Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 DECEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de regels voor de toekenning van een projectsubsidie aan pedagogische en taalondersteunende organisaties voor de pedagogische en taalondersteuning van kinderdagopvangvoorzieningen (NOTA : opgeheven in de toekomst bij BVR2018-02-23/30, art. 27,2°; Inwerkingtreding : 01-01-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-01-2014 en tekstbijwerking tot 30-03-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor de specifieke dienstverlening
Art. 3-17
HOOFDSTUK 3. - Bedrag van de subsidie
Art. 18-19
HOOFDSTUK 4. - Handhaving
Art. 20
HOOFDSTUK 5. - Procedure
Art. 21-23
HOOFDSTUK 5/1. [1 - Verlenging van de projectsubsidie]1
Art. 23/1, 23/2, 23/3, 23/4, 23/5
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 24-25



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2018011403 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° Kind en Gezin : het intern verzelfstandigd agentschap Kind en Gezin, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;
  2° pedagogische en taalondersteunende organisatie : een project dat voldoet aan de voorwaarden van dit besluit en dat daarvoor een subsidie krijgt;
  3° [1 voorziening: een vergunde gezinsopvang of groepsopvang waarvan de organisator een zelfstandig statuut heeft]1.
  ----------
  (1)<BVR 2016-12-16/18, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.2. Het hoofd van het agentschap heeft delegatie om een subsidie toe te kennen aan pedagogische en taalondersteunende organisaties voor pedagogische ondersteuning van voorzieningen, inbegrepen de stimulering van de Nederlandse taalverwerving bij de opgevangen kinderen, volgens de bepalingen van dit besluit.

HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor de specifieke dienstverlening
Art.3. De pedagogische en taalondersteunende organisatie zorgt voor :
  1° minstens twintig uur, gespreid over een kalenderjaar, pedagogische en taalondersteuning voor een kinderopvanglocatie, waarvan minstens twaalf uur rechtstreeks contact met kinderbegeleiders en verantwoordelijken van de voorziening. Binnen die twintig uur bestaat de ondersteuning voor een voorziening minimaal uit :
  a) de opmaak van een plan van aanpak dat afgestemd is op de voorziening, dat uitgevoerd, opgevolgd en geëvalueerd wordt, en dat rekening houdt met het pedagogische beleid en de regelgeving die van toepassing is;
  b) de behandeling van pedagogische adviesvragen;
  c) het onderzoek van de draagkracht bij de start, de opmaak van een attest draagkracht en de periodieke evaluatie van de draagkracht van de kinderbegeleider in gezinsopvang;
  d) de organisatie van een lokaal of regionaal netwerk van actoren en de voorziening en de stimulatie om deel te nemen aan het netwerk;
  e) de stimulering van de Nederlandse taalverwerving bij de opgevangen kinderen;
  2° de uitbouw van haar eigen expertise en de uitwisseling van expertise met andere pedagogische en taalondersteunende organisaties.
  Bij de uitvoering van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, heeft de pedagogische en taalondersteunende organisatie aandacht voor reflectie en zelfreflectie bij de kinderbegeleiders, de verantwoordelijke en het team van de voorziening.

Art.4. De pedagogische en taalondersteunende organisatie beschrijft haar visie op pedagogische en taalondersteuning, vanuit de kennis van het kinderopvanglandschap. De visie is in overeenstemming met de regelgeving die van toepassing is. De organisatie besteedt daarbij zowel aandacht aan gezins- als groepsopvang.

Art.5. De pedagogische en taalondersteunende organisatie beschrijft haar visie op draagkracht en beschrijft de methode om de draagkracht na te gaan en te evalueren, afgestemd op haar ervaring in het selecteren en evalueren van medewerkers.

Art.6. De pedagogische en taalondersteunende organisatie richt zich op gezins- en groepsopvang en stemt haar werkwijze af op de kenmerken van de voorziening.

Art.7. De pedagogische en taalondersteunende organisatie evalueert jaarlijks haar volledige werking, zowel kwalitatief als kwantitatief, en ze evalueert ook haar visie op pedagogische ondersteuning en haar visie op draagkracht, vermeld in artikel 4 en 5. Indien nodig stuurt ze haar werking bij.

Art.8. De pedagogische en taalondersteunende organisatie biedt pedagogische en taalondersteuning aan elke voorziening die daarom verzoekt, als de vraag beantwoordt aan de opdracht, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°. Daar kan alleen van afgeweken worden na schriftelijke motivering.
  De pedagogische en taalondersteunende organisatie ondersteunt daarbij vijftig voorzieningen per voltijds equivalent pedagogische ondersteuner die de opdrachten vervult vermeld in artikel 3 van dit besluit, voor de voorzieningen, vermeld in artikel 1, 3° van dit besluit.

Art.9. De pedagogische en taalondersteunende organisatie voert een proactief beleid zodat voorzieningen bereikt worden in functie van pedagogische en taalondersteuning.
  De pedagogische en taalondersteunende organisatie doet daarnaast ook een inspanning om ook andere opvangvoorzieningen dan deze vermeld in artikel 1, 3°, te betrekken in het lokale of regionale netwerk vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, d.

Art.10. De pedagogische en taalondersteunende organisatie heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de organisator van de voorziening die ze ondersteunt, en legt daarin de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en modaliteiten inzake de samenwerking vast.

Art.11. De pedagogische en taalondersteunende organisatie vraagt geen financiële bijdrage aan de voorziening als de ondersteuning het aantal uren, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, niet overschrijdt tenzij voor een beperkte deelnamekost verbonden aan collectieve bijeenkomsten.

Art.12. De pedagogische en taalondersteunende organisatie wijst een contactpersoon aan en informeert Kind en Gezin daarover.

Art.13. De pedagogische en taalondersteunende organisatie neemt actief deel aan het opvolgingstraject dat Kind en Gezin organiseert.

Art.14. De pedagogische en taalondersteunende organisatie beschikt minstens over drie voltijds equivalenten voor pedagogische ondersteuning in de kinderopvang, waarvan minstens één voltijds equivalent ondersteuner waarvoor de subsidie vermeld in artikel 18 van dit besluit wordt ontvangen en die is aangeworven specifiek voor de opdrachten, vermeld in artikel 3 van dit besluit voor de voorzieningen vermeld in artikel 1, 3° van dit besluit.

Art.15. De pedagogische en taalondersteunende organisatie beschikt voor de pedagogisch ondersteuner die de opdrachten vervult, vermeld in artikel 3 van dit besluit voor de voorzieningen vermeld in artikel 1, 3° van dit besluit, over de volgende documenten :
  1° een uittrekstel uit het strafregister, model 2, of een gelijkwaardig attest, uitgereikt door de bevoegde buitenlandse instantie, voor wie niet in België gedomicilieerd is, waaruit blijkt dat de persoon van onberispelijk gedrag is om met kinderen om te gaan;
  2° minstens een bachelordiploma uit een van de volgende studiegebieden :
  a) studiegebied onderwijs : bachelor Pedagogie van het Jonge Kind, kleuteronderwijs of lager onderwijs;
  b) studiegebied sociaal-agogisch werk : bachelordiploma;
  c) studiegebied pedagogische en psychologische wetenschappen : bachelordiploma.

Art.16. De pedagogische en taalondersteunende organisatie houdt een vereenvoudigde kasboekhouding bij, aangepast aan de specifieke dienstverlening, vermeld in dit besluit. Ze maakt jaarlijks een financiële evaluatie.

Art.17. De pedagogische en taalondersteunende organisatie organiseert haar werking tussen 15 december 2013 en 1 juli 2016 conform dit besluit, waarbij de werking vierentwintig opeenvolgende maanden omvat.

HOOFDSTUK 3. - Bedrag van de subsidie
Art.18. Het totaalbudget dat voor deze projectsubsidie beschikbaar is, bedraagt 4.065.600 euro voor de hele periode, vermeld in artikel 17.
  De subsidie per voltijds equivalent pedagogische ondersteuner die de opdrachten vervult vermeld in artikel 3 van dit besluit, voor voorzieningen vermeld in artikel 1, 3° van dit besluit bedraagt 61.600 euro per werkjaar, en wordt toegekend voor twee werkjaren.

Art.19. De subsidie wordt aangerekend op de begroting van Kind en Gezin.

HOOFDSTUK 4. - Handhaving
Art.20. Kind en Gezin ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit. Het toezicht op de naleving wordt op stukken of ter plaatse door Zorginspectie uitgeoefend. De organisatie verstrekt daarvoor de door Kind en Gezin gevraagde inlichtingen over de werking of stukken die betrekking hebben erop.

HOOFDSTUK 5. - Procedure
Art.21. De organisatie die kandidaat is voor deze projectsubsidie, dient een elektronische aanvraag in op basis van een dossier dat is samengesteld volgens de richtlijnen van Kind en Gezin.

Art.22. Als er voor de toekenning keuzes gemaakt moeten worden tussen verschillende aanvragen houdt Kind en Gezin rekening met :
  1° een verdeling van de organisaties over de vijf Vlaamse provincies en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
  2° de scores van de jury, samengesteld door Kind en Gezin, met betrekking tot de kwalitatieve invulling van de voorwaarden;
  3° de expertise om de specifieke dienstverlening te realiseren;
  4° de diversiteit van de organisaties.

Art.23. Kind en Gezin beslist over de toekenning van de subsidie uiterlijk vijftien werkdagen na de uiterste indieningsdatum voor het aanvraagdossier en brengt de aanvrager binnen vijf dagen op de hoogte van de beslissing.

HOOFDSTUK 5/1. [1 - Verlenging van de projectsubsidie]1   ----------   (1)
Art. 23/1.[1 De pedagogische en taalondersteunende organisatie die een projectsubsidie ontving, kan een verlenging van de projectsubsidie krijgen tot en met [2 31 december 2018]2, volgens de voorwaarden van dit besluit.
   De verlenging van de projectsubsidie kan gevraagd worden via een melding aan Kind en Gezin. Die melding gebeurt elektronisch en volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin.]1 [2 De melding gebeurt uiterlijk op 31 januari 2018.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-12-16/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2018-02-23/30, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 23/2. [1 Voor de verlenging van de projectsubsidie bedraagt de subsidie 5130 euro per volledige kalendermaand per actieve voltijdsequivalent pedagogische ondersteuner voor wie de organisatie het voorgaande kalenderjaar gesubsidieerd werd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-12-16/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 23/3. [1 De projectsubsidie, vermeld in artikel 23/2, wordt betaald met voorschotten per kwartaal en een saldoafrekening uiterlijk op 1 april van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar in kwestie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-12-16/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 23/4. [1 De voorschotten op de projectsubsidies worden als volgt berekend en betaald:
   1° het voorschot bedraagt maximaal 80% van de geraamde projectsubsidie voor dat kwartaal;
   2° het voorschot wordt betaald de eerste maand van elk kwartaal. In afwijking daarvan gebeurt de eerste betaling na de toekenning van de verlenging van de projectsubsidie de eerste maand die volgt op die toekenning.
   In afwijking van het eerste lid kan Kind en Gezin, bij ernstige problemen bij de organisator PO, en minstens als er een risico is op plotse stopzetting van de pedagogische ondersteuning of bij vermoeden van fraude door de organisator PO, beslissen om specifieke maatregelen te nemen voor de uitbetaling van de voorschotten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-12-16/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 23/5.[1 De saldoafrekening, zijnde de betaling of de terugvordering van het saldo, gebeurt uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het kalenderjaar in kwestie.
  [2 In afwijking van het eerste lid gebeurt de saldoafrekening van de projectsubsidie voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018, uiterlijk op 1 maart 2019.]2
   Voor de saldoafrekening kan schuldvergelijking op organisatieniveau toegepast worden, waardoor terug te vorderen projectsubsidies van Kind en Gezin verrekend kunnen worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-12-16/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2018-02-23/30, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art.24. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 2013.

Art. 25. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.