21 JANUARI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van een compensatiesubsidie voor de organisatoren van kinderopvang en kleuteropvang en van maatregelen voor de gezinnen in de kinderopvang en de kleuteropvang naar aanleiding van de gevolgen van het COVID-19-virus, wat betreft de verlenging ervan
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van kinderopvang
Afdeling 1. - Algemene subsidievoorwaarden en subsidiebedragen
Art. 4-5
Afdeling 2. - Selectieve subsidie - optie 1 kinderopvang
Art. 6-8
Afdeling 2. - Selectieve subsidie - optie 2 voor kinderopvang
Art. 9-11
HOOFDSTUK 3. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van kleuteropvang
Afdeling 1. - Selectieve subsidie - optie 1 kleuteropvang
Art. 12-14
Afdeling 2. - Selectieve subsidie - optie 2 kleuteropvang
Art. 15-16
HOOFDSTUK 5. - Aanvraagprocedure
Art. 17-19
HOOFDSTUK 6. - Toezicht en handhaving
Art. 20
HOOFDSTUK 7. - Bezwaarmogelijkheid
Art. 21-24
HOOFDSTUK 8. - Maatregelen voor de gezinnen
Art. 25-26
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 27-28
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° afwezigheidsdag: de opvangdag die het gezin besteld heeft in het opvangplan in de schriftelijke overeenkomst tussen de organisator en het gezin, waarop het kind afwezig is;
2° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004;
3° besluit van 16 oktober 2020: het besluit van de Vlaamse Regering van 16 oktober 2020 tot toekenning van een kwaliteitslabel aan organisatoren van kleuteropvang;
4° decreet van 30 april 2004: het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
5° decreet van 20 april 2012: het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;
6° doelgroepbeperking: de beperking van het type gezin dat mag gebruikmaken van de kinderopvang of kleuteropvang, opgelegd aan de organisator van kinderopvang of kleuteropvang. De doelgroepbeperking is opgelegd in het kader van de bestrijding van de COVID-19-epidemie door een federale maatregel, een Vlaamse maatregel, of een maatregel van de provinciegouverneur of de burgemeester als vermeld in artikel 27 van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. De maatregelen voor gezinnen die betrekking hebben op de thuisisolatie vallen daar niet onder;
7° kinderopvang: de kinderopvang, vermeld in artikel 2 van het decreet van 20 april 2012;
8° kleuteropvang: de kleuteropvang met kwaliteitslabel, vermeld in artikel 11 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten;
9° organisator: de organisator van kinderopvang of van kleuteropvang;
10° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding;
11° openingsdag: de dag waarop de organisator beschikbaar is om kinderen op te vangen;
12° opvang op een schooldag: de opvang vóór schooltijd, na schooltijd of op woensdagnamiddag;
13° opvang op een schoolvrije dag: de opvang op een schoolvrije dag of gedurende de schoolvakantie;
14° transitiesubsidie erkend: de subsidie, vermeld in artikel 12 van het Overgangsbesluit subsidies buitenschoolse opvang van 24 september 2021;
15° verplichte sluiting: de gedeeltelijke of volledige sluiting van een kinderopvanglocatie of opvanglocatie die een direct gevolg is van een van de volgende situaties:
a) de sluiting is opgelegd in het kader van de bestrijding van de COVID-19-epidemie door een van de volgende maatregelen:
1) een federale maatregel;
2) een Vlaamse maatregel;
3) een maatregel van de provinciegouverneur of de burgemeester als vermeld in artikel 27 van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
b) de volledige of gedeeltelijke sluiting van de opvanglocatie door de plotse afwezigheid van een of meer kinderbegeleiders naar aanleiding van een quarantaine wegens hoogrisicocontact of besmetting, of naar aanleiding van een besmetting met het COVID-19-virus waardoor de gewone werking niet voortgezet kan worden conform de geldende voorwaarden. Die sluiting is aan het agentschap gemeld conform de administratieve richtlijnen van het agentschap. Een sluiting naar aanleiding van een quarantaine wegens het behoren tot een risicogroep is geen verplichte sluiting;
c) een situatie van overmacht die aan COVID-19 gerelateerd is;
16° werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag of een van de tien wettelijke feestdagen is.
Art.2. De subsidies worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Art.3. Met toepassing van artikel 10, 3°, van het decreet van 20 april 2012 kan het agentschap aan de organisator van kinderopvang een subsidie toekennen om de gevolgen van het COVID-19-virus te compenseren en om de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 4, 6 en 9 van dit besluit, na te leven.
Met toepassing van artikel 5, § 2, 2°, a), en artikel 13, § 2, van het decreet van 30 april 2004 kan het agentschap aan de organisator van kleuteropvang een subsidie toekennen om de gevolgen van het COVID-19-virus te compenseren en om de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 4, 12 en 15 van dit besluit, na te leven.
De minister bepaalt per kalendermaand op basis van de ernst van het aantal besmettingen, het aantal ziekenhuisopnames en de positiviteitsratio van de afgenomen COVID-19-testen en op basis van de geldende federale maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, welke van de volgende selectieve subsidies, die alleen gelden voor de vergoeding van welbepaalde afwezigheidsdagen en het verlies van ouderbijdragen die het gevolg zijn van specifieke redenen voor de afwezigheid van de kinderen door het COVID-19-virus, het agentschap kan toekennen:
1° de selectieve subsidie - optie 1: deze subsidie geldt voor de afwezigheidsdagen en het verlies van ouderbijdragen die het gevolg zijn van:
1) een verplichte sluiting of doelgroepbeperking die voor bepaalde organisatoren van kinderopvang of kleuteropvang in een bepaalde maand geldt;
2) de sluiting van een of meer scholen waarvan de organisator normaal gezien de leerlingen opvangt;
2° de selectieve subsidie - optie 2: deze subsidie geldt voor de afwezigheidsdagen en het verlies van ouderbijdragen die het gevolg zijn van:
1) een verplichte sluiting of doelgroepbeperking die voor bepaalde organisatoren van kinderopvang of kleuteropvang in een bepaalde maand geldt;
2) de sluiting van een of meer scholen waarvan de organisator normaal gezien de leerlingen opvangt;
3) de quarantaine of isolatie van de opgevangen kinderen of hun gezinsleden door het COVID-19-virus, waarmee de organisatoren van kinderopvang of kleuteropvang geconfronteerd worden;
4) het telewerk dat opgelegd wordt door de overheid, waarmee de organisatoren geconfronteerd worden voor de schoolgaande kinderen die ze opvangen.
HOOFDSTUK 2. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van kinderopvang
Afdeling 1. - Algemene subsidievoorwaarden en subsidiebedragen
Art.4. Het agentschap kent een subsidie toe aan de organisator van kinderopvang als de organisator daarvoor conform artikel 17 van dit besluit een aanvraag indient en voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de organisator is beschikbaar om de dienstverlening voort te zetten voor alle gezinnen die daar behoefte aan hebben en levert inspanningen om beschikbare medewerkers ruimer in te zetten dan het huidige opvangaanbod. De organisator houdt daarvoor alle medewerkers actief. Deze voorwaarde is niet van toepassing als de organisator kan aantonen dat hij door overmacht als gevolg van COVID-19 de dienstverlening niet kan voortzetten;
2° de organisator en de medewerkers activeren naar aanleiding van de COVID-19-epidemie geen tijdelijke werkloosheid of overbruggingsrecht voor zelfstandigen voor de medewerkers die in de locatie werken waarvoor de subsidie gevraagd wordt. De organisator betaalt de medewerkers voor de opvang op de volgende wijze verder tijdens de periode waarvoor de subsidie gevraagd wordt:
a) in afwijking van artikel 65 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 betaalt de organisator aan de kinderbegeleiders die het sociaal statuut van aangesloten onthaalouders hebben, een kostenvergoeding van 17,50 euro per volledige afwezigheidsdag in de kinderopvanglocatie bij de kinderbegeleider of een herleid bedrag als vermeld in artikel 5, derde lid, van dit besluit;
b) de organisator betaalt aan alle andere medewerkers correcte lonen of vergoedingen, waardoor die medewerkers in staat zijn een gezonde en toekomstgerichte sociaalrechtelijke situatie uit te bouwen in de kinderopvanglocatie;
3° de organisator en de medewerkers doen geen beroep op de Vlaamse coronapremies voor ondernemers en zelfstandigen die een omzetdaling vaststellen of die hun activiteit volledig of gedeeltelijk moeten stopzetten door de COVID-19-epidemie, of op maatregelen die daarvoor worden genomen.
In afwijking van het eerste lid, 2°, kan de organisator uitzonderlijk wel een systeem activeren waardoor de medewerker niet vergoed hoeft te worden als het noodzakelijk is voor de werking om de niet-beschikbare medewerker te vervangen en als een werknemer een beroep wil doen op de tijdelijke werkloosheid voor de opvang van een kind.
Art.5. De subsidie voor de organisator van kinderopvang bedraagt:
1° voor de kinderopvangplaatsen waarvoor de organisator niet hoeft te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013:
a) voor gezinsopvang: 17,50 euro per afwezigheidsdag;
b) voor groepsopvang: 27 euro per afwezigheidsdag;
2° voor de kinderopvangplaatsen van de organisator die groepsopvang met samenwerkende onthaalouders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders of gezinsopvang organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor kinderopvang ontvangt van het agentschap en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het voormelde besluit:
a) 20,01 euro per afwezigheidsdag voor de organisator die werkt met kinderbegeleiders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders of met kinderbegeleiders in het project werknemersstatuut voor onthaalouders;
b) 17,50 euro per afwezigheidsdag voor de organisator die niet werkt met kinderbegeleiders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders of met kinderbegeleiders in het project werknemersstatuut voor onthaalouders;
3° voor de kinderopvangplaatsen van de organisator die groepsopvang organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor kinderopvang ontvangt van het agentschap en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het voormelde besluit: 20 euro per afwezigheidsdag in het eerste lid wordt verstaan onder:
1° gezinsopvang: de kinderopvang met een vergunning voor gezinsopvang als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van het decreet van 20 april 2012;
2° groepsopvang: de kinderopvang met een vergunning voor groepsopvang als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 20 april 2012;
3° subsidie voor inkomenstarief voor kinderopvang: de subsidie voor inkomenstarief, vermeld in artikel 1, 17°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.
De organisator ontvangt:
1° de volledige subsidie, vermeld in het eerste lid, voor een afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die vijf uur of meer duurt;
2° 60% van het bedrag van de subsidie, vermeld in het eerste lid, voor een opvangdag die minder dan vijf uur en minstens drie uur duurt;
3° 40% van het bedrag van de subsidie, vermeld in het eerste lid, voor een opvangdag die minder dan drie uur duurt.
Afdeling 2. - Selectieve subsidie - optie 1 kinderopvang
Art.6. Het agentschap kent de selectieve subsidie - optie 1, vermeld in artikel 3, derde lid, 1°, toe aan de organisator van kinderopvang als de organisator daarvoor conform artikel 17 een aanvraag indient en voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de organisator is onderworpen aan een verplichte sluiting of aan een doelgroepbeperking of wordt geconfronteerd met de sluiting van een of meer scholen waarvan de organisator normaal gezien schoolgaande kinderen opvangt;
2° de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, voor de volledige periode van de verplichte sluiting of van de doelgroepbeperking of van de verminderde aanwezigheidsdagen door de sluiting van scholen van de schoolgaande kinderen die de organisator opvangt, en leeft de modaliteiten van de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking na;
3° de organisator voldoet aan de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in artikel 25.
Art.7. De selectieve subsidie - optie 1, vermeld in artikel 3, derde lid, 1°, wordt op basis van de bedragen, vermeld in artikel 5, toegekend aan de organisator van kinderopvang voor:
1° de afwezigheidsdagen waarop de verplichte sluiting geldt;
2° de afwezigheidsdagen van een kind ten gevolge van de doelgroepbeperking;
3° de afwezigheidsdagen die het gevolg zijn van de sluiting van scholen van de schoolgaande kinderen die hij opvangt.
Art.8. Het aantal afwezigheidsdagen dat in aanmerking komt voor de subsidie, vermeld in artikel 7, kan nooit meer bedragen dan het resultaat van de volgende berekening: het aantal vergunde kinderopvangplaatsen van de kinderopvanglocatie, vermenigvuldigd met het aantal werkdagen in de periode dat de verplichte sluiting, de doelgroepbeperking of de sluiting van de scholen geldt, verminderd met het aantal aanwezigheidsdagen van de kinderen in die periode.
Afdeling 2. - Selectieve subsidie - optie 2 voor kinderopvang
Art.9. Het agentschap kent de selectieve subsidie - optie 2, vermeld in artikel 3, derde lid, 2°, toe aan de organisator van kinderopvang als de organisator daarvoor conform artikel 17 een aanvraag indient en voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de organisator wordt geconfronteerd met afwezigheden die het gevolg zijn van een van de volgende redenen:
a) een verplichte sluiting of een doelgroepbeperking;
b) quarantaine of isolatie van de opgevangen kinderen of hun gezinsleden door het COVID-19-virus;
c) sluiting van een of meer scholen waarvan de organisator normaal gezien schoolgaande kinderen opvangt;
d) verplicht telewerk van ouders van de schoolgaande kinderen die hij opvangt;
2° de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, voor de volledige periode van de verplichte sluiting, van de doelgroepbeperking of van de verminderde aanwezigheidsdagen die het gevolg zijn van een van de volgende redenen:
a) quarantaine of isolatie van de kinderen of hun gezinsleden;
b) de sluiting van scholen van de schoolgaande kinderen die hij opvangt;
c) het verplichte telewerk van de ouders van de schoolgaande kinderen die hij opvangt;
3° de organisator voldoet aan de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in artikel 26.
Art.10. De selectieve subsidie - optie 2, vermeld in artikel 3, derde lid, 2°, wordt op basis van de bedragen, vermeld in artikel 5, toegekend aan de organisator van kinderopvang voor:
1° de afwezigheidsdagen waarop de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking geldt;
2° de afwezigheidsdagen die het gevolg zijn van quarantaine of isolatie van de opgevangen kinderen of hun gezinsleden door het COVID-19-virus;
3° de afwezigheidsdagen die het gevolg zijn van de sluiting van de school van de schoolgaande kinderen die hij opvangt;
4° de afwezigheidsdagen die het gevolg zijn van het verplichte telewerk van de ouders van de schoolgaande kinderen die hij opvangt.
Art.11. Het aantal afwezigheidsdagen dat in aanmerking komt voor de subsidie, vermeld in artikel 10, kan nooit meer bedragen dan het resultaat van de volgende berekening: het aantal vergunde kinderopvangplaatsen van de kinderopvanglocatie, vermenigvuldigd met het aantal werkdagen in de maand waarvoor de aanvraag wordt ingediend, verminderd met het aantal aanwezigheidsdagen van kinderen in die periode.
HOOFDSTUK 3. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van kleuteropvang
Afdeling 1. - Selectieve subsidie - optie 1 kleuteropvang
Art.12. Het agentschap kent de selectieve subsidie - optie 1, vermeld in artikel 3, derde lid, 1°, toe aan de organisator van kleuteropvang als de organisator daarvoor conform artikel 17 een aanvraag indient en voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de organisator is onderworpen aan een verplichte sluiting, aan een doelgroepbeperking of wordt geconfronteerd met de sluiting van een of meer scholen waarvan de organisator normaal gezien leerlingen opvangt;
2° de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, voor de volledige periode van de verplichte sluiting, van de doelgroepbeperking of van verminderde aanwezigheidsdagen door de sluiting van scholen en leeft de modaliteiten van de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking na;
3° de organisator voldoet aan de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in artikel 25.
Art.13. In geval van een verplichte sluiting van de volledige opvanglocatie of in geval van de sluiting van alle scholen, als dat tot gevolg heeft dat er voor geen enkel kind opvang nodig is, bedraagt de subsidie voor de organisator van kleuteropvang:
1° voor de opvanglocatie waarvoor de organisator geen transitiesubsidie erkend krijgt:
a) voor opvang op een schooldag: 8,75 euro per openingsdag op een schooldag per plaats voor 80% van de plaatsen op het kwaliteitslabel;
b) voor opvang op een schoolvrije dag: 17,50 euro per openingsdag op een schoolvrije dag per plaats voor 80% van de plaatsen op het kwaliteitslabel;
2° voor de opvanglocatie waarvoor een organisator de transitiesubsidie erkend krijgt:
a) voor opvang op een schooldag: 7 euro per openingsdag op een schooldag per plaats voor 80% van de plaatsen op het kwaliteitslabel;
b) voor opvang op een schoolvrije dag: 14 euro per openingsdag op een schoolvrije dag per plaats voor 80% van de plaatsen op het kwaliteitslabel.
Art.14. In geval van een doelgroepbeperking, van een gedeeltelijke sluiting van de opvanglocatie of van een beduidend lagere bezetting die het gevolg is van de sluiting van een of meer scholen waarvan de organisator normaal gezien leerlingen opvangt, is de subsidie voor de organisator van kleuteropvang gelijk aan de bedragen, vermeld in artikel 13, voor het percentage plaatsen op het kwaliteitslabel waarvoor de organisator een lagere bezetting realiseert door de doelgroepbeperking, de gedeeltelijke sluiting van de opvanglocatie of de sluiting van de scholen.
De organisator ontvangt de subsidie, vermeld in het eerste lid, voor het percentage plaatsen op het kwaliteitslabel dat het verschil is tussen een bezetting van 80% en het effectief gerealiseerde bezettingspercentage, op voorwaarde dat het effectief gerealiseerde bezettingspercentage minder dan 75% bedroeg.
Om het effectief gerealiseerde bezettingspercentage, vermeld in het tweede lid, te berekenen, gebruikt de organisator het berekeningsinstrument dat het agentschap ter beschikking stelt.
Afdeling 2. - Selectieve subsidie - optie 2 kleuteropvang
Art.15. Het agentschap kent de selectieve subsidie - optie 2, vermeld in artikel 3, derde lid, 2°, toe aan de organisator van kleuteropvang als de organisator daarvoor conform artikel 17 een aanvraag indient en voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de organisator wordt geconfronteerd met afwezigheden die het gevolg zijn van een van de volgende redenen:
a) een verplichte sluiting of een doelgroepbeperking;
b) quarantaine of isolatie van de opgevangen kinderen of hun gezinsleden door het COVID-19-virus;
c) sluiting van een of meer scholen waarvan de organisator normaal gezien kinderen opvangt;
d) verplicht telewerk van ouders van de kinderen die hij opvangt;
2° de organisator leeft de modaliteiten na en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, voor de volledige periode van de verplichte sluiting, van de doelgroepbeperking of van verminderde aanwezigheidsdagen die het gevolg zijn van een van de volgende redenen:
a) quarantaine of isolatie van kinderen of hun gezinsleden;
b) de sluiting van scholen;
c) het verplichte telewerk van de ouders;
3° de organisator voldoet aan de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in artikel 26.
Art.16. De selectieve subsidie - optie 2, vermeld in artikel 3, derde lid, 2° wordt toegekend aan de organisator van kleuteropvang op basis van de bedragen, vermeld in artikel 13, en voor het percentage plaatsen op het kwaliteitslabel, vermeld in artikel 14, tweede en derde lid, waarvoor de organisator een lagere bezetting realiseert door de doelgroepbeperking, de gedeeltelijke sluiting van de opvanglocatie, de sluiting van de scholen, de quarantaine of isolatie van de opgevangen kinderen of hun gezinsleden door het COVID-19-virus of door het verplichte telewerk.
Om het effectief gerealiseerde bezettingspercentage, vermeld in het eerste lid, te berekenen, gebruikt de organisator het berekeningsinstrument dat het agentschap ter beschikking stelt.
HOOFDSTUK 5. - Aanvraagprocedure
Art.17. In dit artikel wordt verstaan onder opvangmoment: een van de volgende momenten op een openingsdag waarop een kind buitenschools opgevangen wordt:
1° vóór schooltijd;
2° na schooltijd;
3° op woensdagnamiddag;
4° op een schoolvrije dag;
5° een schoolvakantiedag.
De aanvraag van de selectieve subsidie voor kinderopvang of voor kleuteropvang wordt ingediend uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarvoor de subsidie aangevraagd wordt. De aanvraag wordt ingediend volgens de richtlijnen van het agentschap.
Voor de aanvraag van een selectieve subsidie - optie 1 als vermeld in artikel 3, derde lid, 1° door een organisator van kinderopvang wordt ingediend met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en waarin de organisator de volgende elementen opneemt over de periode van de verplichte sluiting, de doelgroepbeperking of voor de schoolgaande kinderen, de periode van de sluiting van de school, in de maand waarvoor de subsidie gevraagd wordt:
1° de identificatiegegevens van de organisator en de kinderopvanglocatie in kwestie;
2° de maand waarvoor de subsidie gevraagd wordt;
3° het aantal en de duur van de afwezigheidsdagen;
4° het aantal en de duur van de aanwezigheidsdagen;
5° de periode waarvoor de verplichte sluiting, de doelgroepbeperking of de sluiting van de school geldt;
6° de beschrijving van de reden van de sluiting en de vermelding van de instantie die de beslissing tot sluiting heeft genomen, of de vermelding van de regelgeving die de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking bevat;
7° een verklaring op erewoord over het feit dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 6;
8° de datum en de ondertekening.
Voor de aanvraag van een selectieve subsidie - optie 2 als vermeld in artikel 3, derde lid, 2° door een organisator van kinderopvang wordt ingediend met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en waarin de organisator al de volgende elementen opneemt over de maand waarvoor de subsidie gevraagd wordt:
1° de identificatiegegevens van de organisator en de kinderopvanglocatie in kwestie;
2° de maand waarvoor de subsidie gevraagd wordt;
3° het aantal en de duur van de afwezigheidsdagen die in aanmerking komen voor de subsidie;
4° een verklaring op erewoord over het feit dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 9;
5° de datum en de ondertekening.
Voor de aanvraag van een selectieve subsidie - optie 1 als vermeld in artikel 3, derde lid, 1°, door een organisator van kleuteropvang bezorgt de organisator naast de elementen, vermeld in het derde lid, 1°, 2°, 5°, 6° en 8° al de volgende elementen over de periode van de verplichte sluiting, de doelgroepbeperking of de sluiting van de scholen in de maand waarvoor de subsidie gevraagd wordt:
1° in geval van een aanvraag naar aanleiding van een doelgroepbeperking, van een gedeeltelijke verplichte sluiting of van een beduidend lagere bezetting die het gevolg is van de sluiting van een of meer scholen, het berekeningsinstrument, vermeld in artikel 14, derde lid, waarin al de volgende gegevens zijn opgenomen:
a) het aantal openingsdagen per opvangmoment;
b) het aantal effectieve aanwezigheden per opvangmoment;
2° in geval van een volledige verplichte sluiting of van de afwezigheid van opvangvragen door een sluiting van alle scholen: het aantal voorziene openingsdagen op een schooldag en op een schoolvrije dag;
3° een verklaring op erewoord over het feit dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 12.
Voor de aanvraag van een selectieve subsidie - optie 2 als vermeld in artikel 3, derde lid, 2°, door een organisator van kleuteropvang bezorgt de organisator naast de elementen, vermeld in het vierde lid, 1°, 2° en 5° al de volgende elementen:
1° het berekeningsinstrument, vermeld in artikel 16, tweede lid, waarin al de volgende gegevens zijn opgenomen:
a) het aantal openingsdagen per opvangmoment;
b) het aantal effectieve aanwezigheden per opvangmoment;
2° een verklaring op erewoord over het feit dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 15.
Art.18. Het agentschap beslist over de aanvraag uiterlijk zestig dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen. Het agentschap brengt de organisator met een e-mail op de hoogte van de beslissing.
Als de subsidie wordt toegekend, betaalt het agentschap de subsidie uiterlijk dertig dagen na de dag waarop het de beslissing tot toekenning heeft genomen.
Als de organisator de gegevens niet tijdig bezorgt aan het agentschap conform artikel 4, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 houdende de kinderopvangtoeslag en kleutertoeslag, beslist het agentschap in afwijking van het eerste lid uiterlijk zestig dagen na de dag waarop het de gegevens in het kader van de kinderopvangtoeslag heeft ontvangen.
Als de organisator de gegevens niet tijdig bezorgt aan het agentschap conform artikel 10, § 1, van het ministerieel besluit van 23 april 2014 tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, beslist het agentschap in afwijking van het eerste lid uiterlijk zestig dagen na de dag waarop de organisator de gegevens heeft bezorgd aan het agentschap in het kader van het systeem inkomenstarief.
Als het agentschap de gegevens, vermeld in het derde en vierde lid, niet ontvangen heeft binnen 120 dagen nadat het de aanvraag heeft ontvangen, vervalt het recht op de algemene of selectieve subsidie waarop de aanvraag betrekking heeft.
Art.19. De organisator die de subsidie toegekend kreeg, kan bij het agentschap een rechtzetting doen van de gegevens, vermeld in artikel 17, derde lid, 3°, 4° en 5°, vierde lid, 3°, vijfde lid, 1°, en zesde lid, 1°, uiterlijk de laatste dag van de vierde maand na de maand waarop de gegevens betrekking hebben.
HOOFDSTUK 6. - Toezicht en handhaving
Art.20. Het agentschap en Zorginspectie oefenen toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit. De nodige informatie voor het toezicht kan ook ingewonnen worden bij de federale of Vlaamse gegevensbronnen.
Het agentschap kan conform artikel 19 tot en met 23 van het decreet van 20 april 2012 bestuurlijke maatregelen opleggen als de organisator van kinderopvang de bepalingen van dit besluit niet naleeft.
Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, vordert het agentschap de subsidie terug als de organisator:
1° de voorwaarden niet naleeft waaronder de subsidie is verleend;
2° de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden waarvoor ze is verleend;
3° de controle op de aanwending van de subsidie verhindert.
Als uit het toezicht blijkt dat de subsidie een overcompensatie is ten opzichte van de kosten die de organisator heeft, vordert het agentschap die overcompensatie terug.
Het agentschap brengt de organisator met een aangetekende brief op de hoogte van de beslissingen, vermeld in dit artikel.
HOOFDSTUK 7. - Bezwaarmogelijkheid
Art.21. De organisator kan uiterlijk dertig dagen na de kennisgeving van een beslissing tot weigering van de subsidie als vermeld in artikel 18, of een beslissing tot handhaving als vermeld in artikel 20, bezwaar aantekenen bij het agentschap met een aangetekende brief.
De termijn van dertig dagen, vermeld in het eerste lid, gaat in vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop het agentschap de beslissing in kwestie via mail of met een aangetekende brief naar de organisator heeft gestuurd.
De aangetekende brief, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:
1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;
2° de beslissing waartegen bezwaar wordt aangetekend en de motivering van het bezwaar;
3° de datum en de handtekening van de organisator.
Art.22. Het agentschap stuurt een elektronische ontvangstmelding en beslist over de ontvankelijkheid van het bezwaar uiterlijk tien dagen na de dag waarop het agentschap het bezwaar heeft ontvangen.
Art.23. Het bezwaar is ontvankelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° het is tijdig en aangetekend aan het agentschap bezorgd;
2° het bevat de nodige gegevens, vermeld in artikel 21, derde lid.
Art.24. Het bezwaar wordt ten gronde behandeld volgens de regels die zijn vastgelegd in of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-) pleegzorgers.
Het bezwaar schort de uitvoering van de beslissing niet op.
HOOFDSTUK 8. - Maatregelen voor de gezinnen
Art.25. Voor de maanden waarvoor de minister conform artikel 3 bepaalt dat de organisator de selectieve subsidie - optie 1, vermeld in artikel 3, derde lid, 1°, kan aanvragen, gelden de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in het tweede tot en met het vierde lid.
In afwijking van de bepalingen in de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 34 en 36 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, en in afwijking van de schriftelijke afspraken over de prijs, vermeld in artikel 8 van het besluit van 16 oktober 2020, betalen de gezinnen niets voor de volgende afwezigheidsdagen:
1° afwezigheidsdagen van een kind dat door de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking geen gebruik kan maken van de opvang;
2° afwezigheidsdagen van schoolgaande kinderen, die het gevolg zijn van de sluiting van de school.
De organisator die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, trekt afwezigheidsdagen die de ouders niet betalen als vermeld in het tweede lid, niet af van het aantal gerechtvaardigde afwezigheidsdagen, vermeld in artikel 29, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, waarop een gezin, op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement recht heeft.
De organisator die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, trekt afwezigheidsdagen die de ouders niet betalen als vermeld in het tweede lid, niet af van het aantal dagen waarop een gezin, op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement recht heeft om het kind afwezig te laten zijn in de opvang zonder dat het gezin ervoor moet betalen.
Art.26. Voor de maanden waarvoor de minister conform artikel 3 bepaalt dat de organisator van kinderopvang de selectieve subsidie - optie 2, vermeld in artikel 3, derde lid, 2° kan aanvragen, gelden de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in het tweede tot en met het vierde lid.
In afwijking van de bepalingen in de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 34 en 36 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, en in afwijking van de schriftelijke afspraken over de prijs, vermeld in artikel 8 van het besluit van 16 oktober 2020, betalen de gezinnen niets voor de volgende afwezigheidsdagen:
1° afwezigheidsdagen van een kind dat door de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking geen gebruik kan maken van de opvang;
2° afwezigheidsdagen die het gevolg zijn van de quarantaine of de isolatie van het kind of het gezin;
3° afwezigheidsdagen van schoolgaande kinderen, die het gevolg zijn van de sluiting van de school of het verplichte telewerk van de ouders.
De organisator die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, trekt afwezigheidsdagen die de ouders niet betalen als vermeld in het tweede lid, niet af van het aantal gerechtvaardigde afwezigheidsdagen, vermeld in artikel 29, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, waarop een gezin, op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement recht heeft.
De organisator die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, trekt afwezigheidsdagen die de ouders niet betalen als vermeld in het tweede lid, niet af van het aantal dagen waarop een gezin, op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement recht heeft om het kind afwezig te laten zijn in de opvang zonder dat het gezin ervoor moet betalen.
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.27. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022 en treedt buiten werking op 31 maart 2022.
Art. 28. De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, is belast met de uitvoering van dit besluit.