Details





Titel:

22 NOVEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters (als: Vergunningsbesluit van 22 november 2013) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-01-2014 en tekstbijwerking tot 15-07-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK 2. - Startvoorwaarden
Afdeling 1. - Gezinsopvang en groepsopvang
Art. 2-8
Afdeling 2. - Gezinsopvang
Art. 9-12
Afdeling 3. - Groepsopvang
Art. 13
HOOFDSTUK 3. - Werkingsvoorwaarden
Afdeling 1. [1Beleidsvoerend vermogen]1
Art. 13/0
Afdeling 1/1. [1- Infrastructuur]1
Onderafdeling 1.
Art. 13/1, 14-17
Onderafdeling 2.
Art. 18-20
Onderafdeling 3.
Art. 21
Afdeling 2. - Veiligheid en gezondheid
Onderafdeling 1. - Brandveiligheidsvoorschriften
Art. 22-23
Onderafdeling 2. - Risicobeheersing
Art. 24, 24/1
Onderafdeling 3. - Voeding
Art. 25
Onderafdeling 4.
Art. 26
Onderafdeling 5. - Crisis en grensoverschrijdend gedrag
Art. 27-28
Onderafdeling 6. - Verzekering
Art. 29
Afdeling 3. - Omgang met de kinderen en de gezinnen
Onderafdeling 1. - Respect voor integriteit en niet-discriminatie
Art. 30
Onderafdeling 2. - Pedagogisch beleid [1 ...]1
Art. 31-32
Onderafdeling 3. - Betrokkenheid en participatie van de gezinnen
Art. 33
Onderafdeling 4. - Huishoudelijk reglement en schriftelijke overeenkomst
Art. 34-36
Onderafdeling 5. - Inlichtingenfiche en aanwezigheidsregister
Art. 37-38
Afdeling 4. - Personen werkzaam in de kinderopvanglocatie
Onderafdeling 1. - De verantwoordelijke
Art. 39-41
Onderafdeling 2. - De kinderbegeleider
Art. 42-44
Onderafdeling 3. - Andere personen met regelmatig direct contact
Art. 45
Afdeling 5. - Organisatorisch management
Onderafdeling 1. [1Medewerkersbeleid]1
Art. 46-48
Onderafdeling 2. - Algemene werking en financiële werking
Art. 49-54
Onderafdeling 3. - Leefgroepindeling en gebruik ruimtes
Art. 55-56
Onderafdeling 4. - Kwaliteitsbeleid en klachtenbehandeling
Art. 57-58
Afdeling 6. - Samenwerking
Onderafdeling 1. - Samenwerking met [1 het agentschap]1
Art. 59-60
Onderafdeling 2. - Samenwerking met het lokaal loket kinderopvang
Art. 61
Onderafdeling 3. - Samenwerking met het lokaal bestuur
Art. 62
HOOFDSTUK 4. [1 Afwijkings- en overgangsbepalingen]1
Art. 63-66, 66/1
HOOFDSTUK 5. -Slotbepalingen
Afdeling 1.
Art. 67
Afdeling 2.
Onderafdeling 1.
Art. 68-72
Onderafdeling 2.
Art. 73
Onderafdeling 3.
Art. 73/1, 74
Afdeling 3. - Inwerkingtredingsbepaling en uitvoeringsbepaling
Art. 75-76
BIJLAGEN.
Art. N1-N9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001035370  2002035020  2008202840  2008204070  2008A04070  2009201418  2009201722  2011202739 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  [4 1° agentschap: het agentschap, vermeld in artikel 2 van het decreet van 20 april 2012;]4
  [4 1°/1 ]4 buitenschoolse opvang : de opvang van kinderen die naar de basisschool, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, gaan;
  2° contracthouder : de persoon uit het gezin waarmee de organisator een schriftelijke overeenkomst voor kinderopvang heeft;
  [4 2/1° crisis: een situatie waarbij de fysieke of psychische integriteit van een kind tijdens de kinderopvang in gevaar of geschonden is;]4
  3° decreet van 20 april 2012 : het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;
  4° gezin : de persoon of de personen in het thuismilieu van het opgevangen kind die verantwoordelijkheid voor dat kind dragen;
  [4 4/1° grensoverschrijdend gedrag: een situatie waarin een kind het slachtoffer is of dreigt te worden van onterende handelingen, bedreigingen of geweld door een persoon die aanwezig is in de kinderopvang;]4
  5° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
  6° 's nachts : tussen 20 uur en 6 uur;
  7° vergunning : een vergunning voor gezinsopvang of een vergunning voor groepsopvang als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° en 2°, van het decreet van 20 april 2012;
  8° [1 wennen : het geleidelijk aan laten verlopen van de overgang van het thuismilieu van het kind naar de kinderopvanglocatie waarbij er extra aandacht is voor de wisselwerking tussen de kinderen, de gezinnen en de kinderbegeleiders en voor de uitwisseling met de gezinnen;]1
  [2 9° [4 ...]4]2
  De naleving van de startvoorwaarden, vermeld in dit besluit, heeft betrekking op het toekennen van een vergunning door [3 het agentschap]3, en de naleving van de werkingsvoorwaarden, vermeld in dit besluit, heeft betrekking op het behouden van een vergunning.
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2020-04-10/09, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 31-03-2020>
  (3)<BVR 2021-03-12/10, art. 70, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (4)<BVR 2023-03-17/23, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 1/1. [1 Dit besluit wordt aangehaald als: Vergunningsbesluit van 22 november 2013.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-04-04/86, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2014>

HOOFDSTUK 2. - Startvoorwaarden
Afdeling 1. - Gezinsopvang en groepsopvang
Art.2.De organisator heeft kennisgenomen van de werkingsvoorwaarden die op hem van toepassing zijn, vermeld in artikel 14 tot en met 62, en verbindt zich ertoe om aan die voorwaarden te voldoen zodra er in de kinderopvanglocatie kinderen worden opgevangen.
  De organisator heeft bovendien :
  1° een risicoanalyse als vermeld in artikel 24, § 1;
  2° [2 ...]2;
  3° [4 ...]4
  De startvoorwaarden, vermeld in het eerste en tweede lid, blijken uit een verklaring op erewoord van de organisator opgenomen in het aanvraagformulier van een vergunning voor kinderopvang van [3 het agentschap]3.[1 Deze verplichting geldt alleen voor de organisator van groepsopvang.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/86, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (2)<BVR 2018-02-23/30, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<BVR 2021-03-12/10, art. 70, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (4)<BVR 2021-01-29/12, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.3.[1 De organisator heeft de infrastructuur, vermeld in artikel 13/1 tot en met 19 en 21, 1° en 2°, en zorgt ervoor dat de infrastructuur een veilige en gezonde omgeving is als vermeld in artikel 24, § 1. Dat blijkt voor groepsopvang uit een advies infrastructuur van een toezichthouder en voor gezinsopvang uit een verklaring op erewoord van de organisator.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art.4.[1 De organisator heeft een verantwoordelijke als vermeld in artikel 39, eerste lid, 1°, en artikel 40, § 1 en 2. Dat blijkt uit de documenten, vermeld in artikel 40, § 2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art.5.[1 De organisator heeft de integriteit en [2 het beleidsvoerend vermogen]2 om op een rechtmatige manier, rekening houdend met geldende normen en waarden, kwaliteitsvolle kinderopvang te organiseren. Dat blijkt onder meer uit het document, vermeld in artikel 49, § 2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-11/28, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 13-02-2016>
  (2)<BVR 2023-03-17/23, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.6. De organisator heeft een ondernemingsnummer als vermeld in artikel 52. Dat blijkt uit een vermelding van het ondernemingsnummer.

Art.7.
  <Opgeheven bij BVR 2020-04-10/09, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 31-03-2020>

Art.8.[1 De organisator heeft een starterstraject[2 ...]2afgerond.
  [2 De verplichting om een starterstraject af te ronden, vermeld in het eerste lid, geldt in de volgende gevallen:
   1° bij de aanvraag van een vergunning voor een nieuwe kinderopvanglocatie;
   2° bij de aanvraag van een vergunning bij wijziging van organisator, met uitzondering van de wijziging, vermeld in artikel 13/2 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014;
   3° bij de aanvraag van een vergunning bij wijziging van opvangvorm.]2
   Een starterstraject als vermeld in het eerste lid, focust op het beleidsvoerend vermogen van de organisator.
   De minister bepaalt de nadere regels, minstens voor de inhoud van de kennis die aan bod komt in het starterstraject, vermeld in het eerste lid, en de validering ervan.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BVR 2023-11-10/07, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Afdeling 2. - Gezinsopvang
Art.9. De kinderopvanglocatie voor gezinsopvang voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 22. Dat blijkt uit een verklaring op erewoord van de organisator.

Art.10. De organisator van gezinsopvang heeft een kinderbegeleider als vermeld in artikel 42 en 43, en voldoet voor de personen die in de kinderopvanglocatie regelmatig direct contact hebben met de opgevangen kinderen, aan de voorwaarden, vermeld in artikel 45. Dat blijkt uit de volgende documenten :
  1° voor de kinderbegeleider : de documenten, vermeld in artikel 43;
  2° voor de personen die regelmatig direct contact hebben met de opgevangen kinderen : de documenten, vermeld in artikel 45.

Art.11.[1 De organisator van gezinsopvang zorgt ervoor dat elke kinderbegeleider een traject gezinsopvang [2 ...]2 heeft doorlopen.
   Een traject gezinsopvang als vermeld in het eerste lid, focust op inzicht in de specifieke context van gezinsopvang.
   De minister bepaalt de nadere regels, minstens voor de inhoud van de kennis die aan bod komt in het traject gezinsopvang, vermeld in het eerste lid]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
  (2)<BVR 2023-11-10/07, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Art.12.
  <Opgeheven bij BVR 2018-02-23/30, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling 3. - Groepsopvang
Art.13.[1 De organisator van groepsopvang voldoet aan volgende voorwaarden:
   1° de kinderopvanglocatie voor groepsopvang voldoet aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, vermeld in artikel 23, eerste lid;
   2° hij heeft een advies van het lokaal bestuur van de gemeente waar de kinderopvanglocatie voor groepsopvang zich bevindt, over een van de volgende elementen, rekening houdend met de lokale context:
   a) de opportuniteit van de opstart van een nieuwe kinderopvanglocatie voor groepsopvang;
   b) de opportuniteit van de uitbreiding van een bestaande kinderopvanglocatie met minstens negen vergunde plaatsen.
   Het voldoen aan de startvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, blijkt uit een brandveiligheidsattest als vermeld in artikel 23, tweede lid. Het voldoen aan de startvoorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, blijkt uit het advies van het lokaal bestuur, vermeld in dat punt 2°.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-01-29/12, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

HOOFDSTUK 3. - Werkingsvoorwaarden
Afdeling 1. [1Beleidsvoerend vermogen]1   ----------   (1)
Art. 13/0. [1De organisator heeft de integriteit en het beleidsvoerend vermogen om op een rechtmatige manier, rekening houdend met de geldende normen en waarden, kwaliteitsvolle en duurzame kinderopvang te organiseren.
   De naleving van de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, blijkt uit de manier waarop de volgende aspecten in de vergunde werking aanwezig zijn:
   1А duidelijk leiderschap, met een gestructureerde werkomgeving, waar de bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk worden toebedeeld en waarbij de organisator ervoor zorgt dat alle medewerkers minstens de geяntegreerde aanpak, vermeld in punt 2А, kennen en toepassen;
   2А een geяntegreerde aanpak van al de volgende thema's:
   a) infrastructuur als vermeld in artikel 13/1 tot en met artikel 21;
   b) veiligheid en gezondheid als vermeld in artikel 22 tot en met artikel 29;
   c) omgang met de kinderen en de gezinnen als vermeld in artikel 30 tot en met artikel 38;
   d) personen die in de kinderopvanglocatie werken als vermeld in artikel 39 tot en met artikel 45;
   e) organisatorisch management als vermeld in artikel 46 tot en met artikel 58;
   f) samenwerking als vermeld in artikel 59 tot en met artikel 62;
   3А een reflectieve, proactieve en reactieve houding met het oog op een voortdurende verbetering van de eigen werking, rekening houdend met de feedback en input van gezinnen, medewerkers en relevante expertise van externe organisaties;
   4А een innovatieve houding, waarbij er oog is voor vernieuwing, rekening houdend met ontwikkelingen in de omgeving, de samenleving en de regelgeving;
   5А doeltreffende communicatie en transparantie, waarbij erop gelet wordt dat de nodige en correcte informatie tijdig en duidelijk bij de juiste mensen terechtkomt, waaronder de personen die werken in de kinderopvanglocatie en de gezinnen van de opgevangen kinderen;
   6А samenwerking en transparante communicatie met het agentschap, het lokaal bestuur, het lokaal loket kinderopvang en andere lokale partners.
   De organisator zorgt voor ondersteuning voor zichzelf en voor zijn medewerkers voor alle voorwaarden, vermeld in het eerste en tweede lid.
   De organisator kan de naleving van alle voorwaarden, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, aantonen op basis van onder meer documentatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-03-17/23, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 1/1. [1- Infrastructuur]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1.   
Art. 13/1.[1 De infrastructuur is geschikt om kwaliteitsvolle kinderopvang te organiseren en voldoet minstens aan de voorwaarden, vermeld in artikel 14 tot en met artikel 21.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2015-10-09/09, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art.14.[1De kinderopvanglocatie heeft de volgende afzonderlijke binnenruimtes:
   1А een of meer leefruimtes per leefgroep;
   2А een rustruimte waar elk aanwezig kind dat jonger dan achttien maanden is of dat `s nachts opgevangen wordt, kan slapen.
   Als er meer dan 36 kinderopvangplaatsen zijn, zijn alle leefgroepen apart bereikbaar.
   In elke leef- en rustruimte die de kinderen in de kinderopvanglocatie gebruiken, vinden er tijdens de openingsuren geen activiteiten plaats die niet gerelateerd zijn aan kinderopvang.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Art.15.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art.16.[1 De nettovloeroppervlakte die gebruikt wordt voor verzorging, spel of om te rusten, bedraagt minimaal 5 m per kinderopvangplaats in de leefruimte en de rustruimte samen, waarvan minimaal 3 m in de leefruimte. Als er geen aparte rustruimte is, is er minstens 5 m per kinderopvangplaats in de leefruimte.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art.17. Er is voldoende, vlot en veilig bereikbare buitenspelmogelijkheid die afgestemd is op het aantal vergunde kinderopvangplaatsen en op de leeftijd van de kinderen.

Onderafdeling 2.   
Art.18.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art.19.[1 Voor de verzorging is er een uitrusting die aangepast is aan het aantal vergunde kinderopvangplaatsen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art.20.[1 Voor elk aanwezig kind is er een veilig bed[2 aanwezig in de binnenruimtes, vermeld in artikel 14]2.
   Voor een kind jonger dan achttien maanden wordt onder veilig bed verstaan : een bed of wieg met minstens twee spijlenwanden, een ventilerende bodem en een stevige passende matras, en dat voldoet aan de voorschriften die door de minister worden vastgesteld.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2023-03-17/23, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>

Onderafdeling 3.   
Art.21.[1 In de kinderopvanglocatie is er :
   1° voldoende natuurlijk daglicht in de leefruimte;
   2° voldoende ventilatie in de leef- en rustruimtes;
   3° een goed evenwicht tussen de omgevingstemperatuur, het bedmateriaal en de kleding van de kinderen;
   4° een zodanige plaatsing van de bedden dat er vrije circulatie mogelijk is aan minstens één lange kant van het bed.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Afdeling 2. - Veiligheid en gezondheid
Onderafdeling 1. - Brandveiligheidsvoorschriften
Art.22. De organisator van gezinsopvang zorgt voor de mogelijkheid tot veilige evacuatie van de opgevangen kinderen en voor maatregelen betreffende brandpreventie.

Art.23.De organisator van groepsopvang zorgt ervoor dat de infrastructuur voldoet aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, opgenomen in [1 bijlage 1]1, die bij dit besluit is gevoegd.
  [1 De mate van naleving van de specifieke brandveiligheidsvoorschriften wordt vastgesteld aan de hand van een brandveiligheidsattest A, B of C, volgens de modellen die door de minister worden vastgesteld. Het voldoen aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, vermeld in het eerste lid, blijkt uit een brandveiligheidsattest A of B.]1.
  Met behoud van de toepassing van het tweede lid vervalt het brandveiligheidsattest A of B van rechtswege zes maanden na de realisatie van ingrijpende wijzigingen in de kinderopvanglocatie die een weerslag kunnen hebben op de [1 brandveiligheid]1.
  Op verzoek van de organisator adviseert de bevoegde brandweer over de bouwplannen die een weerslag kunnen hebben op de [1 brandveiligheid]1, en over de beschrijving van gebruikte materialen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Onderafdeling 2. - Risicobeheersing
Art.24.[1De organisator zorgt voor een omgeving die gezond is en zo veilig als nodig. Om deze omgeving te realiseren maakt de organisator een risicoanalyse.
   De risicoanalyse, vermeld in het eerste lid, gaat over al de volgende elementen:
   1А de voorkoming van verwondingen, ongevallen, crisissen, levensbedreigende situaties en het verdwijnen van kinderen;
   2А de voorkoming van ziekte, besmetting en verontreiniging.
   In de risicoanalyse, vermeld in het eerste lid, houdt de organisator rekening met al de volgende elementen:
   1А een permanente begeleiding van de kinderen en een actief, auditief en visueel toezicht, ook tijdens de slaapsituatie;
   2А de draagkracht bij de medewerkers;
   3А het kwaliteitsvol en integer handelen van medewerkers.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 24/1. [1Een kind dat jonger dan щщn jaar is, wordt op de rug te slapen gelegd, zowel binnen als buiten.
   De organisator kan een uitzondering toestaan op de verplichting, vermeld in het eerste lid, op basis van een attest van een arts van medische tegenindicatie of op basis van een attest van de contracthouder volgens het model dat door de minister wordt vastgesteld.
   Een kind dat jonger dan щщn jaar is, krijgt geen kussens of dekbed tijdens het slapen, zowel binnen als buiten. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-03-17/23, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 3. - Voeding
Art.25. De kinderen krijgen gezonde, gevarieerde en hygiënisch bereide voeding en drank.
  Als er loden waterleidingen aanwezig zijn in de kinderopvanglocatie of bij twijfel daarover, wordt alleen flessenwater gebruikt voor elke bereiding van voeding of drank.

Onderafdeling 4.   
Art.26.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Onderafdeling 5. - Crisis en grensoverschrijdend gedrag
Art.27.[1 De organisator zorgt ervoor dat elke medewerker de aanpak kent in verband met het correct en accuraat handelen in geval van crisis, grensoverschrijdend gedrag en verontrusting en in staat is om deze aanpak toe te passen.
   In het eerste lid wordt verstaan onder verontrusting: een bezorgdheid, ook buiten de kinderopvang, over de fysieke of psychische integriteit van een kind.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.28.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 6. - Verzekering
Art.29. De organisator heeft een verzekering voor :
  1° de burgerlijke aansprakelijkheid voor de schade die veroorzaakt wordt bij de uitbating van de kinderopvang. Voor de dekking van lichamelijke schade worden de kinderen onderling als derden beschouwd. De volgende personen worden minstens verzekerd :
  a) de organisator en de personen die in de kinderopvanglocatie werken;
  b) de onbezoldigde medewerkers en de personen die in nood bijspringen;
  c) in geval van kinderopvang in de gezinswoning, de personen, vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven;
  2° lichamelijke ongevallen van de opgevangen kinderen, met minimaal de volgende dekking :
  a) 7500 euro voor medische kosten;
  b) 2500 euro in geval van overlijden, tenzij voor kinderen jonger dan vijf jaar in welk geval alleen een dekking van 1000 euro geldt voor begrafeniskosten;
  c) 12.500 euro in geval van blijvende ongeschiktheid.

Afdeling 3. - Omgang met de kinderen en de gezinnen
Onderafdeling 1. - Respect voor integriteit en niet-discriminatie
Art.30. Overeenkomstig artikel 6, § 1, 3°, a) en b), van het decreet van 20 april 2012, voldoet de organisator voor zijn kinderopvanglocatie minstens aan alle voorwaarden met betrekking tot de omgang met de kinderen en de gezinnen, waaronder minstens het respecteren van de fysieke en psychische integriteit van elk kind en het niet discrimineren van kinderen en gezinnen.

Onderafdeling 2. - Pedagogisch beleid [1 ...]1   ----------   (1)
Art.31.[1 Ї 1. De organisator realiseert een pedagogisch beleid dat minstens betrekking heeft op al de volgende elementen:
   1А de systematische screening en bevordering van het welbevinden van elk kind;
   2А de systematische screening en bevordering van de betrokkenheid van elk kind;
   3А de emotionele ondersteuning van elk kind door de kinderbegeleider;
   4А de educatieve ondersteuning van elk kind door de kinderbegeleider;
   5А de omgeving;
   6А [2 ...]2.
   In het eerste lid wordt verstaan onder:
   1А welbevinden: kunnen genieten, spontaan en zichzelf kunnen zijn, ontspannen zijn, zich openstellen, levenslust uitstralen, zelfvertrouwen hebben, weerbaar en assertief zijn en in contact zijn met zijn gevoelens;
   2А betrokkenheid: geconcentreerd en tijdvergeten bezig zijn, gemotiveerd bezig zijn, een open houding hebben voor wat de omgeving te bieden heeft, intens mentaal actief zijn, exploratiedrang hebben en zich bewegen aan de grens van de eigen mogelijkheden;
   3А emotionele ondersteuning: warm, respectvol en enthousiast omgaan met de kinderen met aandacht voor hun emotionele behoeften;
   4А educatieve ondersteuning: het leren en de ontwikkeling van de kinderen stimuleren met aandacht voor de ideeыn, de initiatieven en het standpunt van de kinderen zelf en met het gebruik van een rijke en gevarieerde taal;
   5А omgeving: een toegankelijke en stimulerende indeling van de opvangruimtes voor de kinderen met een gevarieerd aanbod aan materialen en activiteiten en een doeltreffende organisatie van tijd en personeel voor de kinderen;
   6А [2 ...]2.
   In het pedagogische beleid realiseert de organisator:
   1А regelmaat in de dagindeling;
   2А continuïteit in de begeleiding;
   3А het wennen;
   4А het buitenspel;
   5А een taalbeleid dat de Nederlandse taalverwerving van elk kind stimuleert, met daarnaast positieve aandacht voor de taal die het kind in zijn thuismilieu spreekt;
   6А het bevorderen van een onderlinge respectvolle houding;
  [2 7А respect voor de eigenheid van elk gezin;]2
  [2 8А de ondersteuning van gezinnen.]2
   Ї 2. Aansluitend bij de realisatie van het pedagogische beleid, vermeld in paragraaf 1, voldoet de organisator aan een pedagogische norm die betrekking heeft op dimensies die overeenkomen met de elementen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De minister stelt de nadere regels vast.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (2)<BVR 2024-05-03/46, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 25-07-2024>

Art.32.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3. - Betrokkenheid en participatie van de gezinnen
Art.33.[1 De organisator zorgt voor betrokkenheid en participatie van de gezinnen door:
   1А met de gezinnen individueel en collectief in dialoog te gaan over al de volgende aspecten:
   a) de opvang van hun kind, waaronder de pedagogische aanpak, de omgang met het kind en als er problemen zijn;
   b) de werking, waaronder de opvolging van een eventuele crisis of de opvolging van eventuele klachten, en de evaluatie van de werking door de gezinnen;
   2А transparant te zijn over al de volgende aspecten:
   a) de inspectierapporten van Zorginspectie;
   b) de aanmaningen en elke bestuurlijke maatregel van het agentschap ten aanzien van de organisator;
   c) de aanpak waarin de organisator voorziet en die de organisator hanteert naar aanleiding van de inspecties, aanmaningen en bestuurlijke maatregelen, vermeld in punt a) en b).]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 4. - Huishoudelijk reglement en schriftelijke overeenkomst
Art.34.De organisator heeft een huishoudelijk reglement dat door de contracthouder voor ontvangst en kennisneming wordt ondertekend, uiterlijk op het ogenblik van de ondertekening van de schriftelijke overeenkomst, vermeld in artikel 36.
  Elke wijziging van het huishoudelijk reglement in het nadeel van de contracthouder[1 ...]1 wordt minstens twee maanden voor de wijziging ingaat, schriftelijk meegedeeld en wordt voor ontvangst en kennisneming ondertekend door de contracthouder. De contracthouder heeft het recht om binnen twee maanden na kennisname van de wijziging, de schriftelijke overeenkomst, vermeld in artikel 36, op te zeggen zonder enige schade- of opzeggingsvergoeding verschuldigd te zijn.
  Het huishoudelijk reglement vermeldt minimaal :
  1° informatie over :
  a) de organisator van de kinderopvanglocatie, waaronder de naam, het adres, het e-mailadres, het telefoonnummer, de rechtsvorm en het ondernemingsnummer;
  b) de kinderopvanglocatie, waaronder de naam, het adres, het e-mailadres, het telefoonnummer, de openingsdagen, de openingsuren en de sluitingsdagen, alsook de contactgegevens van de kinderopvanglocatie in noodgevallen;
  c) [3 het agentschap]3, waaronder het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer;
  2° het beleid op het vlak van :
  a) de aangeboden kinderopvang en de belangrijkste kenmerken daarvan;
  b) de prijs voor kinderopvang, waaronder wat die prijs omvat, hoe die prijs bepaald wordt, of er een prijs gevraagd wordt voor het wennen, voor het laattijdig afhalen van het kind of voor de afwezigheid van het kind;
  c) de terugbetaling of inhouding van de inschrijvingsprijs, waarborg of elke som geld, ongeacht de benaming;
  d) de inschrijving en opname, waaronder de eventuele voorrangsregels;
  e) het brengen en het afhalen van het kind, waaronder de eventuele maatregelen bij niet-naleving van de afspraken;
  f) ziekte of ongeval van een kind;
  g) het gebruik van medicatie;
  h) de veiligheid en begeleiding bij eventuele verplaatsingen;
  i) de afwezigheid van een kind;
  3° het recht van het gezin :
  a) op wennen;
  b) op toegang tot alle ruimtes waar het kind wordt opgevangen;
  c) [4 om klachten te uiten, eerst bij de organisator via de procedure voor klachtenbehandeling, vermeld in artikel 58, en pas nadien via het agentschap, met uitzondering van klachten over een crisis, die direct tot het agentschap gericht kunnen worden. Het adres, e-mailadres en het telefoonnummer van het agentschap worden daarbij vermeld;]4;
  d) op respect voor de privacy [2 en de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van hun gegevens, meer bepaald met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens als vermeld in verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)]2. Daarbij zijn de volgende bepalingen opgenomen :
  1) een bepaling over kennisgeving, meer bepaald dat de persoonsgegevens van de kinderen en de gezinnen alleen gebruikt worden in het kader van kinderopvang, en dat die gegevens op elk moment kunnen worden ingekeken en verbeterd door de betrokkenen, en dat die gegevens worden vernietigd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn in functie van de naleving van toepasselijke regelgeving;
  2) een vertrouwelijkheidsverklaring, meer bepaald dat de organisator zich ertoe verbindt om de veiligheid en het vertrouwelijke karakter van de persoonsgegevens te waarborgen;
  4° [4 de verwijzing naar:
   a) de vergunning en de bijbehorende beslissing, en de duidelijke bekendmaking ervan;
   b) de link naar de website van het agentschap over de status van handhaving;
   c) de verzekeringen, vermeld in artikel 29, met de naam en het adres van de verzekeringsmaatschappij en het polisnummer.]4
  5° de modaliteiten bij wijziging van het huishoudelijk reglement als vermeld in het tweede lid.
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2019-01-25/40, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
  (3)<BVR 2021-03-12/10, art. 73, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (4)<BVR 2023-03-17/23, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.35. De organisator zorgt ervoor dat de bepalingen van het huishoudelijk reglement raadpleegbaar zijn voor elke geïnteresseerde.

Art.36.De organisator heeft een schriftelijke overeenkomst met de contracthouder.
  De schriftelijke overeenkomst vermeldt minimaal :
  1° de gegevens over de contracterende partijen, zijnde de organisator enerzijds en de contracthouder anderzijds, waaronder de naam en het adres;
  2° de gegevens over de kinderopvanglocatie, waaronder het adres;
  3° de begindatum en de vermoedelijke einddatum van de kinderopvang;
  4° het opvangplan, waaronder de gereserveerde kinderopvangdagen, meer bepaald hoeveel dagdelen en nachten het kind naar de kinderopvanglocatie komt, en de modaliteiten om het opvangplan te wijzigen;
  5° de prijs voor de kinderopvang, waaronder de betalingswijze en de wettelijk toegestane modaliteiten tot wijziging van de prijs voor de kinderopvang;
  6° de eventuele inschrijvingsprijs, de eventuele waarborg of elke som geld, ongeacht de benaming, met inbegrip van de betalingswijze, de bewaring en terugbetaling, waarbij vermeld moet worden dat een deel of het geheel van de som geld in verhouding tot de aangetoonde schade van beide partijen ingehouden zal worden;
  7° de identificatiegegevens van het kind en de contactgegevens van het gezin in noodgevallen;
  8° gelijkwaardige opzegmodaliteiten, zowel voor de contracthouder als voor de organisator, waaronder :
  a) de bepaling dat een eventuele opzeggingsvergoeding niet kan worden gevraagd als een opzegtermijn wordt gerespecteerd;
  b) de bepaling dat een opzegtermijn en opzeggingsvergoeding niet gevraagd kan worden door de organisator of de contracthouder die een zware fout heeft begaan, of door de organisator in geval van een beslissing tot opheffing van een vergunning door [2 het agentschap]2;
  c) het ogenblik waarop een eventuele opzegtermijn ingaat;
  9° de regeling bij het niet-naleven van de contractuele bepalingen, zowel door de contracthouder als door de organisator, waaronder de eventuele schadevergoeding die verschuldigd is, en waarbij wordt bepaald dat de schadevergoeding in verhouding moet staan tot de geleden schade en dat schadevergoeding niet gevraagd kan worden in geval van overmacht bij een van beide partijen;
  10° de verwijzing naar het huishoudelijk reglement, dat als bijlage wordt meegedeeld.
  [1 Het opvangplan, vermeld in het tweede lid, 4°, wordt in onderling akkoord tussen de organisator en de contracthouder gesloten op basis van onderhandeling over de verwachtingen en de vragen van beide partijen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-04-04/86, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 74, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Onderafdeling 5. - Inlichtingenfiche en aanwezigheidsregister
Art.37.De organisator heeft, met het oog op de veiligheid van de kinderen, voor elk opgevangen kind een actuele inlichtingenfiche waarin de volgende bepalingen zijn opgenomen, waarvoor de contracthouder toestemming geeft om ze te verwerken in het kader van de naleving van de voorwaarden van dit besluit :
  1° de identificatiegegevens van het kind en het gezin;
  2° de bereikbaarheidsgegevens van het gezin en de behandelende arts;
  3° de specifieke aandachtspunten, onder meer over de gezondheid of de manier van omgaan met het kind;
  4° de personen die het kind mogen ophalen.
  De inlichtingenfiche kan alleen, en op elk moment, geraadpleegd worden door :
  1° de organisator, in geval van aantoonbare noodzakelijkheid;
  2° de verantwoordelijke;
  3° elke kinderbegeleider, voor elk kind dat hij begeleidt;
  4° de toezichthouders;
  5° [1 het agentschap]1;
  6° de gezinnen, voor hun eigen kind.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 74, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.38. De organisator zorgt voor een aanwezigheidsregister dat aanwezig is in de kinderopvanglocatie en dat per kinderopvangdag de aankomst- en vertrektijd van elk opgevangen kind van de afgelopen twaalf maanden vermeldt. De gezinnen bevestigen schriftelijk of elektronisch de geregistreerde aanwezigheden van hun kind.

Afdeling 4. - Personen werkzaam in de kinderopvanglocatie
Onderafdeling 1. - De verantwoordelijke
Art.39.De organisator heeft :
  1° een verantwoordelijke als vermeld in artikel 2, eerste lid, 5°, van het decreet van 20 april 2012;
  2° een persoon werkzaam in de kinderopvanglocatie die bij afwezigheid van de verantwoordelijke op de kinderopvanglocatie de taak van de verantwoordelijke als aanspreekpersoon voor de toezichthouders, [2 het agentschap]2 en de gezinnen, overneemt.
  De verantwoordelijke stuurt de werking aan en treedt op als aanspreekpersoon voor de toezichthouders, [2 het agentschap]2 en de gezinnen. De verantwoordelijke is daarvoor effectief beschikbaar.
  [1 Als de verantwoordelijke wijzigt, deelt de organisator dat onmiddellijk elektronisch of met de post mee aan [2 het agentschap]2 en bezorgt hij het document, vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 1°, van dit besluit.]1.
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 75, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.40.[1 § 1. De verantwoordelijke is minstens 21 jaar oud.
   § 2. De organisator heeft de volgende documenten over de verantwoordelijke :
   1° een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 6, § 4, eerste lid, van het decreet van 20 april 2012;
   2° een attest van medische geschiktheid overeenkomstig artikel 6, § 4, tweede lid, van het decreet van 20 april 2012. Uit dat attest blijkt dat de persoon geen fysieke en psychische beperking of aandoening heeft die de opgevangen kinderen in gevaar kan brengen, meer bepaald :
   a) een attest A van medische geschiktheid, opgemaakt door de verantwoordelijke, volgens het model dat door de minister wordt vastgesteld;
   b) een attest B van medische geschiktheid, opgemaakt door een huisarts, volgens het model dat door de minister wordt vastgesteld, als blijkt uit het attest, vermeld in punt a), dat de betrokkene in onderzoek of behandeling is voor een bepaalde fysieke of psychische beperking of aandoening, of als er een gegronde indicatie is en [2 het agentschap]2 gemotiveerd erom verzoekt;
   c) een attest, opgemaakt door een arbeidsgeneesheer. Dat attest kan het attest, vermeld in punt a) en b), vervangen;
   3° een attest van actieve kennis van het Nederlands, waaruit blijkt dat het behaalde taalvaardigheidsniveau voor luisteren en gesprekken voeren het ERK-niveau B2 is, en voor lezen en schrijven het ERK-niveau B1 is, dat door de minister wordt vastgesteld, die bepaalt wie de uitreikende instanties zijn;
   4° [3 een attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen. De minister bepaalt wat de leerinhouden voor die attesten zijn en op welke wijze de uitreikende instanties zich kunnen bekendmaken;]3;
  [3 De organisator zorgt voor een jaarlijkse actualisatie van de kennis over de reanimatietechnieken of andere aspecten van levensreddend handelen.]3
   5° een kwalificatiebewijs dat door de minister wordt vastgesteld.
   Het document, vermeld in het eerste lid, [3 ...]3 2°, is bij de aanvraag van de vergunning of bij de start van de tewerkstelling maximaal drie maanden oud, tenzij de verantwoordelijke al werkt als verantwoordelijke in een andere kinderopvanglocatie van de organisator. [3 Het document, vermeld in het eerste lid, 1А en 4А]3, wordt om de drie jaar hernieuwd.
   Als daar een gegronde indicatie voor is, kan [2 het agentschap]2 gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip een document te vernieuwen.
   De organisator zorgt ervoor dat een aanvulling op het uittreksel, vermeld in het eerste lid, 1°, onmiddellijk doorgegeven wordt door de verantwoordelijke aan de organisator.
   § 3. De organisator heeft voor de persoon, vermeld in artikel 39, eerste lid, 2°, het document, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 3°.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 76, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (3)<BVR 2023-03-17/23, art. 17,4°, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.41.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 18, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2. - De kinderbegeleider
Art.42.[2 De organisator van groepsopvang zorgt ervoor dat er niet meer dan het volgende aantal tegelijk aanwezige kinderen worden opgevangen per aanwezige kinderbegeleider per kinderopvanglocatie:
   1° in groepen met alleen baby's tot twaalf maanden: vijf kinderen;
   2° in groepen met naast baby's tot twaalf maanden, ook kinderen vanaf twaalf maanden: zeven kinderen;
   3° in groepen met alleen kinderen vanaf twaalf maanden: acht kinderen;
   4° op het moment dat de kinderen rusten, in afwijking op punt 1°, 2° en 3°, en op voorwaarde dat er minstens twee kinderbegeleiders in de kinderopvanglocatie aanwezig zijn, gedurende maximaal twee aansluitende uren: veertien kinderen.
   De organisator van gezinsopvang zorgt ervoor dat er niet meer dan zeven tegelijk aanwezige kinderen worden opgevangen per aanwezige kinderbegeleider, en levert een inspanning om gemiddeld maximaal vier kinderen tegelijk op te vangen per aanwezige kinderbegeleider per kwartaal.
   De organisator van groepsopvang kan voor de naleving van de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, andere personen inschakelen dan kinderbegeleiders, in volgende situaties:
   1° de organisator kan een logistieke medewerker, die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 45, inschakelen voor maximaal 25% van het aantal vereiste kinderbegeleiders, op voorwaarde dat er altijd twee kinderbegeleiders met een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 43, § 2, eerste lid, 4°, a), aanwezig zijn in de leefgroep in kwestie;
   2° uitzonderlijk en voor maximaal 30 dagen per kalenderjaar kan de organisator personen, vermeld in artikel 45, inschakelen, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
   a) er is altijd een kinderbegeleider met een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 43, § 2, eerste lid, 4°, a), aanwezig in de leefgroep in kwestie;
   b) hij dit meldt aan het agentschap met daarbij de motivatie waarom dit nodig is en hoe hij de kwaliteit van de kinderopvang garandeert.]2]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 19, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
  (2)<BVR 2024-03-01/08, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2027>

Art.43.[1 § 1. De kinderbegeleider is minstens 18 jaar oud.[4 De kinderbegeleider in een kwalificerend traject duaal leren wordt minstens achttien jaar in het schooljaar waarin hij start met het kwalificerende traject duaal leren.]4
   § 2. De organisator heeft de volgende documenten over de kinderbegeleider :
   1° een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 6, § 4, eerste lid, van het decreet van 20 april 2012;
   2° een attest van medische geschiktheid overeenkomstig artikel 6, § 4, tweede lid, van het decreet van 20 april 2012. Uit dat attest blijkt dat de persoon geen fysieke en psychische beperking of aandoening heeft die de opgevangen kinderen in gevaar kan brengen, meer bepaald :
   a) een attest A van medische geschiktheid, opgemaakt door de kinderbegeleider, volgens het model dat door de minister wordt vastgesteld;
   b) een attest B van medische geschiktheid, opgemaakt door een huisarts, volgens het model dat door de minister wordt vastgesteld, als blijkt uit het attest, vermeld in punt a), dat de betrokkene in onderzoek of behandeling is voor een bepaalde fysieke of psychische beperking of aandoening, of als er een gegronde indicatie is en [3 het agentschap]3 gemotiveerd erom verzoekt;
   c) een attest, opgemaakt door een arbeidsgeneesheer. Dat attest kan het attest, vermeld in punt a) en b), vervangen;
   3°[5 een attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen. De minister bepaalt wat de leerinhouden voor die attesten zijn en op welke wijze de uitreikende instanties zich kunnen bekendmaken;]5;
   4° een van de volgende bewijzen van kwalificatie :
   a) een kwalificatiebewijs dat door de minister wordt vastgesteld.
   b) [6 een bewijs van actieve deelname aan een kwalificerend traject dat de minister vaststelt, dat ertoe leidt dat de kinderbegeleider een kwalificatiebewijs als vermeld in punt a) haalt, en de voormelde kinderbegeleider specifiek ondersteund wordt op de werkplek. Voor groepsopvang gelden naast de voormelde voorwaarde de volgende bijkomende voorwaarden:
   1) per kinderbegeleider in een kwalificerend traject werken er drie voltijdsequivalenten kinderbegeleiders met een kwalificatiebewijs als vermeld in punt a), op het niveau van de organisator;
   2) er is altijd een kinderbegeleider met een kwalificatiebewijs als vermeld in punt a), aanwezig in de kinderopvanglocatie;]6
   Het document, vermeld in het eerste lid, [7 ...]7 2°, is bij de aanvraag van de vergunning of bij de start van de tewerkstelling maximaal drie maanden oud. Als de kinderbegeleider stage loopt, moet het document dateren uit het lopende schooljaar. [7 Het document, vermeld in het eerste lid, 1А en 3А ]7, wordt om de drie jaar hernieuwd.[8 De organisator zorgt voor een jaarlijkse actualisatie van de reanimatietechnieken of andere aspecten van levensreddend handelen.]8
   Als daar een gegronde indicatie voor is, kan [3 het agentschap]3 gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip een document te vernieuwen.
   De organisator zorgt ervoor dat een aanvulling op het uittreksel, vermeld in het eerste lid, 1°, onmiddellijk doorgegeven wordt door de kinderbegeleider aan de organisator.
   § 3. De organisator heeft voor minstens één kinderbegeleider een attest van actieve kennis van het Nederlands dat door de minister wordt vastgesteld, die bepaalt wie de uitreikende instanties zijn, waaruit blijkt dat het behaalde taalvaardigheidsniveau voor luisteren en gesprekken voeren het ERK-niveau B1 is, en voor lezen en schrijven het ERK-niveau A2 is.
   § 4. [2 Uit het kwalificatiebewijs, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, a), blijkt dat de kinderbegeleider de competenties, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2017 tot erkenning van de beroepskwalificatie kinderbegeleider baby's en peuters, heeft.]2]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2018-09-07/10, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (3)<BVR 2021-03-12/10, art. 76, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (4)<BVR 2023-03-17/23, art. 20,1°, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
  (5)<BVR 2023-03-17/23, art. 20,2°, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
  (6)<BVR 2023-03-17/23, art. 20,3°, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
  (7)<BVR 2023-03-17/23, art. 20,5°, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (8)<BVR 2023-03-17/23, art. 20,6°, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.44.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 21, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3. - Andere personen met regelmatig direct contact
Art.45.[1 De organisator heeft de volgende documenten over de andere personen die in de kinderopvanglocatie[3 regelmatig]3 direct contact hebben met de opgevangen kinderen :
   1° een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 6, § 4, eerste lid, van het decreet van 20 april 2012;
   2° een attest van medische geschiktheid overeenkomstig artikel 6, § 4, tweede lid, van het decreet van 20 april 2012. Uit dat attest blijkt dat de meerderjarige persoon met regelmatig direct contact en de minderjarige persoon die werkt in de kinderopvang of er stage loopt, geen fysieke en psychische beperking of aandoening heeft die de opgevangen kinderen in gevaar kan brengen, meer bepaald :
   a) een attest A van medische geschiktheid, opgemaakt door de betrokken persoon, volgens het model dat door de minister wordt vastgesteld;
   b) een attest B van medische geschiktheid, opgemaakt door een huisarts, volgens het model dat door de minister wordt vastgesteld, als blijkt uit het attest, vermeld in punt a), dat de betrokkene in onderzoek of behandeling is voor een bepaalde fysieke of psychische beperking of aandoening, of als er een gegronde indicatie is en [2 het agentschap]2 gemotiveerd erom verzoekt;
   c) een attest, opgemaakt door een arbeidsgeneesheer. Dat attest kan het attest, vermeld in punt a) en b), vervangen.
   Het document, vermeld in het eerste lid, [3 ...]3 2°, is bij de aanvraag van de vergunning of bij de start van de tewerkstelling maximaal drie maanden oud. Als de persoon stage loopt, moet het document dateren uit het lopende schooljaar.
   Als daar een gegronde indicatie voor is, kan [2 het agentschap]2 gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip een document te vernieuwen.
   De organisator zorgt ervoor dat een aanvulling op het uittreksel, vermeld in het eerste lid, 1°, onmiddellijk doorgegeven wordt door de persoon aan de organisator.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 77, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (3)<BVR 2023-03-17/23, art. 22, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 5. - Organisatorisch management
Onderafdeling 1. [1Medewerkersbeleid]1   ----------   (1)
Art.46.[1 De organisator zorgt voor een actualisatie van de kennis die aan bod komt in het starterstraject, vermeld in artikel 8.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 24, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.47.[1De organisator realiseert een medewerkersbeleid en zorgt voor goede werkomstandigheden.
   De organisator screent de competenties van zijn medewerkers en analyseert hun vormings- en ondersteuningsbehoeften.
   De organisator heeft een specifiek beleid rond kinderbegeleiders in een kwalificerend traject als vermeld in artikel 43, Ї 2, eerste lid, 4А, b).
   Voor de aanwezigheid van de kinderbegeleiders zorgt de organisator voor een planning en een registratie, minimaal voor de toepassing van het nodige aantal kinderbegeleiders, vermeld in artikel 42. De voormelde registratie is voor de afgelopen twaalf maanden ter beschikking in de kinderopvanglocatie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.48.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Onderafdeling 2. - Algemene werking en financiële werking
Art.49.[1 § 1. De organisator, hetzij de natuurlijke persoon, hetzij een of meer personen die handelingsbekwaam zijn om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, is minstens 21 jaar oud. [2 [4 ...]4]2
   § 2. De organisator heeft het volgende uittreksel :
   1° voor de organisator die een natuurlijke persoon is, met inbegrip van de persoon of personen, vermeld in artikel 53, 2° : een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 6, § 4, eerste lid, van het decreet van 20 april 2012, waaronder voor de organisator ook verstaan wordt dat hij in staat is om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren;
   2° voor de organisator die een rechtspersoon is : een uittreksel uit het centraal strafregister op naam van de rechtspersoon, of een gelijkwaardig attest, uitgereikt door een bevoegde buitenlandse instantie, voor wie niet in België gedomicilieerd is, waaruit blijkt dat de organisator van onberispelijk gedrag is om met kinderen om te gaan, waaronder voor de organisator ook verstaan wordt dat hij in staat is om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren.
  [4 ...]4
   Als daar een gegronde indicatie voor is, kan [3 het agentschap]3 gemotiveerd verzoeken om op een bepaald tijdstip dat uittreksel te vernieuwen.
   De organisator zorgt ervoor dat een aanvulling op het uittreksel, vermeld in het eerste lid, 1°, onmiddellijk doorgegeven wordt aan [3 het agentschap]3.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2015-12-11/28, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 13-02-2016>
  (3)<BVR 2021-03-12/10, art. 78, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (4)<BVR 2023-03-17/23, art. 26, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.50.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 27, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.51.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 27, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.52. De organisator heeft een ondernemingsnummer. Als de organisator georganiseerd is als feitelijke vereniging, heeft het ondernemingsnummer betrekking op de feitelijke vereniging zelf.

Art.53.[1 De organisator met meer dan vijfhonderd vergunde kinderopvangplaatsen zorgt voor:
   1А voldoende controlemechanismen tussen de raad van bestuur, de algemene vergadering en de directie waardoor ze elkaars werking en beslissingen op onafhankelijke en kritische wijze kunnen beoordelen;
   2А een evenwichtige samenstelling van die organen, waarbij de leden complementair zijn ten opzichte van elkaar wat competentie en expertise betreft.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 28, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.54.[1 De organisator voert een financieel beleid dat erop gericht is continuïteit en kwaliteit in de organisatie van de kinderopvang te realiseren.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 29, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3. - Leefgroepindeling en gebruik ruimtes
Art.55. De organisator zorgt ervoor dat de kinderen worden opgevangen in een leefgroep van maximaal achttien kinderen.
  In het eerste lid wordt verstaan onder leefgroep : een groep kinderen, gekoppeld aan een of meer bepaalde kinderbegeleiders en aan een of meer bepaalde ruimtes.

Art.56. De organisator zorgt ervoor dat hij de nettovloeroppervlakte per kinderopvangplaats, vermeld in artikel 16, ook effectief gebruikt voor alle aanwezige kinderen.

Onderafdeling 4. - Kwaliteitsbeleid en klachtenbehandeling
Art.57.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 30, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.58.[1 De organisator behandelt klachten van gezinnen en derden en hanteert daarvoor een procedure.
   De procedure, vermeld in het eerste lid, bevat:
   1А een ontvangstmelding van de klacht;
   2А het onderzoek van de klacht;
   3А een schriftelijke mededeling van het resultaat aan de klager;
   4А de wijze waarop over de klachtopvolging transparantie wordt verleend aan de gezinnen, vermeld in artikel 33, 1А, b).
   Bij de procedure worden de termijnen vermeld voor de stappen, vermeld in het tweede lid, 1А, 2А en 3А.
   De organisator registreert de klachten. In de voormelde registratie worden minstens de volgende gegevens opgenomen:
   1А een omschrijving of samenvatting van de klacht;
   2А het resultaat van de klachtenbehandeling in termen van gegrond, ongegrond of onduidelijk.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 31, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 6. - Samenwerking
Onderafdeling 1. - Samenwerking met [1 het agentschap]1   ----------   (1)
Art.59.[1De organisator meldt de volgende situaties onmiddellijk aan het agentschap:
   1А een crisis en grensoverschrijdend gedrag;
   2А een klacht over een crisis;
   3А als de organisator zelf of een van zijn medewerkers het voorwerp uitmaakt van een strafonderzoek of een veroordeling voor feiten ten aanzien van minderjarigen die een impact heeft op het goed gedrag en zeden van de persoon in kwestie en meer bepaald op zijn onberispelijke gedrag in de omgang met minderjarigen;
   4А problemen of ontwikkelingen die een impact kunnen hebben op de continuяteit van de kinderopvang;
   5А belangrijke wijzigingen in het bestuur van de organisator.
   De organisator geeft bij de melding, vermeld in het eerste lid, aan op welke wijze hij gevolg heeft gegeven aan de voormelde melding en in de toekomst preventief zal optreden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 32, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.60.[1 De organisator bezorgt de volgende gegevens elektronisch aan [2 het agentschap]2 volgens de administratieve richtlijnen van [2 het agentschap]2 :
   1° één keer per jaar gedurende een maand die [2 het agentschap]2 bepaalt, de gegevens over het aantal unieke kinderen die dagelijks gebruikmaken van de kinderopvang per kinderopvanglocatie;
   2° jaarlijks de volgende gegevens over de verantwoordelijken, de kinderbegeleiders groepsopvang, met uitzondering van de kinderbegeleiders die werken in het specifieke sociaal statuut voor onthaalouders, en de medewerkers die in de kinderopvanglocatie instaan voor de systematische ondersteuning van de verantwoordelijke :
   a) het aantal kinderbegeleiders, op basis van het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer van de kinderbegeleiders;
   b) het aantal verantwoordelijken die voor de organisator werken, op basis van het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer van de verantwoordelijken;
   c) de medewerkers die in de kinderopvanglocatie instaan voor de systematische ondersteuning van de verantwoordelijke die voor de organisator werkt, op basis van het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer van de medewerkers;
   d) de geboortedatum, het geslacht, de functie, de werkregeling, de kennis van de Nederlandse taal, het tewerkstellingsstatuut en de kwalificaties van elke persoon, vermeld in punt a), b) en c);
   3° de gegevens in het kader van ad-hocbevragingen door [2 het agentschap]2 over de werking, de personen die in de kinderopvanglocatie werken, het gebruik van de kinderopvang, het aanbod van en de vraag naar kinderopvang en de ontvangen subsidies.]1
  De organisator bezorgt de gegevens of de informatie, vermeld in het eerste lid, aan [2 het agentschap]2 met het oog op beleidsdoeleinden, zoals het in kaart brengen van het gebruik van en het aanbod aan kinderopvang, en het in kaart brengen van de personen werkzaam in de kinderopvang, met het oog op de opvolging van de vergunning of met het oog op handhaving.
  De organisator bezorgt op verzoek van [2 het agentschap]2, in het kader van handhaving van het decreet en de uitvoeringsbesluiten, de adresgegevens van de contracthouders elektronisch aan [2 het agentschap]2.
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 80, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Onderafdeling 2. - Samenwerking met het lokaal loket kinderopvang
Art.61. De organisator werkt samen met het lokaal loket kinderopvang van de gemeente waar de kinderopvanglocatie zich bevindt, op de volgende manier :
  1° onderzoeken of openstaande kinderopvangvragen, aangegeven door het lokaal loket kinderopvang, beantwoord kunnen worden, en het lokaal loket kinderopvang daarover informeren;
  2° op verzoek van het lokaal loket kinderopvang, alle relevante informatie over de kinderopvang bezorgen die het lokaal loket kinderopvang opvraagt in het kader van zijn opdrachten, vermeld in artikel 13 van het decreet van 20 april 2012.

Onderafdeling 3. - Samenwerking met het lokaal bestuur
Art.62. De organisator informeert zich over het lokaal beleid kinderopvang, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2013 houdende het lokaal beleid kinderopvang, van de gemeente waar de kinderopvanglocatie zich bevindt.

HOOFDSTUK 4. [1 Afwijkings- en overgangsbepalingen]1   ----------   (1)
Art.63.[1 Op aanvraag van een organisator kan [2 het agentschap]2 de volgende afwijkingen toekennen :
   1° een afwijking van de voorwaarden over de infrastructuur, vermeld in artikel 14, eerste lid, 3°, en artikel 16 van dit besluit, en van de voorwaarde over de leefgroepindeling, vermeld in artikel 55 van dit besluit, voor de kinderopvanglocaties die op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012 een erkenning, een toestemming of een attest van toezicht hebben van [2 het agentschap]2;
   2° een tijdelijke afwijking van de voorwaarden over de infrastructuur, vermeld in artikel 14, eerste lid, 1° en 3°, en artikel 16 van dit besluit, en van de voorwaarde over de leefgroepindeling, vermeld in artikel 55 van dit besluit;
   3° een afwijking van de voorwaarde over de infrastructuur, vermeld in artikel 14, tweede lid, van dit besluit, voor de kinderopvanglocaties waarin een door [2 het agentschap]2 erkend consultatiebureau als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind of een erkend Huis van het Kind als vermeld in het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van de preventieve gezinsondersteuning, aanwezig is;
   4° een afwijking van de brandveiligheidsvoorschriften, vermeld in artikel 23 van dit besluit. [2 Het agentschap]2 neemt een beslissing na het advies van de technische commissie voor de brandveiligheid, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
   Voor de beoordeling van de afwijkingen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, houdt [2 het agentschap]2 rekening met de context, met de maatregelen die de organisator neemt, en met de volgende elementen :
   1° er worden bijkomende kinderbegeleiders ingezet;
   2° er wordt in bijkomende pedagogische ondersteuning voorzien;
   3° er wordt in bijkomende ruimte voorzien;
   4° er is bijkomende aandacht voor de inrichting van de ruimtes;
   5° er is bijkomende aandacht voor beweging of voor veilig slapen.
   De afwijking, vermeld in het eerste lid, 1°, vervalt definitief als een organisator een verhoging aanvraagt en krijgt van het aantal vergunde kinderopvangplaatsen in die kinderopvanglocatie.
   De tijdelijke afwijking, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt alleen toegekend naar aanleiding van een overmachtsituatie of in het kader van geplande verbouwingen, en geldt alleen voor de duur die noodzakelijk is voor het herstel van de schade of voor de verbouwing.
   De afwijking, vermeld in het eerste lid, 3°, geldt alleen zolang er een erkend consultatiebureau of Huis van het Kind aanwezig is.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-10-09/09, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 81, 012; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.64.[1Personen die een attest tot afwijking of een bewijs van kennis hebben op basis van voorheen geldend artikel 64 tot en met artikel 66/1, voor de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 8, 11, 40, Ї 2, eerste lid, 3А en 5А, en Ї 3, en artikel 43, Ї 2, eerste lid, 4А, behouden hun recht op de voormelde afwijking.
   Er geldt een overgangsperiode tot en met 31 maart 2024 om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel 43, Ї 2, eerste lid, 4А.
   De organisator van groepsopvang met kinderbegeleiders die in het specifieke sociaal statuut voor onthaalouders werken, kan, zolang de kinderbegeleiders in dat statuut werken, geen vergunning krijgen voor meer dan achttien kinderopvangplaatsen voor die kinderopvanglocatie.
   Als de kinderbegeleider in de gezinsopvang, die ook als verantwoordelijke werkt, zich tussen 1 januari 2019 en 31 december 2023 laat ondersteunen door een pool gezinsopvang als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2019 houdende de toekenning van een subsidie aan pools gezinsopvang, geldt voor die persoon de kwalificatie, vermeld in artikel 43, Ї 2, eerste lid, 4А, a), van dit besluit, in afwijking van de werkingsvoorwaarde over de kwalificatie, vermeld in artikel 40, Ї 2, eerste lid, 5А, van dit besluit, uiterlijk tot en met 31 maart 2024.]1
  ----------
  (1)<BVR 2023-03-17/23, art. 34, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.65.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 35, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.66.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 35, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 66/1.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 35, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK 5. -Slotbepalingen
Afdeling 1.   
Art.67.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2.   
Onderafdeling 1.   
Art.68.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.69.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.70.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.71.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.72.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2.   
Art.73.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3.   
Art. 73/1.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.74.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 36, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. - Inwerkingtredingsbepaling en uitvoeringsbepaling
Art.75.De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 april 2014 :
  1° [1 artikel 1, 2, 5, artikel 7 tot en met 10, artikel 25 tot en met 32, artikel 35 en 36 van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;]1
  2° artikel 3, 4, 6, artikel 11 tot en met 24, en artikel 37, van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, behalve voor wat betreft de vergunning voor opvang aan huis;
  3° dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2014-02-14/15, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2014>

Art.76. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.<Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 35, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. N2.
  <Opgeheven bij BVR 2018-09-07/10, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art. N3.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. N4.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. N5.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. N6.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. N7.
  <Opgeheven bij BVR 2015-10-09/09, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. N8.Bijlage 8. - Model van attest B van medische geschiktheid voor personen in de kinderopvang als vermeld in artikel 40, 43 en 45
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 13-01-2014, p. 1348-1349)

Art. N9.
  <Opgeheven bij BVR 2023-03-17/23, art. 38, 014; Inwerkingtreding : 01-04-2023>