Details





Titel:

17 JULI 2002. - Decreet houdende hervorming van de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", afgekort " ONE ". (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-08-2002 en tekstbijwerking tot 23-01-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Oprichting.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Opdrachten.
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - Organisatie.
Afdeling 1. - De Raad van bestuur en het College van het voorzitterschap.
Art. 7-16
Afdeling 2. - Opleiding van de bestuurders.
Art. 17
Afdeling 3. - Subregionale comités.
Art. 18-19
Afdeling 4. - Wetenschappelijke raad.
Art. 20-21
Afdeling 5. - De raad van advies.
Art. 22
Afdeling 6. - [1 Het programmatiecomité.]1
Art. 22/1, 22/2, 22/3, 22/4, 22/5
HOOFDSTUK IV. - Beheer.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 23-25
Afdeling 2. - Het beheerscontract.
Art. 26-27
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 28-31, 31/1, 32-33



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1954031601  1983023252 



Uitvoeringsbesluit(en):

2003029022  2003029199  2003029219  2003029247  2003029313  2003029327  2003029405  2003029428  2003029537  2003201722  2003201930  2003202060  2004029068  2004029069  2004029131  2004029266  2004029272  2004200131  2004200320  2004201542  2004201543  2004201955  2004202076  2004202077  2004202083  2004202109  2004202381  2004202386  2004A02077  2004A02381  2004A02386  2005029174  2005029334  2005201023  2005202807  2006029181  2006029190  2006201728  2006202862  2007029268  2007200190  2007200281  2007200391  2007200564  2007200943  2008029091  2008029092  2008029250  2008029393  2008029446  2008029581  2008029597  2008A29581  2009029001  2009029012  2009029033  2009029181  2009029362  2009029499  2009029500  2009029558  2009029887  2009029896  2009029910  2009A29910  2010029217  2010029437  2011029090  2011029169  2011029497  2011029545  2012029220  2012029271  2012029400  2012203473  2013029138  2013029289  2013029544  2014029026  2014029107  2014029200  2014029246  2014029319  2014029474  2014029550  2014029628  2014029698  2014029726  2014029751  2014029765  2014029767  2014029791  2014A29628  2015029016  2015029022  2015029070  2015029075  2015029248  2015029250  2015029329  2015029362  2015029616  2015A29329  2016029091  2016029209  2016029214  2016029349  2016029354  2016029478  2017010351  2017010611  2017010701  2017010828  2017011130  2017011132  2017012510  2017013254  2017014331  2017031866  2017032184  2017040261  2017040262  2017040742  2017040866  2017041007  2017A10611  2017A10830  2017A14331  2018010135  2018010137  2018010579  2018010887  2018012622  2018014632  2018030330  2018031227  2018031740  2018032216  2018032502  2018032515  2018040123  2018040626  2018A10579  2018A30330  2018A31227  2018A31740  2018A32502  2018A32515  2019010666  2019010699  2019012173  2019012208  2019012448  2019012477  2019013719  2019013966  2019013970  2019014101  2019014543  2019014576  2019030098  2019030143  2019040336  2019040849  2019041044  2019041511  2019041726  2019041900  2019042362  2019A13970  2019A41726  2020010142  2020020811  2020020988  2020042446  2020043715  2020043736  2020A20811  2020A20988  2021022736  2021030270  2021030420  2021031984  2021040158  2021042125  2021042156  2021042504  2021043684  2022015274  2022015389  2022020235  2022020240  2022032537  2022032767  2022040506  2022040891  2022040899  2022040950  2022041246  2023010073  2023045547  2023046578  2023046816  2023046950  2023048766  2024001010  2024001501  2024002552  2024003750  2024003898  2024203610 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Oprichting.
Artikel 1. Onder de benaming " Office de la Naissance et de l'Enfance " (Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn), afgekort " ONE ", wordt een instelling van openbaar nut, die de rechtspersoonlijkheid heeft, ingesteld, hierna genoemd : de " Dienst ".

HOOFDSTUK II. - Opdrachten.
Art.2.§ 1. De Dienst heeft de volgende opdrachten van openbare dienst :
  1° de begeleiding van het kind binnen en in zijn verhouding met het familiaal leefmilieu en zijn sociale omgeving, hierna " Begeleiding " genoemd;
  2° de opvang van het kind buiten het familiaal leefmilieu, hierna " Opvang " genoemd.
  De opdracht van openbare dienst bedoeld in lid 1, 1°, bestaat uit de volgende operationele opdrachten :
  1° de organisatie van prenatale consultatiebureaus;
  2° de organisatie van consultatiebureaus voor kinderen;
  3° de organisatie van de thuisbegeleiding;
  4° de begeleiding van de ploegen " SOS - Kinderen " die een overeenkomst met de Dienst hebben ondertekend;
  [2 5° het beheer van de diensten voor gezondheidspromotie op school;]2
  [4 6° het beheer van de diensten voor perinatale begeleiding voor gezinnen.]4
  [5 De openbaredienstopdracht bedoeld in het eerste lid, 2 °, is verdeeld in operationele opdrachten die voortvloeien uit andere specifieke wettelijke bepalingen betreffende de organisatie en de werking van de volgende instellingen, structuren en diensten:
   1 ° kinderopvangomgeving;
   2 ° de operatoren van buitenschoolse opvang;
   3 ° vakantiecentra;
   4 ° huiswerkscholen.]5
  [6 ...]6
  § 2. De Dienst heeft als transversale opdrachten :
  1° de steun voor ouderschap;
  2° de gezondheidspromotie en -opvoeding;
  3° de bevordering van de voortgezette vorming van de personen die werkzaam zijn op het gebied van het kinderbeleid;
  4° de begeleiding en de evaluatie van het werk van de personen die op lokaal vlak werkzaam zijn;
  5° de voorlichting van ouders en aanstaande ouders;
  6° de uitvoering [4 ...]4 van opzoekingen, en de verzameling van documentatie op alle gebieden en in verband met zijn opdrachten van openbare dienst, de inwinning en de behandeling van persoonlijke medisch-sociale gegevens betreffende de gezondheid van de moeders of aanstaande moeders, van de ouders en de kinderen [4 , voor de statistieken en de analyse om de evaluatie, het beheer en de sturing te ondersteunen van de opdrachten die toegewezen worden aan de Dienst, in voorkomend geval, in samenwerking met externe instellingen]4;
  7° de evaluatie van de toestand, van de evolutie van de behoeften en van de vernieuwende ervaringen en, in voorkomend geval, het voorleggen van voorstellen betreffende nieuwe initiatieven;
  [3 8° de programma's voor de preventieve geneeskunde.]3
  [7 De regering beslist over programma's voor preventieve geneeskunde met betrekking tot neonatale screening op aangeboren afwijkingen en doofheid en tot vaccinaties.]7
  § 3. De Dienst zal zijn opdrachten uitoefenen met het oog op doeltreffendheid en met inachtneming van de volgende handelingsprincipes :
  1° de algemeenheid, de niet-discriminatie en de toegankelijkheid voor iedereen;
  2° de kwaliteit van de aangeboden diensten;
  3° de goede behandeling;
  4° de deelneming van de optredende personen;
  5° het handelen met partners.
  [8 4. Iedereen die betrokken is bij de uitvoering van dit decreet zorgt ervoor dat elk kind met respect voor zijn persoon en individualiteit wordt behandeld en niet wordt onderworpen aan enige vorm van fysiek of psychologisch geweld. Dit geldt voor alle vormen van fysiek, psychisch of verbaal geweld, met inbegrip van het geweld dat wordt gepleegd met een educatief doel om bepaald gedrag te corrigeren of een kind te straffen.]8
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/35, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 06-08-2009>
  (2)<DFG 2014-12-04/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DFG 2014-12-04/16, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DFG 2018-11-14/10, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 18-12-2018>
  (5)<DFG 2019-02-21/08, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (6)<DFG 2019-02-21/08, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (7)<DFG 2021-12-15/13, art. 69, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (8)<DFG 2023-10-05/23, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 02-02-2024>

Art.3.Na het advies van de Dienst te hebben ingewonnen, kan de Regering de voorwaarden vaststellen waaronder instellingen en diensten voor begeleiding en opvang door de Dienst [1 en de transversale opdrachten]1 kunnen worden erkend, waarbij voorkeur wordt gegeven aan de projecten die in het kader van de in artikel 2, § 3, bepaalde beginselen tot stand worden gebracht.
  Na het advies van de Dienst te hebben ingewonnen, kan de Regering de voorwaarden en nadere regels vaststellen volgens welke de erkenning door de Dienst het recht op de toekenning van subsidies kan openen.
  De in de leden 1 en 2 bedoelde adviezen van de Dienst worden op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering gegeven. Wanneer de Regering die adviezen aanvraagt, worden die binnen een termijn van één maand uitgebracht. Wordt het advies door de Dienst niet binnen de in lid 3 bedoelde termijn gegeven, dan kan de Regering de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden vaststellen.
  ----------
  (1)<DFG 2018-11-14/10, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 18-12-2018>

Art.4. Binnen de perken vastgesteld bij dit decreet en overeenkomstig het beheerscontract bedoeld in artikel 26 en zijn organiek reglement bedoeld in artikel 14, kan de Dienst alle activiteiten en handelingen, van welke aard ook, uitvoeren, die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de uitoefening van zijn in artikel 2 bedoelde opdrachten of die ertoe bijdragen de vervulling ervan mogelijk te maken of te vergemakkelijken.

Art.5.De inkomsten van de Dienst zijn :
  1° de subsidies die door de Franse Gemeenschap en door andere overheidsdiensten worden toegekend;
  2° de opbrengst van de dienstprestaties of van de verkoop van opvoedingsmaterieel en ander materieel;
  3° de opbrengst van de verhuring of van de toekenning van het recht om gebruik te maken van een bestanddeel van het patrimonium van de Dienst;
  4° het geheel of een deel van de bijdragen van de ouders of derden in de kosten van de diensten die door de Dienst worden gesubsidieerd. De Regering stelt de bedragen van die bijdragen en het deel van die bedragen die aan de Dienst toekomen, vast. De Regering bepaalt de herverdeling van de bijdragen over de Diensten die door de Dienst worden gesubsidieerd volgens door haar nader te bepalen regels. De nadere regels voor de inning van de bijdragen worden door de Dienst bepaald en aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd;
  5° de terugvordering van bedragen die ten onrechte werden uitbetaald in de loop van een vorig dienstjaar;
  6° de financiële opbrengsten van geldbeleggingen;
  7° de opbrengst van de door de Dienst georganiseerde inschrijvingen;
  8° de schenkingen en legaten aan de Dienst;
  9° het patrimonium afkomstig uit het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn;
  10° de opbrengst van de door de Dienst aangegane leningen.
  [1 Voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, 1°, bepaalt de Regering, in voorkomend geval, voor de gegevens betreffende de tewerkstelling, de gegevens uit de geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling die werd opgericht binnen het secretariaat-generaal en bepaald wordt door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap. De overzending en het gebruik van die gegevens geschieden met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en van de besluiten ter uitvoering ervan [2 ...]2.]1
  ----------
  (1)<DFG 2007-10-19/49, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
  (2)<DFG 2018-11-14/10, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 18-12-2018>

Art.6.[1 § 1. Iedereen die geen deel uitmaakt van de gezinsleefomgeving van het kind en die de opvang van kinderen jonger dan twaalf organiseert, moet vooraf een verklaring afleggen bij de O.N.E. en het om de drie jaar vernieuwen volgens de voorwaarden die de O.N.E. stelt.
   Zijn vrijgesteld van de aangifteplicht als bedoeld in het vorige lid:
   1 ° de inrichtende machten van de instellingen, structuren en diensten bedoeld in artikel 2, § 1, derde lid;
   2 ° de inrichtende machten van categorieën van diensten of instellingen die op een door de Regering opgestelde lijst voorkomen.
   § 2. De inrichtende machten van de instellingen, structuren en diensten bedoeld in artikel 2, § 1, derde lid, moeten zich houden aan een door de Regering na advies van de O.N.E. vastgestelde opvangkwaliteitscode.
   Het advies van de O.N.E. wordt uitgebracht volgens de nadere regels bepaald in artikel 3, derde lid.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-02-21/08, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK III. - Organisatie.
Afdeling 1. - De Raad van bestuur en het College van het voorzitterschap.
Art.7.§ 1. De Dienst wordt bestuurd door een Raad van bestuur die uit zes leden samengesteld is.
  De leden van de raad van bestuur worden benoemd door de Regering op grond van de kandidaturen die worden ingediend overeenkomstig een oproep die deze in het Belgisch Staatsblad laat bekendmaken en bij toepassing van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties die erkend zijn binnen de Raad van de Franse Gemeenschap, met toepassing van de methode van d'Hondt, waarbij geen rekening wordt gehouden met de politieke fracties die de democratische beginselen niet zouden in acht nemen die, inzonderheid, uitgevaardigd zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, onderschatten, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.
  De voorzitter van de raad van advies, de voorzitter van de wetenschappelijke raad, de coördinator van het Waarnemingscentrum voor Kind, Jeugd en Hulpverlening aan de jeugd worden in de raad van bestuur uitgenodigd. [1 De Voorzitter van het Programmatiecomité wordt uitgenodigd op de raad van bestuur wanneer een voorstel of een advies van het Programmatiecomité op de agenda staat.]1
  § 2. De bestuurders worden benoemd op grond van het aanvullend karakter van hun bevoegdheden in de aangelegenheden betreffende de kinderen, meer bepaald in verband met de opdrachten van de Dienst, en het openbaar beheer, inzonderheid in zijn begrotings- en rechtsaspecten.
  [2Twee leden van de raad van bestuur worden benoemd door de Regering op eensluidend advies, voor het eerste, van de Regering van het Waalse Gewest, en voor het tweede, van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Indien een van beide of allebei eensluidende adviezen niet uitgebracht wordt(-en) binnen een termijn van 6 maanden na de vorming van de Regering ten gevolge van de vernieuwing van de Raad van de Franse Gemeenschap, komt het de Regering toe het lid of de leden te benoemen waarvoor geen eensluidend(e) advies(-zen) werd uitgebracht, overeenkomstig de bepalingen bedoeld bij § 1 en bij het eerste, het derde en het vierde lid van deze paragraaf, onder de kandidaturen bedoeld bij het tweede lid van § 1.]2
  De raad van bestuur is samengesteld uit hoogstens twee derde van de leden van hetzelfde geslacht.
  Hoogstens één derde van de raad van bestuur heeft de hoedanigheid van personeelslid of van verantwoordelijke van een dienst of een instelling bedoeld in artikel 2; hoogstens één derde van de raad van bestuur heeft de hoedanigheid van verkozen of benoemde politieke mandataris.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/35, art. 2, 1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DFG 2009-03-26/35, art. 2,2°, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art.8. De raad van bestuur vergadert ten minste tien keer per jaar.

Art.9. § 1. De bestuurders worden benoemd binnen de drie maanden die volgen op de vorming van de Regering ingevolge de vernieuwing van de Raad van de Franse Gemeenschap [1Onverminderd artikel 7, § 2, tweede lid]1. De hoedanigheid van lid is onverenigbaar :
  1° met de hoedanigheid van lid van een Regering, een ministerieel kabinet, of van parlementsattaché;
  2° met de hoedanigheid van lid van een wetgevende vergadering op Europees, federaal, Gemeenschaps- en Gewestniveau en van een provincieraad;
  3° met de hoedanigheid van provinciegouverneur, Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;
  4° met de hoedanigheid van personeelslid van de Dienst;
  5° met de hoedanigheid van lid van een subregionaal comité;
  6° met de uitoefening van een ambt die een conflict van persoonlijk of functioneel belang kan veroorzaken, ingevolge de uitoefening van het ambt of het feit dat men interesten bezit in een maatschappij of een organisatie die een activiteit uitoefent die in directe concurrentie staat met die van de Dienst;
  7° met de hoedanigheid van externe adviseur of regelmatig adviseur van de Dienst, tegen betaling;
  8° met het toebehoren tot een vereniging die de democratische beginselen niet in acht neemt die, inzonderheid, uitgevaardigd zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, onderschatten, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.
  Als een lid van de raad van bestuur aftreedt, overlijdt of wordt ontslagen, wordt het vervangen volgens dezelfde procedure als voor zijn benoeming. De plaatsvervanger voleindigt het mandaat van het lid dat afgetreden, overleden of ontslagen is.
  § 2. De Regering kan, inzonderheid op de voordracht van de raad van bestuur van de Dienst, het lid van de raad van bestuur ontslaan dat :
  1° een daad heeft verricht die onverenigbaar is met de opdrachten van de Dienst, zoals die bepaald zijn in artikel 2;
  2° een zware tekortkoming of nalatigheid heeft begaan bij de uitoefening van zijn mandaat;
  3° zonder wettige reden zijn mandaat niet heeft uitgeoefend, onder meer als het meer dan drie keer opeenvolgend niet aanwezig is geweest bij de vergaderingen van de raad van bestuur;
  4° een onverenigbare activiteit, zoals bepaald in § 1, lid 1, 8°, uitoefent;
  5° een bepaling schendt van het handvest van de openbare bestuurder dat door de Regering wordt vastgesteld krachtens het decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle op de instellingen van openbaar nut en de overheidsbedrijven die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.
  De raad van bestuur van de Dienst hoort de betrokkene, voordat hij het ontslag van deze aan de Regering voorstelt.
  De betrokkene wordt door de Regering gehoord, voordat over zijn ontslag wordt beslist.
  § 3. Ieder lid van de raad van bestuur dat een onverenigbaarheid zoals bepaald in § 1, 1° tot 7°, vertoont, wordt van rechtswege ontslagen.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/35, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art.10. De Regering benoemt onder de bestuurders bedoeld in artikel 7, § 1, lid 2, een voorzitter en drie ondervoorzitters, die tot verschillende democratische politieke fracties behoren.

Art.11. Het College van het voorzitterschap is samengesteld uit de voorzitter en de ondervoorzitter.
  Het College van het voorzitterschap stelt de agenda van de vergaderingen van de raad van bestuur op overeenkomstig de bepalingen bedoeld in het organiek reglement bedoeld in artikel 14.
  In dringende gevallen wordt het College van het voorzitterschap ertoe gemachtigd de leden van de raad van bestuur bedoeld in artikel 7, § 1, lid 1, bijeen te roepen, om elke nuttige beslissing te treffen. De dringende noodzakelijkheid wordt behoorlijk gemotiveerd tijdens de vergadering van de raad van bestuur die volgt op de vergadering die dringend door het College van het voorzitterschap werd belegd.
  De commissarissen van de Regering wonen de vergaderingen bij die krachtens lid 3 dringend worden belegd.

Art.12. De Raad van de Franse Gemeenschap hoort de leden van het College van het voorzitterschap binnen de drie maanden die volgen op hun benoeming.

Art.13. § 1. Uiterlijk 1 september zendt de Dienst aan de Regering een jaarlijks verslag over de activiteiten van het vorige jaar over.
  § 2. Op grond van dit verslag, nodigt de Regering de leden van de raad van bestuur uit voor een vergadering besteed aan de evaluatie van de actie van de Dienst.
  De Regering zendt het verslag aan de Raad van de Franse Gemeenschap over binnen de maand die volgt op zijn akteneming.
  § 3. Inzonderheid op grond van het verslag, geeft het College van het voorzitterschap collegiaal en jaarlijks rekenschap van zijn actie aan de Raad van de Franse Gemeenschap.

Art.14. De raad van bestuur stelt een organiek reglement vast dat de wijze bepaalt waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent.
  Het organiek reglement bepaalt de perken binnen welke en de vormen waarin de raad sommige bevoegdheden kan delegeren aan zijn voorzitter, de ondervoorzitters, de administrateur-generaal en de subregionale comités.
  De raad van bestuur kan echter niet de volgende delegaties uitvoeren :
  1° de bepaling van het algemeen beleid van de Dienst;
  2° de goedkeuring van het beheerscontract;
  3° de goedkeuring van de begroting en de jaarlijkse rekeningen;
  4° de goedkeuring van de door de Regering aangevraagde adviezen;
  5° de goedkeuring van de adviezen die op eigen initiatief aan de Regering worden gegeven;
  6° elke programmering van de opening van opvangplaatsen;
  7° de benoeming van de leden van de subregionale comités.
  Dat reglement wordt vooraf aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd, samen met een verslag van de commissarissen van de Regering.

Art.15.[1 Onder de verantwoordelijkheid van de administrateur-generaal, wordt het secretariaat van de raad van bestuur door de adjunct-directeur-generaal - deskundige waargenomen.
   Het secretariaat van de raad van bestuur is inzonderheid belast met :
   1° de voorbereiding van het ontwerp van agenda;
   2° het toezicht op de voorbereiding van de nota's die tijdens de vergadering behandeld zullen worden;
   3° onverminderd artikel 23, eerste lid, het zorgen voor de follow-up, door het bestuur, met gezag erover, van de genomen beslissingen.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/35, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 06-08-2009>

Art.16. De zetel van de Dienst wordt door de Regering vastgesteld.

Afdeling 2. - Opleiding van de bestuurders.
Art.17. In het jaar dat volgt op de aanstelling van de bestuurders, worden opleidingssessies betreffende de evolutie van het statuut en het ambt van openbare bestuurder ten opzichte van de evolutie op wetgevings-, sociaal, verordenings- en beheersniveau op dat gebied door de Dienst georganiseerd.
  De raad van bestuur keurt elk jaar een informatieverslag goed over de opleiding die door de bestuurders wordt gevolgd, en zendt dit jaarlijks aan de Regering over.

Afdeling 3. - Subregionale comités.
Art.18. § 1. Er worden zes subregionale comités opgericht, waarvan de territoriale bevoegdheid zich respectief tot de provincies Waals Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen, alsook tot het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad uitstrekt.
  § 2. Elk comité is samengesteld uit negen leden, benoemd door de raad van bestuur van de Dienst op de voordracht van de instellingen en diensten die werkzaam zijn op het gebied van de opdrachten van de Dienst, en die gevestigd zijn in het gebied van elk subregionaal comité overeenkomstig een door de raad van bestuur georganiseerde oproep tot het publiek. Deze beslist, overeenkomstig de regels bepaald in zijn organiek reglement, over elk van de benoemingen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.
  De raad van bestuur zorgt ervoor dat, onder de negen leden van elk subregionaal comité, ten minste de volgende personen aanwezig zijn :
  a) een vertegenwoordiger van een inrichtende macht van opvangvoorzieningen;
  b) een vertegenwoordiger van een inrichtende macht van consultatiebureaus;
  c) een arts van consultatiebureaus.
  De leden van elk subregionaal comité worden benoemd op grond van het aanvullend karakter van hun bevoegdheden op het gebied van de aangelegenheden betreffende de kinderen, meer bepaald in verband met de opdrachten van de Dienst, van het openbaar beheer, inzonderheid betreffende de budgettaire en juridische aspecten.
  De subregionale comités zijn samengesteld uit ten hoogste twee derde van de leden van hetzelfde geslacht.
  § 3. Het mandaat van de leden van de subregionale comités eindigt drie maanden na de installatie van de raad van bestuur.
  § 4. Elk subregionaal comité kiest uit zijn midden een voorzitter en drie ondervoorzitters.

Art.19. De subregionale comités stellen hun reglement vast dat aan de raad van bestuur ter goedkeuring worden voorgelegd. Dezelfde procedure wordt toegepast voor elke wijziging van het reglement van de subregionale comités. Deze voeren de opdrachten uit die hun door de raad van bestuur in zijn organiek reglement worden toevertrouwd, onder de voorwaarden die deze bepaalt.

Afdeling 4. - Wetenschappelijke raad.
Art.20. § 1. Er wordt een wetenschappelijke raad opgericht.
  De wetenschappelijke raad is samengesteld uit maximaal achttien leden, benoemd door de raad van bestuur van de Dienst na een door deze georganiseerde oproep tot het publiek. De raad van bestuur beslist, overeenkomstig de regels bepaald in zijn organiek reglement, over elk van de benoemingen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.
  Bovendien worden de scholen voor volksgezondheid van de Franse Gemeenschap elk door een lid binnen de wetenschappelijke raad vertegenwoordigd. Ten minste één derde, ten hoogste twee derde, van de leden van de wetenschappelijke raad zijn artsen. Deze, die inzonderheid uit de universitaire kringen afkomstig zijn, worden gekozen op grond van hun bevoegdheden inzake begeleiding.
  De leden van de wetenschappelijke raad worden benoemd op grond van het aanvullend karakter van hun bevoegdheden op het gebied van de aangelegenheden betreffende de kinderen, inzonderheid in verband met de opdrachten van de Raad bedoeld in artikel 21.
  § 2. De wetenschappelijke raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast dat aan de raad van bestuur ter goedkeuring wordt voorgelegd.
  § 3. De wetenschappelijke raad kiest uit zijn midden een voorzitter en drie ondervoorzitters.

Art.21. De wetenschappelijke raad heeft als opdracht :
  1° de vraagstukken te onderzoeken die door de raad van bestuur worden voorgelegd, en de opzoekingen te doen die hem door de raad van bestuur werden toevertrouwd;
  2° aan de raad van bestuur alle voorstellen te doen die hij nuttig acht voor de psychisch-medisch-sociale organisatie van de projecten en diensten inzake begeleiding;
  3° de aanpassing van de begeleidingsopdracht aan de wetenschappelijke vooruitgang en aan de evolutie van de maatschappij te onderzoeken.

Afdeling 5. - De raad van advies.
Art.22.Er wordt een raad van advies opgericht, die, volgens door de Regering vast te stellen bepalingen, samengesteld is uit :
  1° vertegenwoordigers van de werknemers;
  2° vertegenwoordigers van de werkgevers;
  3° vertegenwoordigers van organisaties die vrouwen of gezinnen vertegenwoordigen [2 van de leden die erkend zijn in het kader van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding]2;
  4° vertegenwoordigers van organisaties, met uitsluiting van de onder 1°, 2°, 3° en 5°, vermelde organisaties, die in de sector van het jonge kind werkzaam zijn [1 en de jeugd]1;
  5° vertegenwoordigers van organisaties die werkzaam zijn op het gebied van vorming, onderzoek of informatie in de sector van het jonge kind, met uitsluiting van de organisaties vermeld onder 1°, 2°, 3° en 4°, die een subsidie hebben ontvangen ten laste van de kredieten uitgetrokken op de begroting van de Franse Gemeenschap of de " Office de la Naissance et de l'Enfance ";
  6° vertegenwoordigers van de waarnemingscentra voor het kinderwelzijn, waarvan één afkomstig uit het Waarnemingscentrum voor Kind, Jeugd en Hulpverlening aan de Jeugd, ingesteld door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 juni 1998 betreffende het Waarnemingscentrum voor Kind, Jeugd en Hulpverlening aan de Jeugd, en één afkomstig uit het Waarnemingscentrum, ingesteld door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 juli 1991 houdende oprichting van het Waarnemingscentrum voor het Kind en tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van het Waarnemingscentrum voor het Kind;
  7° [1 een vertegenwoordiger(ster) van de diensten voor gezondheidspromotie voorgedragen door de Commissie voor gezondheidspromotie;]1
  8° vertegenwoordigers van de subregionale comités.
  [1 De Regering stelt de leden van de Adviesraad aan, overeenkomstig het eerste lid voor een periode van vijf jaar. Ze stelt voor elk werkend lid een plaatsvervangend lid aan, volgens dezelfde procedure als voor de werkende leden. Ze stelt een voorzitter(ster) en twee ondervoorzitters(sters) aan, op advies van de Adviesraad, onder de werkende leden van de Adviesraad ten laatste binnen de drie maanden volgend op de benoeming van de leden van de subregionale comités bedoeld in artikel 18 en ten laatste binnen de 9 maanden na de benoeming van de leden van de Raad van bestuur bedoeld in artikel 7.]1
  De voorzitter en de ondervoorzitters zijn afkomstig uit drie verschillende categorieën onder de categorieën 1° tot 8° bedoeld in lid 1.
  Een enkele van die personen kan afkomstig zijn uit de categorieën 1° of 2° bedoeld in lid 1.
  De Regering keurt het huishoudelijk reglement van de raad van advies goed op de voordracht van deze.
  Die raad heeft als opdracht een advies te geven over elk vraagstuk in verband met de opdrachten van de Dienst zoals bepaald in hoofdstuk II.
  De adviezen worden gegeven op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering of van de raad van bestuur. De adviezen worden door toedoen van de raad van bestuur overgezonden.
  ----------
  (1)<DFG 2018-11-14/10, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 18-12-2018>
  (2)<DFG 2021-03-11/22, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 02-04-2021>

Afdeling 6. - [1 Het programmatiecomité.]1   ----------   (1)
Art. 22/1.[1 Er wordt een Programmatiecomité opgericht, samengesteld, volgens de bepalingen getroffen door de Regering, uit :
   1° vijf vertegenwoordigers van de interprofessionele verenigingen die de werknemers vertegenwoordigen;
   2° vijf vertegenwoordigers van de intersectoriële verenigingen die de werknemers vertegenwoordigen;
   3° vijf vertegenwoordigers die de gezinnen vertegenwoordigen.
   De administrateur-generaal van de O.N.E. of diens vertegenwoordiger, de commissarissen van de Regering bij de O.N.E., een vertegenwoordiger van het Waalse Gewest en een vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschapscommissie worden uitgenodigd op het Programmatiecomité, zonder stemgerechtigd te zijn.
   De leden van het Programmatiecomité bedoeld bij het eerste lid worden door de Regering benoemd op de voordracht van de verenigingen bedoeld bij het eerste lid. Hun mandaat verstrijkt op hetzelfde ogenblik als het mandaat van de leden van de raad van bestuur.
   De Regering benoemt tevens, voor ieder werkend lid bedoeld bij het eerste lid, en plaatsvervangend lid, en dit onder dezelfde voorwaarden als deze geldig voor de werkende leden.
   Het Programmatiecomité wordt samengesteld uit maximum twee derde van leden van hetzelfde geslacht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-03-26/35, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 22/2.[1 Om de twee en een half jaar wijst het Programmatiecomité onder zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en twee ondervoorzitters aan. De voorzitter en de twee ondervoorzitters komen voort uit iedere van de drie categorieën bedoeld bij artikel 22/1, eerste lid.
   Iedere van de drie ledencategorieën bedoeld bij artikel 22/1, eerste lid, neemt beurtelings het voorzitterschap waar van het Programmatiecomité voor een periode van twee en een half jaar. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-03-26/35, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 22/3.[1 Het Programmatiecomité is belast met :
   1° op de aanvraag van de raad van bestuur, wanneer beslist wordt over het beginsel van een programmering voor de milieus voor collectieve opvang, het verwoorden van een voorstel van programmatiecriteria inzake opvang;
   2° op de aanvraag van de raad van bestuur, wanneer beslist wordt over het beginsel van een programmering voor de milieus voor collectieve opvang, het uitbrengen van adviezen over een voorstel van programmatiecriteria inzake opvang verwoord door de Office op basis van artikel 22/5, § 3;
   3° op eigen initiatief of op de aanvraag van de raad van bestuur of van de Regering, het verlenen van adviezen ten behoeve van de raad van bestuur over het opvangbeleid.
   Onder " programmatie " in de zin van deze bepaling dient verstaan te worden een publieke oproep tot de kandidaten bestemd voor de milieus voor collectieve opvang om de diensten of instellingen te bepalen die, desnoods, met toepassing van vastgestelde programmatiecriteria, een erkenning en/of een subsidiëring zullen kunnen genieten. De procedure voor de inrichting van programmeringen en de programmatiecriteria worden in de beheersovereenkomst bedoeld bij de artikelen 26 en 27, bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-03-26/35, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 22/4.[1 Enkel als hij vooraf aan het Programmatiecomité een voorstel overeenkomstig artikel 22/3, 1° of een advies overeenkomstig artikel 22/3, 2° heeft aangevraagd, kan de Office een voorstel aan de Regering richten voor de beheersovereenkomst of een wijziging ervan om er programmatiecriteria in te voegen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-03-26/35, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 22/5.[1 § 1. [2 Om geldig te beraadslagen moet de meerderheid van de stemgerechtigde leden waarvan ten minste twee leden in elke categorie bedoeld in artikel 22/1, eerste lid, aanwezig zijn tijdens de vergaderingen van het Programmatiecomité.
   De voorstellen en adviezen van het Programmatiecomité worden genomen bij de tweederde meerderheid van de aanwezige leden, alsook bij de meerderheid van de leden aanwezig in elke categorie van de leden bedoeld in artikel 22/1, eerste lid.]2
   De voorstellen en adviezen van het Programmatiecomité worden aan de raad van bestuur overgezonden of door toedoen van deze laatste aan de Regering.
   De voorstellen en adviezen van het Programmatiecomité, zoals bedoeld bij artikel 22/3, 1° en 2°, worden uitgebracht binnen een termijn van 45 dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag om voorstel gericht aan de voorzitter van het Programmatiecomité. Eenmaal deze termijn verstreken, neemt de raad van bestuur stelling.
   De adviezen van het Programmatiecomité, zoals bedoeld bij artikel 22/3, 3°, worden uitgebracht binnen een termijn van 45 dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag om advies gericht aan de voorzitter van het Programmatiecomité.
   Daarenboven neemt het Programmatiecomité een huishoudelijk reglement aan dat aan de goedkeuring van de Regering wordt voorgelegd.
   § 2. De raad van bestuur neemt een beslissing over het voorstel van het Programmatiecomité bedoeld bij artikel 22/3, 1° of na het advies verleend krachtens artikel 22/3, 2°, binnen een maximale termijn van 45 dagen vanaf de ontvangst van het voorstel of het advies door de voorzitter van de raad van bestuur. Eenmaal deze termijn verstreken, moet de raad van bestuur het voorstel aannemen of het advies volgen.
   Indien de twee derden van de aanwezige leden van de raad van bestuur niet akkoord gaan met het voorstel of het advies, bekleedt de raad van bestuur zijn onenigheid met redenen en wordt een nieuw voorstel of advies aan het Programmatiecomité gevraagd. Dit laatste zendt zijn nieuwe voorstel of advies aan de raad van bestuur over binnen een termijn van 20 dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag door de voorzitter van het Programmatiecomité.
   De raad van bestuur neemt stelling over dit nieuwe voorstel of ten gevolge van dit nieuwe advies.
   § 3. Er kan een procedure om dringende redenen bij wijze van uitzondering ingesteld worden door de raad van bestuur. Het instellen van deze procedure dient degelijk met redenen omkleed te worden. In dergelijk geval zendt de Office een voorstel over aan het Programmatiecomité dat zijn advies moet uitbrengen binnen de 14 dagen na de ontvangst ervan door de voorzitter van het Programmatiecomité. Eenmaal deze termijn verstreken, wordt het advies als gunstig geacht. De raad van bestuur neemt een beslissing over dit advies.
   § 4. De programmatiecriteria eenmaal door de Office aangenomen, worden voorgelegd als voorstel van beheersovereenkomst of wijziging van de beheersovereenkomst aan de Regering, met het voorstel van het Programmatiecomité of het advies dat het over het voorstel ten behoeve van de Office heeft uitgebracht.
   Indien deze programmatiecriteria gewijzigd worden tijdens onderhandelingen tussen de Regering en de raad van bestuur, kan over deze geen nieuw advies door het Programmatiecomité verleend worden, behoudens als de Regering het aanvraagt.
   De programmatiecriteria, zodra ze aangenomen werden door de Office en de Regering, worden ter informatie aan het Programmatiecomité toegezonden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-03-26/35, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DFG 2018-11-14/10, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 18-12-2018>

HOOFDSTUK IV. - Beheer.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.23. De diensten van de Dienst staan, onder het gezag van de raad van bestuur, onder leiding van een administrateur-generaal aangesteld door de Regering na advies van de raad van advies bedoeld in artikel 22 en van de raad van bestuur over de kandidaturen.
  [1 Op het voorstel van de raad van bestuur, genomen bij een tweederde meerderheid, wijst de Regering, bij overlegd besluit, een adjunct-directeur-generaal - deskundige van rang 15 aan die ermee belast wordt de administrateur-generaal met expertise bij te staan in het kader van zijn directie bedoeld bij het eerste lid.
   De administrateur-generaal kan, onder zijn eigen gezag, een deel of het geheel van zijn bevoegdheden aan de directeur-generaal - deskundige delegeren.]1
  De administrateur-generaal woont de vergaderingen van de raad van bestuur en van het college van het voorzitterschap met adviserende stem bij.
  De administrateur-generaal, of, bij diens afwezigheid, de persoon die daartoe door de administrateur-generaal aangesteld wordt, vertegenwoordigt de Dienst in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/35, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 06-08-2009>

Art.24. § 1. De statuten van de administrateur-generaal en zijn bezoldiging worden door de Regering vastgesteld.
  § 2. De Regering stelt de personeelsformatie, het statuut, de bezoldigingen en de vergoedingen van het personeel vast.
  ([1 Onverminderd de §§ 1 en 2/1., wordt het personeel aangeworven, benoemd, bevorderd of aangesteld overeenkomstig de bepalingen die door de Regering zijn vastgelegd.]1.) <DFG 2003-02-27/63, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 11-07-2003>
  [1 § 2/1. De adjunct-directeur-generaal - deskundige geniet het geldelijk statuut en het pensioenstelsel van de ambtenaren van dezelfde rang van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en beschikt over dezelfde logistieke middelen als de administrateur-generaal.
   De adjunct-directeur-generaal - deskundige vervult de algemene voorwaarden voor de toegang tot een openbaar ambt bedoeld bij artikel 1, § 3 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/35, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 06-08-2009>

Art.25. Het financieel beheer van de Dienst wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en van de besluiten ter uitvoering van die wet.
  De Regering keurt het rekeningenstelsel, de evaluatie- en afschrijvingsregels van de Dienst.
  De nettowinst is het saldo van de resultatenrekening die in het rekeningenstelsel bepaald is, na dotatie aan de door de Regering toegestane afschrijvingen en voorzieningen.
  Onder voorbehoud van de goedkeuring door de Regering, bestemt de raad van bestuur de nettowinst van het dienstjaar :
  1° voor de bijzondere reserves, in verhouding tot de inkomsten uit de gelden die een speciale bestemming hebben gekregen door een dotatie, een legaat of een stichting;
  2° voor de aanzuivering van de vroegere tekorten;
  3° voor de overdracht naar het volgende dienstjaar.
  De Regering kan, binnen de Dienst, een Fonds instellen dat wordt gefinancierd overeenkomstig de door haar vast te stellen bepalingen en dat de toekenning van subsidies met een speciale bestemming mogelijk maakt.

Afdeling 2. - Het beheerscontract.
Art.26.§ 1. De Dienst oefent zijn opdrachten uit volgens de richtlijnen en de nadere regels die bepaald zijn in een beheerscontract dat wordt gesloten tussen zijn raad van bestuur, die vooraf met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen zal hebben beslist, en de Regering.
  Bij de onderhandeling over en de sluiting van het beheerscontract, wordt de Franse Gemeenschap door de Regering vertegenwoordigd.
  Over het beheerscontract wordt op initiatief van de Dienst onderhandeld.
  In afwijking van lid 3, wordt over het eerste beheerscontract van de Dienst onderhandeld op initiatief van de Regering op grond van een voorstel dat door deze wordt opgesteld.
  Indien geen akkoord tussen de Regering en de Dienst wordt bereikt op het einde van het beheerscontract, blijft dit contract van rechtswege uitwerking hebben tot de inwerkingtreding van een nieuw beheerscontract of van de beschikking bepaald in het volgende lid. Die verlenging wordt door de Regering in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  Indien geen akkoord wordt bereikt tussen de Regering en de Dienst binnen de zes maanden die volgen op de overzending van het voorstel tot beheerscontract, stelt de Regering alleen de richtlijnen en nadere regels vast volgens welke de Dienst zijn opdrachten uitoefent.
  § 2. Het beheerscontract wordt gesloten voor een periode [1 van vijf jaar ]1 [2 die een anderhalf jaar ten einde loopt na de hernieuwing van het Parlement van de Franse Gemeenschap]2. Het kan in de loop van de uitvoering ervan worden aangepast in onderling overleg volgens de nadere regels bedoeld in § 1, leden 1 en 2.
  § 3. Het beheerscontract regelt onder meer de volgende aangelegenheden :
  1° de taken die de Dienst uitoefent ter uitvoering van zijn opdrachten;
  2° in voorkomend geval, de termijn voor de uitvoering van de taken bedoeld in 1°;
  3° de middelen die aan te wenden zijn om die te bereiken alsook de gedragsregels, de verbintenissen en de doelstellingen die te bereiken zijn ten aanzien van de gebruikers en de personen die werkzaam zijn in deze sector;
  4° de criteria en de nadere regels voor de evaluatie van het beleid in verband met de opdrachten van de Dienst alsook het driemaandelijks verslag over de verwezenlijking;
  5° de vaststelling, de berekening en de nadere regels voor de betaling van de subsidies die eventueel ten laste zijn van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap en die de Franse Gemeenschap beslist te bestemmen voor het dekken van de lasten die, voor de Dienst, voortvloeien uit zijn opdrachten, rekening houdend met de kosten en ontvangsten die specifiek zijn voor die taken en met de exploitatievoorwaarden die door of krachtens de wet, of door het beheerscontract, worden opgelegd, en, betreffende de personeelskosten, met de indexering van de lonen en met de evolutie van de barema's;
  6° de doelstellingen in verband met de financiële structuur van de Dienst;
  7° in voorkomend geval, de regels betreffende de verdeling van de nettowinst;
  8° de vaststelling van een bedrag, wat de onroerende verrichtingen betreft die onderworpen zijn aan de voorafgaande toestemming van de Regering en, in voorkomend geval, de vaststelling van een termijn waarna de toestemming geacht wordt gegeven te zijn;
  9° de gevallen waarin de Regering de terbeschikkingstelling van de diensten van de Dienst krijgt, en de vorm ervan;
  10° de sancties, als de Dienst zijn taken, zijn verbintenissen of zijn doelstellingen bepaald in het beheerscontract, niet naleeft;
  11° de voorwaarden voor de herziening ervan, inzonderheid als gevolg van toevallige gevallen of overmacht.
  § 4. Elke uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde in het beheerscontract wordt voor niet geschreven gehouden.
  Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet is uitgevoerd kan slechts de uitvoering van de verbintenis vorderen alsmede, in voorkomend geval, schadevergoeding, onverminderd de toepassing van eventuele bijzondere sancties bepaald in het beheerscontract.
  § 5. Onverminderd artikel 5, zijn de eventuele algemene financiële verplichtingen van de Franse Gemeenschap ten opzichte van het bedrijf beperkt tot deze die voortvloeien uit de bepalingen van het beheerscontract.
  § 6. [3 Tien maanden vóór het verstrijken van de beheersovereenkomst vraagt de Regering het advies van het Parlement van de Franse Gemeenschap over de bestanddelen van de volgende beheersovereenkomst, zoals voorgesteld in een gedetailleerde intentienota, waarin de omvang wordt gepreciseerd van de opdrachten en diensten die het Office in het kader van zijn volgende beheersovereenkomst zou moeten uitvoeren.
   Het Parlement houdt een brede openbare raadpleging over het belang van de opdracht van het Office en de uitvoering daarvan tijdens de nieuwe beheersovereenkomst.
   Binnen een termijn van vier maanden zendt het Parlement de conclusies van zijn raadpleging toe aan de regering en maakt deze bekend op de website van het Parlement. Aan het eind van deze periode zal de regering de nieuwe beheersovereenkomst met het Office afronden, rekening houdend met deze aanbevelingen.]3
  § 7. Het beheerscontract wordt overgezonden naar de Raad van de Franse Gemeenschap en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/35, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 06-08-2009>
  (2)<DFG 2018-11-14/10, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 18-12-2018>
  (3)<DFG 2021-10-14/20, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 05-12-2021>

Art.27.De uitvoering van het beheerscontract wordt ten minste om de twee jaar geëvalueerd.
  De Regering kan de Dienst vragen om een externe evaluatie van de uitvoering van het beheerscontract te laten verrichten.
  [1 De uitvoering van de beheersovereenkomst wordt ten minste om de twee jaar geëvalueerd. Deze evaluatie wordt voorgelegd aan het Parlement van de Franse Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<DFG 2021-10-14/20, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 05-12-2021>

HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.28. In artikel 1, B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden de woorden " Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE) " ingevoegd op hun plaats in de alfabetische volgorde.

Art.29. De Dienst neemt, wat de Franse Gemeenschap betreft, de rechten en verplichtingen van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn over na de ontbinding ervan.

Art.30. De Regering van de Franse Gemeenschap wijst voor de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", met uitwerking op 1 februari 1987, de personeelsleden aan van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn die naar de Franse Gemeenschap werden overgedragen krachtens het koninklijk besluit van 28 januari 1987 waarbij de personeelsleden van het Nationaal Werk werden overgedragen. De aldus aangewezen personen verwerven de hoedanigheid van personeelslid van de " Office de la Naissance et de l'Enfance " met inachtneming van de bepalingen vastgesteld in het koninklijk besluit van 17 november 1986 waarbij de overgang van de personeelsleden van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn naar de Gemeenschappen wordt geregeld. De " Office de la Naissance et de l'Enfance " moet de rechten in acht nemen die bepaald zijn in het voormelde koninklijk besluit van 17 november 1986 ten gunste van dat personeel.

Art.31. In afwijking van artikel 9, § 1, lid 1, worden de bestuurders, voor de eerste keer bij toepassing van dit decreet, voor uiterlijk 31 oktober 2002 benoemd.
  De bestuurders die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet hun ambt bekleden, worden van ambtswege ontslagen de dag waarop de benoeming van de in lid 1 bedoelde bestuurders in werking treedt.

Art. 31/1. [1 De beheersovereenkomst 2013-2018 wordt verlengd met een duur van twee jaar en blijft van rechtswege uitwerking te hebben tijdens die periode.
   Tijdens deze verlenging zal de beheersovereenkomst met de Dienst aangepast worden om aan de evolutie, de problematieken en de uitdagingen van de Dienst te beantwoorden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2018-11-14/10, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 18-12-2018>


Art.32. Het decreet van 30 maart 1983 houdende oprichting van de " Office de la Naissance et de l'Enfance " wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 20, § 2, lid 1, dat opgeheven wordt op de dag van de inwerkingtreding van het decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle op de instellingen van openbaar nut en de overheidsbedrijven die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.

Art. 33. Dit decreet treedt in werking op 1 augustus 2002 met uitzondering van artikel 18, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juni 2004, en van artikel 9, § 2, 5°, dat in werking treedt op de datum van inwerkingtreding van het decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle op de instellingen van openbaar nut en de overheidsbedrijven die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.