Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 JUNI 2013. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 april 2009 houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte aan organiserende besturen en voorzieningen, wat betreft de toekenning van een financiële ondersteuning voor het werken als Centrum voor Inclusieve Kinderopvang



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2009202022 



Uitvoeringsbesluit(en):

2019010674 



Artikels:

Artikel 1. Aan artikel 1 van het ministerieel besluit van 21 april 2009 houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte aan organiserende besturen en voorzieningen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 januari 2010, worden een punt 15° en een punt 16° toegevoegd, die luiden als volgt :
  "15° kinderopvanglocatie : een vestigingsplaats waar kinderopvang georganiseerd wordt;
  16° zorgregio : een zorgregio niveau kleine stad als vermeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen. De gemeenten die behoren tot het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden beschouwd als één aparte zorgregio.".

Art.2. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010 en de ministeriële besluiten van 28 januari 2010 en 6 oktober 2010, wordt een artikel 3/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Art. 3/1. Een organisator, zijnde het organiserende bestuur, de voorziening of de zelfstandige voorziening, kan van Kind en Gezin een financiële ondersteuning krijgen voor het werken als Centrum voor Inclusieve Kinderopvang, volgens de bepalingen van dit besluit.
  Om in aanmerking te komen voldoet de organisator binnen een zorgregio aan de volgende voorwaarden :
  1° een minimale capaciteit hebben van 22 plaatsen die gesubsidieerd worden conform het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang, het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang, of het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende regeling van inkomensgerelateerde opvang bij zelfstandige opvangvoorzieningen;
  2° aantonen dat hij in de laatste vier kwartalen die aan de kandidaatstelling voorafgaan, minstens zeven verschillende kinderen met een specifieke zorgbehoefte opgevangen heeft, waarbij het aantal kinderen met een specifieke zorgbehoefte maximaal een derde van het totale aantal opgevangen kinderen bedraagt;
  3° de financiële ondersteuning, vermeld in het eerste lid, niet combineren met de financiële ondersteuning in het kader van de structurele uitbouw van inclusieve opvang.".

Art.3. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010 en de ministeriële besluiten van 28 januari 2010 en 6 oktober 2010, wordt een hoofdstuk III/1, dat bestaat uit artikel 27/1 tot en met 27/14, ingevoegd, dat luidt als volgt :
  "Hoofdstuk III/1. Centrum voor Inclusieve Kinderopvang
  Afdeling 1. - Opdrachten
  Art. 27/1. De organisator zorgt voor :
  1° het realiseren van een proactief opnamebeleid om kinderen met een specifieke zorgbehoefte een kinderopvangplaats te geven in een of meer eigen kinderopvanglocaties, in samenwerking met andere organisatoren van kinderopvang, met instanties die werken met gezinnen met een kind met een specifieke zorgbehoefte en met de lokale loketten kinderopvang uit de zorgregio;
  2° het realiseren van inclusieve kinderopvang in een of meer eigen kinderopvanglocaties, waarbij wordt samengewerkt met een netwerk van instellingen, zorgverleners met een specifieke expertise in verband met kinderen met een specifieke zorgbehoefte en of met belangenverenigingen van ouders als ervaringsdeskundigen, zo dat minstens de opdrachten, vermeld in artikel 27/3, eerste lid, 1° en 2°, gerealiseerd worden;
  3° het uitbouwen en verspreiden van expertise tot de realisatie van inclusieve kinderopvang binnen de volledige zorgregio, in samenwerking met pedagogische ondersteuningsorganisaties en met het lokaal overleg kinderopvang, met specifieke aandacht voor begeleidingstrajecten ter ondersteuning van andere organisatoren kinderopvang bij de realisatie van inclusieve kinderopvang. Het doel daarbij is dat minstens zeven kinderopvanglocaties minstens één kind met een specifieke zorgbehoefte opvangen;
  4° het mee uitvoeren van lokale en provinciale doelstellingen op het vlak van inclusie, zoals opgenomen in de meerjarenplanning van het lokaal of provinciaal bestuur, in samenwerking met het lokaal bestuur en met andere actoren die actief zijn in de zorgregio en die instaan voor de begeleiding van personen met een handicap of voor het beleid daarrond;
  5° het sensibiliseren van organisatoren van kinderopvang en partners binnen de zorgregio voor de realisatie van inclusieve kinderopvang;
  6° het informeren en voorzien in inspraak voor gezinnen en belanghebbenden, bij de opdrachten, vermeld in punt 1° tot en met 4°;
  7° een aangepaste personeelsinzet voor de realisatie van de opdrachten, vermeld in punt 1° tot en met 6°.
  De kinderopvanglocaties, vermeld in het eerste lid, 3°, liggen binnen de zorgregio waarvoor de organisator toekenning kreeg en zijn van andere organisatoren. Voor een dienst geldt daarbij dat de aangesloten onthaalouders van de eigen dienst niet meegeteld kunnen worden voor het aantal te begeleiden kinderopvanglocaties.
  De organisator onderschrijft het Internationaal Verdrag van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap.
  Art. 27/2. De organisator beschrijft de visie, procedures en processen voor de opdrachten, vermeld in artikel 27/1, en neemt deze op in zijn kwaliteitshandboek.
  Art. 27/3. De organisator realiseert binnen de zorgregio waarin hij een toekenning heeft als Centrum voor Inclusieve Kinderopvang, jaarlijks :
  1° de opvang van minstens zeven kinderen met een specifieke zorgbehoefte;
  2° minstens 750 opvangprestaties van kinderen met een specifieke zorgbehoefte.
  Voor de opdrachten, vermeld in het eerste lid, voldoet de organisator binnen de zorgregio waarvoor het Centrum voor Inclusieve Kinderopvang een financiële ondersteuning toegekend krijgt, voor elk kind met een specifieke zorgbehoefte aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21, en doorloopt hij de procedure van aanvraag en uitkering voor de inclusieve opvang, gekoppeld aan individuele vragen, vermeld in artikel 23 en 24.
  Art. 27/4. De organisator neemt actief deel aan het begeleidingstraject voor de uitbouw van de Centra voor Inclusieve Kinderopvang dat Kind en Gezin in samenwerking met het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap organiseert.
  Afdeling 2. - De financiële ondersteuning
  Art. 27/5. De financiële ondersteuning bedraagt 40.000 euro per jaar, en wordt verhoudingsgewijs verminderd als het Centrum voor Inclusieve Kinderopvang geen volledig jaar werkt.
  De organisator kan pas vanaf de 751e aanwezigheid in hetzelfde jaar van de kinderen met een specifieke zorgbehoefte in een eigen kinderopvanglocatie binnen de zorgregio waarvoor toekenning, bijkomend financiële ondersteuning aanvragen volgens de bepalingen, vermeld in artikel 21, 23 en 24.
  Onthaalouders die aangesloten zijn bij een dienst voor onthaalouders van een organisator van een Centrum voor Inclusieve Kinderopvang, krijgen een forfaitaire kostenvergoeding van 9,54 euro per dag per aanwezig kind met een specifieke zorgbehoefte in hun kinderopvanglocatie, ongeacht de aanwezigheidsduur. Voor hun eigen kinderen ontvangen zij die kostenvergoeding niet. De organisator betaalt de kostenvergoeding aan de onthaalouder. Voor de eerste 750 aanwezigheden doet de organisator beroep op de financiële ondersteuning, vermeld in het eerste lid. Vanaf de 751e aanwezigheid betaalt Kind en Gezin de kostenvergoeding aan de organisator die de kostenvergoeding betaalt aan de betrokken onthaalouder.
  Art. 27/6. De financiële ondersteuning voor structurele inclusieve kinderopvang, vermeld in artikel 9, voor een kinderopvanglocatie in een bepaalde zorgregio stopt als de organisator binnen dezelfde zorgregio de financiële ondersteuning, vermeld in artikel 27/5, krijgt gedurende de periode waarin hij die financiële ondersteuning ontvangt voor het werken als Centrum voor Inclusieve Kinderopvang in die zorgregio.
  Zodra de organisator stopt met werken als Centrum voor Inclusieve Kinderopvang, meldt hij dat onmiddellijk aan Kind en Gezin.
  Afdeling 3. - Aanvraag en uitkering
  Art. 27/7. De organisator dient een aanvraag in op basis van een dossier dat is samengesteld volgens de richtlijnen van Kind en Gezin.
  Art. 27/8. Als er voor de toekenning keuzes moeten worden gemaakt tussen verschillende aanvraagdossiers, houdt Kind en Gezin bij zijn keuze onder meer rekening met de volgende factoren :
  1° een spreiding van de Centra voor Inclusieve Kinderopvang over de vijf provincies en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
  2° per zorgregio kan maximaal één Centrum Inclusieve Kinderopvang toegekend worden;
  3° de mate waarin de organisator aantoont over de expertise, het netwerk en de competenties te beschikken om de verwachte opdrachten op te nemen.
  Bij de beoordeling van de aanvragen houdt Kind en Gezin rekening met de beoordeling van een jury over de factoren, vermeld in het eerste lid, 3°. Die jury bestaat uit een afvaardiging van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, Kind en Gezin en onafhankelijke deskundigen.
  Art. 27/9. Kind en Gezin beslist over de toekenning van de financiële ondersteuning uiterlijk negentig kalenderdagen na de ontvangst van het aanvraagdossier. Als die termijn gedeeltelijk of geheel in de maand juli of augustus valt, wordt die termijn met dertig kalenderdagen verlengd.
  Art. 27/10. Kind en Gezin brengt de organisator op de hoogte van de genomen beslissing uiterlijk dertig kalenderdagen na de beslissing. Kind en Gezin brengt de betrokken lokale besturen op de hoogte van de genomen beslissing.
  Art. 27/11. De werking en de financiële ondersteuning worden geëvalueerd na vijf jaar.
  Art. 27/12. De organisator bezorgt de volgende gegevens aan Kind en Gezin, volgens de administratieve richtlijnen van Kind en Gezin :
  1° per kwartaal de aanwezigheden per kind met een specifieke zorgbehoefte in de opvang;
  2° jaarlijks een overzicht van het aantal ingeschreven kinderen met een specifieke zorgbehoefte;
  3° jaarlijks een overzicht van de contacten en begeleidingstrajecten die hij opzet per kinderopvanglocatie;
  4° de inhoudelijke gegevens die worden opgevraagd in het kader van tussentijdse evaluatie.
  Art. 27/13. Kind en Gezin verleent elk kwartaal een voorschot van maximaal 95 % van een vierde van het bedrag dat voor een kalenderjaar verschuldigd is. Het voorschot kan verhoudingsgewijs worden teruggevorderd als het Centrum voor Inclusieve Kinderopvang zijn activiteiten staakt of als het niet meer voldoet aan de voorwaarden. De financiële ondersteuning wordt jaarlijks door Kind en Gezin vereffend, uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar.
  Art. 27/14. De financiële ondersteuning kan op elk moment worden stopgezet door Kind en Gezin als blijkt dat het Centrum voor Inclusieve Kinderopvang niet meer voldoet aan de bepalingen van dit besluit.".

Art.4. In artikel 28, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij ministerieel besluit van 28 januari 2010, wordt de zinsnede "vermeld in artikel 12 en artikel 24, tweede lid" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 12, 24, tweede lid, en artikel 27/9," en wordt de zinsnede "vermeld in artikel 19 en artikel 27" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 19, 27 en 27/14".

Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2013.

  Brussel, 19 juni 2013.
  De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
  J. VANDEURZEN