19 APRIL 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende regeling van inkomensgerelateerde opvang bij zelfstandige opvangvoorzieningen
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 11/1, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende regeling van inkomensgerelateerde opvang bij zelfstandige opvangvoorzieningen,ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2011, worden de woorden " tenzij het attest op de eerste dag van de maand ingaat " vervangen door de woorden " tenzij de toekenning gebeurt op de eerste dag van de maand ".
Art.2. Artikel 18/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2011, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 18/1. De voorziening kan een bedrag vragen aan het gezin zodra de voorziening een opvangplaats schriftelijk garandeert en het gezin het huishoudelijk reglement heeft getekend. Dat bedrag wordt integraal terugbetaald uiterlijk de maand na het einde van de opvang van het kind. Als de opvang niet plaatsvindt door een situatie van overmacht voor het gezin, wordt het bedrag ook integraal terugbetaald.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, bedraagt maximaal 250 euro.
De voorziening communiceert daar tijdig en nauwgezet over met de gezinnen en neemt daarover de nodige bepalingen op in het contract met de gezinnen en in het huishoudelijk reglement. In het bijzonder neemt ze in het huishoudelijk reglement de situaties op waarin het gezin het bedrag niet krijgt terugbetaald.
Art.3. In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 25 september 2009, 24 september 2010, 15 juli 2011 en 21 oktober 2011, wordt een artikel 19/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Art. 19/1. § 1. Het zelfstandig kinderdagverblijf dat een vergoeding of forfaitaire compensatie krijgt als vermeld in artikel 19, ontvangt bovenop die vergoeding of forfaitaire compensatie, een aanvullende vergoeding van Kind en Gezin. Deze aanvullende vergoeding bedraagt 216 euro op jaarbasis en per geattesteerde kinderopvangplaats vermeld op het attest van toezicht.
De aanvullende vergoeding, vermeld in het eerste lid, wordt verhoudingsgewijs verminderd als het zelfstandig kinderdagverblijf de vergoeding, vermeld in artikel 19, niet voor het volledige kalenderjaar krijgt.
§ 2. In de eerste maand van het kwartaal betaalt Kind en Gezin een voorschot op de aanvullende vergoeding, vermeld in paragraaf 1. Het voorschot bedraagt minstens 90% van de geraamde aanvullende vergoeding voor het kwartaal. De geraamde aanvullende vergoeding voor een kwartaal wordt berekend op basis van de geattesteerde kinderopvangplaatsen, vermeld op het attest van toezicht op de eerste dag van dat kwartaal.
Als Kind en Gezin voor de start van het kwartaal weet dat het zelfstandig kinderdagverblijf geen vergoeding voor inkomensgerelateerde opvang voor het volledige kwartaal zal ontvangen, betaalt Kind en Gezin geen voorschot op de aanvullende vergoeding als vermeld in het eerste lid.
§ 3. Kind en Gezin maakt een eindafrekening van de aanvullende vergoeding per afgelopen kalenderjaar. De eindafrekening gebeurt in het eerste kwartaal dat volgt op het afgelopen kalenderjaar.
Als het zelfstandig kinderdagverblijf de opvangactiviteiten stopt, maakt Kind en Gezin een eindafrekening van de aanvullende vergoeding in het kwartaal dat volgt op de stopzetting. ".
Art.4. Artikel 29 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 en 21 oktober 2011, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 29. De bedragen, vermeld in artikel 18/1, 19, 19/1 en 20, worden elk jaar op 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van het gezondheidsindexcijfer tussen 1 oktober van het vorige jaar en 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar.
In afwijking van het eerste lid wordt de verhoging van de bedragen, vermeld in het eerste lid, niet toegepast op 1 januari 2013. ".
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013.
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 april 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
K. PEETERS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
J. VANDEURZEN