12 JULI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2013 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling van de Commissie en van de kamers
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Werking van de Commissie en van de kamers
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 6
Afdeling 2. - Werking van de kamers
Art. 7-12
Afdeling 3. - Werking van de Commissie
Art. 13-14
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Commissie en de kamers
Art. 15-21
HOOFDSTUK 4. - Beslissing na advies van de Commissie
Art. 22
HOOFDSTUK 5. - Afwijkende regeling bij een groepsgewijze behandeling van aanvragen
Art. 23
HOOFDSTUK 5/1. [1 - Specifieke regeling voor de behandeling van bezwaren van kandidaat-pleegzorgers en pleegzorgers]1
Art. 23/1, 23/2, 23/3, 23/4
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen
Art. 24
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Art. 25-26
Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand
Art. 27-32
Afdeling 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van ziekenhuizen, ziekenhuisdiensten, onderdelen van ziekenhuizen en samenwerkingsvormen
Art. 33-35
Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor het verkrijgen van een planningsvergunning en een exploitatievergunning voor intramurale en transmurale voorzieningen in de gezondheidszorg
Art. 36-39
Afdeling 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast
Art. 40-41
Afdeling 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor integrale gezinszorg
Art. 42-46
Afdeling 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1999 ter uitvoering van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg
Art. 47-50
Afdeling 9. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de procedure voor de bijzondere erkenning van een centrum voor dagverzorging
Art. 51-52
Afdeling 10. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk
Art. 53-57
Afdeling 11. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2001 ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk
Art. 58-59
Afdeling 12. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind
Art. 60
Afdeling 13. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 betreffende adoptiediensten die bemiddelen voor binnenlandse kinderen
Art. 61-63
Afdeling 14. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling
Art. 64-65
Afdeling 15. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 betreffende de samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg
Art. 66-68
Afdeling 16. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 betreffende de Logo's
Art. 69-71
Afdeling 17. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening, coördinatiepunt en flexibele opvangpool van doelgroepwerknemers
Art. 72-73
Afdeling 18. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht
Art. 74-76
Afdeling 19. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk
Art. 77
Afdeling 20. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker
Art. 78-80
Afdeling 21. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning
Art. 81
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 82-88
1984023208 1994035195 1994036316 1997035355 1997035418 1997035419 1997035628 1997036371 1999035183 2000035349 2000035714 2000036204 2001036263 2002035566 2002035744 2002035781 2009201140 2009201391 2009203630 2009203666 2010035215 2012035563 2012036292
2014035275 2015035158 2016036070 2017012301 2018032546 2024010801
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.[1§ 1. Elk sociaal verhuurkantoor dat de juridische structuur van een vzw heeft en een subsidie als vermeld in dit besluit, ontvangt, voert een boekhouding conform het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen met inbegrip van artikel III.82, III.83, III.84, III.86, III.87, III.88, III.89, III.90, III.92 van het Wetboek van economisch recht en de uitvoeringsbesluiten ervan. Elk sociaal verhuurkantoor dat de juridische structuur heeft van een OCMW-vereniging, welzijnsvereniging, of opgericht is in de schoot van een gemeente of OCMW, en een subsidie als vermeld in dit besluit, ontvangt, voert een boekhouding conform het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
De minister bepaalt de nadere regels en stelt de verdere indeling vast van:
1° het minimale algemene rekeningstelsel, vermeld in artikel 3 en 4 en in de bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekeningen van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, dat de sociale verhuurkantoren die als vereniging zonder winstoogmerk zijn opgericht, bij het voeren van hun boekhouding volgen;
2° de rekeningen, vermeld in artikel 15 van het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten en de toelichting ervan, en van de rekeningstelsels van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en in het genormaliseerde stelsel van de algemene rekeningen, opgenomen in de bijlage bij het voormelde ministerieel besluit, dat de sociale verhuurkantoren die als OCMW-vereniging, welzijnsvereniging, of in de schoot van een gemeente of OCMW zijn opgericht, bij het voeren van hun boekhouding volgen.
§ 2. Het sociaal verhuurkantoor dat een subsidie als vermeld in dit besluit, ontvangt, rapporteert uiterlijk op de dertigste kalenderdag van ieder kwartaal aan de ondersteuningsstructuur over:
1° het saldo van de zichtrekeningen en de beleggingsrekeningen op het einde van het vorige kwartaal;
2° de openstaande saldi van de aangegane leningen op het einde van het vorige kwartaal;
3° de vervaldagenbalans van de vorderingen van het sociaal verhuurkantoor op het einde van het vorige kwartaal;
4° de vervaldagenbalans van de schulden van het sociaal verhuurkantoor op het einde van het vorige kwartaal;
5° de kasstroomrapportering over het voorbije kwartaal.
In het eerste lid wordt verstaan onder vervaldagenbalans: een rapport dat het sociaal verhuurkantoor op maandelijkse basis genereert, waarin de verdeling van de openstaande vorderingen en schulden op basis van de vervaldatum ervan worden geclassificeerd.
De rapporteringen verlopen elektronisch conform het model dat de ondersteuningsstructuur ter beschikking stelt.
Punt 3°, 4° en 5° van het eerste lid treden in werking op 1 januari 2020.
§ 3. Het sociaal verhuurkantoor bezorgt jaarlijks uiterlijk op 15 maart en voor de eerste keer uiterlijk op 15 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin het sociaal verhuurkantoor gesubsidieerd is, de volgende stukken aan het agentschap:
1° een gedetailleerde afrekening van de kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan de werking van het sociaal verhuurkantoor, aangevuld met de resultatenrekening en een balans over het voorbije werkingsjaar, conform het genormaliseerde rekeningstelsel, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, alsook een begroting voor het lopende kalenderjaar die het bevoegde bestuursorgaan goedgekeurd heeft. Als de werking van het sociaal verhuurkantoor deel uitmaakt van een breder opdrachtenpakket, voert de rechtspersoon een volledige analytische boekhouding, zodat de activa en passiva van het sociaal verhuurkantoor kunnen worden afgezonderd in de balans en de kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan de werking van het sociaal verhuurkantoor, afzonderlijk gerapporteerd en bewezen kunnen worden;
2° een gedetailleerde afrekening van de personeelskosten met onder meer een afschrift van de RSZ-staten en de individuele jaarrekeningen over de gesubsidieerde periode;
3° een gedetailleerd overzicht, in overeenstemming met de boekhouding, van de waardeverminderingen en terugnemingen daarvan op huurvorderingen, alsook de minder- en meerwaarden op de realisatie van huurvorderingen.
Het sociaal verhuurkantoor staat in voor een uniforme registratie en terbeschikkingstelling van gegevens, op basis van instructies van het agentschap en de ondersteuningsstructuur, met het oog op het administratieve beheer en de externe rapportering van de relevante gegevens.
§ 4. Elke beslissing over het beheer van het sociaal verhuurkantoor met een significante impact op de financiële middelen of op de personeelsinzet, wordt omstandig gemotiveerd rekening houdend met:
1° de maatschappelijke opdracht van het sociaal verhuurkantoor;
2° de huidige en te verwachten toekomstige financieel-economische toestand.
§ 5. Een sociaal verhuurkantoor dat een lening aangaat bij een andere partij dan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, meldt dat voorafgaandelijk aan de ondersteuningsstructuur en het agentschap.]1
----------
(1)<BVR 2018-10-26/12, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling van de Commissie en van de kamers
Art.2.§ 1. [1 [2 De Commissie is samengesteld uit een voorzitter, vijf ondervoorzitters en drieëndertig leden. Voor elk van hen is er een plaatsvervanger.
Met behoud van de toepassing van artikel 8, § 2, bestaat de Commissie uit de volgende kamers:
1° een kamer voor welzijnsvoorzieningen;
2° een kamer voor gezondheidsvoorzieningen;
3° een kamer voor artsen-specialisten en huisartsen;
4° een kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten;
5° een kamer voor beoefenaars van geestelijke gezondheidszorgberoepen.
De kamer voor welzijnsvoorzieningen en de kamer voor gezondheidsvoorzieningen zijn elk samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en vijf leden van de Commissie, en hun plaatsvervangers.
De kamer voor artsen-specialisten en huisartsen en de kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten zijn elk samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden van de Commissie, en hun plaatsvervangers.
De kamer voor beoefenaars van geestelijke gezondheidszorgberoepen is samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en negen leden van de Commissie, en hun plaatsvervangers.
De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van de Commissie zijn ook voorzitter en plaatsvervangende voorzitter van de kamers. De ondervoorzitters en de plaatsvervangende ondervoorzitters van de Commissie zijn ook ondervoorzitter en plaatsvervangende ondervoorzitter van de kamer waarvan ze deel uitmaken]2]1
§ 2. De voorzitter, de ondervoorzitters en hun plaatsvervangers getuigen van juridische kennis en bekwaamheid.
De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter zijn deskundig in gezins-, welzijns- en gezondheidsaangelegenheden.
De ondervoorzitter en de leden die deel uitmaken van de kamer voor welzijnsvoorzieningen, en hun plaatsvervangers zijn deskundig in gezins- en welzijnsaangelegenheden.
De ondervoorzitter en de leden die deel uitmaken van de kamer voor gezondheidsvoorzieningen, en hun plaatsvervangers zijn deskundig in gezondheidsaangelegenheden.
De deskundigheid in gezins- en welzijnsaangelegenheden of in gezondheidsaangelegenheden kan blijken uit de praktijkervaring die is opgedaan in die aangelegenheden.
[1 De leden van de kamer voor artsen-specialisten en huisartsen en hun plaatsvervangers zijn deskundig in de procedure voor de erkenning van huisartsen en artsen-specialisten. De universiteiten en de beroepsorganisaties dragen elk vier leden en plaatsvervangende leden voor. Die leden kiezen in hun midden een ondervoorzitter en een plaatsvervangende ondervoorzitter.
De leden van de kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten en hun plaatsvervangers zijn deskundig in de procedure voor de erkenning van tandartsen en tandartsen-specialisten. De universiteiten en de beroepsorganisaties dragen elk vier leden en plaatsvervangende leden voor. Die leden kiezen in hun midden een ondervoorzitter en een plaatsvervangende ondervoorzitter.]1
[2 De leden van de kamer voor beoefenaars van geestelijke gezondheidszorgberoepen en hun plaatsvervangers zijn deskundig in de procedure voor de erkenning van beoefenaars van de klinische psychologie of in de procedure voor de erkenning van beoefenaars van de klinische orthopedagogiek. De universiteiten en de beroepsorganisaties dragen elk vijf leden, onder wie drie leden die beoefenaars van de klinische psychologie zijn en twee leden die beoefenaars van de klinische orthopedagogiek zijn, en plaatsvervangende leden voor. Die leden kiezen in hun midden een ondervoorzitter en een plaatsvervangende ondervoorzitter.]2
§ 3. De ministers benoemen de voorzitter, de ondervoorzitters, de leden en de plaatsvervangers voor een termijn van vijf jaar, die tweemaal hernieuwbaar is. Bij de benoeming van de ondervoorzitters, de leden en hun plaatsvervangers wordt vermeld van welke kamer ze deel uitmaken.
----------
(1)<BVR 2017-04-28/25, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<BVR 2022-10-21/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.3. De hoedanigheid van voorzitter, ondervoorzitter of lid van de Commissie of van plaatsvervanger is onverenigbaar met de hoedanigheid van :
1° lid van het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;
2° minister, staatssecretaris of kabinetslid van een minister of staatssecretaris;
3° personeelslid van het departement of van een agentschap van het beleidsdomein;
4° personeelslid van het Vlaams Parlement of van diensten die opgericht zijn bij het Vlaams Parlement;
5° lid of personeelslid van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 december 2007, of lid van de vaste commissies of werkgroepen die zijn opgericht binnen die adviesraad.
De voorzitter, ondervoorzitters en leden van de Commissie en de plaatsvervangers leggen, binnen een maand na hun benoeming, op het secretariaat een lijst neer van alle organisaties waarvan de activiteiten betrekking hebben op gezondheidsaangelegenheden of gezins- en welzijnsaangelegenheden, waarin ze actief zijn als lid van de raad van bestuur of van de algemene vergadering of als personeelslid of waarvoor ze als externe raadgever optreden. Ze delen elke wijziging van die lijst binnen een maand mee aan het secretariaat.
Art.4.[1Met behoud van de toepassing van de voorwaarden vermeld in artikel 56, § 3 en § 4, van de Vlaamse Wooncode, moet de aanvrager om als sociaal verhuurkantoor erkend te kunnen worden en te blijven ter uitvoering van artikel 56, § 5 van de Vlaamse Wooncode, aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen:
1° het sociaal verhuurkantoor is voldoende actief in zijn werkingsgebied. Aan sociale verhuurkantoren waarvan het aantal ingehuurde woningen binnen een gemeente gedurende twee jaar niet toeneemt, kan de minister een termijngebonden groeipad opleggen. Als het sociaal verhuurkantoor het opgelegde groeipad niet realiseert, kan de minister, na het sociaal verhuurkantoor te hebben gehoord en na mededeling aan de Vlaamse Regering, beslissen dat het sociaal verhuurkantoor geen nieuwe inhuurnemingen in de betreffende gemeente meer kan overeenkomen en de gemeente toevoegen aan het werkingsgebied van een ander sociaal verhuurkantoor;
2° elk sociaal verhuurkantoor zorgt voor een behoorlijk werkend systeem van interne controle waarbij de kritieke processen formeel worden beschreven in door de raad van bestuur vastgestelde procedures die taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastleggen en aangeven hoe, door wie en tijdens welk onderdeel van het proces controles worden uitgevoerd. Het gaat om de processen in verband met:
a) de financiële procedures voor activiteiten inzake kas- en liquiditeitenbeheer, voorraad- en materialenbeheer, inkomende facturen, betalingen en loonadministratie, bestellingen en overheidsopdrachten;
b) het personeelsbeheer, namelijk de aanwijzing van de verantwoordelijke voor het personeelskader, de processen om personeel aan te werven en te ontslaan en om lonen en sociale voordelen uit te betalen;
c) het beheer, de beveiliging van gegevens en activa en het voorkomen van fraude;
d) de controles op het correcte verloop van de toewijzingen en de behandeling van klachten;
3° elk sociaal verhuurkantoor heeft een door zijn raad van bestuur goedgekeurd debiteurenreglement waarin minimaal het volgende is opgenomen:
a) de procedure die het sociaal verhuurkantoor hanteert op het vlak van de inning en betaling van vorderingen op huurders;
b) de regels en de voorwaarden die gehanteerd worden bij het dubieus verklaren van een vordering op een huurder, de regels voor het boeken van waardeverminderingen en de definitieve afboeking wegens oninbaarheid;
4° Elk sociaal verhuurkantoor verbindt zich tot deelname aan het overleg dat de ondersteuningsstructuur organiseert.
De minister kan bijkomende regels bepalen omtrent het debiteurenbeheer en de minimale waarderingsregels bij het boeken van waardeverminderingen, vermeld in het eerste lid, 3°.
Eerste lid, punt 1° treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.]1
----------
(1)<BVR 2018-10-26/12, art. 7, 008; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.5. Wie wordt benoemd in de plaats van de voorzitter, van een ondervoorzitter, van een lid of van een plaatsvervanger, die overleden is of van wie het mandaat voortijdig is beëindigd, voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
HOOFDSTUK 3. - Werking van de Commissie en van de kamers
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.6. Tenzij dit besluit het anders bepaalt, wordt het advies van de Commissie over een bezwaar verleend door de bevoegde kamer.
Afdeling 2. - Werking van de kamers
Art.7. De bevoegde entiteit beoordeelt, volgens de toepasselijke sectorale regelgeving, de ontvankelijkheid van het bezwaar dat is ingediend tegen het voornemen dat ze heeft geuit, of de beslissing die ze heeft genomen. Ze bezorgt het ontvankelijke bezwaarschrift, binnen vijftien dagen na de ontvangst ervan, aan het secretariaat, samen met het administratieve dossier en de toepasselijke regelgeving.
Die stukken en eventueel aanvullende stukken die door de indiener van het bezwaar of de bevoegde entiteit worden aangereikt, liggen tot de dag voor de behandeling van het bezwaar ter inzage op het secretariaat.
Art.8.§ 1. Bezwaren betreffende gezondheidsvoorzieningen worden behandeld door de kamer voor gezondheidsvoorzieningen. Bezwaren betreffende welzijnsvoorzieningen worden behandeld door de kamer voor welzijnsvoorzieningen.
In afwijking van het eerste lid kunnen de ministers bepalen dat de bezwaren betreffende een door hen te bepalen type gezondheidsvoorziening of welzijnsvoorziening worden behandeld door de andere kamer, door een kamer als vermeld in paragraaf 2, of door de Commissie, als er een wezenlijke samenhang bestaat tussen het type gezondheidsvoorziening en een of meer types van welzijnsvoorzieningen of omgekeerd.
In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter van de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een kamer [1 als vermeld in het eerste lid]1, het bezwaar laten behandelen door de Commissie als het bezwaar principiële vragen oproept waarvan de oplossing [1 beide kamers, vermeld in het eerste lid,]1 aanbelangt.
[1 In afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, is de Commissie, als ze met toepassing van het tweede of het derde lid een bezwaar behandelt, uitsluitend samengesteld uit de voorzitter van de Commissie en de ondervoorzitters en de leden van de kamers, vermeld in het eerste lid, of hun plaatsvervangers. In afwijking van artikel 13, § 1, kan ze alleen geldig beraadslagen en stemmen als minstens de voorzitter of een ondervoorzitter en drie leden van elk van de voormelde kamers, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.]1
§ 2. Op verzoek van de Commissie of na advies van de Commissie kunnen de ministers een kamer oprichten die conform artikel 2, § 1, [1 derde lid]1, samengesteld is uit leden en plaatsvervangers van elk van de beide kamers, vermeld in artikel 2, § 1, tweede lid. De ministers bepalen de nadere samenstelling van die kamer.
[1 Voor de toepassing van het eerste lid gelden voor de samenstelling van de Commissie en voor de beraadslaging en de stemming door de Commissie de bepalingen van paragraaf 1, vierde lid. In afwijking van artikel 13, § 2, eerste lid, keurt de Commissie het verzoek of het advies met minstens negen stemmen goed.]1
[1 § 3. Bezwaren over de erkenning van artsen-specialisten en huisartsen worden behandeld door de kamer voor artsen-specialisten en huisartsen. Bezwaren over de erkenning van tandartsen en tandartsen-specialisten worden behandeld door de kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten.]1
[3 Bezwaren over de erkenning van beoefenaars van de klinische psychologie en van de klinische orthopedagogiek worden behandeld door de kamer voor beoefenaars van geestelijke gezondheidszorgberoepen.]3
[2 § 4. Voor de behandeling van bezwaren over het voornemen tot weigering van de erkenning van zorgkassen en bezwaren over het voornemen tot intrekking van de erkenning van zorgkassen zijn de kamer voor gezondheidsvoorzieningen en de kamer voor welzijnsvoorzieningen gezamenlijk bevoegd. In dat geval zijn artikel 9 tot en met 12, artikel 15, eerste lid, en artikel 16 tot en met 21 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
1° de vergadering van de gezamenlijk bevoegde kamers wordt voorgezeten door een voorzitter of een ondervoorzitter van een van de gezamenlijk bevoegde kamers of hun plaatsvervanger;
2° de gezamenlijk bevoegde kamers alleen geldig kunnen beraadslagen en stemmen als minstens de voorzitter of de ondervoorzitter, of hun plaatsvervangers, en twee leden van elk van de kamers, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.]2
----------
(1)<BVR 2017-04-28/25, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<BVR 2018-11-30/16, art. 584, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<BVR 2022-10-21/07, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.9.§ 1. De vergadering van een kamer wordt voorgezeten door de voorzitter of de ondervoorzitter van de kamer of zijn plaatsvervanger.
§ 2. Alleen de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de kamer of hun plaatsvervangers zijn stemgerechtigd. Ze hebben elk een stem.
§ 3. [1 De kamer voor welzijnsvoorzieningen en de kamer voor gezondheidsvoorzieningen kunnen]1 alleen geldig beraadslagen en stemmen als minstens de voorzitter of de ondervoorzitter en drie leden, of plaatsvervangers, aanwezig zijn. [1 De kamer voor artsen-specialisten en huisartsen en de kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten kunnen alleen geldig beraadslagen en stemmen als minstens de voorzitter of de ondervoorzitter en vijf leden, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.]1
[2 De kamer voor beoefenaars van geestelijke gezondheidszorgberoepen kan alleen geldig beraadslagen en stemmen als minstens de voorzitter of de ondervoorzitter en vijf leden, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.]2
Als geen consensus kan worden bereikt, worden beslissingen genomen bij gewone meerderheid.
Bij de stemming worden onthoudingen niet in aanmerking genomen om de vereiste meerderheid te bereiken. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter [1 van de vergadering]1 doorslaggevend.
§ 4. Wie een persoonlijk belang heeft bij de behandeling van een bezwaar, kan de beraadslaging en de stemming over dat bezwaar niet bijwonen.
----------
(1)<BVR 2017-04-28/25, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<BVR 2022-10-21/07, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.10.De kamer hoort de indiener van het bezwaar als die daarom in zijn bezwaarschrift heeft verzocht, of op eigen initiatief. Ze hoort ook de bevoegde entiteit. [2 De kamer voor welzijnsvoorzieningen en de kamer voor gezondheidsvoorzieningen kunnen]2 op eigen initiatief of op verzoek van de indiener van het bezwaar of van de bevoegde entiteit [1 [3 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]3,]1 horen.
De uitnodiging daarvoor wordt uiterlijk de achtste dag voor de vergadering per aangetekende brief verstuurd aan de indiener van het bezwaar en met de gewone of elektronische post aan de bevoegde entiteit en [1 aan Zorginspectie, vermeld in het eerste lid, als Zorginspectie moet worden gehoord]1.
De indiener van het bezwaar en de bevoegde entiteit kunnen zich tijdens de vergadering laten bijstaan of vertegenwoordigen door een of meer personen die ze daarvoor aanwijzen. Ze kunnen nog stukken neerleggen tot staving van hun mondelinge uiteenzetting.
----------
(1)<BVR 2015-01-30/08, art. 49, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BVR 2017-04-28/25, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<BVR 2023-05-12/09, art. 244, 008; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.11. Met behoud van de toepassing van artikel 10 verleent de kamer haar advies op stukken.
Art.12. § 1. Tenzij de toepasselijke sectorale regelgeving het anders bepaalt, bezorgt het secretariaat het advies van de kamer gelijktijdig aan de bevoegde minister, aan de bevoegde entiteit en aan de indiener van het bezwaar uiterlijk vijfenzeventig dagen nadat het secretariaat het bezwaarschrift en het administratieve dossier heeft ontvangen.
De voorzitter van de kamer kan bij een gemotiveerde beslissing die termijn met dertig dagen verlengen. De verlenging wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de indiener van het bezwaar en de bevoegde entiteit.
§ 2. Het advies kan betrekking hebben op de inhoudelijke en formele aspecten van het bezwaar en van het voornemen of de beslissing waartegen het bezwaar is ingediend.
Het advies is gemotiveerd. Het maakt ook melding van een afwijkend standpunt op verzoek van het lid dat het formuleert, zonder vermelding van zijn identiteit.
Afdeling 3. - Werking van de Commissie
Art.13.§ 1. De Commissie kan alleen geldig beraadslagen en stemmen als minstens de voorzitter of een ondervoorzitter en [1 [2 achttien leden]2]1, of plaatsvervangers, aanwezig zijn. Minstens drie leden of plaatsvervangers van elk van de kamers, vermeld in artikel 2, § 1, tweede lid, zijn aanwezig.
§ 2. Op de vergaderingen van de Commissie is artikel 9, § 1, § 2 en § 3, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
In afwijking van het eerste lid keurt de Commissie met minstens [1 [2 zesentwintig stemmen]2]1 de volgende stukken goed :
1° het advies over het beëindigen van een mandaat, vermeld in artikel 4, tweede lid;
2° [1 ...]1;
3° het voorstel van huishoudelijk reglement of tot wijziging ervan, vermeld in artikel 17, eerste lid;
4° het verslag, vermeld in artikel 19.
----------
(1)<BVR 2017-04-28/25, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<BVR 2022-10-21/07, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.14. Als conform artikel 8, § 1, tweede lid of derde lid, de behandeling van een bezwaar is toevertrouwd aan de Commissie, zijn artikel 9, § 4, en artikel 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Commissie en de kamers
Art.15.De Commissie [1 , de kamer voor welzijnsvoorzieningen en de kamer voor gezondheidsvoorzieningen]1 kunnen zich laten bijstaan door onpartijdige deskundigen. De ministers kunnen nadere regels bepalen voor de aanstelling van die deskundigen.
[1 De kamer voor artsen-specialisten en huisartsen wordt bijgestaan door een arts-specialist of een huisarts, naargelang het bezwaar een erkenning als arts-specialist of als huisarts betreft. De kamer voor tandartsen en tandartsen-specialisten wordt bijgestaan door een algemeen tandarts of een tandarts-specialist, naargelang het bezwaar een erkenning als algemeen tandarts of als tandarts-specialist betreft.]1
[2 De kamer voor beoefenaars van geestelijke gezondheidszorgberoepen kan worden bijgestaan door een beoefenaar van de klinische psychologie of door een beoefenaar van de klinische orthopedagogiek, naargelang het bezwaar betrekking heeft op een erkenning als klinisch psycholoog of als klinisch orthopedagoog.]2
----------
(1)<BVR 2017-04-28/25, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<BVR 2022-10-21/07, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.16. De vergaderingen van de Commissie en van de kamers zijn niet openbaar. De beraadslagingen in de Commissie en de kamers zijn vertrouwelijk.
Art.17. De Commissie legt binnen drie maanden na haar concrete samenstelling aan de ministers een voorstel van huishoudelijk reglement voor. De ministers keuren het huishoudelijk reglement goed, alsook elke wijziging ervan.
Met behoud van de toepassing van dit besluit regelt het huishoudelijk reglement de nadere werking van de Commissie en van de kamers.
Art.18. Een of meer personeelsleden van het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin nemen het secretariaat waar, inclusief dat van de kamers.
Art.19. De Commissie maakt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden, inclusief die van de kamers, tijdens het voorbije kalenderjaar. Het verslag wordt voor 30 september aan de Vlaamse Regering meegedeeld. De ministers kunnen nadere regels bepalen voor het verslag.
Art.20.De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van de Commissie, hun plaatsvervangers en de deskundigen ontvangen voor hun werkzaamheden een presentiegeld per vergadering van de Commissie of van een kamer waaraan ze deelnemen.
Het presentiegeld per vergadering wordt door de ministers vastgesteld en bedraagt maximaal 100 euro. Aan degene die de vergadering voorzit, wordt een presentiegeld van 150 % van het door de ministers vastgestelde bedrag toegekend.
Er wordt voor maximaal [1 [2 drieëndertig]2]1 vergaderingen per jaar een presentiegeld toegekend. Twee of meer vergaderingen van de Commissie of van een kamer op dezelfde dag gelden als een vergadering.
----------
(1)<BVR 2017-04-28/25, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<BVR 2022-10-21/07, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.21. Aan de personen, vermeld in artikel 20, wordt een vergoeding toegekend voor de reiskosten die verbonden zijn aan de uitoefening van hun werkzaamheden voor de Commissie of voor een kamer, volgens de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.
HOOFDSTUK 4. - Beslissing na advies van de Commissie
Art.22. § 1. Met toepassing van artikel 15, tweede lid, van het decreet van 7 december 2007 kan de bevoegde minister of het hoofd van de bevoegde entiteit, naar gelang het geval, over het bezwaar alleen een definitieve beslissing nemen na de ontvangst van het advies van de Commissie of, als het advies niet is meegedeeld binnen de termijn, vermeld in artikel 12, § 1, van dit besluit, na het verstrijken van die termijn.
§ 2. Als het advies van de Commissie gelijkluidend is met het voornemen of de beslissing, vermeld in artikel 7, eerste lid, wordt de definitieve beslissing genomen door het hoofd van de bevoegde entiteit.
Als het advies van de Commissie echter afwijkt van het voornemen of de beslissing, vermeld in artikel 7, eerste lid, wordt de definitieve beslissing door de bevoegde minister genomen. De bevoegde entiteit bezorgt in dat geval, na de ontvangst van het advies, het bezwaarschrift en het administratieve dossier aan de bevoegde minister.
Tenzij de toepasselijke sectorale regelgeving het anders bepaalt, wordt de definitieve beslissing binnen twee maanden nadat het hoofd van de bevoegde entiteit respectievelijk de bevoegde minister het advies van de Commissie heeft ontvangen, aan de indiener van het bezwaar meegedeeld per aangetekende brief.
§ 3. Als het advies van de Commissie echter niet binnen de termijn, vermeld in artikel 12, § 1, is meegedeeld, wordt de definitieve beslissing door de bevoegde minister genomen. De bevoegde entiteit bezorgt in dat geval, na het verstrijken van de termijn, het bezwaarschrift en het administratieve dossier aan de bevoegde minister.
Tenzij de toepasselijke sectorale regelgeving het anders bepaalt, wordt de definitieve beslissing van de bevoegde minister, binnen drie maanden na het verstrijken van die termijn, per aangetekende zending meegedeeld aan de indiener van het bezwaar. In dat geval wordt de indiener van het bezwaar gehoord voor de beslissing wordt genomen, als hij daarom heeft verzocht in zijn bezwaarschrift.
HOOFDSTUK 5. - Afwijkende regeling bij een groepsgewijze behandeling van aanvragen
Art.23. De bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2 en 3, en hoofdstuk 4 doen geen afbreuk aan de toepassing van specifieke bepalingen die zijn opgenomen in de sectorale regelgeving, onder meer wat betreft de behandeling van bezwaren die worden ingediend na een groepsgewijze behandeling van aanvragen voor een vergunning, een toelating, een attest, een erkenning of een subsidie.
HOOFDSTUK 5/1. [1 - Specifieke regeling voor de behandeling van bezwaren van kandidaat-pleegzorgers en pleegzorgers]1
----------
(1)
Art. 23/1. [1 In afwijking van artikel 7, 8, 10, 12, § 1, artikel 13, 14 en 22 van dit besluit zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de behandeling van bezwaarschriften van kandidaat-pleegzorgers of pleegzorgers, vermeld in artikel 14, § 5, tweede lid, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-02-14/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
Art. 23/2. [1 In dit artikel wordt verstaan onder:
1° pleegzorger: een meerderjarige natuurlijke persoon die een of meer minderjarige of meerderjarige natuurlijke personen in het eigen gezin opvangt;
2° dienst voor pleegzorg: een dienst als vermeld in artikel 7 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, die vergund is met toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 3, van het voormelde decreet.
Het secretariaat beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger volgens artikel 60/1 van het besluit de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg. Als het bezwaarschrift niet ontvankelijk is, deelt het secretariaat dat binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan mee aan de indiener van het bezwaar, met vermelding van de reden.
Het secretariaat bezorgt het ontvankelijke bezwaarschrift binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan, met een aangetekende zending aan de dienst voor pleegzorg die na een herscreening van de kandidaat-pleegzorger of de pleegzorger de beslissing heeft genomen waartegen het bezwaar is gericht, en aan de dienst voor pleegzorg van de verblijfplaats van de kandidaat-pleegzorger of pleegzorger. Met dezelfde zending vraagt het secretariaat bij de voormelde diensten de relevante dossierstukken op. Die diensten bezorgen de dossierstukken binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van de vraag met een aangetekende zending aan het secretariaat.
Het secretariaat deelt aan de indiener van het bezwaar en aan de betrokken diensten voor pleegzorg mee wanneer de termijn, vermeld in artikel 23/4, een aanvang neemt.
De stukken, vermeld in het derde lid, en eventueel aanvullende stukken die door de indiener van het bezwaar of door de betrokken diensten voor pleegzorg worden aangereikt, liggen tot de dag voor de behandeling van het bezwaar ter inzage op het secretariaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-02-14/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
Art. 23/3. [1 Het bezwaar wordt behandeld door de kamer voor welzijnsvoorzieningen.
De kamer, vermeld in het eerste lid, hoort de indiener van het bezwaar als die daarom heeft verzocht in zijn bezwaarschrift. Ze hoort ook de beide diensten voor pleegzorg, vermeld in artikel 23/2, derde lid. De uitnodigingen daarvoor worden uiterlijk de achtste dag voor de vergadering van de kamer met een aangetekende brief verstuurd. De indiener van het bezwaar en de voormelde diensten voor pleegzorg kunnen zich tijdens de vergadering laten bijstaan of vertegenwoordigen door een of meer personen die ze daarvoor aanwijzen. Ze kunnen nog stukken neerleggen om hun mondelinge uiteenzetting te staven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-02-14/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
Art. 23/4. [1 Het secretariaat bezorgt het advies van de kamer, vermeld in artikel 23/3, gelijktijdig aan de indiener van het bezwaar en aan de diensten voor pleegzorg, vermeld in artikel 23/2, derde lid, uiterlijk vijfenzeventig kalenderdagen nadat het secretariaat de relevante dossierstukken van de voormelde diensten heeft ontvangen.
De voorzitter van de kamer kan bij een gemotiveerde beslissing die termijn, vermeld in het eerste lid, met dertig dagen verlengen. De indiener van het bezwaar en de betrokken diensten voor pleegzorg worden onmiddellijk op de hoogte gebracht van de verlenging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-02-14/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2014>
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen
Art.24. In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in punt 4 wordt de zinsnede "- de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden en de binnen die commissie opgerichte kamers;" opgeheven;
2° in punt 5 wordt de zinsnede "- Vlaamse Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen;" opgeheven.
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Art.25. In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen" opgeheven;
2° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
"Het beroep wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen," vervangen door de woorden "de beslissing over het beroep".
Art.26. In artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen" opgeheven;
2° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
"Het beroep wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen," vervangen door de woorden "de beslissing over het beroep".
Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand
Art.27. In artikel 24, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010, worden tussen de woorden "Vlaamse minister" en het woord "kan" de woorden "of de administrateur-generaal" ingevoegd.
Art.28. In artikel 26bis, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
"Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.29. In artikel 26ter, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998, worden tussen de woorden "Vlaamse minister" en het woord "kan" de woorden "of de administrateur-generaal" ingevoegd.
Art.30. In artikel 26sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998, worden de woorden "Vlaamse minister" vervangen door het woord "administrateur-generaal".
Art.31. In artikel 26octies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de woorden "Vlaamse minister" vervangen door het woord "administrateur-generaal";
2° in paragraaf 2, eerste lid, worden tussen de woorden "Vlaamse minister" en het woord "definitief" de woorden "of de administrateur-generaal" ingevoegd;
3° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
"Als de beslissing, vermeld in het eerste lid, niet aan de inrichtende macht is betekend binnen de termijn die daarvoor is bepaald door de regels, vermeld in artikel 26bis, § 1, tweede lid, blijft de voorziening erkend.".
Art.32. In artikel 26nonies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998, worden de woorden "Vlaamse minister" vervangen door het woord "administrateur-generaal".
Afdeling 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van ziekenhuizen, ziekenhuisdiensten, onderdelen van ziekenhuizen en samenwerkingsvormen
Art.33. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van ziekenhuizen, ziekenhuisdiensten, onderdelen van ziekenhuizen en samenwerkingsvormen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 en 12 januari 2007, wordt punt 2° opgeheven.
Art.34. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.35. Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 6. Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor het verkrijgen van een planningsvergunning en een exploitatievergunning voor intramurale en transmurale voorzieningen in de gezondheidszorg
Art.36. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor het verkrijgen van een planningsvergunning en een exploitatievergunning voor intramurale en transmurale voorzieningen in de gezondheidszorg, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 en 12 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 4° wordt opgeheven;
2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt :
"5° de Adviescommissie : de commissie, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers;".
Art.37. In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt het derde lid opgeheven.
Art.38. Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 7. Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.39. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° aan paragraaf 4 wordt de volgende zin toegevoegd :
"Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing voor zover de bepalingen van paragraaf 5 tot en met 8 daarvan niet afwijken.";
2° in paragraaf 5 en 6 wordt het woord "Adviesraad" telkens vervangen door het woord "Adviescommissie";
3° paragraaf 7 wordt vervangen door wat volgt :
" § 7. Het gemotiveerd advies van de Adviescommissie wordt per aangetekende brief betekend aan alle verzorgingsvoorzieningen die in de procedure betrokken waren.";
4° paragraaf 8 wordt vervangen door wat volgt :
" § 8. De minister of de administrateur-generaal beslist groepsgewijs in alle dossiers. Als het advies van de Adviescommissie niet binnen de gestelde termijn is meegedeeld, kan de minister geen beslissing nemen zonder ook de aanvragers te hebben gehoord die hun standpunt hebben ingediend en die gevraagd hebben om te worden gehoord.".
Afdeling 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast
Art.40. In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling en tot subsidiëring van een Vlaams Centrum Schuldenlast, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "de minister" vervangen door de woorden "de administratie";
2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt :
"Als de instelling een bezwaarschrift heeft ingediend, wordt dat behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
3° in het vierde lid worden de woorden "bedoeld in het tweede en het derde lid" vervangen door de zinsnede ", vermeld in het tweede lid of vastgesteld door de regels, vermeld in het derde lid".
Art.41. Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006, wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 8. Als de bepalingen van het decreet niet worden nageleefd, kan de secretaris-generaal het voornemen uiten om de erkenning in te trekken of voor een bepaalde termijn te schorsen. Dat voornemen wordt door de administratie betekend met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden worden vermeld om een bezwaarschrift in te dienen.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de instelling tot uiterlijk vijftien dagen na de ontvangst van het voornemen, vermeld in het eerste lid, daartegen met een aangetekende brief bij de administratie een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Ze kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.
Als de instelling een bezwaarschrift heeft ingediend, wordt dat behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Als de instelling geen bezwaarschrift heeft ingediend wordt de definitieve beslissing van de secretaris-generaal over de intrekking of schorsing van de erkenning binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, door de administratie aan de instelling betekend met een aangetekende brief.".
Afdeling 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor integrale gezinszorg
Art.42. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor integrale gezinszorg, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006, 24 november 2006, 24 september 2010 en 7 december 2012, wordt punt 17° opgeheven.
Art.43. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 november 2006 en 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.44. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 november 2006 en 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "bedoeld in § 1, tweede lid, en § 2" vervangen door de zinsnede ", vermeld in paragraaf 2, of vastgesteld door de regels, vermeld in artikel 8, tweede lid,".
Art.45. In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.46. In artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "bedoeld in § 1, tweede lid, of § 2" vervangen door de zinsnede ", vermeld in paragraaf 2, of vastgesteld door de regels, vermeld in artikel 20, tweede lid,".
Afdeling 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1999 ter uitvoering van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg
Art.47. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1999 ter uitvoering van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 en 12 januari 2007, worden punt 5° en punt 6° opgeheven.
Art.48. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art.49. Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 10. Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.50. In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007, wordt de zinsnede "artikel 10, § 1" vervangen door de zinsnede "artikel 9, § 1" en wordt de zinsnede "Artikelen 10, § 2, tot en met 12, § 1," vervangen door de zinsnede "Artikel 10 en 11, § 1,".
Afdeling 9. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de procedure voor de bijzondere erkenning van een centrum voor dagverzorging
Art.51. In artikel 7, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de procedure voor de bijzondere erkenning van een centrum voor dagverzorging, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007 en 7 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Dat bezwaar wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.52. In artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007 en 7 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
"Dat bezwaar wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Afdeling 10. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk
Art.53. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 februari 2004, 31 maart 2006, 24 november 2006, 4 juli 2008 en 24 september 2010, wordt punt 9° opgeheven.
Art.54. In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
"Dat bezwaar wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.55. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 november 2006 en 24 september 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "de termijnen bedoeld in § 1 en § 2" vervangen door de zinsnede "de termijn, vermeld in paragraaf 2, of vastgesteld door de regels, vermeld in artikel 8, tweede lid,".
Art.56. In artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2004 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "9, § 1 en § 2, eerste lid" vervangen door de zinsnede "9, § 2, eerste lid";
2° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, of § 2, eerste lid" vervangen door de zinsnede ", vermeld in artikel 9, § 2, eerste lid, of vastgesteld door de regels, vermeld in artikel 8, tweede lid,".
Art.57. In artikel 26, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede lid wordt de zinsnede "9, § 1 en § 2, eerste lid" vervangen door de zinsnede "9, § 2, eerste lid";
2° in het derde lid wordt de zinsnede "bedoeld in artikel 9, § 1 en § 2, eerste lid" vervangen door de zinsnede ", vermeld in artikel 9, § 2, eerste lid, of vastgesteld door de regels, vermeld in artikel 8, tweede lid,".
Afdeling 11. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2001 ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk
Art.58. In artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2001 ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
"Dat bezwaar wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.59. In artikel 29 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
"Dat bezwaar wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Afdeling 12. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind
Art.60. Artikel 43 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 43. Het beroep wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Afdeling 13. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 betreffende adoptiediensten die bemiddelen voor binnenlandse kinderen
Art.61. In artikel 35 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2002 betreffende adoptiediensten die bemiddelen voor binnenlandse kinderen worden de woorden "bij de minister" opgeheven.
Art.62. In artikel 37, 4° en 6°, van hetzelfde besluit wordt het woord "beroep" vervangen door het woord "bezwaar".
Art.63. Artikel 40 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2006, wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 40. Het bezwaar wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Afdeling 14. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling
Art.64. In artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling worden de woorden "bij de minister" opgeheven.
Art.65. Artikel 29 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 29. Het beroep wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Afdeling 15. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 betreffende de samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg
Art.66. In artikel 9, § 5, derde lid, artikel 12, § 4, tweede lid, artikel 14, § 2, tweede lid, artikel 15, § 3, tweede lid, en artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 betreffende de samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg wordt de zinsnede "de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin" vervangen door de woorden "het agentschap".
Art.67. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 17. Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.68. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Afdeling 16. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 betreffende de Logo's
Art.69. In artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 betreffende de Logo's wordt het vierde lid vervangen door wat volgt :
"Het ontvankelijke bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.70. In artikel 21 van hetzelfde besluit worden paragraaf 1, 2 en 3 opgeheven.
Art.71. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Afdeling 17. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening, coördinatiepunt en flexibele opvangpool van doelgroepwerknemers
Art.72. In artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening, coördinatiepunt en flexibele opvangpool van doelgroepwerknemers wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :
"Het beroep wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Art.73. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Afdeling 18. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht
Art.74. In artikel 17, derde lid, artikel 20, § 1, tweede lid, en artikel 21, § 3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht wordt de zinsnede "op het adres van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin" opgeheven.
Art.75. In artikel 23 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt :
"Het ontvankelijke bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.";
2° het tweede en derde lid worden opgeheven.
Art.76. Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Afdeling 19. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk
Art.77. In artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
"Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Afdeling 20. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker
Art.78. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker wordt punt 2° opgeheven.
Art.79. In artikel 30 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art.80. In artikel 31 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt :
" § 1. Als de aanvrager een bezwaarschrift heeft ingediend conform artikel 30, eerste lid, wordt dat behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
Afdeling 21. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning
Art.81. Artikel 52 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning wordt vervangen door wat volgt :
"Art. 52. Het beroepschrift wordt verder behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.".
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.82. Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 1997 tot uitvoering van het decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen wordt opgeheven.
Art.83. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 september 2000, 31 maart 2006 en 24 november 2006, wordt opgeheven.
Art.84. Artikel 12, tweede en derde lid, artikel 15, 19 en 20 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers treden in werking op 1 januari 2014.
Artikel 12, eerste lid, artikel 13 en 14 van voormeld decreet hebben uitwerking met ingang van 1 juli 2013.
Art.85. Artikel 33 en 34 van het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters treden in werking op 1 januari 2014.
Art.86. Artikel 39, 40 en 41, 1°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg hebben uitwerking met ingang van 1 juli 2013.
Art.87. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014, met uitzondering van artikel 1 tot en met 3, artikel 13, § 1 en § 2, eerste lid en tweede lid, 2° en 3°, artikel 17, 18, 20, 21 en 88, die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2013.
Art. 88. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.