Details





Titel:

7 OKTOBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering over de toestemming tot toekenning van een subsidie aan organisatoren van kinderopvang voor de organisatie van tijdelijke vervangcapaciteit voor baby's en peuters(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-12-2022 en tekstbijwerking tot 04-04-2025)



Inhoudstafel:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
Hoofdstuk 2. - Regierol van het lokaal loket kinderopvang en het lokaal bestuur
Art. 4-9
Hoofdstuk 3. - Subsidie voor de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters
Afdeling 1. Subsidievoorwaarden en subsidiebedragen
Art. 10-12
Afdeling 2. Aanvraagprocedure
Art. 13-17
Hoofdstuk 4. - Toezicht en handhaving
Art. 18-20
Hoofdstuk 5. - Slotbepalingen
Art. 21-22



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
  2° decreet van 30 april 2004: het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
  3° decreet van 20 april 2012: het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;
  4° halve opvangdag: een opvangdag waarbij een kind minder dan 5 uur aanwezig is in de opvanglocatie;
  5° kinderopvang: de kinderopvang, vermeld in artikel 2 van het decreet van 20 april 2012;
  6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
  7° [2 tijdelijke vervangcapaciteit: het aanbod van tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters dat tijdelijk gecreëerd wordt om tegemoet te komen aan de opvangnoden van gezinnen in situaties waar er plots een acute capaciteitsvermindering is door een van de volgende situaties:
   a) de schorsing of opheffing van een vergunning van kinderopvang door het agentschap;
   b) het faillissement van een organisator van kinderopvang;
   c) de plotse volledige of gedeeltelijke stopzetting van een kinderopvanglocatie door overmacht door een organisator, waarbij op basis van de informatie van de organisator blijkt dat de stopzetting minstens negentig dagen zal duren;
   d) de weigering van een vergunning door het agentschap in een van de volgende gevallen:
   1) de verhuizing van een kinderopvanglocatie;
   2) de wijziging van rechtsvorm van de organisator, vermeld in artikel 13/2 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014;
   3) de wijziging van de organisator van een bestaande kinderopvanglocatie]2;
  [2 8° organisator: de organisator van kinderopvang;
   9° vergunning: een vergunning voor gezinsopvang of een vergunning voor groepsopvang als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° en 2°, van het decreet van 20 april 2012;
   10° volle opvangdag: een opvangdag waarbij een kind minstens 5 uur aanwezig is in de opvanglocatie.]2
  ----------
  (1)<BVR 2022-12-23/12, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 20-01-2023>
  (2)<BVR 2025-03-21/10, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2024>

Art.2. De subsidies worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Art.3.Met toepassing van artikel 10, 3°, van het decreet van 20 april 2012 kan het agentschap aan de organisator van kinderopvang een subsidie toekennen voor het creëren van tijdelijke vervangcapaciteit [2 ...]2.
  Het creëren van tijdelijke vervangcapaciteit voor baby's en peuters, vermeld in het eerste lid, gebeurt overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikel 10 tot en met 17 van dit besluit.
  [2 De vervangcapaciteit voor baby's en peuters, vermeld in het eerste lid, is tijdelijk. Dat betekent dat de tijdelijke vervangcapaciteit bestaat voor de volgende perioden:
   1° voor de periode van de schorsing van de vergunning, tenzij de organisator van wie de vergunning is geschorst, de werking niet onmiddellijk na de stopzetting van de schorsing kan hervatten;
   2° tot uiterlijk een jaar na de start van de schorsing als tijdens het eerste jaar van de schorsingsperiode, de vergunning opgeheven wordt of de organisator beslist de vergunning stop te zetten;
   3° tot uiterlijk een jaar na het stopzetten van de kinderopvangplaatsen om een van de volgende redenen:
   a) de opheffing van de vergunning;
   b) het faillissement van de organisator;
   c) de plotse volledige of gedeeltelijke stopzetting van een kinderopvanglocatie door overmacht door een organisator, vermeld in artikel 1, 7°, c);
   d)de weigering van de vergunning, vermeld in artikel 1, 7°, d).]2.]1
  [2 In de gevallen, vermeld in het derde lid, 2° en 3°, a) tot en met d), stopt de subsidiëring voor tijdelijke vervangcapaciteit in elk geval zodra de subsidies die vrijgekomen zijn naar aanleiding van de stopzetting, de opheffing, het faillissement, de stopzetting door overmacht of de weigering van de vergunning, conform artikel 57, § 2/1 en § 3, derde lid, van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, opnieuw toegekend zijn en betaald worden, zelfs als de periode, vermeld in het derde lid, 2° of 3°, nog niet verstreken is. Als niet hetzelfde aantal subsidieerbare plaatsen toegekend kon worden, wordt de tijdelijke vervangcapaciteit gedeeltelijk stopgezet.]2
  De periode van [1 twaalf maanden, vermeld in het derde lid]1, kan, op basis van een gemotiveerde vraag door het lokaal bestuur, eenmaal verlengd worden met een periode van [1 maximaal zes maanden]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-12-23/12, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 20-01-2023>
  (2)<BVR 2025-03-21/10, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2024>

Hoofdstuk 2. - Regierol van het lokaal loket kinderopvang en het lokaal bestuur
Art.4.Het lokaal loket kinderopvang analyseert in overleg met het lokaal bestuur de opvangnoden van gezinnen waarbij er een opvangnood bestaat door een acute capaciteitsvermindering omwille van [2 de weigering, de]2 schorsing of opheffing van de vergunning van de kinderopvang [1 , door het faillissement van de organisator of door de plotse stopzetting van de kinderopvanglocatie door de organisator wegens overmacht]1 waar hun baby of peuter opgevangen werd of waar al een formeel engagement in de vorm van een geschreven overeenkomst voor opvang was. Het lokaal loket kinderopvang ondersteunt deze gezinnen in de toeleiding naar andere vergunde opvangcapaciteit.
  In gemeenten waar er geen bij het agentschap aangemeld lokaal loket kinderopvang is, neemt het lokaal bestuur de opdracht, vermeld in het eerste lid, waar.
  ----------
  (1)<BVR 2022-12-23/12, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 20-01-2023>
  (2)<BVR 2025-03-21/10, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2024>

Art.5.Indien uit de in artikel 4 vermelde analyse blijkt dat de al vergunde opvangcapaciteit niet voldoende is, kan het lokaal bestuur via overleg met de relevante organisatoren de mogelijkheden inzake tijdelijke vervangcapaciteit voor baby's en peuters inventariseren. [2 Die tijdelijke vervangcapaciteit wordt zo dicht mogelijk in de buurt van de kinderopvanglocatie georganiseerd waar de acute capaciteitsvermindering plaatsvond door de weigering, de schorsing of opheffing van de vergunning van de kinderopvang, door het faillissement van de organisator of door de plotse volledige of gedeeltelijke stopzetting van een kinderopvanglocatie door overmacht door de organisator]2.
  Het agentschap kan het lokaal bestuur ondersteunen bij de uitvoering van de opdracht, vermeld in het eerste lid.
  ----------
  (1)<BVR 2022-12-23/12, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 20-01-2023>
  (2)<BVR 2025-03-21/10, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2024>

Art.6. Het lokaal bestuur bezorgt aan het agentschap het overzicht van organisatoren die tijdelijke vervangcapaciteit willen realiseren met een vraag voor toestemming.

Art.7. Om ontvankelijk te zijn voldoet de aanvraag voor de toestemming voor de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters aan al de volgende voorwaarden:
  1° ze wordt ingediend door een lokaal bestuur met het volledig ingevuld formulier dat het agentschap ter beschikking stelt;
  2° ze bevat al de volgende gegevens:
  a) de identificatiegegevens van het lokaal bestuur;
  b) het overzicht en de identificatiegegevens van de organisator of de organisatoren waarmee het lokaal bestuur de samenwerking wenst aan te gaan;
  c) een oplijsting van de opvanglocaties waar de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters georganiseerd zal worden;
  d) een vermelding van het aantal kinderen dat maximaal opgevangen zal worden per afzonderlijke opvanglocatie;
  e) desgevallend een oplijsting van de actoren die met de organisator of de organisatoren samen zal werken om de tijdelijke vervangcapaciteit operationeel te maken.

Art.8. Het agentschap geeft toestemming aan de organisator of aan de organistoren voor het realiseren van tijdelijke vervangcapaciteit, als er is voldaan aan al de volgende voorwaarden:
  1° het lokaal bestuur, desgevallend het lokaal loket kinderopvang, dient een ontvankelijke aanvraag in bij het agentschap voor de toestemming tot samenwerking;
  2° elke organisator waarmee het lokaal bestuur de samenwerking wenst aan te gaan beschikt over een vergunning;
  3° er loopt geen, voor deze toestemming relevant, handhavingstraject bij het agentschap tegen een organisator waarmee het lokaal bestuur de samenwerking wenst aan te gaan;
  4° er zijn bij het agentschap geen tegenindicaties gekend wat betreft de organisator, waarmee het lokaal bestuur de samenwerking wenst aan te gaan, die de toestemming tot samenwerking en de subsidiëring van de organisator in de weg staan.

Art.9.Het agentschap beslist over de toestemming voor tijdelijke vervangcapaciteit voor baby's en peuters, uiterlijk [1 vijf]1 werkdagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen. Het agentschap brengt het lokaal bestuur alsook de organisator of de organisatoren, vermeld in de aanvraag, met een e-mail op de hoogte van de beslissing.
  ----------
  (1)<BVR 2025-03-21/10, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2024>

Hoofdstuk 3. - Subsidie voor de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters
Afdeling 1. Subsidievoorwaarden en subsidiebedragen
Art.10. De organisator waarvoor toestemming voor tijdelijke vervangcapaciteit baby's en peuters werd gegeven als vermeld in artikel 9, kan aan het agentschap een subsidie vragen voor de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters.

Art.11.Het agentschap kent de subsidie voor de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters toe aan de organisator als de organisator daarvoor conform artikel 13 een aanvraag indient en voldoet aan al de volgende voorwaarden:
  1° het betreft de opvang van een baby of peuter met een opvangnood omwille van [2 een situatie als vermeld in artikel 1, 7°, a) tot en met d), van dit besluit]2]1;
  2° het agentschap heeft toestemming gegeven voor de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters voor de opvanglocatie waarvoor de organisator de aanvraag indient;
  3° de organisator voldoet voor de realisatie van de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters aan de voorwaarden, vermeld in het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, met uitzondering van artikel 2 tot en met 11, artikel 17 en artikel 23, tweede tot en met vierde lid, van hetzelfde besluit;
  4° de gezinnen van de in de tijdelijke vervangcapaciteit opgevangen baby's en peuters betalen per volle opvangdag:
  a) een bedrag dat overeenkomt met het inkomenstarief als het gezin in de opvanglocatie,[2 geschorst]2 geschorst of opgeheven [1 , de organisator failliet is verklaard of plots door overmacht is gestopt]1, gebruik maakte van een opvangplaats die moest voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;
  b) een bedrag dat overeenkomt met de vrije prijs, verminderd met het bedrag van de kinderopvangtoeslag, als het gezin in de opvanglocatie, [2 geschorst]2 geschorst of opgeheven [1 , de organisator failliet is verklaard of plots door overmacht is gestopt]1, gebruik maakte van een opvangplaats die niet moest voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.
  Het bedrag van de kinderopvangtoeslag is het bedrag, vermeld in artikel 52 van het Groeipakketdecreet van 2018.
  Per halve opvangdag betalen de gezinnen 60% van het bedrag, vermeld in a) en b).
  ----------
  (1)<BVR 2022-12-23/12, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 20-01-2023>
  (2)<BVR 2025-03-21/10, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2024>

Art.12. De subsidie voor de tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters bedraagt:
  1° 70 euro (zeventig euro) per opgevangen kind per volle opvangdag;
  2° 42 euro (tweeënveertig euro) per opgevangen kind per halve opvangdag.
  De subsidie wordt verminderd met het bedrag dat aan de gezinnen wordt gefactureerd.

Afdeling 2. Aanvraagprocedure
Art.13. De aanvraag voor de subsidie voor tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters wordt ingediend uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarvoor de subsidie aangevraagd wordt.
  De aanvraag wordt ingediend volgens de richtlijnen van het agentschap en met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en waarin de organisator de volgende elementen bezorgt:
  1° de identificatiegegevens van de organisator;
  2° de maand waarvoor de subsidie gevraagd wordt;
  3° de identificatiegegevens van de locatie waar de opvang werd aangeboden
  4° per locatie waar de opvang werd aangeboden:
  a) het aantal verschillende kinderen dat werd opgevangen;
  b) het aantal volle en halve opvangdagen;
  c) het totaalbedrag dat aan de gezinnen wordt gefactureerd;
  5° een verklaring op erewoord over het feit dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11;
  6° de datum en de ondertekening.

Art.14. Het agentschap beslist over de aanvraag uiterlijk vijftien dagen na de dag waarop het de aanvraag heeft ontvangen. Het agentschap brengt de organisator met een e-mail op de hoogte van de beslissing.
  Als de subsidie wordt toegekend, betaalt het agentschap de subsidie uiterlijk dertig dagen na de dag waarop het de beslissing tot toekenning heeft genomen.

Art.15. De organisator die de subsidie toegekend kreeg, kan bij het agentschap een rechtzetting doen van de gegevens, vermeld in artikel 13, 4° en 5°, uiterlijk de laatste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarop de gegevens betrekking hebben.

Art.16. Activiteiten waarvoor subsidies worden ontvangen met toepassing van andere regelingen van de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of andere overheden, komen niet in aanmerking voor de toekenning van de subsidie op grond van dit besluit als dat ertoe leidt dat dezelfde uitgaven voor die activiteit dubbel worden gesubsidieerd.

Art.17. De subsidies, vermeld in dit besluit, worden aangerekend op het begrotingsartikel GDF-AGEF2UA-WT van de begroting van Opgroeien regie.

Hoofdstuk 4. - Toezicht en handhaving
Art.18. Het agentschap en Zorginspectie oefenen toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit. De nodige informatie voor het toezicht kan ook ingewonnen worden bij de federale of Vlaamse gegevensbronnen.

Art.19. Het agentschap kan de toestemming tot samenwerking voor tijdelijke vervangcapaciteit van baby's en peuters voor een organisator stopzetten als hij vaststelt dat de organisator niet voldoet aan de voorwaarden in dit besluit of als lopende de samenwerking een relevant handhavingstraject wordt opgestart of als andere tegenindicaties voorhanden zijn. In dat geval brengt het agentschap de organisator en het lokaal bestuur onmiddellijk op de hoogte van deze beslissing.

Art.20. De subsidie wordt verminderd of teruggevorderd als de organisator de bepalingen van dit besluit niet naleeft.
  Het agentschap kan conform artikel 19 tot en met 23 van het decreet van 20 april 2012 bestuurlijke maatregelen opleggen met betrekking tot de toegekende subsidie als de organisator van kinderopvang de bepalingen van dit besluit niet naleeft.
  Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, vordert het agentschap de subsidie terug als de organisator:
  1° de voorwaarden niet naleeft waaronder de subsidie is verleend;
  2° de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden waarvoor ze is verleend;
  3° de controle op de aanwending van de subsidie verhindert.
  Het agentschap brengt de organisator met een aangetekende brief op de hoogte van de beslissingen, vermeld in dit artikel.

Hoofdstuk 5. - Slotbepalingen
Art.21.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2022 en treedt buiten werking op 31 december [1 2025]1.
  ----------
  (1)<BVR 2025-03-21/10, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2024>

Art. 22. De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, is belast met de uitvoering van dit besluit.