15 JANUARI 2018. - Ministerieel besluit betreffende de regels voor de erkenning en de subsidiëring van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-02-2018 en tekstbijwerking tot 15-09-2023)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Afdeling 1. - Doelgroep
Art. 2
Afdeling 2. - Werking
Art. 3-8
Afdeling 3. - Kwaliteit
Art. 9-11
Afdeling 4. - Werkingsgebied
Art. 12
Afdeling 5. - Rapportage en opvolging
Art. 13
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring
Art. 14
HOOFDSTUK 4. - Procedures
Afdeling 1. - Erkenningsaanvraag
Art. 15
Afdeling 2. - Subsidieaanvraag
Art. 16
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 17
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° besluit van 28 maart 2014: het besluit van de Vlaamse regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;
2° kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding: een aanbod dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2 tot en met 13, en uitgevoerd wordt door een organisator die erkend wordt voor de uitvoering van een laagdrempelig, ambulant aanbod preventieve gezinsondersteuning voor aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen als vermeld in artikel 44 van het besluit van 28 maart 2014;
3° kinderopvang met plussubsidie: een kinderopvanglocatie met kinderopvangplaatsen waarvoor een organisator van kinderopvang als vermeld in artikel 2, 4° van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, de plussubsidie van het agentschap ontvangt voor de specifieke dienstverlening, vermeld in artikel 38 en 39 van het subsidiebesluit van 22 november 2013;
4° KOALA: een lokaal geïntegreerd aanbod van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding in combinatie met kinderopvang met plussubsidie, dat verankerd is in een Huis van het Kind.
HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Afdeling 1. - Doelgroep
Art.2. KOALA, met inbegrip van de kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding, richt zich tot aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen die zich in een maatschappelijk kwetsbare positie bevinden, in de voorschoolse periode.
Afdeling 2. - Werking
Art.3. De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding geeft uitvoering aan al de opdrachten, vermeld in artikel 44, tweede lid, van het besluit van 28 maart 2014, en streeft daarbij al de doelstellingen, vermeld in artikel 45 van het voormelde besluit, na.
Art.4. Voor de realisatie van de opdrachten, vermeld in artikel 44, tweede lid, 1°, a) tot en met c), van het besluit van 28 maart 2014, voorziet de organisator in twee functies:
1° een medewerker met agogische competenties;
2° een medewerker met pedagogische competenties kinderopvang.
Beide functies zijn op wekelijkse basis voldoende beschikbaar en gelijktijdig inzetbaar.
Art.5. De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding voorziet in de ondersteuning van de gezinnen, vermeld in artikel 2, door middel van een geïntegreerd aanbod van ontmoeting, themagerichte groepsactiviteiten, taalstimulering, met inbegrip van oefenmogelijkheden Nederlands als het gaat over meertalige ouders, en opvang van kinderen.
De medewerker met agogische competenties staat in voor de begeleiding van het geïntegreerde aanbod voor de aanwezige ouders en andere opvoedingsverantwoordelijken.
De medewerker met pedagogische competenties kinderopvang organiseert een aanbod voor de aanwezige kinderen en creëert een rijke leefomgeving voor de kinderen, zodat ze ervaringen kunnen opdoen in de essentiële levensdomeinen, namelijk identiteitsontwikkeling, communicatie en expressie, lichaam en beweging, en exploratie van de wereld.
Art.6. Het aanbod, vermeld in artikel 5, wordt georganiseerd op een of meer locaties die goed bereikbaar, uitnodigend en herkenbaar zijn.
Art.7. De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding leidt vanuit zijn eigen aanbod actief toe naar andere ondersteunende activiteiten en aanbodsvormen, en biedt informatie over de ondersteunende maatregelen die aanwezig zijn in het Huis van het Kind of daarbuiten.
De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding werkt samen met de organisator van kinderopvang met plussubsidie die, binnen het Huis van het Kind, mee KOALA realiseert. De samenwerking is er in functie van het realiseren van pedagogische en professionele continuïteit.
Art.8. De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding vertrekt vanuit een participatieve benadering. Dat houdt in dat de gezinnen betrokken zijn bij de ontwikkeling, de uitwerking, de uitvoering en de evaluatie van het globale aanbod.
Afdeling 3. - Kwaliteit
Art.9. De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding hanteert gezinsvriendelijke openingstijden, met voldoende spreiding en frequentie.
Art.10. De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding waakt erover dat de deelname aan de dienstverlening vrijwillig is.
Art.11. De organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding neemt actief deel aan het begeleidingstraject dat het agentschap in het kader van KOALA organiseert.
Afdeling 4. - Werkingsgebied
Art.12. § 1. Het werkingsgebied van KOALA kan intragemeentelijk of gemeentelijk vormgegeven worden en valt binnen het werkingsgebied van het Huis van het Kind.
§ 2. In het werkingsgebied van KOALA is de beoogde doelgroep, vermeld in artikel 2, voldoende aanwezig. Dat is het geval als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
1° in het werkingsgebied worden jaarlijks gemiddeld minimaal dertig kinderen geboren in kansarmoede. Dat gemiddelde wordt berekend op basis van de kansarmoede-index van Kind en Gezin van de twee jaren die aan het jaar voorafgaan waarin het agentschap een aanvraagoproep als vermeld in artikel 51 van het besluit van 28 maart 2014 publiceert. Er moet in minstens één van die twee jaren een minimum van gemiddeld dertig kinderen geboren zijn in kansarmoede;
2° in het werkingsgebied bedraagt de kansarmoede-index van Kind en Gezin minstens 10% in minstens één van de twee jaren die aan het jaar voorafgaan waarin het agentschap de aanvraagoproep publiceert.
Afdeling 5. - Rapportage en opvolging
Art.13. Met het oog op de opvolging en de evaluatie definieert de organisator van kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding bij de aanvraag van de erkenning inspannings- en resultaatsverbintenissen.
De jaarlijkse rapportage, vermeld in artikel 39 en artikel 54 van het besluit van 28 maart 2014, heeft betrekking op de volgende categorieën van gegevens:
1° de soort, de frequentie en de spreiding van elke activiteit;
2° het bereik per activiteit, zowel kwantitatief als kwalitatief;
3° de voortgang van de inspannings- en resultaatsverbintenissen;
4° indicatoren die de impact monitoren op de leefsituatie en omgeving van gezinnen, op hulpbronnen en partners, en op de mate waarin gezinnen greep hebben op hun ondersteuning.
Het agentschap werkt, in overleg met het werkveld, de nadere richtlijnen uit.
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring
Art.14.[1 Om het subsidiebedrag, vermeld in artikel 61 van het besluit van 28 maart 2014, voor erkende en gesubsidieerde kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding vast te stellen, wordt een vast bedrag vermeerderd met een variabel bedrag.
Het vaste bedrag, vermeld in het eerste lid, bedraagt voor kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding 53.714,33 euro (drieënvijftigduizend zevenhonderdveertien euro drieëndertig cent).
Om het variabele bedrag, vermeld in het eerste lid, te berekenen, geldt een basisbedrag dat bestaat uit het aantal minderjarigen in het werkingsgebied, vermenigvuldigd met 0,65 euro (vijfenzestig cent). Het basisbedrag wordt vermeerderd met het bedrag dat verkregen wordt door de samengestelde indicator te vermenigvuldigen met 20% van het basisbedrag en met een bedrag dat rekening houdt met de evolutie van de geldelijke anciënniteit, vermeld in artikel 61, § 1/1, eerste lid, 3°, van het besluit van 28 maart 2014.
Het maximale subsidiebedrag dat aan kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding kan worden toegekend, rekening houdend met de beschikbare begrotingskredieten, bedraagt 57.166,33 euro (zevenenvijftigduizend honderdzesenzestig euro drieëndertig cent).
In een gemeente waar er gemiddeld zestig of meer kinderen in kansarmoede worden geboren, kunnen maximaal twee kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding worden gesubsidieerd.
De subsidie, vermeld in dit artikel, is gekoppeld aan de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2019. De bedragen worden geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De aanpassing wordt telkens gedaan vanaf de tweede maand die volgt op de maand waarin een spilindex wordt bereikt of erop wordt teruggebracht.]1
----------
(1)<MB 2020-03-10/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK 4. - Procedures
Afdeling 1. - Erkenningsaanvraag
Art.15. De erkenningsaanvraag voor kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding bevat de volgende gegevens:
1° de identificatie- en contactgegevens van de organisator;
2° de identificatie- en contactgegevens van de contactpersoon die de organisator heeft aangesteld;
3° het voorstel van werkingsgebied, vermeld in artikel 26, 2°, van het besluit van 28 maart 2014;
4° een beschrijving van de wijze waarop voldaan zal worden aan de voorwaarden, vermeld in artikel 26, 3° en 4°, van het besluit van 28 maart 2014;
5° een beschrijving van de wijze waarop voldaan zal worden aan artikel 4, 5 en 8 van dit besluit;
6° een voorstel van inspannings- en resultaatsverbintenissen waartoe de organisator zich engageert.
Het agentschap stelt voor de erkenningsaanvraag, vermeld in het eerste lid, een sjabloon ter beschikking.
Afdeling 2. - Subsidieaanvraag
Art.16. De subsidieaanvraag voor kind- en ouderactiviteiten voor lokale armoedebestrijding bevat de volgende gegevens:
1° de identificatie- en contactgegevens van de organisator;
2° de identificatie- en contactgegevens van de contactpersoon die de organisator heeft aangesteld;
3° als de organisator een feitelijke vereniging is: de identificatie- en contactgegevens van de vertegenwoordiger die zal optreden als ontvanger van de subsidie;
4° een begroting.
Het agentschap stelt voor de subsidieaanvraag, vermeld in het eerste lid, een sjabloon ter beschikking.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 17. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2017.