1 APRIL 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het Covid-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de buitenschoolse opvang, in de opvang van zieke kinderen en in de preventieve gezinsondersteuning(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-04-2020 en tekstbijwerking tot 05-02-2021)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Buitenschoolse opvang en opvang van zieke kinderen
Afdeling 1. - Maatregelen voor de gezinnen
Art. 3
Afdeling 2. - Maatregelen voor de organisatoren en de medewerkers
Art. 4-9, 9/1, 10-12, 12/1, 13
HOOFDSTUK 3. - Preventieve gezinsondersteuning
Art. 14-17
HOOFDSTUK 4. - Toezicht en handhaving
Art. 18-19
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 20-21
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
2° afwezigheidsdag: de opvangdag die besteld is door het gezin in de schriftelijke overeenkomst tussen de organisator en het gezin, en waarop het kind afwezig is of waarop de opvang gesloten is door overmacht, in de periode dat de coronamaatregelen gelden;
3° arts-bediende: een consultatiebureauarts die door een organisator van een erkend consultatiebureau aangesteld is en aan de voorwaarden van artikel 99 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2018 houdende de erkenning en de subsidiëring van consultatiebureaus en de erkenning van consultatiebureauartsen voldoet;
4° attest van toezicht: het attest van toezicht, vermeld in artikel 3, § 1 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
5° besluit van 28 maart 2014: het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;
6° besluit van 12 oktober 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2018 houdende de erkenning en de subsidiëring van consultatiebureaus en de erkenning van consultatiebureauartsen;
7° besluit van 24 maart 2020: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 2020 tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het Covid-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de kinderopvang;
8° consultaanbod: een aanbod van geijkte momenten waarop preventief medisch, psychosociaal of pedagogisch consult of begeleiding uitgevoerd wordt door een consultatiebureauarts en een verpleegkundige, die een medewerker is van het agentschap, aan aanstaande ouders en kinderen tussen nul en drie jaar of tot schoolgaande leeftijd en hun gezin;
9° consultatiebureau: de voorziening waar het preventief of prenataal consultaanbod wordt verstrekt aan aanstaande ouders en kinderen tussen nul en drie jaar of tot schoolgaande leeftijd en hun gezin;
10° consultatiebureauarts: een arts die conform artikel 65 van 12 oktober 2018, een erkenning als consultatiebureauarts heeft;
11° coronamaatregelen: de maatregelen opgenomen in de ministeriële besluiten van 13 maart 2020 en 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken [3 en het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken]3;
12° decreet van 30 april 2004: het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
13° gerealiseerde zittingsuren: zittingsuren waarin het consultaanbod in werkelijkheid uitgevoerd werd;
14° gezinsopvang: de gezinsopvang, vermeld in artikel 1, 4° van het [2 Kwaliteitsbesluit]2 Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
15° groepsopvang: de groepsopvang, vermeld in artikel 1, 5° van het [2 Kwaliteitsbesluit]2 Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
16° kwetsbare thuissituatie: de situatie in de thuisomgeving van het kind die van die aard is dat het voor de kinderen om sociale of pedagogische redenen wenselijk is dat ze opgevangen worden in de buitenschoolse opvang;
17° lokaal bestuur: het gemeentebestuur en voor de gemeenten uit het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt de opdracht van het lokaal bestuur opgenomen door de Vlaamse Gemeenschapscommissie;
18° lokale dienst: de lokale dienst, vermeld in artikel 1, 15° van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 houdende de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van gemandateerde voorzieningen, coördinatiepunten en flexibele opvangpools van doelgroepwerknemers, de voorwaarden voor de toestemming en de subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte buitenschoolse opvang, en de voorwaarden voor een aanvullende subsidie voor organisatoren met een vergunning groepsopvang en een plussubsidie;
19° ministerieel besluit van 23 maart 2020: het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;
20° ondernemingen van cruciale sectoren en essentiële diensten: de ondernemingen van cruciale sectoren en essentiële diensten, zoals vermeld in artikel 3 en opgenomen in de bijlage van het ministerieel besluit van 23 maart 2020;
21° openingsdag: de dag waarop men beschikbaar is om kinderen op te vangen in de periode dat de coronamaatregelen gelden;
22° [1 opvang op een schooldag : de buitenschoolse opvang vóór schooltijd, na schooltijd of op een woensdagnamiddag;]1
23° [1 opvang op een schoolvrije dag : de buitenschoolse opvang op een vrije dag, een pedagogische studiedag of een weekenddag, waarop de school voor een kind niet toegankelijk is. Binnen de schoolvrije dagen zijn de volgende soorten te onderscheiden :
a) schoolvrije dagen tijdens de Paasvakantie : de buitenschoolse opvang tijdens de paasvakantie van 4 april tot en met 19 april 2020, weekenddagen inbegrepen;
b) schoolvrije dagen buiten de Paasvakantie : de buitenschoolse opvang buiten de paasvakantie van 4 april tot en met 19 april 2020.]1
[2 23° /1 opvang tijdens de schooltijd : de opvang, vermeld in artikel 1, 9° van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2020 tot toekenning van een projectsubsidie ter compensatie van de kosten voor opvang van schoolkinderen tijdens de schooluren;]2
24° organisator van een erkend consultatiebureau: een natuurlijke persoon, feitelijke vereniging of rechtspersoon met een erkenning, zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van 12 oktober 2018;
25° preventieve gezondheidszorg : het deel van de gezondheidszorg dat maatregelen en acties omvat die tot doel hebben de gezondheid te bevorderen, te beschermen of te behouden, vermeld in artikel 2, 24°, van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid;
26° project FCUD buitenschoolse opvang: het project, vermeld in artikel 1, 4° van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut, dat buitenschoolse opvang organiseert;
27° project FCUD zieke kinderen: het project, vermeld in artikel 1, 4° van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut, dat opvang van zieke kinderen organiseert;
28° sluitingsperiode: de periode van 11 maart 2020 tot en met 5 april 2020 waarin consultatiebureaus gesloten werden omwille van het coronavirus;
29° subsidie voor inkomenstarief: de subsidie voor inkomenstarief, zoals vermeld in artikel 36 tot en met 41 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
30° toegekende zittingsuren: zittingsuren die op basis van artikel 40 van het besluit van 12 oktober 2018 toegekend werden aan een consultatiebureau om het preventief of prenataal consultaanbod uit te voeren;
31° weggevallen zittingsuren: zittingsuren die tijdens de sluitingsperiode gepland waren, maar niet gerealiseerd werden ten gevolge het coronavirus;
32° zitting: een of meer opeenvolgende uren waarop het preventief of het prenataal consultaanbod wordt uitgevoerd en gebruikers worden ontvangen.
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
(2)<BVR 2020-05-15/08, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2020>
(3)<BVR 2020-10-02/10, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.2. De subsidies worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
HOOFDSTUK 2. - Buitenschoolse opvang en opvang van zieke kinderen
Afdeling 1. - Maatregelen voor de gezinnen
Art.3.In afwijking van wat de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 25 en 27 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, bepaalt, en in afwijking van artikel 28 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, betalen de gezinnen niets voor de afwezigheidsdagen van het kind in de opvanglocatie [3 en voor sluitingsdagen van de opvanglocatie wegens vakantie]3.
De afwezigheidsdagen mogen niet afgetrokken worden:
1° door de organisator die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, van het aantal gerechtvaardigde afwezigheidsdagen, zoals vermeld in artikel 29 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, waarop een gezin recht heeft op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement;
2° door de organisator die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, van het aantal dagen waarop een gezin recht heeft op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement om het kind afwezig te laten zijn in de opvang zonder dat het gezin ervoor moet betalen.
[1 In afwijking van wat de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 25 en 27 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en in artikel 34 en 36 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, bepaalt, en in afwijking van artikel 28 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, betalen de gezinnen niets voor de buitenschoolse opvang op een schoolvrije dag tijdens de Paasvakantie in de periode dat de coronamaatregelen gelden.]1
[2 Het eerste en tweede lid zijn van toepassing in de periode van 14 maart 2020 tot de datum die de minister bepaalt [3 en gelden enkel als de organisator de subsidie vermeld in artikel 4 tot en met 9 ontvangt]3.]2
[3 Per volledige kalendermaand waarin de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in het eerste en het tweede lid, van toepassing zijn vanaf 1 juli 2020, kan de organisator in 2020, in afwijking van de bepalingen in de schriftelijke overeenkomst, een vermindering van maximaal één twaalfde toepassen op:
1° het totaal aantal gerechtvaardigde afwezigheidsdagen voor het kalenderjaar, zoals vermeld in artikel 29, 2° van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, voor de organisator die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;
2° het totaal aantal dagen waarop een gezin voor het kalenderjaar recht heeft om het kind afwezig te laten zijn in de opvang zonder dat het gezin ervoor moet betalen op basis van de schriftelijke overeenkomst, voor de organisator die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.
Voor de berekening van het aantal dagen waarop een gezin recht heeft bij toepassing van de vermindering, vermeld in het vijfde lid, worden volgende afrondingsregels gebruikt:
1° als het resultaat eindigt op minder dan 25 honderdsten, wordt het eindresultaat naar het geheel getal beneden afgerond;
2° als het resultaat eindigt op minstens 25 honderdsten of minder dan 75 honderdsten, wordt het eindresultaat afgerond op het geheel getal met 50 honderdsten;
3° als het resultaat eindigt op minstens 75 honderdsten, wordt het eindresultaat naar het eerstvolgend geheel getal afgerond.]3
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
(2)<BVR 2020-05-15/08, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2020>
(3)<BVR 2020-06-26/28, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Afdeling 2. - Maatregelen voor de organisatoren en de medewerkers
Art.4.Het agentschap kan, overeenkomstig artikel 5, § 2, 2°, a) en artikel 13, § 2 van het decreet van 30 april 2004, aan de organisator een subsidie toekennen aan de organisator van buitenschoolse opvang als ondersteuning van de specifieke opdracht om in de periode dat de coronamaatregelen gelden [1 tussen 14 maart 2020 en de datum die de minister bepaalt,]1 beschikbaar te blijven voor gezinnen op een manier die zo maximaal mogelijk aansluit op de behoeften van gezinnen die hier nood aan hebben, zoals bepaald in dit besluit en voor de naleving van artikel 3.
[2 Het agentschap kan de subsidie alleen toekennen als de organisator vanaf de eerste aanvraag van de subsidie ononderbroken aan de subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 10 voldoet.]2
----------
(1)<BVR 2020-05-15/08, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2020>
(2)<BVR 2020-06-26/28, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 14-03-2020>
Art.5.De organisator van buitenschoolse opvang met erkenning zonder subsidie van het agentschap of met een attest van toezicht kan bij het agentschap een subsidie aanvragen voor de compensatie van de daling van het aantal aanwezigheden in de opvanglocatie in de periode dat de coronamaatregelen gelden en voor de naleving van artikel 3.
De subsidie bedraagt:
1° voor opvang op een schooldag: 8,75 euro per openingsdag per plaats voor [2 een bepaald percentage van de plaatsen op de erkenning of het attest van toezicht, zoals vermeld in het derde lid]2;
2° voor opvang op een schoolvrije dag [1 tijdens de Paasvakantie]1: 17,50 euro per openingsdag per plaats voor 100% van de plaatsen op de erkenning of het attest van toezicht;
[1 3° voor opvang op een schoolvrije dag buiten de Paasvakantie : 17,50 euro per openingsdag per plaats voor [2 een bepaald percentage van de plaatsen op de erkenning of het attest van toezicht, zoals vermeld in het derde lid]2.]1
[2 Het percentage, vermeld in het tweede lid, 1° en 3° bedraagt :
1° 80% in de periode van 14 maart 2020 tot en met 31 mei 2020;
2° een door de minister te bepalen percentage in de periode vanaf 1 juni 2020, waarbij het percentage en de periode waarin het percentage geldt, rekening houden met de evolutie van de aanwezigheden in de opvang vanaf 1 juni 2020 en waarbij een onderscheid kan gemaakt worden naargelang de organisator opvang tijdens de schooltijd organiseert of niet.]2
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
(2)<BVR 2020-05-15/08, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2020>
Art.6.De organisator van buitenschoolse opvang die de subsidie voor initiatief buitenschoolse opvang, de subsidie voor lokale dienst, de subsidie voor project FCUD buitenschoolse opvang of de subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte ontvangt, kan bij het agentschap een subsidie aanvragen voor de compensatie van de daling van het aantal aanwezigheden in de opvanglocatie in de periode dat de coronamaatregelen gelden en voor de naleving van artikel 3.
De subsidie bedraagt:
1° voor opvang op een schooldag: 7 euro per openingsdag per plaats voor [2 een bepaald percentage van de plaatsen op de erkenning of van de plaatsen met toestemming, zoals vermeld in het derde lid]2;
2° voor opvang op een schoolvrije dag [1 tijdens de Paasvakantie]1: 14 euro per openingsdag per plaats voor 100% van de erkende plaatsen of plaatsen met toestemming;
[1 3° voor opvang op een schoolvrije dag buiten de Paasvakantie : 14 euro per openingsdag per plaats voor [2 een bepaald percentage van de plaatsen op de erkenning of van de plaatsen met toestemming, zoals vermeld in het derde lid]2.]1
[2 Het percentage, vermeld in het tweede lid, 1° en 3° bedraagt :
1° 80 % in de periode van 14 maart 2020 tot en met 31 mei 2020;
2° een door de minister te bepalen percentage in de periode vanaf 1 juni 2020, waarbij het percentage en de periode waarin het percentage geldt, rekening houden met de evolutie van de aanwezigheden in de opvang vanaf 1 juni 2020 en waarbij een onderscheid kan gemaakt worden naargelang de organisator opvang tijdens de schooltijd organiseert of niet.]2
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
(2)<BVR 2020-05-29/10, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-05-2020>
Art.7.De organisator van buitenschoolse opvang die groepsopvang met samenwerkende onthaalouders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders of gezinsopvang organiseert en die de subsidie voor inkomenstarief ontvangt, kan bij het agentschap een subsidie aanvragen zoals vermeld in artikel 6 van het besluit van 24 maart 2020.
[1 Bovenop de subsidie vermeld in het eerste lid, kan de organisator bij het agentschap een subsidie aanvragen voor de compensatie van de buitenschoolse opvang op een schoolvrije dag tijdens de Paasvakantie waarvoor de gezinnen niets betalen, in toepassing van artikel 3 van dit besluit.
De subsidie is de som van wat de gezinnen aan de organisator zouden betaald hebben voor de buitenschoolse opvang op de schoolvrije dagen tijdens de Paasvakantie op basis van de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement.]1
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
Art.8.De organisator van buitenschoolse opvang die groepsopvang organiseert en die de subsidie voor inkomenstarief ontvangt, kan bij het agentschap een subsidie aanvragen zoals vermeld in artikel 7 van het besluit van 24 maart 2020.
[1 Bovenop de subsidie vermeld in het eerste lid, kan de organisator bij het agentschap een subsidie aanvragen voor de compensatie van de buitenschoolse opvang op een schoolvrije dag tijdens de Paasvakantie waarvoor de gezinnen niets betalen, in toepassing van artikel 3 van dit besluit.
De subsidie is de som van wat de gezinnen aan de organisator zouden betaald hebben voor de buitenschoolse opvang op de schoolvrije dagen tijdens de Paasvakantie op basis van de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement.]1
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
Art.9. De organisator die de subsidie voor project FCUD zieke kinderen ontvangt, kan bij het agentschap een subsidie aanvragen voor de compensatie van de daling van het aantal aanwezigheidsdagen in de periode dat de coronamaatregelen gelden en voor de naleving van artikel 3.
De subsidie bedraagt 12 euro per aanwezigheidsdag van minstens 3 uren en 4,5 euro voor een aanwezigheidsdag van minder dan 3 uren, voor het aantal aanwezigheidsdagen dat de organisator tijdens de periode dat de coronamaatregelen gelden minder realiseert dan in dezelfde periode in 2019.
Art.9/1. [1 De organisator met een vergunning voor kinderopvang van baby's en peuters kan bij het agentschap een subsidie aanvragen voor de buitenschoolse opvang op een schoolvrije dag tijdens de Paasvakantie tijdens de periode dat de coronamaatregelen gelden waarvoor het gezin niets betaalt, in toepassing van artikel 3 van dit besluit als dit kind opgevangen wordt op een kinderopvangplaats waarvoor de organisator niet moet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.
De subsidie is de som van wat de gezinnen aan de organisator zouden betaald hebben voor de buitenschoolse opvang op de schoolvrije dagen tijdens de Paasvakantie op basis van de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2020-04-10/08, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
Art.10.De organisator die de subsidie, vermeld in artikel 5 tot en met [1 9/1]1, wil ontvangen, voldoet aan volgende voorwaarden:
1° [2 de organisator is beschikbaar om de dienstverlening verder te zetten voor de kinderen van gezinnen die hier nood aan hebben omdat beide ouders aan het werk zijn en zij hierbij beiden geen telethuiswerk kunnen toepassen en voor de kinderen in een kwetsbare thuissituatie. Deze voorwaarde is niet van toepassing als de organisator kan aantonen dat hij door overmacht de dienstverlening niet kan verderzetten en moet sluiten;]2
2° de organisator past zijn dienstverlening, wat openingsuren en -dagen betreft, zo maximaal mogelijk aan op basis van de behoeften van de gezinnen die hier nood aan hebben [2 ...]2, en doet desgevraagd inspanningen om beschikbare medewerkers ruimer in te zetten dan het huidige opvangaanbod [2 , ook voor opvang tijdens schooltijd, bij voorrang voor kleuters]2;
3° de organisator betaalt correcte lonen of vergoedingen voor de medewerkers in de periode dat de coronamaatregelen gelden, waardoor die medewerkers in staat zijn een gezonde en toekomstgerichte sociaalrechtelijke situatie uit te bouwen in de opvanglocatie;
4° de organisator voldoet aan artikel 3;
5° de organisator zorgt ervoor dat alle kinderbegeleiders actief en beschikbaar zijn en activeert geen enkel systeem waarbij hij zijn medewerkers tijdelijk niet moet vergoeden tijdens de periode dat de coronamaatregelen gelden;
6° de organisator werkt samen met het lokaal bestuur dat voor de opvang [2 op schoolvrije dagen tijdens de Paasvakantie en opvang tijdens de schooltijd]2 de opvangvragen en het opvangaanbod coördineren.
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
(2)<BVR 2020-05-15/08, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2020>
Art.11.De aanvraag voor de subsidie, vermeld in artikel 5 tot en met [1 9/1]1, wordt uiterlijk [2 [3 1 november 2020]3 gedaan]2 volgens de richtlijnen van het agentschap ingediend met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en waarin de organisator volgende informatie bezorgt:
1° identificatiegegevens;
2° [1 voor de subsidie vermeld in artikel 5 en 6, artikel 7, eerste lid, en artikel 8, eerste lid : het aantal openingsdagen voor opvang op een schooldag en voor opvang op een schoolvrije dag;]1
3° voor de subsidie, vermeld in artikel 9: het aantal aanwezigheidsdagen in de periode dat de coronamaatregelen gelden en het aantal aanwezigheidsdagen in dezelfde periode in 2019;
[1 3/1° voor de subsidie, vermeld in artikel 7, tweede lid, artikel 8, tweede lid en artikel 9/1 : de som van wat de gezinnen zouden betaald hebben voor de buitenschoolse opvang op de schoolvrije dagen tijdens de Paasvakantie op basis van de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement;]1
4° verklaring op erewoord over het feit dat de organisator de voorwaarden vermeld in artikel 10 naleeft;
5° de datum en ondertekening.
----------
(1)<BVR 2020-04-10/08, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2020>
(2)<BVR 2020-05-15/08, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 15-05-2020>
(3)<BVR 2020-10-02/10, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-10-2020>
Art.12. Als de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, betaalt het agentschap de subsidie uiterlijk twee maanden na ontvangst van de aanvraag.
Art.12/1. [1 De organisator die de subsidie toegekend kreeg, kan bij het agentschap een rechtzetting doen van de gegevens, vermeld in artikel 11, 2° tot en met 3/1°, uiterlijk 31 maart 2021. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-01-29/12, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 05-02-2021>
Art.13. In afwijking van artikel 8, tweede lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut, wordt de subsidie voor een project FCUD buitenschoolse opvang en project FCUD opvang zieke kinderen niet verminderd als de bezetting geen 80% bedraagt door een daling van de aanwezigheidsdagen tijdens de periode dat de coronamaatregelen gelden.
HOOFDSTUK 3. - Preventieve gezinsondersteuning
Art.14. In afwijking van artikel 81 en artikel 90 van het besluit van 28 maart 2014, zijn de aanvraag tot erkenning en de aanvraag van een subsidie voor de uitvoering van een aanbodsvorm, die in de periode waarin de coronamaatregelen gelden, louter elektronisch verstuurd worden, eveneens ontvankelijk.
Art.15. Voor de berekening van het definitieve subsidiebedrag, vermeld in artikel 42, tweede lid, van het besluit van 12 oktober 2018, wordt voor het jaar 2020 rekening gehouden met het aantal toegekende zittingsuren of, indien de som van het aantal gerealiseerde zittingsuren en het aantal weggevallen zittingsuren hoger is dan het aantal toegekende zittingsuren, met de som van aantal gerealiseerde zittingsuren en het aantal weggevallen zittingsuren.
Art.16. § 1. De consultatiebureauarts ontvangt de vergoeding, vermeld in artikel 74, eerste lid, 1° van het besluit van 12 oktober 2018, voor de opdrachten die hem door het agentschap toegewezen waren op basis van de planning vermeld in artikel 24 van het besluit van 12 oktober 2018 maar die hij in de sluitingsperiode niet kon uitvoeren ten gevolge van de sluiting van het consultatiebureau, op voorwaarde dat hij op eer verklaart dat hij gedurende deze sluitingsperiode inkomensverlies leed ten belope van hem toegewezen opdrachten die niet uitgevoerd konden worden.
§ 2. De organisator van een erkend consultatiebureau ontvangt de maandelijkse subsidie, bedoeld in artikel 99, § 1, derde lid, van het besluit van 12 oktober 2018, op basis van de opdrachten die in de sluitingsperiode aan de aangestelde arts-bediende toegewezen waren op basis van de planning, vermeld in artikel 24 van het besluit van 12 oktober 2018.
Art.17. § 1. Het agentschap kan, in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 december 2020, aan de consultatiebureauarts vragen om handelingen in het kader van preventieve gezondheidszorg te verrichten die niet op de locatie van een consultatiebureau kunnen plaatsvinden omwille van de gevolgen van de coronamaatregelen.
§ 2. De consultatiebureauarts ontvangt voor het verrichten van de handelingen, vermeld in het eerste lid, een bedrag van 65,32 euro per uur, op voorwaarde dat deze handelingen verricht werden op vraag van het agentschap.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100% en wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 105,10.
HOOFDSTUK 4. - Toezicht en handhaving
Art.18. Het agentschap en Zorginspectie oefenen toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit. De organisator verstrekt daarvoor de gevraagde inlichtingen of stukken.
Art.19. Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, kan het agentschap de subsidie verminderen of terugvorderen als:
1° de organisator de bepalingen van dit besluit niet naleeft;
2° uit toezicht blijkt dat de subsidie een overcompensatie is ten opzichte van de kosten die de organisator heeft ten gevolge van de coronamaatregelen.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.20. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 14 maart 2020.
In afwijking van het eerste lid hebben de artikelen 14 tot en met 17 uitwerking met ingang op 11 maart 2020.
Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, is belast met de uitvoering van dit besluit.