12-22/67, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ----------
  (1)<DVR 2018-12-07/05, art. IV.68, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<DVR 2019-03-01/38, art. 18, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.17. Het agentschap stelt alle gevraagde gegevens ter beschikking van de entiteit die door de Vlaamse regering is aangewezen voor de inspectie. Tussen het agentschap en die entiteit wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
  De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot die samenwerkingsovereenkomst.

HOOFDSTUK VI. - Raadgevend comité.
Art.18. Bij het agentschap wordt een raadgevend comité opgericht, dat advies verstrekt op verzoek van het hoofd van het agentschap. Het raadgevend comité verstrekt tevens op eigen initiatief advies over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de taken van het agentschap.

Art.19.Het raadgevend comité is samengesteld uit een gelijke vertegenwoordiging van de volgende maatschappelijke geledingen van het beleidsveld :
  1° de kinderen [1 , de jongeren ]1 en de gezinnen;
  2° de voorzieningen die op de vermelde taakgebieden werkzaam zijn;
  3° de werknemers van de voorzieningen.
  Deze vertegenwoordigers worden benoemd op voordracht van de representatieve middenveldorganisaties van de genoemde geledingen.
  In het raadgevend comité kunnen ook andere, door de Vlaamse regering aan te wijzen personen, zitting hebben, alsook onafhankelijke deskundigen op het werkterrein van het agentschap.
  Het lidmaatschap van het raadgevend comité is onverenigbaar met de hoedanigheid van personeelslid van het agentschap.
  De Vlaamse regering stelt de nadere regels voor de samenstelling van het raadgevend comité vast, en kan voor de leden ervan een vergoeding bepalen. De leden worden door de Vlaamse regering voor een periode van vier jaar benoemd.
  Het raadgevend comité stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering. Het reglement stelt de praktische werking vast, de deontologie, de informatie- en rapporteringsopdracht van het comité, en de aard van de dossiers en rapporten die aan het raadgevend comité voorgelegd moeten worden.
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-01/38, art. 19, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

HOOFDSTUK VII. - Financiële middelen.
Art.20.Het agentschap kan [1 voor zichzelf en voor het agentschap Opgroeien]1 beschikken over de volgende ontvangsten :
  1° dotaties;
  2° schenkingen en legaten in speciën;
  3° inkomsten uit eigen participaties en uit door het agentschap verstrekte leningen aan derden;
  4° opbrengsten uit de verkoop van eigen participaties;
  5° ontvangsten voortvloeiend uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;
  6° de subsidies waarvoor het agentschap in aanmerking komt;
  7° de opbrengst uit sponsoring;
  8° de terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen;
  9° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de voorwaarden, van de beheersovereenkomst,[1 ...]1;
  10° retributies voorzover ze bij het decreet zijn toegewezen aan het agentschap;
  11° leningen;
  [1 12° het eventuele saldo op het einde van het voorgaande begrotingsjaar;]1
  [1 13° de bijdragen van personen ten aanzien van wie hulp wordt georganiseerd of van onderhoudsplichtige personen;]1
  [114° de geïnde kinderbijslagen en de ontvangsten die voortvloeien uit tussenkomsten in de geneeskundige zorgen; ]1
  [1 15° huurgelden voor de gronden of gebouwen waarvan de lasten van het eigenaarsonderhoud zijn toevertrouwd aan het agentschap, alsook de volledige opbrengst uit de verkoop van die gronden of gebouwen;]1
  [1 16° bestuurlijke geldboeten.]1
  Tenzij anders is bepaald in een decreet worden de ontvangsten, genoemd in het eerste lid, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.
  [1 Voor een persoon als vermeld in artikel 4, § 2, 4°, 6° en 7°, kan het agentschap, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, tegemoetkomen in de kosten van geneeskundige verzorging als vermeld in het eerste lid, 14°, in afwachting dat die kosten daadwerkelijk worden vergoed volgens de regelgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Het agentschap treedt, voor het bedrag van die vergoeding, in de rechten en rechtsvorderingen van die persoon of zijn rechthebbende tegen het ziekenfonds dat de vergoeding verschuldigd is. Als de tegemoetkoming wordt verleend met een subsidie aan een erkende of gelijkgestelde voorziening waaraan de persoon is toevertrouwd, vordert die voorziening namens het agentschap de vergoeding van het ziekenfonds.]1
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-01/38, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.21. Het agentschap kan schenkingen of legaten aanvaarden. Het hoofd van het agentschap beoordeelt vooraf de opportuniteit en de risico's die aan de aanvaarding verbonden zijn.

Art.22.Het agentschap wordt gemachtigd om een reservefonds aan te leggen. In de begroting situeert het reservefonds zich op het niveau van de totaliteit van het agentschap.
  Het agentschap mag de middelen in het reservefonds voor de volgende taken aanwenden :
  1° voor de taken, bedoeld in artikelen [1 vermeld in artikel 5, 6, 7, 7/1, 7/2 en 7/3]1 en voor de taken die de Vlaamse regering met toepassing van artikel[1artikel 8 ]1 aan het agentschap opdraagt;
  2° voor het verwerven en beheren van patrimonium dat wordt aangewend voor de realisatie van de taken, bedoeld in artikelen[1 vermeld in artikel 5, 6, 7, 7/1, 7/2 en 7/3]1 en van de taken die de Vlaamse regering met toepassing van artikel 8, § 2, aan het agentschap opdraagt.
  [1 3° voor de toekomstige en onvoorziene uitgaven van het agentschap en het agentschap Opgroeien.]1
  [1 De financiering]1 van het reservefonds is afhankelijk van een machtiging door het Vlaams Parlement in de jaarlijkse begroting. Die machtiging kan enkel betrekking hebben op dat deel van de uitgavenkredieten dat in de begroting aan het agentschap wordt toegekend en dat in het begrotingsjaar zelf niet wordt aangewend.
  ----------
  (1)<DVR 2019-03-01/38, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

HOOFDSTUK IX. - Coördinatie.
Art.23.§ 1. De Vlaamse regering wordt ermee belast de bestaande wets- en decreetsbepalingen te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet en van het [1 Bestuursdecreet]1.
  De besluiten die hiertoe worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben indien zij niet bij decreet zijn bekrachtigd binnen negen maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum.
  De bevoegdheid die hiertoe aan de Vlaamse regering, is opgedragen, vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd, alleen bij een decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven.
  § 2. De Vlaamse regering kan de bepalingen van de decreten betreffende Kind en Gezin coördineren, alsook de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie. Te dien einde kan zij :
  1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
  2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
  3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen.
  De coördinatie treedt pas in werking nadat ze bij decreet is bekrachtigd.
  ----------
  (1)<DVR 2018-12-07/05, art. IV.69, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IX. - Taalregeling.
Art.24. [1 Opdat een voorziening erkend of gesubsidieerd kan worden, moet het personeel in dienst van de voorziening, dat instaat voor de communicatie met de overheid of voor de dienstverlening, inclusief de contacten met kinderen en gezinnen, een geattesteerde kennis van het Nederlands hebben.
   Die kennis blijkt uit het studiebewijs van het genoten onderwijs.
   Als de persoon, vermeld in het eerste lid, geen studiebewijs kan voorleggen, zal zijn kennis van het Nederlands worden bewezen op een wijze die door de Vlaamse Regering wordt bepaald.]1
  [2 De bepaling, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op kinderopvang, vermeld in het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters.]2
  ----------
  (1)<DVR 2009-03-20/36, art. 51, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<DVR 2012-04-20/25, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2014 (BVR 2013-11-22/33, art. 75)>

Art.25. Van de bepalingen van artikel 24 kan worden afgeweken voor de personen van opgerichte, erkende of gesubsidieerde voorzieningen met of die ten dienste staan van allochtone kinderen en gezinnen. De afwijkingen worden op voorstel van het agentschap toegestaan door de Vlaamse regering.

HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art.26. De volgende regelingen wordt opgeheven :
  het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij decreet van 03/05/1989, decreet van 23/02/1994, decreet van 24/06/1997, decreet van 15/07/1997, decreet van 07/07/1998 en decreet van 09/03/2001;
  het artikel 30 van het decreet van 22 november 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1995.

Art.27. Het opheffen van het artikel 30 van het decreet van 22 november 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1995 gebeurt slechts met dien verstande dat het saldo van het erin bedoelde reservefonds integraal overgaat naar het middels artikel 22 van voorliggend decreet nieuw opgerichte reservefonds.

Art.28. (Opgeheven) <DVR 2006-12-22/67, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 06-03-2007>

Art.29. Behoudens andersluidende bepalingen, worden de begroting en rekeningen opgemaakt en goedgekeurd en de controle door het Rekenhof uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut van categorie A.

Art. 30. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.

  (NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-04-2006 door BVR 2006-03-31/54, art. 77, 1°, met uitzondering van art. 26, eerste streepje, voor zover het art. 4bis van DVR 1984-05-29/35 betreft. Betrokken art. 4bis blijft van kracht, wat betreft het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, tot de datum waarop het decreet in werking treedt dat de in die bepaling vermelde taak toewijst aan een entiteit binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.)