18 APRIL 2003. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende de Gedragscode voor de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut (VERTALING).(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-07-2003 en tekstbijwerking tot 29-02-2008)
TITEL I. - Toepassingsgebied - Definities.
Art. 1
TITEL II. - De betrekkingen met de Franse Gemeenschap.
HOOFDSTUK 1. - Bij de uitoefening van de ambten.
Art. 2-9
HOOFDSTUK 2. - Recht op vrijheid van meningsuiting.
Art. 10-12
HOOFDSTUK 3. - Gedrag buiten de uitoefening van een ambt - Cumulatie en onverenigbaarheden.
Art. 13-17
TITEL III. - Betrekkingen met de gebruikers en verwerking van persoonsgegevens.
HOOFDSTUK 1. - Betrekkingen met de gebruikers.
Art. 18-21
HOOFDSTUK 2. - Verwerking van persoonsgegevens.
Art. 22-23
TITEL IV. - Betrekkingen binnen de administratieve eenheden.
Art. 24-29
TITEL V. - De Commissie voor deontologie.
HOOFDSTUK I. - Definitie - Opdrachten.
Art. 30-31
HOOFDSTUK 2. - Hoe de Commissie aangezocht wordt : procedure.
Art. 32-40
TITEL VI. - Specifieke gedragscodes.
Art. 41-50
TITEL VII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 51-56
TITEL I. - Toepassingsgebied - Definities.
Artikel 1. De Gedragscode, hierna " de Code " genoemd, is het geheel van de beginselen, regels en gewoonten die ieder personeelslid van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, moet naleven.
Onder personeelslid in de zin van deze Code dient te worden verstaan, " iedere persoon die in ongeacht welke hoedanigheid binnen de in lid 1 bedoelde Diensten en instellingen tewerkgesteld is ".
TITEL II. - De betrekkingen met de Franse Gemeenschap.
HOOFDSTUK 1. - Bij de uitoefening van de ambten.
Art.2. De personeelsleden oefenen hun ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische en functionele meerderen.
Zij dienen daartoe de van kracht zijnde wetten en verordeningen alsmede de richtlijnen van de overheid waartoe zij behoren, na te leven.
Het personeelslid is eveneens gehouden tot een algemene loyaliteitsplicht tegenover de Franse Gemeenschap zelf.
Art.3. Het gedrag van het personeelslid is objectief, gematigd en waardig.
Art.4. Indien het personeelslid een bevel van zijn hiërarchische meerderen krijgt dat het als blijkbaar tegenstrijdig met de legaliteit acht, brengt het die zonder verwijl op de hoogte van de redenen waarom het dit bevel als onregelmatig acht.
Wordt het bevel bevestigd, dan kan het personeelslid de zaak aanhangig maken bij de Voorzitter van de Commissie voor deontologie bedoeld in Titel V van dit besluit. Terwijl de zaak bij de Voorzitter van de Commissie wordt onderzocht, wordt het bevel geschorst.
Uiterlijk binnen de vijf werkdagen die volgen op de dag waarop de zaak voor behandeling werd voorgelegd, heft de Voorzitter van de commissie of diens afgevaardigde de schorsing van het bevel op of bevestigt die schorsing. Als geen beslissing binnen de vereiste termijn wordt genomen, dan wordt de schorsing van het bevel opgeheven. De Commissie voor deontologie doet uitspraak binnen een termijn van één maand. Ze beslist ofwel uitspraak te doen over de legaliteit van het bevel, ofwel de uitspraak uit te stellen met het oog op aanvullend onderzoek, en, in afwachting daarvan, de schorsing van het bevel te bevestigen of op te heffen. Als geen beslissing binnen de vereiste termijn wordt genomen, dan wordt de schorsing van het bevel door de Voorzitter of diens afgevaardigde opgeheven.
Art.5. Het personeelslid stelt zijn adviezen, verslagen en opties op nauwkeurige, volledige en praktische wijze op. Het voert de beslissingen uit en vervult zijn taken met zorgvuldigheid en plichtsbesef.
Art.6. Het personeelslid houdt zich voortdurend op de hoogte van de evolutie van de technieken, reglementeringen en onderzoeken in de aangelegenheden waarmee het beroepshalve belast is.
Het gebruikt de te seiner beschikking gestelde technische en technologische middelen.
Art.7. Het personeelslid vermijdt alle gedragingen of handelingen die de doeltreffendheid van zijn werk zouden kunnen schaden.
Art.8. Het personeelslid dat goederen, middelen of fondsen van de Franse Gemeenschap beheert, mag die niet gebruiken of toelaten die te gebruiken voor een ander doel dan het doel waarvoor ze bestemd zijn.
Art.9. Het personeelslid zorgt voor een ononderbroken behandeling van zijn dossiers. Onverminderd de naleving van het hiërarchische principe, neemt het de nodige maatregelen om voor die ononderbroken behandeling gedurende zijn afwezigheid te zorgen.
HOOFDSTUK 2. - Recht op vrijheid van meningsuiting.
Art.10. Het personeelslid heeft het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan het kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.
Het is hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op s lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privé-leven.
Dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen alsook voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de mededingingspositie van het organisme waarin het personeelslid is tewerkgesteld, kunnen schaden.
De bepalingen van de voorgaande leden gelden eveneens voor de personeelsleden die hun ambt hebben neergelegd.
Het is hem ook verboden feiten bekend te maken in overtreding van de gedragsregels die eigen zijn aan een bepaalde sector of een ambt.
Art.11. Het personeelslid kan aan informatiecampagnes, radio- of televisie-uitzendingen, conferenties, en, in het algemeen, elke mededeling via de media deelnemen.
Wat de officiële verklaringen en stellingen betreft, mogen alleen de personeelsleden die daartoe gemachtigd zijn, die verklaringen doen en die stellingen bekendmaken. De Regering stelt de voorwaarden voor die machtiging vast.
Art.12. Het personeelslid gebruikt de communicatiemiddelen die te seiner beschikking staan, zonder daarvan misbruik te maken, en leeft inzonderheid de gedragscode na die bepaald is in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 december 2001 houdende oprichting van een begeleidingscomité voor de toegang tot Internet via de server van de Franse Gemeenschap.
HOOFDSTUK 3. - Gedrag buiten de uitoefening van een ambt - Cumulatie en onverenigbaarheden.
Art.13. Buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt het personeelslid elk gedrag dat of elke uitlating die het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.
Het gaat inzonderheid om de gedragingen en uitlatingen die strijdig zouden zijn met de democratische beginselen die inzonderheid bepaald zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd en het Verdrag inzake de rechten van het Kind, aangenomen te New-York op 20 november 1989.
Art.14. Indien een personeelslid behoort tot een vereniging bedoeld in lid 3 van dit artikel, wordt de zaak bij de Commissie aanhangig gemaakt overeenkomstig artikel 32, § 2, van dit besluit.
Alvorens haar beslissing te nemen, brengt de Commissie het personeelslid op de hoogte van de gerechtelijke beslissing bedoeld in lid 3 van dit artikel en vraagt hem of het zijn lidmaatschap bevestigt. De Commissie neemt haar beslissing dienovereenkomstig.
De verenigingen bedoeld in lid 1 zijn deze die bij een gerechtelijke beslissing geacht werden als strijdig met de democratische beginselen die inzonderheid bepaald zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd en de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie.
Art.15. Met de hoedanigheid van personeelslid van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap of van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van sector XVII ressorteren is onverenigbaar elke activiteit of elke bezigheid die ofwel door het personeelslid zelf, ofwel door een tussenpersoon verricht wordt en die het vervullen van de ambtsplichten in de weg kan staan of met de waardigheid van het ambt in strijd is.
Met de hoedanigheid van personeelslid van de Diensten van de Regering wordt bovendien onverenigbaar geacht, elke, zelfs onbezoldigde, opdracht of dienst, in particuliere zaken met winstoogmerk, met uitzondering van :
1. de opdrachten die namens de Regering in de privé-ondernemingen worden uitgeoefend;
2. de opdrachten of diensten voor de uitoefening waarvan het personeelslid, op eensluidend advies van de Directieraad van de betrokken instelling, de machtiging heeft gekregen van de Regering of van de Minister aan wie zij die bevoegdheid heeft gedelegeerd.
Art.16. Op eensluidend advies van de Directieraad wordt de cumulatie van activiteiten in privé- of overheidszaken door de Regering, de minister of de ambtenaar-generaal aan wie hij die bevoegdheid heeft gedelegeerd, toegelaten onder de volgende voorwaarden :
1. de cumulatie heft geen betrekking op een activiteit of een bezigheid die onverenigbaar is met de hoedanigheid van personeelslid van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap of van een instelling van openbaar nut die ressorteert onder het Comité van Sector XVII;
2. de cumulatie valt niet samen met bijkomende periodes van activiteit die het normaal verrichten door het personeelslid van zijn ambtsplichten onmogelijk maken;
3. de cumulatie is niet van dien aard dat er een verwarring kan ontstaan voor het publiek tussen de ambtelijke activiteiten en de privé-zaken van het personeelslid.
De weigering van de cumulatie van activiteiten op basis van een onverenigbaarheid of een andere omstandigheid dan deze die bedoeld is bij de punten 2 en 3 van het vorig lid alsook de weigering van activiteiten betreffende de opdracht uitgeoefend namens een andere Regering in privé-ondernemingen, worden door de Regering of de Minister aan wie zij die bevoegdheid heeft gedelegeerd, op advies van de Directieraad, beslist.
De beslissing van de Regering om aan een personeelslid van de Diensten van de Regering of van een instelling van openbaar nut die ressorteert onder het Comité van Sector XVII een opdracht bedoeld in artikel 15, 2de lid, toe te wijzen, brengt van rechtswege een machtiging tot cumulatie voor het uitoefenen van deze opdracht met zich mee.
De personeelsleden die een machtiging tot cumulatie genieten in een activiteitssector onderhevig aan hun bestuurs-, begrotings- of geldelijk toezicht zorgen, wat de activiteit betreft die zij in cumulatie uitoefenen en, desnoods, de derde instelling waarvoor deze activiteit wordt uitgeoefend, ervoor dat dit toezicht op zelfstandige manier wordt uitgeoefend door een ander personeelslid.
Art.17. Zelfs buiten zijn ambt doch ter oorzake ervan, mag het personeelslid rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.
Het personeelslid mag geen dossier behandelen waarin het, rechtstreeks of onrechtstreeks, een functioneel of persoonlijk belang heeft.
TITEL III. - Betrekkingen met de gebruikers en verwerking van persoonsgegevens.
HOOFDSTUK 1. - Betrekkingen met de gebruikers.
Art.18. Het personeelslid zorgt, voorzover mogelijk, ervoor een vertrouwensrelatie met de gebruiker aan te knopen.
Het geeft, bij de uitoefening van zijn ambt, blijk van beschikbaarheid en zorgvuldigheid.
Het personeelslid moet, voor zijn betrekkingen met de gebruiker, wat die ook zijn, een taal gebruiken die begrijpelijk is voor het publiek.
Art.19. Het personeelslid behandelt de gebruiker met hoffelijkheid, respect, begrip en zonder discriminatie, waarbij de democratische beginselen die inzonderheid vervat zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in acht worden genomen.
Art.20. Op elke schriftelijke aanvraag van een gebruiker moet een schriftelijk antwoord onverwijld worden gebracht.
Wanneer de gebruiker zich niet tot de bevoegde dienst heeft gericht, wordt ontvangst gemeld van zijn aanvraag en wordt de dienst vermeld die zijn aanvraag moet behandelen.
(Alle documenten ter informatie van het publiek vermelden het bestaan en de gegevens van een informatiedienst wanneer er een bestaat, alsmede, overeenkomstig artikel 3, 2de lid van het decreet van 20 juni 2002 tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap, het bestaan en de gegevens van de Ombudsman van de Franse Gemeenschap.
Deze laatste vermelding is slechts nodig in het kader van de documenten die in geval van klachten onder de bevoegdheid van de Ombudsman zouden kunnen ressorteren, zoals bepaald bij het decreet van 20 juni 2002 tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap.) <BFG 2005-09-02/49, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 21-10-2005>
Art.21. Binnen de perken vastgesteld in het decreet van de Franse Gemeenschap van 22 december 1994 betreffende de openbaarheid van het bestuur :
1. Het personeelslid geeft aan de gebruiker voorlichting over de draagwijdte van elke administratieve maatregel die op hem betrekking heeft.
2. Het personeelslid is ertoe gehouden aan de aanvrager die erom verzoekt, elke nuttige, precieze en volledige inlichting betreffende zijn rechten en verplichtingen mee te delen.
3. De inlichting moet de referenties van het behandelde dossier en de dienst die dat dossier behandelt duidelijk vermelden.
4. Het personeelslid vraagt aan de gebruiker alle aanvullende stukken die noodzakelijk zijn voor de behandeling van het dossier.
HOOFDSTUK 2. - Verwerking van persoonsgegevens.
Art.22. Het personeelslid verwerkt de persoonlijke gegevens en documenten met inachtneming van de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Het personeelslid mag daarvan geen gebruik maken om een rechtstreeks of onrechtstreeks voordeel te behalen voor zichzelf of voor iemand anders.
Art.23. Het personeelslid mag zich geenszins verzetten tegen het verzoek van een gebruiker om een bestuursdocument te raadplegen met inachtneming van de bepalingen van het decreet van 22 december 1994 betreffende de openbaarheid van het bestuur.
TITEL IV. - Betrekkingen binnen de administratieve eenheden.
Art.24. De personeelsleden werken mee voor de vervulling van de opdrachten die hun worden toegewezen.
Art.25. Het personeelslid gedraagt zich ten aanzien van zijn collega's zonder enige discriminatie, met inachtneming van de democratische beginselen die inzonderheid vervat zijn in het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Art.26. Binnen de perken van de beschikbare middelen en onverminderd de vervulling van de prioritaire opdrachten, streven de personeelsleden ernaar elke achterstand bij de behandeling van dossiers en elke tijdelijke werkoverlast binnen hun dienst solidair op te lossen, met inachtneming van artikel 17, 5°, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.
Art.27. Het personeelslid mag geen schade toebrengen aan de arbeidsvoorwaarden van zijn collega's.
Art.28. Het personeelslid gedraagt zich met hoffelijkheid en respect in zijn betrekkingen met zijn collega's.
Art.29. Het personeelslid wordt onderworpen aan de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 juli 2000 ter bescherming van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 juli 2001 waarbij de bestrijding van ongewenst psychologisch gedrag (mobbing) er wordt ingevoegd.
TITEL V. - De Commissie voor deontologie.
HOOFDSTUK I. - Definitie - Opdrachten.
Art.30. Voor de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, wordt een Commissie voor deontologie ingesteld, hierna " de Commissie " genoemd.
Art.31.De Commissie zorgt [1 inzonderheid]1 voor de naleving op gelijke voet van de Code en de Codes bedoeld in artikel 42 van dit besluit.
De Commissie stelt aan de Regering de wijzigingen en bijwerkingen van deze Code en, meer in het algemeen, spreekt zich uit over elk vraagstuk in verband met deontologie.
Op aanvraag van een personeelslid, geeft de Commissie een voorafgaand advies over de overeenstemming van een handeling of een gedrag met deze Code of de Codes bedoeld in artikel 42 van dit besluit. Om haar advies uit te brengen, hoort de Commissie de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn voor de evaluatie en de tuchtregeling.
De Commissie deelt haar advies mee aan de personeelsleden en hiërarchische meerderen bedoeld in vorig lid. Naar aanleiding van een evaluatie- of tuchtprocedure, wordt de handeling of het gedrag van het personeelslid beoordeeld met inachtneming van het advies van de Commissie.
----------
(1)<BFG 2007-12-13/49, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 10-03-2008>
HOOFDSTUK 2. - Hoe de Commissie aangezocht wordt : procedure.
Art.32. § 1. Voor alle vragen van algemeen belang inzake deontologie kan de Commissie aangezocht worden door ieder personeelslid van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, door de Regering van de Franse Gemeenschap en door de organen die onder de Franse Gemeenschap ressorteren. Zij kan zich op eigen initiatief uitspreken.
§ 2. Bij iedere overtreding van deze Gedragscode of van de Codes bedoeld bij artikel 42 van dit besluit, wordt de Commissie aangezocht door ieder personeelslid van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, door de Regering van de Franse Gemeenschap en door de organen die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, als zij er belang bij hebben.
De klachten worden schriftelijk en ter plaatse ingediend, zonder kost en in de Franse taal bij de Voorzitter van de Commissie. De Commissie kan niet naamloos aangezocht worden. Geen andere formele bepaling is nodig voor het indienen van een klacht.
De Commissie mag noch de naam van het personeelslid tegen wie klacht werd ingediend, behoudens in de gevallen waar deze mededeling verplicht is ten gevolge van de strikte toepassing van de procedureregels bepaald door dit besluit, noch de naam van het personeelslid dat klacht heeft ingediend, behoudens uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van dat lid mededelen.
Onverminderd vorig lid, worden de adviezen van de Commissie bekendgemaakt. De Commissie voorziet in haar huishoudelijke reglement in de nadere regels van deze bekendmaking.
Art.33. De Commissie moet ieder personeelslid tegen wie klacht werd ingediend horen. Dit lid moet kosteloos toegang tot het dossier van de procedure verkrijgen.
Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon die hij kiest. Deze persoon mag niet lid van de Commissie zijn.
De Commissie hoort tevens de onmiddellijke hiërarchische meerdere van minstens rang 12, die bevoegd is voor de evaluatie en de tuchtprocedure voor het personeelslid tegen wie klacht werd ingediend.
Mits inachtneming van het algemene principe van tegenspraak en inachtneming van de rechten van de verdediging, kan de Commissie beslissen elke andere persoon te horen en zich alle documenten en inlichtingen die zij nuttig acht te laten communiceren, voor zover de wet, het decreet of de reglementering dit niet verbiedt.
De met redenen omklede beslissing van de Commissie wordt ter kennis gebracht van het personeelslid tegen wie klacht werd ingediend alsook van zijn onmiddellijk hiërarchische meerdere van minstens rang 12.
De Commissie kan het personeelslid dat klacht heeft ingediend inlichten over haar beslissing indien deze laatste er direct en persoonlijk belang bij heeft.
Art.34. § 1. Indien bij de Commissie klacht wordt ingediend tegen een vastbenoemd personeelslid, beslist zij :
a) ofwel aan de klacht geen gevolg te geven, wat haar betreft;
b) ofwel een adviesbrief te sturen. Dit advies wordt in geen dossier vermeld;
c) ofwel van de ambtenaar bevoegd voor de evaluatie vereisen dat hij haar verslag in aanmerking neemt wanneer hij, op termijn, tot de evaluatie zal overgaan van het personeelslid overeenkomstig Titel X van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap of, voor de stagiair(e)s, overeenkomstig de reglementaire normen inzake de stage;
d) ofwel van de ambtenaar bevoegd voor de evaluatie vereisen dat hij onmiddellijk een procedure tot evaluatie instelt. De beslissing van de Commissie is een element dat door de bevoegde ambtenaar bij de evaluatie in aanmerking dient te worden genomen;
e) ofwel van de ambtenaar bevoegd voor de evaluatie vereisen dat hij onmiddellijk een tuchtprocedure instelt overeenkomstig Titel IX van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. De beslissing van de Commissie is een element dat door de bevoegde ambtenaar bij de tuchtprocedure in aanmerking dient te worden genomen.
In de gevallen c), d) en e), van deze paragraaf, licht de bevoegde ambtenaar de Commissie in over de gevolgen die hij aan bedoelde procedures geeft.
§ 2. Indien bij de Commissie klacht wordt ingediend tegen een personeelslid dat niet bedoeld is bij artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, beslist zij :
a) ofwel aan de klacht geen gevolg te geven, wat haar betreft;
b) ofwel een adviesbrief te sturen. Dit advies wordt in geen dossier vermeld;
c) ofwel van de ambtenaar bevoegd voor de evaluatie vereisen dat hij haar verslag in aanmerking neemt wanneer hij, op termijn, tot de evaluatie zal overgaan van het personeelslid;
d) ofwel van de ambtenaar bevoegd voor de evaluatie vereisen dat hij onmiddellijk een procedure tot evaluatie instelt. De beslissing van de Commissie is een element dat door de bevoegde ambtenaar bij de evaluatie in aanmerking dient te worden genomen;
In de gevallen c) en d) van deze paragraaf, licht de bevoegde ambtenaar de Commissie in over de gevolgen die hij aan bedoelde procedures geeft.
§ 3. In de gevallen bedoeld bij de §§ 1 en 2 van dit artikel, moet de Commissie zich uitspreken binnen de drie maanden nadat zij aangezocht werd.
§ 4. Wanneer een klacht ingediend werd door een personeelslid van één van de instellingen bedoeld bij de punten 13 tot 15 van artikel 1 van het Decreet van 4 maart 1991 inzake Hulpverlening aan de Jeugd tegen een ander personeelslid van één van deze instellingen en wanneer deze klacht betrekking heeft op de schending van de Gedragsregels die eigen zijn aan de Hulpverlening aan de Jeugd, vraagt de Commissie het advies aan van de Commissie voor deontologie van de Hulpverlening aan de Jeugd, bedoeld bij artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 1997 tot vaststelling van de ethische gedragsregels inzake hulpverlening aan de jeugd en tot instelling van de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd.
De Commissie moet zich uitspreken binnen de vier maanden nadat zij aangezocht werd.
§ 5. Indien de Commissie zich niet binnen de termijnen bedoeld bij de §§ 3 en 4 uitspreekt, wordt aan de klacht geen gevolg meer gegeven.
Art.35. § 1. Indien tegen een vastbenoemd personeelslid een tuchtprocedure werd ingesteld, kan geen klacht om dezelfde redenen ingediend worden bij de Commissie. Desgevallend, kunnen de overheden die bevoegd zijn voor de tuchtprocedure het advies van de Commissie voor deontologie aanvragen. In dat geval, spreekt de Commissie zich uit binnen een maximale termijn van één maand nadat zij aangezocht werd. De voor de tuchtprocedure bevoegde overheden kunnen aan de Commissie vragen haar advies binnen een kortere termijn te verlenen.
§ 2. Indien tegen een vastbenoemd personeelslid een klacht werd ingediend bij de Commissie en dat tegen hem later een tuchtprocedure wordt ingesteld om dezelfde redenen, moet de Commissie haar advies uitbrengen over deze feiten ter bestemming van de tuchtoverheden ten laatste één maand na het begin van de tuchtprocedure ingesteld door de tuchtoverheden. Deze overheden kunnen aan de Commissie vragen haar advies binnen een kortere termijn te verlenen.
§ 3. Indien de Commissie zich niet uitgesproken heeft binnen de bij de §§ 1 en 2 bedoelde termijnen, gaat de tuchtprocedure voort.
Art.36. De Commissie is ertoe gehouden zichzelf onbevoegd te verklaren als de feiten waarvoor zij aangezocht werd, gepaard gaan met een gerechtelijke procedure.
Art.37. De Commissie bestaat uit minimum acht leden aangewezen door de Regering van de Franse Gemeenschap :
a) de Secretaris-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of diens afgevaardigde;
b) de leidende ambtenaren van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren of hun afgevaardigde;
c) de deskundigen buiten de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en buiten de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren;
d) een magistraat.
De Commissie bestaat, voor de ene helft, uit de bij a) en b) bedoelde leden, die een categorie vormen, en, voor de andere helft, uit de bij c) en d) bedoelde leden, die een andere categorie vormen.
Het voorzitterschap van de Commissie wordt waargenomen door de magistraat bedoeld bij punt d) van dit artikel.
Het Secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door een personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld door het Secretariaat-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
De beslissingen en adviezen worden genomen bij de eenvoudige meerderheid.
Wanneer er gestemd wordt, dient minstens de helft van de leden aanwezig te zijn, onder wie minstens één vertegenwoordiger van iedere categorie.
De Regering van de Franse Gemeenschap zorgt voor de aanwijzing van een vervanger voor ieder werkend lid.
Bij verhindering of afwezigheid van een lid, wordt het door zijn plaatsvervanger vervangen.
Indien een lid van de Commissie rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij een klacht waarvoor de Commissie aangezocht werd, wordt het door zijn plaatsvervanger vervangen.
Na drie opeenvolgende onverantwoorde afwezigheden, worden de leden van ambtswege uit hun ambt ontslaan.
De leden van de Commissie worden aangesteld voor een hernieuwbare periode van vijf jaar.
Art.38. De Commissie vergadert elke keer dat het noodzakelijk is en minstens om het jaar. De Voorzitter bepaalt de datum van de vergaderingen en de agenda ervan. Hij leidt de debatten.
Art.39. De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor.
Gedurende het laatste kwartaal van het kalenderjaar stelt de Commissie een jaarlijks verslag op dat zij aan de Regering van de Franse Gemeenschap mededeelt.
Art.40. De leden van de Commissie bedoeld bij artikel 37, c) en d) genieten een presentiegeld waarvan het bedrag op 25 Euro wordt vastgesteld ter vergoeding van hun deelneming aan de vergaderingen van de Commissie. Ze krijgen ook vergoedingen om hun verblijf- en reiskosten te dekken, die berekend zijn volgens de reglementaire bepalingen.
TITEL VI. - Specifieke gedragscodes.
Art.41. § 1. Er wordt binnen elke Algemene directie en iedere instelling van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteert een Comité voor deontologie ingericht, hierna "het Comité".
§ 2. Wat de instellingen van openbaar nut bedoeld bij dit besluit betreft, kan het Comité opgesplitst worden in verscheidene Comités indien de specifieke eigenschappen van hun opdrachten het vergen.
Art.42. Het Comité is belast met het opstellen van een Gedragscode die specifiek is voor zijn Dienst en de voorstellen tot wijziging van deze laatste voor te leggen.
Art.43. De specifieke Gedragscode en de wijzigingen worden ter goedkeuring aan de Regering van de Franse Gemeenschap voorgelegd, na advies van de bij Titel V van dit besluit bedoelde Commissie. De Commissie brengt haar advies uit binnen de drie maanden van de mededeling van de specifieke Gedragscode door ieder Comité voor deontologie. Eenmaal deze termijn voorbij, wordt het advies van de Commissie gunstig geacht.
Art.44. § 1. Het Comité wordt samengesteld uit minstens zes leden onder wie :
a) de ambtenaar die de leiding heeft van de betrokken Algemene directie of instelling van openbaar nut of diens afgevaardigde;
b) vijf leden gekozen door hun gelijken onder de personeelsleden van de betrokken Algemene directie of instelling van openbaar nut;
c) maximum twee externe leden gecoöpteerd door de leden bedoeld bij a) en b) van dit artikel.
De leden van het Comité bedoeld onder b) van deze paragraaf worden voor een hernieuwbaar mandaat van vijf jaar verkozen.
§ 2. Het voorzitterschap wordt waargenomen door de leidend ambtenaar.
Art.45. De adviezen worden bij de eenvoudige meerderheid genomen.
Art.46. De Voorzitter stelt de datum van de vergaderingen en de agenda vast. Hij leidt de debatten.
Het Comité vergadert op de aanvraag van een van zijn leden en minstens om het jaar.
Art.47. § 1. Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring aan de Regering van de Franse Gemeenschap voor.
§ 2. Gedurende het laatste kwartaal van het kalenderjaar stelt het Comité een jaarlijks verslag op dat hij aan de Regering van de Franse Gemeenschap mededeelt. Dit verslag wordt bekendgemaakt, in naleving van de anonimiteit van betrokken personen.
Art.48. De leden van het Comité bedoeld bij artikel 44 die niet personeelsleden van de Franse Gemeenschap zijn, genieten een presentiegeld waarvan het bedrag op 25 Euro wordt vastgesteld ter vergoeding van hun deelneming aan de vergaderingen van het Comité waarvan zij lid zijn. Ze krijgen ook vergoedingen om hun verblijf- en reiskosten te dekken, die berekend zijn volgens de reglementaire bepalingen.
Art.49. § 1. Wat de Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd betreft, dient de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd, zoals ze opgericht werd krachtens artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 1997 tot vaststelling van de ethische gedragsregels inzake hulpverlening aan de jeugd en tot instelling van de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd, als Comité.
§ 2. Voor de toepassing van de artikelen 32, § 2, en 33, van dit besluit, wordt verstaan onder "ieder personeelslid", "ieder personeelslid van een van de instellingen bedoeld bij de punten 13 en 15 van artikel 1 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd".
Vooraf aan iedere bij artikel 33 bedoelde procedure, vraagt de Commissie een advies aan aan de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd omtrent de feiten die het betrokken personeelslid verweten zijn. Dit advies wordt uitgebracht binnen een termijn van drie maanden, behalve als het aangevraagd wordt binnen een kortere termijn. Eenmaal de vereiste termijn voorbij, gaat de procedure door overeenkomstig de artikelen 33 en volgende.
Art.50. De Gedragscode gevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 1997 tot vaststelling van de ethische gedragsregels inzake hulpverlening aan de jeugd en tot instelling van de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd, vormt een specifieke gedragscode in de zin van artikel 42 van dit besluit.
TITEL VII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.51. Artikel 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 mei 1997 tot vaststelling van de ethische gedragsregels inzake hulpverlening aan de jeugd en tot instelling van de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd, wordt als volgt gewijzigd :
1. vervangen worden de woorden "De Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd heeft als opdracht", door de woorden "Onverminderd het tweede lid, heeft de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd als opdracht";
2. ingevoegd wordt een tweede lid : "Wanneer een personeelslid van de Franse Gemeenschap de Gedragsregels bedoeld bij artikel 1 van dit besluit schendt, dient iedere klacht uitgaande van een ander personeelslid van de Franse Gemeenschap ingediend te worden bij de Commissie voor deontologie bedoeld bij titel V van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 april 2003 houdende de gedragscode van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut. Die Commissie beslist na advies van de Commissie voor advies inzake ethische gedragsregels voor de hulpverlening aan de jeugd, voor zover dat advies uitgebracht werd binnen de termijnen vereist door of krachtens artikel 49 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 april 2003 houdende de gedragscode van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut. "
Art.52. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt :
1. ingevoegd worden na de woorden "artikel 3", de woorden ", eerste lid".
2. ingevoegd wordt een tweede lid : "Voor de klachten bedoeld bij artikel 3, tweede lid van dit besluit, dienen de bevoegde instanties aangezocht te worden met inachtneming van de procedure bedoeld bij Hoofdstuk 2 van titel V van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 april 2003 houdende de gedragscode van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut. "
Art.53. In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt een derde lid ingevoegd :
" Wanneer, overeenkomstig artikel 3, tweede lid van dit besluit, de Commissie voor deontologie een advies uitbrengt ter bestemming van de Commissie voor deontologie bedoeld bij titel V van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 april 2003 houdende de gedragscode van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut, is de termijn van één maand vanaf de ontvangst van de aanvraag. "
Art.54. In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt het deel van de zin gaande van "als volgt" tot "500 frank" vervangen door "op 25 Euro".
Art.55. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 56. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 april 2003.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister-President van de Franse Gemeenschap, belast met de Internationale Betrekkingen,
H. HASQUIN
De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugd en Sport,
R. DEMOTTE
De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de "O.N.E.",
J.-M. NOLLET
De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheid,
Mevr. N. MARECHAL.