Details





Titel:

22 MAART 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het inzagerecht en de bemiddeling bij interlandelijke adoptie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-05-2013 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Adoptiesamenwerking in het buitenland
Afdeling 1. - Prospectie en indienen inlichtingendossier
Art. 2-8
Afdeling 2. - Proefdossiers
Art. 9-12
HOOFDSTUK 3. - Bemiddeling bij interlandelijke adoptie
Afdeling 1. - Dossiers en wachtlijstbeheer
Art. 13-14, 14/1, 15
Afdeling 2. - Adoptieprocedure
Art. 16, 16/1, 17, 17/1, 18-19
Afdeling 3. - [1 ...]1 nazorg en follow-up-rapportage
Art. 20-22
HOOFDSTUK 4. - Zelfstandige adoptie
Art. 23-27
Art. 27 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 27/1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 28-29
HOOFDSTUK 5. - Erkenning en subsidiëring van de adoptiediensten
Afdeling 1. - De erkenning van de adoptiediensten
Art. 30
Art. 30 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 31-36
Afdeling 2. - Subsidiëring van de adoptiediensten
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 37
Art. 37 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 38
Art. 38 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 39
Onderafdeling 2. - Subsidievoorschriften
Art. 40-45
HOOFDSTUK 6. - Erkenning van de trefgroepen
Art. 46-47
HOOFDSTUK 7. - Toezicht
Art. 48-51
HOOFDSTUK 8. - Procedure
Afdeling 1. - Erkenningsprocedure
Art. 52-56
Afdeling 2. - Procedure tot hernieuwing van de erkenning
Art. 57-58
Afdeling 3. - Procedure tot intrekking of schorsing van de erkenning
Art. 59-63
Afdeling 4. - Bezwaarprocedure
Art. 64-68
HOOFDSTUK 9. - Inzagerecht
Art. 69
Art. 69 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 70-72
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 73-80



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2005036342  2007036287  2012206488 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  [2 1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, dat is opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien Regie.]2
  [2 1°/1]2 decreet van 20 januari 2012 : het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen;
  2° kanaal : de adoptiesamenwerking in het herkomstland, dit omvat zowel de natuurlijke en rechtspersonen waarmee samengewerkt wordt als de procedure volgens dewelke gewerkt zal worden;
  3° kandidaat-adoptant : de persoon die of het koppel dat een kind wil adopteren;
  4° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
  5° subsidiariteit : de vaststelling, na behoorlijk onderzoek van de mogelijkheden tot plaatsing van het kind in zijn herkomstland, dat een interlandelijke adoptie het hoogste belang van het kind dient;
  6° werkdag : elke kalenderdag met uitsluiting van de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;
  [1 7° algemene verordening gegevensbescherming : verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/40, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 50, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

HOOFDSTUK 2. - Adoptiesamenwerking in het buitenland
Afdeling 1. - Prospectie en indienen inlichtingendossier
Art.2. De adoptiedienst die een nieuwe samenwerking wil aangaan in een bepaald land, dient daarvoor per e-mail een verzoek tot prospectie in bij het Vlaams Centrum voor Adoptie.
  Het Vlaams Centrum voor Adoptie stuurt een bevestiging van de goedkeuring tot het starten van de kanaalprospectie of een weigering van het verzoek per e-mail naar de adoptiedienst. Binnen 15 werkdagen na de goedkeuring bezorgt het Vlaams Centrum voor Adoptie alle relevantie informatie die ze in zijn bezit heeft over het herkomstland aan de adoptiedienst.

Art.3. § 1. Binnen drie maanden, na de e-mail met de goedkeuring tot kanaalprospectie, bezorgt de adoptiedienst het aangifteformulier aan het Vlaams Centrum voor Adoptie. Als de adoptiedienst binnen deze termijn geen aangifteformulier bezorgt aan het Vlaams Centrum voor Adoptie, stopt de kanaalprospectie van de adoptiedienst in dat herkomstland.
  Het aangifteformulier, opgesteld volgens de sjabloon die het Vlaams Centrum voor Adoptie heeft opgesteld, bevat minstens :
  1° een vertaling van de toepasselijke wetgeving van het herkomstland naar het Nederlands, Frans of Engels;
  2° de reden waarom de adoptiedienst in het herkomstland een samenwerking wil starten.
  § 2. Het Vlaams Centrum voor Adoptie geeft, binnen drie maanden na ontvangst van het aangifteformulier, op basis van de toepasselijke wetgeving van het herkomstland een advies over de mogelijkheden tot en de eventuele knelpunten bij een adoptiesamenwerking.

Art.4.§ 1. Binnen zes maanden, na ontvangst van het advies, vermeldin artikel 3, § 2, dient de adoptiedienst een inlichtingendossier met een aangetekende brief of tegen ontvangstbevestiging in bij het Vlaams Centrum voor Adoptie.
  Het inlichtingendossier, opgesteld volgens de sjabloon die het Vlaams Centrum voor Adoptie heeft opgesteld, bevat minstens :
  1° contactgegevens van de bevoegde overheid in het herkomstland;
  2° de volgende informatie met betrekking tot de contactpersonen van de adoptiedienst in het herkomstland :
  a) contactgegevens;
  b) een curriculum vitae;
  c) een ontwerp van overeenkomst waarin de modaliteiten van de samenwerking staan geëxpliciteerd;
  d) erkenningsdocumenten door de plaatselijke overheid indien van toepassing;
  3° de beschrijving van de wijze waarop de juridische en sociaalpsychologische adopteerbaarheid van de kinderen en de subsidiariteit wordt nagegaan;
  4° een overzicht van de adoptieprocedure met vermelding van alle betrokken personen, hun taken en de kostprijs van hun tussenkomst;
  5° een overzicht van de kosten, vermeld in artikel 33, tweede lid;
  6° een ontwerp van overeenkomst voor het betrokken kanaal als vermeld in artikel 33, eerste lid;
  7° een verslag van de missie naar het herkomstland. [1 Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan de adoptiedienst vrijstellen van de verplichting om een verslag van een missie naar het herkomstland aan het inlichtingendossier toe te voegen.]1;
  8° een eventuele actualisatie van de relevante wetgeving in het Nederlands, Frans of Engels;
  9° andere nuttige bijlagen.
  § 2. Als het inlichtingendossier binnen zes maanden niet bezorgd kan worden aan het Vlaams Centrum voor Adoptie, stuurt de adoptiedienst een voortgangsverslag van de prospectie op.
  Een voortgangsverslag bevat minstens :
  1° informatie over de ondernomen stappen van de adoptiedienst gedurende de laatste zes maanden;
  2° een overzicht van de nog te ondernemen stappen ter voorbereiding van een inlichtingendossier.
  § 3. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan op basis van het voortgangsverslag een bijkomende termijn van zes maanden geven aan de adoptiedienst om een inlichtingendossier in te dienen. Indien de adoptiedienst, na deze bijkomende termijn van zes maanden, geen volledig inlichtingendossier bezorgt aan het Vlaams Centrum voor Adoptie, stopt de prospectie van de adoptiedienst in het betreffende herkomstland.
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-05/11, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 08-11-2014>

Art.5. Binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van het inlichtingendossier brengt het Vlaams Centrum voor Adoptie de adoptiedienst met een aangetekende brief ervan op de hoogte dat zijn inlichtingendossier al of niet volledig is.
  Het Vlaams Centrum voor Adoptie behandelt het volledige inlichtingendossier binnen een termijn van zes maanden na de ontvangst ervan. Het Vlaams Centrum voor Adoptie houdt de adoptiedienst op de hoogte van het verloop van het kanaalonderzoek.

Art.6. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan aanvullende informatie vragen aan de adoptiedienst die een volledig inlichtingendossier indiende. De beslissingstermijn wordt geschorst totdat de adoptiedienst de gevraagde informatie aan het Vlaams Centrum voor Adoptie bezorgt.

Art.7. Het Vlaams Centrum voor Adoptie onderzoekt of :
  1° er voldoende garanties zijn dat de betrokken instanties en contactpersonen in het herkomstland de toepasselijke wetgeving respecteren en handelen in het belang van het kind;
  2° het principe van de subsidiariteit wordt geëerbiedigd;
  3° de juridische en sociaalpsychologische adopteerbaarheidvan de kinderen gegarandeerd kan worden;
  4° er financiële transparantie is.
  Op basis van de beoordelingsgronden, vermeld in het eerste lid, keurt het Vlaams Centrum voor Adoptie het kanaal in het inlichtingendossier voorlopig goed of af.

Art.8. Het Vlaams Centrum voor Adoptie brengt de adoptiedienst met een aangetekende brief op de hoogte van zijn beslissing. Die kennisgeving vermeldt minstens :
  1° de identiteit en contactgegevens van de adoptiedienst;
  2° de beslissing;
  3° de motivering van de beslissing;
  4° de eventuele voorwaarden die verbonden zijn aan de voorlopige goedkeuring;
  5° de bezwaarprocedure.

Afdeling 2. - Proefdossiers
Art.9.§ 1. Wanneer het Vlaams Centrum voor Adoptie het kanaal voorlopig goedkeurt, geeft het de adoptiedienst de toelating om er [1 minimaal]1 drie proefdossiers op te starten.
  De adoptiedienst deelt het Vlaams Centrum voor Adoptie de namen van de kandidaat-adoptanten van de proefdossiers mee. De adoptiedienst communiceert op regelmatige basis over de stand van zaken van de proefdossiers aan het Vlaams Centrum voor Adoptie.
  § 2. [2§ 2. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan, in samenspraak met de betrokken adoptiedienst, de kandidaat-adoptant van een proefdossier de toelating geven om gelijktijdig een tweede adoptieprocedure te starten via een ander, lopend kanaal bij dezelfde dienst als van het proefkanaal. Dat kan alleen overwogen worden als er geen plaatsing mogelijk is na het verstrijken van de initieel vooropgestelde wachttijd of als in de loop van de proeffase duidelijk wordt dat het verloop van de adoptieprocedure in de praktijk niet overeenstemt met het goedgekeurde kanaalonderzoek ]2.
  [2 § 3. Als de adoptiedienst in een van beide adoptieprocedures een dossier als vermeld in artikel 361-3, 2°, van het Burgerlijk Wetboek, ontvangt, en het kind na de toewijzing, vermeld in artikel 17 van dit besluit, aanvaard wordt door de kandidaat-adoptant, wordt de andere adoptieprocedure onmiddellijk stopgezet. De bevoegde autoriteit van het tweede herkomstland wordt onmiddellijk en formeel op de hoogte gebracht van de stopzetting door de adoptiedienst, die een afschrift bezorgt van deze mededeling aan het Vlaams Centrum voor Adoptie.]2
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-05/11, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 08-11-2014>
  (2)<BVR 2019-05-24/11, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.10.De adoptiedienst meldt onmiddellijk de aankomst van elk van de kinderen van de proefdossiers. Binnen vijftien werkdagen na aankomst van het kind bezorgt de adoptiedienst aan het Vlaams Centrum voor Adoptie een kort verslag over het verloop van elk proefdossier.
  Na ontvangst van het verslag evalueert het Vlaams Centrum voor Adoptie het verloop van het proefdossier. De evaluatie gebeurt ondermeer op basis van het verslag van de adoptiedienst en de bevindingen van de kandidaat-adoptanten. Het Vlaams Centrum voor Adoptie vraagt ook een advies aan [1 ...]1 de Federale Centrale Autoriteit voor adoptie, hiermee wordt, in voorkomend geval, ook rekening gehouden in de evaluatie. Bij een positieve evaluatie kan het Vlaams Centrum voor Adoptie de adoptiedienst de toelating geven om een bijkomend proefdossier op te starten.
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-05/11, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-11-2014>

Art.11.Het Vlaams Centrum voor Adoptie evalueert de werking van het kanaal ten vroegste na [1 de kindtoewijzing in drie proefdossiers en de afronding van één proefdossier]1. Als het Vlaams Centrum voor Adoptie de volledige werking van het kanaal positief evalueert, beslist het tot de opening van het kanaal.
  Het Vlaams Centrum voor Adoptie brengt de adoptiedienst met een aangetekende brief op de hoogte van haar beslissing. Die kennisgeving vermeldt minstens :
  1° de identiteit en contactgegevens van de adoptiedienst;
  2° de beslissing;
  3° de motivering van de beslissing;
  4° de bezwaarprocedure.
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-05/11, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 08-11-2014>

Art.12.§ 1. De adoptiedienst brengt het Vlaams Centrum voor Adoptie onverwijld op de hoogte van elke wijziging in het kanaal.
  § 2. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan het kanaal stopzetten, opschorten of kan bijkomende voorwaarden opleggen aan de adoptiedienst als :
  1° de situatie in het herkomstland dit vereist;
  2° de adoptiedienst of zijn contactpersonen in het buitenland de toepasselijke wetgeving niet naleeft;
  3° adoptie via het kanaal of uit het herkomstland niet langer in het hoger belang van het kind is of het principe van subsidiariteit niet respecteert.
  Het Vlaams Centrum voor Adoptie brengt de adoptiedienst met een aangetekende brief op de hoogte van haar beslissing. Deze beslissing vermeldt minstens de elementen, vermeld in artikel 11, tweede lid.
  [1 § 3. Als een kanaal wordt geschorst, vermeldt de beslissing tot schorsing ook uitdrukkelijk of er nog dossiers afgewerkt kunnen worden, en zo ja, welke dossiers en onder welke voorwaarden. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan, in samenspraak met de betrokken adoptiedienst, de kandidaat-adoptant aan wie nog geen kind is toegewezen, de toelating geven om een tweede adoptieprocedure te starten via een ander lopend kanaal.]1
  [1 § 4. Als de adoptiedienst in een van beide adoptieprocedures een dossier als vermeld in artikel 361-3, 2°, van het Burgerlijk Wetboek, ontvangt, en het kind na de toewijzing, vermeld in artikel 17 van dit besluit, aanvaard wordt door de kandidaat-adoptanten, wordt de andere adoptieprocedure onmiddellijk stopgezet. De bevoegde autoriteit van het tweede herkomstland wordt onmiddellijk en formeel door de adoptiedienst op de hoogte gebracht van de stopzetting, die een afschrift bezorgt van deze mededeling aan het Vlaams Centrum voor Adoptie.]1

  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK 3. - Bemiddeling bij interlandelijke adoptie
Afdeling 1. - Dossiers en wachtlijstbeheer
Art.13. De adoptiedienst legt de overeenkomst, vermeld in artikel 33, eerste lid, enkel ter ondertekening voor, na een intakegesprek, aan de kandidaat-adoptant, die beschikt over een geldig geschiktheidsvonnis.
  De datum van de overeenkomst is bepalend voor de opname van de adoptant op de wachtlijst van de adoptiedienst voor het gekozen kanaal. Een afwijking van de wachtlijst kan enkel na goedkeuring door het Vlaams Centrum voor Adoptie.

Art.14.De adoptiedienst heeft een wachtlijst per lopend kanaal. De lengte van de wachtlijst wordt vastgelegd in samenspraak met het Vlaams Centrum voor Adoptie.
  [1 ...]1.
  De adoptiedienst bezorgt elk kwartaal een overzicht van de wachtlijsten aan het Vlaams Centrum voor Adoptie.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.14/1. [1 Bij sluiting of schorsing van een kanaal, ook in de proeffase, en ook als er uit één bepaald kanaal geen enkel kind kon worden geplaatst tijdens de afgelopen drie jaar, kan het Vlaams Centrum voor Adoptie, in samenspraak met de betrokken adoptiedienst, kandidaat-adoptieouders de toelating geven om opgenomen te worden op een andere wachtlijst.
   § 2. Bij heroriëntering naar een andere wachtlijst in het geval, vermeld in paragraaf 1, informeert de adoptiedienst de kandidaat-adoptant binnen maximaal één maand over de mogelijkheid tot heroriëntering binnen de eigen dienst en over de mogelijkheid om te worden opgenomen op een wachtlijst van een ander herkomstland. Bij de heroriëntatie van de kandidaat-adoptant wordt rekening gehouden met de kenmerken van de kandidaat-adoptant, het profiel van het kind dat hij wil adopteren, en met de mogelijkheden om nieuwe bemiddelingscontracten af te sluiten voor een bepaald herkomstland. De kandidaat-adoptant ontvangt daarnaast informatie over de mogelijke praktische en financiële gevolgen bij de overstap naar een ander kanaal.
   Het Vlaams Centrum voor Adoptie faciliteert het nodige overleg tussen de adoptiediensten over de mogelijkheid voor de adoptant tot heroriëntering binnen dezelfde adoptiedienst, of opname op de wachtlijst van een andere adoptiedienst.
   De opname op de wachtlijst en de opstart van de begeleiding, vermeld in artikel 16, gebeurt met respect voor de datum van de bemiddelingsovereenkomst van de kandidaat-adoptant met betrekking tot het kanaal dat geschorst of gesloten is en verder in de volgorde van de datum van de bemiddelingsovereenkomsten van de kandidaat-adoptanten op de wachtlijst.
   § 3. De kandidaat-adoptant neemt binnen een maand nadat de adoptiedienst het overzicht over zijn mogelijkheden, vermeld in paragraaf 2, heeft bezorgd, een beslissing over de mogelijkheid tot heroriëntatie naar een kanaal bij dezelfde of een andere adoptiedienst.
   § 4. Gedurende de periode, vermeld in paragraaf 2 en 3, kunnen de adoptiediensten intakegesprekken met nieuwe kandidaat-adoptanten organiseren, maar mogen ze geen nieuwe bemiddelingsovereenkomsten sluiten.
   In uitzonderlijke gevallen en na overleg tussen de adoptiediensten en het Vlaams Centrum voor Adoptie kan afgeweken worden van het verbod, vermeld in het eerste lid.
   § 5. Als de kandidaat-adoptant besluit om een contract te sluiten voor een kanaal bij een andere adoptiedienst, vraagt de betrokken adoptiedienst de stukken, vermeld in artikel 361-2 van het Burgerlijk Wetboek, op bij de vorige dienst waarmee de kandidaat-adoptant een bemiddelingsovereenkomst had gesloten. Die stukken worden met toestemming van de kandidaat-adoptant overgedragen naar de andere adoptiedienst en, waar mogelijk, hergebruikt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-24/11, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art.15. De dossiers en wachtlijsten worden met maximale discretie behandeld en conform de toepasselijke regelgeving bewaard. De medische gegevens worden bewaard onder toezicht en verantwoordelijkheid van een arts.

Afdeling 2. - Adoptieprocedure
Art.16.[1 De adoptiedienst begeleidt de kandidaat-adoptant doorheen de adoptieprocedure en zorgt ook voor de psychosociale ondersteuning tijdens dat proces. De begeleiding en de psychosociale ondersteuning omvatten minstens:
   1° een intakegesprek waarbij het adoptieproject van de kandidaat-adoptant concreet vorm wordt gegeven aan de hand van de keuze voor een bepaald herkomstland en de verkenning van het kindprofiel waarvoor hij openstaat;
   2° een of meer gesprekken voor de kandidaat-adoptant die overweegt om een kindje met specifieke ondersteuningsbehoeften te adopteren over zijn motivatie en draagkracht;
   3° de begeleiding van de kandidaat-adoptant bij het samenstellen van het dossier dat verzonden moet worden naar het herkomstland. Dat dossier bevat de stukken, vermeld in artikel 361-2 van het Burgerlijk Wetboek, en alle stukken die zijn vereist door het herkomstland;
   4° de begeleiding van de kandidaat-adoptant tijdens de wachttijd door hem regelmatig te informeren over de situatie in het herkomstland en de voortgang van de procedure]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.16/1. [1 Het rapport, vermeld in artikel 361-2/1 van het Oud Burgerlijk Wetboek, wordt overeenkomstig artikel 15, § 2, 10° van het decreet van 20 januari 2012, opgesteld door de adoptiedienst. Het is inhoudelijk gebaseerd op het verslag, vermeld in artikel 1231-1/4, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
   Het Vlaams Centrum voor Adoptie superviseert de opmaak van het rapport door de adoptiedienst vermeld in het eerste lid. Als dit rapport op geen enkel punt afwijkt van het verslag, vermeld in artikel 1231-1/4, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het geacht te zijn goedgekeurd door het Vlaams Centrum voor Adoptie.
   Als de adoptiedienst en het Vlaams Centrum voor Adoptie bij de opmaak van dit rapport, van oordeel zijn dat inhoudelijk moet worden afgeweken van het verslag, vermeld in artikel 1231-1/4, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, omdat dat belangrijk kan zijn bij de indiening van het ouderdossier in het herkomstland, overlegt de adoptiedienst daarover met de dienst voor maatschappelijk onderzoek, vermeld in artikel 11 van het decreet van 20 januari 2012. In voorkomend geval kan het rapport pas worden ingediend bij het herkomstland nadat het Vlaams Centrum voor Adoptie daarvoor zijn goedkeuring heeft gegeven.
   De medische toestand van de kandidaat-adoptant wordt beschreven door een arts naar keuze en is inhoudelijk gebaseerd op de bevindingen van de arts in de medische checklist, waarvan het Vlaams Centrum voor Adoptie een model ter beschikking stelt van de adoptiedienst.
   Het Vlaams centrum voor Adoptie stelt een model van rapport ter beschikking van de adoptiedienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-03-12/10, art. 51, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art.17.[1 Na de ontvangst van de stukken, vermeld in artikel 361-3, 2° van het Burgerlijk Wetboek, motiveert het multidisciplinaire team van de adoptiedienst, vermeld in artikel 31 van dit besluit, aan het Vlaams Centrum voor Adoptie waarom het kind wordt toegewezen aan een specifieke kandidaat-adoptant. Nadat de bevoegde instantie in het herkomstland en het Vlaams Centrum voor Adoptie de toewijzing van het kind aan de kandidaat-adoptant goedgekeurd hebben, licht de adoptiedienst de kandidaat-adoptant in. De adoptiedienst overloopt het verslag over het kind met de kandidaat-adoptant. De kandidaat-adoptant kan het advies van deskundigen inwinnen voor hij beslist om het toegewezen kind te aanvaarden
   Als het om de toewijzing van een kind met specifieke ondersteuningsbehoeften gaat, kan de adoptiedienst, vóór hij de stukken, vermeld in artikel 361-3, 2°, van het Burgerlijk Wetboek, naar het Vlaams Centrum voor Adoptie stuurt, in gesprek gaan met de kandidaat-adoptant over de mogelijkheid om een kind met een bepaald profiel te aanvaarden. Daarbij wordt de kandidaat ingelicht over de specifieke zorgbehoefte of het profiel van het kind of de kinderen, zonder dat identificeerbare informatie wordt meegedeeld. De elementen uit dat gesprek worden meegenomen in de motivering van het multidisciplinaire team, vermeld in het eerste lid.
   Nadat de kandidaat-adoptant het toegewezen kind heeft aanvaard, licht de adoptiedienst de bevoegde instantie in het herkomstland en het Vlaams Centrum voor Adoptie daarover in]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.17/1. [1 Als een adoptiedienst vanuit een herkomstland het voorstel krijgt om een kind te plaatsen waarvoor er op de eigen wachtlijsten geen kandidaat-adoptant gevonden kan worden, licht de dienst de andere adoptiediensten en het Vlaams Centrum voor Adoptie daarover in.
   Als het multidisciplinair team van een adoptiedienst van oordeel is dat het kind kan worden toegewezen aan een kandidaat-adoptant op hun wachtlijst, kan het Vlaams Centrum voor Adoptie, in samenspraak met de adoptiedienst die het kind zal plaatsen, de kandidaat-adoptant de toelating verlenen om een tweede adoptieprocedure op te starten. De toelating wordt alleen verleend nadat de kandidaat-adoptant is uitgenodigd voor een gesprek met beide adoptiediensten, waarin concreet wordt nagegaan in hoeverre de overwogen plaatsing valt binnen zijn mogelijkheden, verwachtingen en draagkracht. Daarbij wordt de kandidaat-adoptant ingelicht over de specifieke zorgbehoefte of het profiel van het kind of kinderen, zonder dat evenwel identificeerbare informatie wordt meegedeeld. De elementen uit dat gesprek worden meegenomen in de motivering van het multidisciplinair team, vermeld in artikel 17, § 1.
   Zodra de kandidaat-adoptant het kindvoorstel aanvaardt, wordt de eerder geïnitieerde adoptieprocedure onmiddellijk stopgezet. De bevoegde autoriteit van het herkomstland in kwestie wordt onmiddellijk en formeel door de adoptiedienst op de hoogte gesteld van de stopzetting, die een afschrift van deze mededeling bezorgt aan het Vlaams Centrum voor Adoptie. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-24/11, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Art.18. De adoptiedienst bereidt de kandidaat-adoptant voor op de komst van het kind. Daarvoor geven zij aan de kandidaat-adoptant minstens informatie over :
  1° de cultuur en gewoontes van het herkomstland;
  2° de nog te doorlopen procedure in het herkomstland;
  3° de afreis van de kandidaat-adoptant naar het herkomstland;
  4° het aangaan van de eerste contacten met het adoptiekind.

Art.19. De adoptiedienst stelt alles in het werk om de adoptieprocedure vlot en correct te laten verlopen. De adoptiedienst zorgt voor een goed verloop van de indiening van het erkenningsdossier bij de federale centrale autoriteit of voor een visumaanvraag bij de bevoegde diplomatieke post.
  De adoptiedienst houdt de kandidaat-adoptant op de hoogte van de stand van zaken van zijn dossier.

Afdeling 3. - [1 ...]1 nazorg en follow-up-rapportage   ----------   (1)
Art.20.De adoptiedienst zorgt voor de begeleiding van het adoptiekind en de adoptanten na hun aankomst in België [1 om de eerste hechting en integratie in het nieuwe gezin te ondersteunen.]1. Daarvoor wordt de kandidaat-adoptant door de adoptiedienst uitgenodigd voor een welkomstbezoek en komt de adoptiedienst, binnen 15 maanden na aankomst van het kind in België, tweemaal op huisbezoek bij elke kandidaat-adoptant waarmee het een overeenkomst als vermeld in artikel 28 of 33, eerste lid, heeft afgesloten. De adoptiedienst stelt een rapport op van elk huisbezoek.
  De kandidaat-adoptant betaalt voor deze huisbezoeken een bijdrage van 500 euro. Als het herkomstland de rapporten van deze huisbezoeken moet ontvangen, dan betaalt de kandidaat-adoptant de vertaal-, legalisatie- en verzendkosten.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.21.[1 De adoptiedienst staat ook in voor het nazorgaanbod en de follow-uprapportage die wordt opgelegd door het herkomstland. De kandidaat-adoptant betaalt voor die verplichting een extra bijdrage van 250 euro per bijkomend huisbezoek waarvan een rapport wordt opgemaakt, of een bijdrage van 65 euro per bijkomend rapport. De vertaal-, legalisatie- en verzendkosten vallen ten laste van de kandidaat-adoptant ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.22.[1 Naast de huisbezoeken, vermeld in artikel 20 en 21, blijft de adoptiedienst altijd beschikbaar voor het adoptiegezin. Zo voorziet de adoptiedienst in een laagdrempelig ondersteuningsaanbod, met huisbezoeken of andere activiteiten op een aantal scharnierleeftijden, zowel voor adoptieouders als voor geadopteerden.
   De adoptiedienst faciliteert ook de inzage in het adoptiedossier, vermeld in artikel 25 van het decreet van 20 januari 2012, en biedt bijstand bij vragen van de geadopteerde naar zijn roots.
   De adoptiedienst organiseert thematische vormingsavonden voor kandidaat- adoptanten, adoptieouders en geadopteerden over adoptiespecifieke thema's en vragen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK 4. - Zelfstandige adoptie
Art.23. De kandidaat-adoptant die ervoor kiest om de adoptie zelfstandig tot stand te brengen, verschaft het Vlaams Centrum voor Adoptie alle nuttige informatie over het buitenlands kanaal via hetwelk hij de adoptie wil realiseren. Daarvoor bezorgt hij aan het Vlaams Centrum voor Adoptie het aangifteformulier voor een zelfstandig adoptiekanaal, dat door het Vlaams Centrum voor Adoptie wordt opgesteld.
  De kandidaat-adoptant betaalt een voorschot van 500 euro aan het Vlaams Centrum voor Adoptie. Dit bedrag dient om de vertaal- en verzendkosten in het kader van het kanaalonderzoek te betalen. De terugbetaling van het saldo gebeurt na verrekening van de uitgaven na afloop van het kanaalonderzoek.

Art.24. Binnen vijftienwerkdagen na ontvangst van het aangifteformulier en het bedrag, vermeld in artikel 23, tweede lid, brengt het Vlaams Centrum voor Adoptie de kandidaat-adoptant met een aangetekende brief ervan op de hoogte dat zijn aangifteformulier al of niet volledig is.
  Het Vlaams Centrum voor Adoptie behandelt het volledige aangifteformulier voor een zelfstandig adoptiekanaal binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van het volledige aangifteformulier. Deze termijn kan maximaal tweemaal verlengd worden met een termijn van twee maanden.

Art.25. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan aanvullende informatie vragen aan de kandidaat-adoptant die een volledig aangifteformulier voor een zelfstandig adoptiekanaal indiende. De beslissingstermijn wordt geschorst totdat de kandidaat-adoptant de gevraagde aanvullende informatie aan het Vlaams Centrum voor Adoptie bezorgt.

Art.26. Het Vlaams Centrum voor Adoptie onderzoekt of :
  1° er voldoende garanties zijn dat de betrokken instanties en contactpersonen in het herkomstland de toepasselijke wetgeving respecteren en handelen in het belang van het kind;
  2° het principe van de subsidiariteit wordt geëerbiedigd;
  3° de juridische en sociaalpedagogische adopteerbaarheid van het kind gegarandeerd kan worden;
  4° er financiële transparantie is.
  Op basis van bovenstaande beoordelingsgronden keurt het Vlaams Centrum voor Adoptie het kanaal in het aangifteformulier goed of af.

Art.27. Het Vlaams Centrum voor Adoptie brengt de kandidaat-adoptant met een aangetekende brief op de hoogte van zijn beslissing. Die kennisgeving vermeldt minstens :
  1° de identiteit en contactgegevens van de kandidaat-adoptant;
  2° de beslissing;
  3° de motivering van de beslissing;
  4° de eventuele voorwaarden die verbonden zijn aan de goedkeuring;
  5° de bezwaarprocedure.
  Als het Vlaams Centrum voor Adoptie het kanaal van de kandidaat-adoptant voor zelfstandige adoptie goedkeurt, bezorgt het de stukken, vermeld in artikel 361.2 van het Burgerlijk Wetboek, aan de bevoegde autoriteit in het herkomstland.

Art.27 TOEKOMSTIG RECHT.    Het Vlaams Centrum voor Adoptie brengt de kandidaat-adoptant met een aangetekende brief op de hoogte van zijn beslissing. Die kennisgeving vermeldt minstens :
  1° de identiteit en contactgegevens van de kandidaat-adoptant;
  2° de beslissing;
  3° de motivering van de beslissing;
  4° de eventuele voorwaarden die verbonden zijn aan de goedkeuring;
  5° de bezwaarprocedure.
  Als het Vlaams Centrum voor Adoptie het kanaal van de kandidaat-adoptant voor zelfstandige adoptie goedkeurt, bezorgt het de stukken, vermeld in [1 en 361-2/1]1 van het Burgerlijk Wetboek, aan de bevoegde autoriteit in het herkomstland.  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 11, 008; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.27/1 TOEKOMSTIG RECHT. [1 Het rapport, vermeld in artikel 361-2/1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt opgesteld door het Vlaams Centrum voor Adoptie op basis van het verslag, vermeld in artikel 1231-1/4, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
   De medische toestand van de kandidaat-adoptant wordt beschreven door een arts naar keuze en is inhoudelijk gebaseerd op zijn bevindingen in de medische checklist, waarvan het Vlaams Centrum voor Adoptie een model ter beschikking stelt van de kandidaat-adoptant.
   Als de zelfstandige adoptant en het Vlaams Centrum voor Adoptie bij de opmaak van het rapport, vermeld in artikel 361-2/1 van het Burgerlijk Wetboek, van oordeel zijn dat inhoudelijk moet worden afgeweken van het verslag, vermeld in artikel 1231-1/4, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, omdat dat belangrijk kan zijn bij de indiening van het ouderdossier in het herkomstland, treedt het Vlaams Centrum voor Adoptie daarover in overleg met de dienst voor maatschappelijk onderzoek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-24/11, art. 12, 008; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.28.De kandidaat-adoptant die ervoor kiest om de adoptie zelfstandig tot stand te brengen, respecteert de vraag van het herkomstland voor het versturen van opvolgrapporten en de[1 ...]1 nazorg. Hij sluit hiervoor een contract af met een erkende adoptiedienst. [1 De regels uit hoofdstuk 3 zijn van overeenkomstige toepassing.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.29. De zelfstandige adoptant bezorgt de Vlaamse adoptieambtenaar, binnen vier maanden na de totstandkoming van de adoptie, een kopie van het adoptiedossier. Een adoptiedossier bestaat minstens uit :
  1° de stukken, vermeld in artikel 361.3, 2°, van het Burgerlijk Wetboek;
  2° de eigenlijke adoptiebeslissing;
  3° de nazorgrapporten, vermeld in artikel 20 en 21 van dit besluit.

HOOFDSTUK 5. - Erkenning en subsidiëring van de adoptiediensten
Afdeling 1. - De erkenning van de adoptiediensten
Art.30.[1 [2 Het agentschap]2 erkent maximaal drie adoptiediensten]1, overeenkomstig artikel 16 van het decreet van 20 januari 2012, voor een hernieuwbare periode van minimaal twee en maximaal vijf jaar, volgens de procedures, vermeld in hoofdstuk 8.
  ----------
  (1)<BVR 2017-07-14/09, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 52, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.30 TOEKOMSTIG RECHT.   [1 [2 Het agentschap]2 erkent één adoptiedienst]1.

  (1)<BVR 2017-07-14/09, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 52, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.31. Om erkend te worden voldoet de adoptiedienst aan de voorwaarden, vermeld in artikel 16, § 2, van het decreet van 20 januari 2012, en beschikt het over een interdisciplinair team dat bestaat uit een basisteam als vermeld in het tweede lid, aangevuld met een arts en een jurist. De adoptiedienst bewaakt dat alle leden van het interdisciplinair team van goed zedelijk gedrag zijn en vraagt daarvoor minstens bij de aanwerving aan elke nieuwe medewerker een uittreksel uit het strafregister type twee op.
  Het basisteam bestaat minstens uit drie leden, waaronder een coördinator, die beschikken over de volgende kwalificaties :
  1° kennis op sociaalpedagogisch en psychologisch gebied in relatie tot adoptie;
  2° kennis van relevante wet- en regelgeving en procedures op het terrein van interlandelijke adoptie van zowel België als de landen waarmee wordt samengewerkt;
  3° kennis van de handelstaal, cultuur en ontwikkelingen van de landen waarmee wordt samengewerkt;
  4° kennis van doorverwijsmogelijkheden naar adoptiealerte hulpverlening.

Art.32. Om erkend te blijven of opnieuw erkend te worden, moet de adoptiedienst :
  1° voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 31 van dit besluit;
  2° voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 16, § 3, van het decreet van 20 januari 2012;
  3° voldoen aan de voorschriften, vermeld in artikel 33 tot en met 36 van dit besluit.

Art.33.De schriftelijke overeenkomst, vermeld in artikel 15, § 5, van het decreet van 20 januari 2012, opgesteld volgens de sjabloon die het Vlaams Centrum voor Adoptie heeft opgesteld, bevat minstens :
  1° de contactgegevens en identiteit van de betrokken partijen;
  2° een gedetailleerde kostenraming, dit omvat de prestatievergoeding, vermeld in het tweede lid, en de kosten in het buitenland;
  3° een overzicht van de adoptieprocedure en de rol hierin van de contactpersoon van de adoptiedienst in het herkomstland;
  4° de rechten en plichten van beide partijen;
  5° een extra clausule voor kandidaat-adoptanten die fungeren als proefdossier;
  6° de prestatievergoeding, vermeld in het tweede lid;
  7° informatie over de klachtenprocedure.
  [1 De kandidaat-adoptant betaalt een prestatievergoeding aan de adoptiedienst. Die prestatievergoeding bedraagt maximaal 3000 euro en wordt betaald in de volgende drie schijven:
   1° maximaal 1.000 euro bij de ondertekening van de bemiddelingsovereenkomst;
   2° maximaal 1.000 euro bij de verzending van de stukken, vermeld in artikel 361-2 het Burgerlijk Wetboek en alle andere stukken betreffende de geschiktheid van de kandidaat-adoptant, naar het herkomstland;
   3° maximaal 1.000 euro bij de aanvaarding van het kindvoorstel door de kandidaat-adoptant]1.
  [1 De prestatievergoeding omvat de kosten voor de samenstelling van het administratief en juridisch dossier ter voorbereiding en afronding van de adoptie en de werkingskosten van de adoptiedienst. De vertaal-, legalisatie- en verzendkosten betaalt de kandidaat-adoptant op voorlegging van de facturen. Die kosten, alsook de eigen bijdrage van de kandidaat-adoptieouder voor de adoptieprocedure in het herkomstland, worden door de adoptiedienst pas aangerekend op het ogenblik dat ze effectief betaald moeten worden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.34. De adoptiedienst bezorgt, overeenkomstig artikel 15, § 6, van het decreet van 20 januari 2012, de Vlaamse adoptieambtenaar van elk adoptiedossier een kopie. Een adoptiedossier bestaat minstens uit :
  1° de stukken, vermeld in artikel 361.3, 2°, van het Burgerlijk Wetboek;
  2° de motivering van de toewijzing van het kind aan de adoptant;
  3° de eigenlijke adoptiebeslissing;
  4° de nazorgrapporten, vermeld in artikel 20 en 21 van dit besluit.

Art.35. De adoptiedienst bezorgt jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, een jaarverslag aan het Vlaams Centrum voor Adoptie. Het jaarverslag bevat :
  1° een activiteitenverslag, inclusief een overzicht van de gesloten overeenkomsten met kandidaat-adoptanten, de gerealiseerde adopties, de georganiseerde informatiesessies en verkenningssessies en de nazorg;
  2° een evaluatie van de lopende kanalen;
  3° een lijst met de leden van het interdisciplinair team en de personeelsleden van de adoptiedienst, met vermelding van hun kwalificaties.

Art.36. Om de kwaliteit van de dienstverlening te garanderen en te bestendigen voldoen de adoptiediensten aan de bepalingen van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen. De minister legt de nadere bepalingen vast met betrekking tot de uitvoering en inwerkingtreding van dat decreet voor wat betreft de erkende adoptiediensten.

Afdeling 2. - Subsidiëring van de adoptiediensten
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.37.§ 1. Binnen de marge van de begrotingskredieten bepaalt [5 het agentschap]5 de verdeling van de beschikbare middelen over de krachtens dit besluit erkende adoptiediensten.
  [5 Het agentschap]5 houdt daarbij rekening met de bepalingen van artikel 75.
  § 2. [1 [2De erkende adoptiediensten ontvangen binnen het beschikbare begrotingskrediet jaarlijks een basissubsidie voor personeels- en werkingskosten van [3 [4 [6 [7 323.380,94 euro (driehonderddrieëntwintigduizend driehonderdtachtig euro vierennegentig cent)]7]6]4]3 ]2.
   De basissubsidie wordt, binnen het jaarlijks beschikbaar begrotingskrediet, vermeerderd met:
   1° 3000 euro per voorlopig goedgekeurd kanaal, vermeld in artikel 9, § 1, gedurende de eerste drie jaar na goedkeuring door het Vlaams Centrum voor Adoptie, op voorwaarde dat bij herkomstlanden waar een accreditatie vereist is, die ook verkregen is;
   2° 6000 euro per herkomstland waarin een kanaal geopend is als vermeld in artikel 11 en waarmee een lopende samenwerking bestaat. Er is een lopende samenwerking als de adoptiedienst in de afgelopen drie jaar een kind heeft geplaatst bij kandidaat-adoptanten;
   3° het subsidiebedrag, vermeld in punt 1°, vervalt als het voorlopig goedgekeurde kanaal geopend wordt als vermeld in artikel 11.]1
  § 3. De adoptiedienst die een subsidie bekomt, behoudt zijn recht op subsidie zolang hij erkend is door [5 het agentschap]5 en voldoet aan de subsidievoorschriften, vermeld in artikel 39 tot en met 45.
  ----------
  (1)<BVR 2016-11-25/18, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BVR 2019-05-24/11, art. 16,2°, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BVR 2020-02-07/06, art. 2,1°, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<BVR 2020-02-07/06, art. 2,2°, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (5)<BVR 2021-03-12/10, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (6)<BVR 2022-01-28/17, art. 2,1°, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (7)<BVR 2022-01-28/17, art. 2,2°, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.37 TOEKOMSTIG RECHT.   § 1.[3 ...]3.
  § 2. [1 [2 [8 De erkende adoptiedienst ontvangt binnen het beschikbare begrotingskrediet jaarlijks een basissubsidie voor personeels- en werkingskosten van [10 733.931,81 euro (zevenhonderddrieëndertigduizend negenhonderdeenendertig euro eenentachtig cent)]10.]8 ]2.
   De basissubsidie wordt, binnen het jaarlijks beschikbaar begrotingskrediet, vermeerderd met:
   1° 3000 euro per voorlopig goedgekeurd kanaal, vermeld in artikel 9, § 1, gedurende de eerste drie jaar na goedkeuring door het Vlaams Centrum voor Adoptie, op voorwaarde dat bij herkomstlanden waar een accreditatie vereist is, die ook verkregen is;
   2° 6000 euro per herkomstland waarin een kanaal geopend is als vermeld in artikel 11 en waarmee een lopende samenwerking bestaat. Er is een lopende samenwerking als de adoptiedienst in de afgelopen drie jaar een kind heeft geplaatst bij kandidaat-adoptanten;
   3° het subsidiebedrag, vermeld in punt 1°, vervalt als het voorlopig goedgekeurde kanaal geopend wordt als vermeld in artikel 11.]1
  [4 4° het subsidiebedrag van 231.230 euro voor het laagdrempelig ondersteuningsaanbod, vermeld in artikel 22, eerste lid.]4
  § 3. De adoptiedienst [5 ...]5, behoudt zijn recht op subsidie zolang hij erkend is door [9 het agentschap]9 en voldoet aan de subsidievoorschriften, vermeld in artikel 39 tot en met 45.

  (1)<BVR 2016-11-25/18, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<BVR 2019-05-24/11, art. 16,2°, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BVR 2019-05-24/11, art. 16,1°, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (4)<BVR 2019-05-24/11, art. 16,4°, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<BVR 2019-05-24/11, art. 16,5°, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (6)<BVR 2020-02-07/06, art. 2,1°, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (7)<BVR 2020-02-07/06, art. 2,2°, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (8)<BVR 2020-02-07/06, art. 2,3°, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (9)<BVR 2021-03-12/10, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
  (10)<BVR 2022-01-28/17, art. 2,3°, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.38.De verdeling van bijkomende middelen gebeurt door [1 het agentschap]1 op basis van volgende parameters :
  1° elke erkende adoptiedienst ontvangt de bedragen, als vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid;
  2° als aan punt 1° voldaan wordt, ontvangt elke erkende adoptiedienst die nog geen subsidie ontvangen heeft, een basissubsidie, als vermeld in artikel 37, § 1, eerste lid;
  3° als er onvoldoende middelen zijn om aan elke erkende adoptiedienst, de bedragen als vermeld in punt 1° of 2° toe te kennen, worden de bijkomende middelen gelijk verdeeld over de erkende adoptiediensten zonder subsidie.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.38 TOEKOMSTIG RECHT.
  <Opgeheven bij BVR 2019-05-24/11, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.39.§ 1. Per kwartaal en uiterlijk op het einde van de eerste maand van het kwartaal in kwestie keert [1 het agentschap]1 aan de adoptiedienst een voorschot uit. Het bedrag van dat voorschot bedraagt een vierde van 90 % van de jaarsubsidie.
  Het saldo van 10 % van de jaarsubsidie en de bijkomende bedragen, vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, worden uitbetaald in de loop van het daaropvolgende jaar.
  § 2. Als de adoptiedienst ertoe aangemaand wordt om de tekorten weg te werken als vermeld in artikel 59 en 60, kan de uitbetaling van de subsidie geheel of gedeeltelijk opgeschort worden.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Onderafdeling 2. - Subsidievoorschriften
Art.40.[1 De adoptiedienst heeft in minstens vijf herkomstlanden een lopende samenwerking of bezorgt het Vlaams Centrum voor Adoptie minimaal één inlichtingendossier als vermeld in artikel 4, § 1. Er is een lopende samenwerking als de adoptiedienst in de afgelopen drie jaar een kind heeft geplaatst bij kandidaat-adoptanten.
   De adoptiedienst onderneemt minstens één keer per jaar een missie naar een van de geopende kanalen waarmee de dienst een lopende samenwerking heeft. De adoptiedienst bezorgt binnen een maand na afloop van de missie een verslag van die missie aan het Vlaams Centrum voor Adoptie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-11-25/18, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.41. Deadoptiedienst voert een financieel beleid zodat de beschikbare middelen ingezet worden, zowel voor een continue doeltreffende hulp- en dienstverlening, als voor een doelmatige inzet van medewerkers, infrastructuur, uitrusting en goederen.
  De ontvangen subsidies kunnen niet aangewend worden ter persoonlijke verrijking van de bestuurders, personeelsleden of anderen die betrokken zijn bij de werking van de adoptiedienst.

Art.42. De adoptiedienst houdt een boekhouding bij volgens de toepasselijke regelgeving.

Art.43.[1 Ten minste 70% en maximaal 85%]1 van de subsidie die krachtens dit besluit toegekend is, besteed worden aan personeelskosten.
  Onder personeelskosten worden verstaan :
  1° brutosalaris met inbegrip van wettelijk verplichte werkgeversbijdragen;
  2° vakantiegeld;
  3° eindejaarspremie;
  4° woon- werkverkeer;
  5° eventueel de volgende extralegale voordelen, als ze opgenomen zijn in de loonfiche : maaltijdcheques, bedrijfswagen, groeps- en hospitalisatieverzekering, gsm, laptop, internet;
  6° opleidingen, als het gaat om opleidingen die rechtstreeks verband houden met de werking van de adoptiedienst;
  7° kosten voor een arbeidsongevallenverzekering en een bedrijfsgeneeskundige dienst.
  ----------
  (1)<BVR 2016-11-25/18, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.44.Als de reële personeelsuitgaven en werkingskosten van de adoptiedienst in een boekjaar minder bedragen dan de som van de subsidie die krachtens dit besluit toegekend is en de bijdragen van de adoptanten dan worden met dat overschot reserves opgebouwd. Die reserves mogen alleen aangewend worden voor dezelfde doeleinden en onder dezelfde voorwaarden als de subsidie.
  Als de gecumuleerde reserves 50 % van de jaarsubsidie van de adoptiedienst overschrijden, wordt het bedrag in meer aan [1 het agentschap]1 teruggestort. Jaarlijks kan er maximaal 20 % van de jaarsubsidie als reserve worden opgebouwd. Als de opgebouwde reserves dat percentage overschrijden, wordt het bedrag in meer teruggestort aan [1 het agentschap]1.
  Als de adoptiedienst zijn werking vrijwillig stopzet of zijn erkenning verliest, worden de reserves die overblijven na aftrek van ontslagpremies en van kosten, goedgekeurd door [1 Het agentschap]1 en de Inspectie van Financiën, integraal teruggestort.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 54, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.45. Het is de adoptiedienst niet toegestaan om te beleggen in effecten, fondsen of andere waardepapieren zonder kapitaalgarantie.

HOOFDSTUK 6. - Erkenning van de trefgroepen
Art.46.[1 Het agentschap]1 erkent trefgroepen voor een hernieuwbare periode van vijf jaar, volgens de procedures, vermeld in hoofdstuk 8.
  Om erkend te worden voldoet de trefgroep aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22 van het decreet van 20 januari 2012 en aan de volgende voorwaarden :
  1° ondersteuning en belangenbehartiging van adoptanten of geadopteerden als voornaamste activiteit hebben en op dat vlak een regelmatige werking aantonen;
  2° een ledenbestand van minimaal dertig adoptanten of geadopteerden hebben;
  3° openstaan voor alle adoptanten of geadopteerden.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 55, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.47. Om erkend te blijven of opnieuw erkend te worden, moet de trefgroep :
  1° voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 46, tweede lid;
  2° jaarlijks, uiterlijk op 31 maart, een jaarverslag bezorgen aan het Vlaams Centrum voor Adoptie. Het jaarverslag bevat :
  a) een overzicht van de gerealiseerde ondersteuning en belangenbehartiging;
  b) de samenstelling van de beheersorganen;
  c) een ledenlijst van de vereniging.

HOOFDSTUK 7. - Toezicht
Art.48.[1 Het agentschap]1 ziet toe op de naleving van de bepalingen in dit besluit en controleert de correcte besteding van de toegekende subsidies, zowel op stukken als ter plaatse.
  De adoptiediensten en de trefgroepen verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 55, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.49.[1 De controle ter plaatse wordt, overeenkomstig artikel 26 van het decreet van 20 januari 2012, uitgevoerd door de personeelsleden van [2 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]2. De voormelde personeelsleden hebben daarvoor toegang tot de boekhouding en tot alle relevante documenten.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-01-30/08, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<BVR 2023-05-12/09, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.50.§ 1. De controle op stukken wordt jaarlijks uitgevoerd door [1 het agentschap]1.
  § 2. Voor de controle op stukken bezorgt de adoptiedienst jaarlijks :
  1° uiterlijk op 30 juni een financieel verslag aan [1 het agentschap]1. Dat verslag wordt opgesteld volgens de richtlijnen van [1 het agentschap]1. Het bevat :
  a) een resultatenrekening van het voorbije boekjaar;
  b) een balans van het voorbije boekjaar;
  c) een begroting voor het lopende boekjaar;
  2° het jaarverslag, vermeld in artikel 35.
  De adoptiedienst legt, op verzoek van [1 het agentschap]1, alle relevante verantwoordingsstukken, voor de ontvangen subsidie, voor.
  § 3. Voor de controle op stukken bezorgt de trefgroep jaarlijks het jaarverslag, vermeld in artikel 47.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 56, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.51. Alle bewijsstukken, waaronder de bewijsstukken die de uitgaven staven waarvoor subsidies worden verleend, moeten minstens zeven jaar ter plaatse worden bewaard.

HOOFDSTUK 8. - Procedure
Afdeling 1. - Erkenningsprocedure
Art.52.§ 1. [1 Een aanvraag tot erkenning als adoptiedienst of als trefgroep wordt met een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs ingediend bij Opgroeien regie]1. Die aanvraag moet met een aangetekende brief of tegen ontvangstbevestiging ingediend worden bij [2 het agentschap]2.
  De aanvraag tot erkenning als adoptiedienst, opgesteld volgens de sjabloon die [2 het agentschap]2 heeft opgesteld, bevat minstens :
  1° de contactgegevens, identiteit en statuten van de aanvrager;
  2° een staving van de aanvraag waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden voldaan is;
  3° de motivering van de aanvraag;
  4° een beleidsplan met strategische en operationele doelstellingen voor de duur van de erkenning;
  5° een verbintenis waarin de voorziening verklaart dat ze binnen een termijn van één jaar aan de erkenningsvoorschriften van dit besluit zal voldoen.
  § 2. Een aanvraag tot erkenning als trefgroep, opgesteld volgens de sjabloon die [2 het agentschap]2 heeft opgesteld, bevat minstens :
  1° de contactgegevens, identiteit en statuten van de aanvrager;
  2° de motivering van de aanvraag;
  3° alle stukken waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden is voldaan.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/11, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 57, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.53.[1 Het agentschap]1 onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag. Binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag brengt [1 het agentschap]1 de aanvrager met een aangetekende brief ervan op de hoogte dat zijn aanvraag al of niet ontvankelijk is.
  [1 Het agentschap]1 behandelt de ontvankelijke aanvraag binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst ervan. De postdatum geldt daarbij als bewijs.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 58, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.54.[1 Het agentschap]1 kan aanvullende informatie vragen aan de aanvrager van een ontvankelijke aanvraag. Tijdens die periode wordt de beslissingstermijn geschorst.
  De aanvrager bezorgt de gevraagde aanvullende informatie aan [1 het agentschap]1 binnen vijftien kalenderdagen. Zo niet neemt [1 het agentschap]1 een beslissing zonder aanvullende informatie.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.55.[2 Het agentschap]2 neemt op basis van [1 de programmatie, vermeld in artikel 30 en]1 de gegevens, vermeld in artikel 52, een gemotiveerd voornemen tot erkenning of een gemotiveerd voornemen tot weigering van de erkenning.
  [2 ]2 brengt de aanvrager met een aangetekende brief op de hoogte van de voorgenomen beslissing. Die kennisgeving vermeldt minstens :
  1° de identiteit en contactgegevens van de aanvrager;
  2° de voorgenomen beslissing;
  3° de motivering van de voorgenomen beslissing;
  4° de bezwaarprocedure.
  ----------
  (1)<BVR 2017-07-14/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (2)<BVR 2021-03-12/10, art. 60, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.56. Als geen bezwaarschrift wordt ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 65, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter nadat de termijn is afgelopen.

Afdeling 2. - Procedure tot hernieuwing van de erkenning
Art.57.§ 1. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de erkenning ingediend bij [1 het agentschap]1 met een aangetekende brief of tegen ontvangstbevestiging.
  § 2. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning als adoptiedienst, opgesteld volgens de sjabloon die [1 het agentschap]1 heeft opgesteld, bevat minstens :
  1° de contactgegevens, de identiteit en de statuten van de aanvrager;
  2° een staving van de aanvraag waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften van dit besluit voldaan is;
  3° een evaluatie van het beleidsplan, vermeld in artikel 52, § 1, tweede lid, 4° ;
  4° een beleidsplan met strategische en operationele doelstellingen voor de nieuwe erkenningsperiode.
  De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning als trefgroep, opgesteld volgens de sjabloon die [1 het agentschap]1 heeft opgesteld, bevat minstens :
  1° de contactgegevens, de identiteit en de statuten van de aanvrager;
  2° een staving van de aanvraag waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften van dit besluit voldaan is.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 61, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.58. De procedure verloopt verder volgens de bepalingen, vermeld in artikel 53 tot en met 56.

Afdeling 3. - Procedure tot intrekking of schorsing van de erkenning
Art.59.[1 Het agentschap]1 moet voor het nemen van een voorgenomen beslissing tot intrekking of schorsing van de erkenning een aanmaning sturen. Tenzij zich een situatie voordoet die wanneer ze blijft duren, essentiële belangen van de betrokkenen inzake gezondheid, veiligheid of welzijn zouden kunnen aantasten. In dat geval kan onmiddellijk tot intrekking of schorsing van de erkenning worden overgegaan.
  De aanmaning wordt verstuurd met een aangetekende zending of bij deurwaardersexploot.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 62, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.60. De aanmaning, vermeld in artikel 59, vermeldt :
  1° de identiteit en de contactgegevens van de adoptiedienst of de trefgroep;
  2° de motivering van de aanmaning;
  3° de tekorten en de termijn waarin de tekorten weggewerkt moeten worden;
  4° de mogelijkheid om te reageren met een aangetekende brief of door afgifte van een brief tegen ontvangstmelding;
  5° het procedureverloop.

Art.61.Als de tekorten binnen de vooropgestelde termijn niet weggewerkt zijn, neemt [1 het agentschap]1 een voorgenomen beslissing tot intrekking of schorsing van de erkenning.
  [1 Het agentschap]1 betekent de voorgenomen beslissing met een aangetekende zending of bij deurwaardersexploot binnen drie maanden na afloop van de opgegeven termijn in de aanmaning.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 63, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.62. De voorgenomen beslissing, vermeld in artikel 61, vermeldt :
  1° de identiteit en de contactgegevens van de adoptiedienst of de trefgroep;
  2° de motivering van de voorgenomen beslissing;
  3° mogelijke directe sancties;
  4° de bezwaarprocedure.

Art.63. Als geen bezwaarschrift wordt ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 65, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter nadat de termijn is afgelopen.

Afdeling 4. - Bezwaarprocedure
Art.64.Er kan bij [1 het agentschap]1 bezwaar aangetekend worden tegen de voorgenomen beslissing tot :
  1° weigering van de erkenningsaanvraag;
  2° intrekking of schorsing van de erkenning;
  3° weigering van de hernieuwing van de erkenning.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 64, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.65.Het gemotiveerde bezwaarschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ingediend worden uiterlijk dertig kalenderdagen, vanaf de datum van de betekening van een voorgenomen beslissing als vermeld in artikel 64. De postdatum geldt daarbij als bewijs.
  Het bezwaarschrift moet met een aangetekende brief of door afgifte van een brief tegen ontvangstmelding aan [1 Het agentschap]1 worden bezorgd.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 64, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.66. Het bezwaarschrift bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende elementen :
  1° de naam en het adres van de indiener;
  2° de datum van ontvangst van de betwiste voorgenomen beslissing;
  3° het kenmerk of een kopie van de betwiste voorgenomen beslissing;
  4° een uitvoerige motivering van het bezwaar;
  5° de naam en de handtekening van de gevolmachtigde van de indiener.

Art.67.[1 Het agentschap]1 onderzoekt de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. Binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst brengt [1 het agentschap]1 de indiener met een aangetekende brief ervan op de hoogte of zijn bezwaarschrift al of niet ontvankelijk is.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 65, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.68.[1 Het bezwaar wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.]1
  ----------
  (1)<BVR 2013-12-13/08, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK 9. - Inzagerecht
Art.69.§ 1. Het inzagerecht heeft betrekking op de gegevens van de geadopteerde. Hieronder wordt begrepen :
  1° de afkomst van de geadopteerde;
  2° de gegevens van de identiteit van de biologische ouders van de geadopteerde;
  3° de medische gegevens van de geadopteerde;
  4° [1 de gegevens over de gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming]1 van de biologische ouders van de geadopteerde;
  5° de situatie van de geadopteerde op het ogenblik van de afstand;
  6° de aanleiding van de afstand;
  7° de situatie van de biologische ouders op het ogenblik van de afstand;
  8° de officiële documenten over de geadopteerde van zowel het herkomstland als van België met betrekking tot de adoptieprocedure;
  9° de nazorgrapporten over de geadopteerde.
  § 2. Er is geen inzagerecht met betrekking tot gegevens van de adoptanten of gegevens uit het maatschappelijk onderzoek, vermeld in artikel 1231.29 van het Gerechtelijk Wetboek. Gegevens in de nazorgrapporten die geen betrekking hebben op de geadopteerde vallen niet onder het inzagerecht.
  In de gegevens, vermeld in het eerste lid, kan enkel inzage verleend worden met instemming van degene over wie de gegevens handelen. Daarvoor richt de Vlaamse adoptieambtenaar een aangetekend schrijven aan de betrokkenen. Als de betrokkenen niet antwoorden binnen drie maanden na verzending van dit aangetekend schrijven, wordt een weigering van toestemming vermoed. Het aangetekend schrijven vermeldt duidelijk dat niet antwoorden gelijk staat met een weigering.
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/40, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2018>

Art.69 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. Het inzagerecht heeft betrekking op de gegevens van de geadopteerde. Hieronder wordt begrepen :
  1° de afkomst van de geadopteerde;
  2° de gegevens van de identiteit van de biologische ouders van de geadopteerde;
  3° de medische gegevens van de geadopteerde;
  4° [1 de gegevens over de gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming]1 van de biologische ouders van de geadopteerde;
  5° de situatie van de geadopteerde op het ogenblik van de afstand;
  6° de aanleiding van de afstand;
  7° de situatie van de biologische ouders op het ogenblik van de afstand;
  8° de officiële documenten over de geadopteerde van zowel het herkomstland als van België met betrekking tot de adoptieprocedure;
  9° de nazorgrapporten over de geadopteerde.
  § 2. Er is geen inzagerecht met betrekking tot gegevens van de adoptanten of gegevens uit het maatschappelijk onderzoek, vermeld in [2 artikel 1231-1/4 van het Gerechtelijk Wetboek]2. Gegevens in de nazorgrapporten die geen betrekking hebben op de geadopteerde vallen niet onder het inzagerecht.
  In de gegevens, vermeld in het eerste lid, kan enkel inzage verleend worden met instemming van degene over wie de gegevens handelen. Daarvoor richt de Vlaamse adoptieambtenaar een aangetekend schrijven aan de betrokkenen. Als de betrokkenen niet antwoorden binnen drie maanden na verzending van dit aangetekend schrijven, wordt een weigering van toestemming vermoed. Het aangetekend schrijven vermeldt duidelijk dat niet antwoorden gelijk staat met een weigering.

  (1)<BVR 2019-01-25/40, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
  (2)<BVR 2019-05-24/11, art. 19, 008; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.70.De adoptiedienst garandeert de betrokkenen toegang tot hun dossier overeenkomstig de bepalingen van de [1 algemene verordening gegevensbescherming]1.
  De adoptiedienst die een verzoek tot inzage van een geadopteerde krijgt, meldt dit aan de Vlaamse adoptieambtenaar. De adoptiedienst meldt aan de geadopteerde dat de vraag tot inzage schriftelijk gemeld moet worden aan de Vlaamse adoptieambtenaar.
  ----------
  (1)<BVR 2019-01-25/40, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 25-05-2018>

Art.71. § 1. Indien de geadopteerde de identiteit van zijn biologische ouders wil achterhalen, verwijst de Vlaamse adoptieambtenaar naar de akten van de burgerlijke stand, vermeld in titel II van het Burgerlijk Wetboek. De Vlaamse adoptieambtenaar maakt daarbij melding van het uittreksel, vermeld in artikel 45 van het Burgerlijk Wetboek.
  § 2. Indien de identiteitsgegevens van een biologische ouder in het dossier vermeld zijn en uit het dossier blijkt dat er anonimiteit werd gegarandeerd op het ogenblik van de afstand, dan zal de Vlaamse adoptieambtenaar :
  1° indien mogelijk, contact opnemen met de biologische ouders met een vraag tot opheffing van de anonimiteit;
  2° contact opnemen met de bevoegde adoptieautoriteit van het herkomstland over de mogelijkheid en wenselijkheid van contactname met de biologische ouders om de opheffing van de anonimiteit te vragen.
  Indien de Vlaamse adoptieambtenaar punt 1° of 2° in een bepaald geval niet kan uitvoeren, brengt hij de adoptant hiervan op de hoogte en motiveert hij zijn beslissing.
  § 3. Indien de identiteitsgegevens van een biologische ouder in het dossier vermeld zijn en uit het dossier niet blijkt dat er anonimiteit werd gegarandeerd op het ogenblik van de afstand, dan zal de Vlaamse adoptieambtenaar :
  1° indien mogelijk, contact opnemen met de biologische ouders met de vraag of de gegevens anoniem zijn;
  2° contact opnemen met de bevoegde adoptieautoriteit van het herkomstland met de vraag of er een verbod bestaat op het vrijgeven van de identiteitsgegevens van de biologische ouders en in voorkomend geval of er een mogelijke opheffing van dat verbod kan zijn.
  Indien de Vlaamse adoptieambtenaar punt 1° of 2° in een bepaald geval niet kan uitvoeren, brengt hij de adoptant hiervan op de hoogte en motiveert hij zijn beslissing.

Art.72. De geadopteerde heeft recht op een afschrift van het adoptiedossier waarvoor een inzage werd gegeven door de Vlaamse adoptieambtenaar.
  De Vlaamse adoptieambtenaar geeft aan elke geadopteerde informatie over de mogelijke nazorg, hij geeft hierbij minstens de contactgegevens van het Steunpunt Adoptie.

HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art.73. In het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 betreffende de interlandelijke adoptie, worden de volgende bepalingen opgeheven :
  1° hoofdstuk I, dat bestaat uit artikel 1, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2006;
  2° hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 38 tot en met 68, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2006 en 24 september 2010;
  3° hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel 69 tot en met 72;
  4° hoofdstuk VI, dat bestaat uit artikel 73 tot en met 77;
  5° hoofdstuk VII, dat bestaat uit artikel 78 tot en met 83;
  6° hoofdstuk VIII, dat bestaat uit artikel 84 tot en met 91, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007.

Art.74. Het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 betreffende de trefgroepen adoptie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 september 2010, wordt opgeheven.

Art.75.§ 1. De erkenning van de adoptiediensten, die bij de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn, loopt af op 30 juni 2013. De diensten ontvangen voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 een subsidie-enveloppe voor personeels- en werkingskosten van 50.000 euro.
  Een aanvraag tot erkenning, als vermeld in artikel 52, § 1, die begint te lopen op 1 juli 2013 wordt uiterlijk op 30 april 2013 bezorgd aan [1 het agentschap]1 met een aangetekende brief of tegen ontvangstmelding. [1 Het agentschap]1 onderzoekt de aanvragen volgens de procedure, vermeld in artikel 53 tot en met 56, tegen ten laatste 30 juni 2013.
  § 2. De adoptiediensten die bij de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn en een nieuwe erkenning verkrijgen krachtens dit besluit, behouden hun recht op subsidie. Zij ontvangen voor de periode van 1 juli 2013 tot 31 december 2013 een subsidie-enveloppe voor personeels- en werkingskosten van 50.000 euro. Dit bedrag wordt vermeerderd met de bedragen, vermeld in artikel 37, § 2, tweede lid, die zullen worden uitbetaald bij de afrekening van het saldo, als vermeld in artikel 38, § 1.
  ----------
  (1)<BVR 2021-03-12/10, art. 66, 010; Inwerkingtreding : 18-04-2019>

Art.76. De erkenning van de trefgroepen, die bij de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn, loopt af op 31 december 2017.

Art.77. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012 betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie wordt punt 3° vervangen door wat volgt : " 3° intrafamiliale adoptie : de adoptie van een kind dat tot in de vierde graad verwant is met de adoptant, met zijn echtgenoot of met de persoon met wie hij samenwoont, zelfs als die persoon overleden is, of van een kind dat biologisch verwant is met een adoptiekind van de adoptant of van de adoptanten, of van een kind dat het dagelijkse leven op duurzame wijze gedeeld heeft met de adoptant of de adoptanten met een relatie, zoals geldt voor ouders, voor de adoptant of de adoptanten stappen met het oog op de adoptie hebben ondernomen; ".

Art.78. Alle bedragen, vermeld in dit besluit, worden jaarlijks gekoppeld aan het indexcijfer, vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van s'lands concurrentievermogen. De bedragen zijn vastgesteld op basis van de gezondheidsindex van december 2012 met basisjaar 2004.

Art.79. Dit besluit treedtin werking op de dag die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 69 tot en met 72 die in werking treden op de dag dat het decreet houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in werking treedt.

Art. 80. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.