Details





Titel:

17 MAART 2004. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de opleidingen tijdens de loopbaan van de personeelsleden van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en van de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren. (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-07-2004 en tekstbijwerking tot 28-06-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - De administratieve en geldelijke valorisatie van de opleidingen tijdens de loopbaan.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 4-10
Afdeling 2. [1 - Algemene opleidingen op initiatief van het personeelslid ]1
Art. 11
Afdeling 3. [1 - Specifieke opleiding die het personeelslid door zijn hiërarchie wordt aangeboden ]1
Art. 12-13, 13/1
Afdeling 4. - Het [1 getuigschrift voor overheidsmanagement]1
Art. 14-15
Afdeling 5. - Het vergelijkend examen.
Art. 16
Afdeling 6. - [1 Getuigschriften voor administratieve opleiding en sociale opleiding.]1
Art. 16bis, 16ter
HOOFDSTUK III. - Opleidingsverloven voor [2 algemene]2, specifieke opleidingen en het [1 getuigschrift voor overheidsmanagement]1.
Art. 17-22
HOOFDSTUK IV. - Studieverlof voor overgangsexamens.
Art. 23-28
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 29-31



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1970082103 



Uitvoeringsbesluit(en):

2008029032  2010029217  2013029544  2022032537 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge raad voor de Audiovisuele Sector en van de Instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren.

Art.2.[1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
   1° Leidend ambtenaar: de algemeen ambtenaar, of zijn afgevaardigde, die het Ministerie van de Franse Gemeenschap, de Conseil supérieur de l'Audiovisuel of een instelling van openbaar nut die onder het Comité van sector XVII ressorteert, beheert, elk wat betreft de administratieve entiteit waarvan hij de leiding heeft;
   2° Personeelsleden: personen die, in welke hoedanigheid ook, deel uitmaken van het personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel of van een instelling van openbaar nut die onder het Comité van sector XVII ressorteert;
   3° Personeelsdienst: de algemene directie die belast is met het personeelsbeheer van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, de Algemene directie die belast is met het personeelsbeheer van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel of van een instelling van openbaar nut, elk voor de administratieve entiteit die haar aanbelangt;
   4° Bevoegde dienst: de Dienst Bevoegdheden en Loopbaanadvies van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;
   5° Dienst Opleiding: de Dienst Bevoegdheden en Loopbaanadvies van het Ministerie van de Franse Gemeenschap voor het Ministerie van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut ressorterend onder het Comité van sector XVII die niet over een dienst Opleiding beschikken, de Dienst Opleiding van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel of van een instelling van openbaar nut ressorterend onder het Comité van sector XVII wanneer die instelling over een eigen dienst Opleiding beschikt, elk voor de administratieve entiteit die hem/haar aanbelangt;
   6° Hoger onderwijs: het onderwijs dat wordt verstrekt binnen instellingen voor hoger onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, in de zin van artikel 1 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hoger onderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;
   7° Andere studies: studies gecertificeerd door de examencommissies voor het gewoon secundair onderwijs in de zin van artikel 1 van het decreet van 27 oktober 2016 betreffende de organisatie van de examencommissies voor het gewoon secundair onderwijs in de Franse Gemeenschap, en het getuigschrift basisstudies in de zin van artikel 2 van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 3 mei 1999 tot vaststelling van de vorm en de regels voor de afgifte van het getuigschrift basisstudies, inzonderheid;
   8° ECTS: studiepunten toegekend in het kader van het Europees systeem voor het verzamelen en overdragen van studiepunten (ECTS);
   9° School voor Overheidsbestuur: de School voor Overheidsbestuur gemeenschappelijk aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap opgericht bij artikel 1 van het Samenwerkingsakkoord van 10 november 2011 tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest tot oprichting van een School voor Overheidsbestuur gemeenschappelijk aan de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.3.De bij dit besluit bedoelde opleidingen tijdens de loopbaan zijn de volgende :
  1° [2 algemene opleidingen die op initiatief van het personeelslid worden gevolgd uit een lijst die jaarlijks voor elke administratieve entiteit door de betrokken leidend ambtenaar wordt opgesteld, op basis van programma's die door zijn dienst opleiding worden geselecteerd als beantwoordend aan het criterium van de toegevoegde waarde die de bekwaamheden geacht worden te kunnen bieden aan de betrokken administratieve entiteit, globaal beschouwd]2;
  2° [2 specifieke opleidingen die door zijn hiërarchie, op eigen initiatief of op voorstel van het personeelslid, aan het personeelslid worden voorgesteld en die door de dienst opleiding, na analyse van het voorstel, worden erkend als beantwoordend aan bijzondere bekwaamheidsvereisten die door een algemeen ambtenaar worden vastgesteld inzake de overeenstemming tussen het beoogde opleidingsprogramma en de behoefte zoals bepaald door de betrokken administratieve entiteit]2;
  3° [1 het getuigschrift voor overheidsmanagement bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren;]1
  4° de opleiding bewezen door het slagen voor een vergelijkend examen voor overgang naar een hoger niveau bedoeld bij artikel 44 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, hierna "het vergelijkend examen" genoemd".
  [1 5° de opleiding bekrachtigd door een getuigschrift bedoeld in artikel 69, § 2, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, hierna, naargelang van het geval, " het getuigschrift voor administratieve opleiding " of " het getuigschrift voor sociale opleiding " genoemd.]1
  De facultatieve of verplichte gemeenschappelijke dienstvormingen worden niet in dit decreet beoogd.
  ----------
  (1)<BFG 2007-11-23/53, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<BFG 2022-05-12/20, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

HOOFDSTUK II. - De administratieve en geldelijke valorisatie van de opleidingen tijdens de loopbaan.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.4.De personeelsleden die met vrucht een bij dit besluit bedoelde opleiding gevolgd hebben, [1 met uitzondering van de opleiding bedoeld in artikel 3, 3°,]1 krijgen [2 een eenmalige premie]2 waarvan het maximaal bedrag vastgesteld is op 1500 EUR, ongeacht het niveau van hun bezoldigingsschaal.
  Om recht te hebben op de in lid 1 bedoelde premie moet het betrokken personeelslid aan de [2 opleidingsdienst]2 van de administratieve entiteit waartoe hij behoort een kopie van het diploma dat met deze opleiding overeenstemt of, indien hij voor deze opleiding geen akte kan indienen die bewijst dat het lid voor een examen geslaagd is, een overeenstemmend getuigschrift dat opgesteld is in de vorm en volgens de criteria die door de [2 door het opleidingsorgaan]2 vastgesteld zijn, indienen.
  ----------
  (1)<BFG 2013-09-26/26, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<BFG 2022-05-12/20, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.5.[1 Op voorstel van de betrokken opleidingsdienst wordt aan elke opleidingscursus door de leidend ambtenaar van de administratieve eenheid een coëfficiënt toegekend die van 0 tot 10 kan worden herzien en waarvan het maximum overeenkomt met het gehele maximumbedrag bedoeld in artikel 4, lid 1]1.
  De vaststelling van de in lid 1 bedoelde coëfficiënt houdt rekening met het belang van de opleiding wat de meerwaarde betreft voor de betrokken administratieve entiteit en met de dwang van de opleiding voor het personeelslid dat de opleiding volgt.
  Slechts de opleidingen van minimaal [1 60 ECTS voor hoger onderwijs en 200 uur voor andere studies]1, met inbegrip van het opstellen van een geschreven werk of van het lopen van een stage wanneer één van de twee vereist is, kunnen een coëfficiënt krijgen die hoger is dan 5.
  De personeelsleden hebben recht op een premie zoals die berekend is [1 aan het einde van de opleiding]1. Het schrappen van de vermelding van een opleiding bedoeld in artikel 3, 1° en 2° of het verminderen van een coëfficiënt die vastgesteld is bij toepassing van dit artikel, is niet van toepassing op hen.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.6.De premie wordt uitbetaald in [1 februari]1 van het jaar dat volgt op het jaar waarop het personeelslid het in artikel 4, lid 2, vereiste document levert, behalve wat de premie bedoeld in artikel 17 betreft.
  Wanneer het personeelslid wegens onvolledige prestaties geen bezoldiging geniet, wordt de premie, houdend rekening met die referentiebezoldiging, verminderd naar evenredigheid van de bezoldigingen die gestort zijn op de rekening van het betrokken personeelslid tijdens [1 van de betrokken opleiding]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.7.[1 De statutaire personeelsleden van de niveaus 2+, 2 en 3 die geslaagd zijn voor een [2 opleiding bedoeld in artikel 3, 1° of 2°, ]2 waarbij zij een diploma krijgen dat hen toegang verleent, binnen de bestuurseenheid waaronder ze ressorteren, tot de werving in de betrekking waarvoor ze zich kandidaat hebben gesteld voor overgang naar het hogere niveau, worden vrijgesteld, op hun aanvraag, van de volgende proeven van de vergelijkende examens voor overgang naar het hogere niveau :
   - de proeven voor het behalen van de brevetten bedoeld in artikel 28, § 2, tweede streepje, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 4 maart 2010 betreffende de vergelijkende examens georganiseerd voor de werving en de overgang naar het hogere niveau van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector en van de instellingen van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVII ressorteren waarvoor ze de vrijstelling aanvragen;
   - de algemene proef bedoeld in artikel 29 van hetzelfde besluit wanneer deze proef slechts ten doel heeft de algemene opleiding van de kandidaat te beoordelen.
   Voor elke proef waarvan ze vrijgesteld zijn met toepassing van het eerste lid, worden de kandidaten geacht het minimale percentage punten te behalen die vereist zijn om ervoor te slagen.
   Indien een contractueel personeelslid dat een opleiding bedoeld in het eerste lid gevolgd heeft of volgt, daarna vast benoemd wordt, dan komt hij ook in aanmerking voor de maatregel bedoeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<BFG 2010-03-04/30, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 04-03-2010>
  (2)<BFG 2022-05-12/20, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.8.Een opleiding tijdens de loopbaan wordt enkel gevaloriseerd bij toepassing van dit besluit als het personeelslid dat erom vraagt deze hoedanigheid van personeelslid heeft kunnen genieten tijdens de hele duur van de betrokken opleiding. [1 Deze voorwaarde wordt bovendien niet vereist voor de toepassing van artikel 7.]1
  ----------
  (1)<BFG 2010-03-04/30, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 04-03-2010>

Art.9. De premies die vastgesteld zijn bij toepassing van dit besluit zijn gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels bedoeld bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
  De premies zijn verbonden aan de spilindex 138,01.
  Wanneer het personeelslid aanspraak kan maken op meerdere premies wegens het volgen van opleidingen voor verschillende opleidingscategorieën zoals bepaald in artikel 3, komt enkel de opleidingscategorie, die voor hem de gunstigste is, in aanmerking voor de toepassing van dit hoofdstuk.

Art.10.In functie van de beschikbare kredieten wordt de Minister van Ambtenarenzaken ertoe gemachtigd de bij toepassing van dit hoofdstuk vastgestelde premies te verhogen of te verlagen ten belope van de helft van de maximale bedragen vastgesteld bij artikel 4[1 ...]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Afdeling 2. [1 - Algemene opleidingen op initiatief van het personeelslid ]1   ----------   (1)
Art.11.Het personeelslid dat met vrucht een [1 opleiding als bedoeld in artikel 3, 1°,]1 gevolgd heeft, geniet de in afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde premie.
  Doch wordt de premie enkel toegekend aan [1 personeelsleden]1 van niveau 1 en 2+ na een opleiding die [1 minstens 60 ECTS of]1 een minimaal urenaantal bedraagt van tweehonderd uur, behoudens afwijking toegekend door de Regering.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Afdeling 3. [1 - Specifieke opleiding die het personeelslid door zijn hiërarchie wordt aangeboden ]1   ----------   (1)
Art.12.Het personeelslid dat met vrucht een [1 opleiding als bedoeld in artikel 3, 1°, ]1 gevolgd heeft, geniet de in afdeling 1 van dit hoofdstuk bedoelde premie.
  De premie wordt evenwel enkel toegekend aan [1 personeelsleden]1 van niveau 1 en 2+ wegens het volgen van een opleiding die [1 minstens 60 ECTS of]1 een minimal urenaantal bedraagt van tweehonderd uur, behoudens afwijking toegekend door de Regering.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.13. De inschrijvingskosten van een personeelslid voor een specifieke opleiding zijn ten laste van de begroting van de Franse Gemeenschap.
  Het betrokken personeelslid heeft daarenboven, voor de verplaatsingen voor zijn deelname aan de specifieke opleiding, recht op de terugbetaling van de reiskosten op de voorwaarden en volgens de tarieven vastgesteld bij de reglementering van toepassing op de personeelsleden van de bestuurseenheid waaronder het lid ressorteert.

Art.13/1. [1 § 1er. - L'agent statutaire est tenu au remboursement dégressif des frais de la formation si, avant l'expiration d'une période de trois ans à dater de la fin de la formation, il :
   1° démissionne de sa fonction ;
   2° sollicite un congé dont la durée totale est supérieure à 3 ans consécutifs ;
   3° est démis d'office ou révoqué dans le cadre d'une procédure disciplinaire ;
   4° abandonne la formation avant son terme sans motif légitime.
   Le membre du personnel contractuel est tenu au remboursement dégressif des frais de la formation si, avant l'expiration d'une période de trois ans à dater de la fin de la formation, il :
   1° met fin à son contrat de travail ;
   2° est licencié pour faute grave ;
   3° abandonne la formation avant son terme sans motif légitime.
   Les dispositions reprises aux alinéas 1er, 1°, et 2, 1°, ne sont pas applicables au membre du personnel qui quitte sa fonction pour un emploi au sein du Ministère de la Communauté française, du Conseil supérieur de l'Audiovisuel ou d'un Organisme d'intérêt public relevant du Comité de Secteur XVII.
   Les conditions d'application et les modalités du remboursement sont fixées dans une clause d'écolage dont le modèle est établi par le service de formation.
   La clause d'écolage est nécessairement datée et signée par le Fonctionnaire dirigeant et le membre du personnel concerné avant le début de la formation.
   § 2. La clause d'écolage est établie :
   1° pour le membre du personnel contractuel : dans le respect des dispositions légales applicables en matière de clause d'écolage ;
   2° pour l'agent statutaire : dans le respect des paragraphes 3 à 7.
   § 3. Sous peine de nullité, la clause d'écolage doit être constatée par écrit, pour chaque agent statutaire individuellement.
   L'écrit doit mentionner :
   1° une description de la formation convenue, la durée de la formation et le lieu où sera dispensée la formation;
   2° le coût de cette formation ou dans le cas où ce coût ne peut pas être déterminé dans sa totalité, les éléments de coûts susceptibles de permettre une estimation de la valeur de la formation; la rémunération due à l'agent ainsi que les frais de transport ou de résidence ne peuvent pas être inclus dans le coût de la formation;
   3° la date de début et la durée de validité de la clause d'écolage établie conformément au paragraphe 5. Lorsque la formation donne lieu à la délivrance d'une attestation, la date de début de la validité de la clause d'écolage coïncide avec la délivrance de ladite attestation ;
   4° le montant du remboursement d'une partie des frais d'écolage, pris en charge par l'employeur, que l'agent statutaire s'engage à payer à l'issue de la formation, montant exprimé de manière dégressive par rapport à la durée de validité de la clause d'écolage; ce montant ne pourra pas dépasser les limites fixées par le paragraphe 5.
   § 4. La clause d'écolage est réputée inexistante :
   1° lorsque la rémunération annuelle ne dépasse pas 16 100 euros ;
   2° lorsqu'il ne s'agit pas d'une formation permettant d'acquérir de nouvelles compétences professionnelles pouvant, le cas échéant, être valorisées également en dehors des services du Gouvernement ou de l'organisme d'intérêt public où l'agent est employé ;
   3° lorsque la formation dispensée à l'agent statutaire se situe dans le cadre réglementaire ou légal requis pour l'exercice de la profession pour laquelle l'agent a été engagé;
   4° lorsque la formation n'atteint pas une durée de 80 heures ou une valeur égale au double du revenu minimum mensuel moyen garanti.
   Le montant visé sous 1° est lié aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux règles prescrites par la loi du 1er mars 1977, organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Il est rattaché à l'indice pivot 138,01.
   § . 5. La durée de validité de la clause d'écolage ne peut pas excéder trois ans et doit être fixée en tenant compte du coût et de la durée de la formation.
   Le montant du remboursement dû par l'agent statutaire en cas de non-respect de la période convenue dans la clause d'écolage ne peut pas excéder :
   1° 80 % du coût de la formation en cas de départ de l'agent statutaire avant 1/3 de la période convenue;
   2° 50 % du coût de la formation en cas de départ de l'agent statutaire dans la période comprise entre 1/3 et 2/3 au plus tard de la période convenue;
   3° 20 % du coût de la formation en cas de départ de l'agent statutaire au-delà de 2/3 de la période convenue.
   Toutefois, ce montant ne peut en aucun cas excéder 30 % de la rémunération annuelle de l'agent statutaire.
   § 6. L'agent statutaire reste titulaire de ses diplômes ou certificats et doit disposer de l'original ou d'une copie certifiée conforme par l'instance responsable pour la formation, que la clause d'écolage sorte ou non ses effets.
   § 7. Les conditions prévues au paragraphe 4, 1° et 3°, ne s'appliquent pas si la convention d'écolage concerne une formation à un métier ou une fonction figurant sur les listes des professions en pénurie ou des fonctions difficiles à remplir des Régions. Le lieu de travail détermine laquelle de ces listes s'applique. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2022-05-12/20, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>


Afdeling 4. - Het [1 getuigschrift voor overheidsmanagement]1   ----------   (1)
Art.14.
  <Opgeheven bij BFG 2013-09-26/26, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.15.Het betrokken personeelslid heeft, voor de verplaatsingen voor zijn deelname aan de opleiding [1 bedoeld in artikel 3, 3°]1, recht op de terugbetaling van de reiskosten op de voorwaarden en volgens de tarieven die vastgesteld zijn bij de reglementering van toepassing op de personeelsleden van de administratieve entiteit waaronder het lid ressorteert.
  ----------
  (1)<BFG 2013-09-26/26, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Afdeling 5. - Het vergelijkend examen.
Art.16. Het statutair personeelslid dat geslaagd is voor een vergelijkend examen bedoeld in artikel 3, 4°, geniet de premie bedoeld in afdeling 1 van dit hoofdstuk als hij binnen de twaalf maanden van het slagen voor zijn examen geen bevordering krijgt.
  Het statutair personeelslid dat geslaagd is voor een vergelijkend examen bedoeld in artikel 3, 4°, geniet dezelfde premie, tenzij hij vast benoemd wordt binnen de twaalf maanden van zijn slagen.
  Het bedrag van deze premie is noodzakelijkerwijze het maximaal bedrag dat bij toepassing van artikel 4 per niveau bepaald is.
  De premie wordt uitbetaald op het einde van de in lid 1 bedoelde twaalf maanden.

Afdeling 6. - [1 Getuigschriften voor administratieve opleiding en sociale opleiding.]1   ----------   (1)
Art. 16bis.[1 § 1. Op de voordracht [2 van de bevoegde Dienst]2 stelt de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren het programma vast van de opleidingen met het oog op de uitreiking van de getuigschriften voor administratieve opleiding en sociale opleiding.
   Het programma van de opleiding bevat theoretische en praktische aspecten en steunt op een interactieve pedagogie die de persoonlijke implicatie van de deelnemers begunstigen.
   Het programma dat de uitreiking van het getuigschrift voor administratieve opleiding beoogt, draagt minstens op de vakken van administratieve organisatie en overheidsbeheer alsmede bestuursinformatica.
   Het programma van de opleiding die de uitreiking van het getuigschrift van de sociale opleiding beoogt, draagt minstens op het wettelijke en reglementaire kader van de opdrachten van de dienst en de methodologische aspecten van het werk binnen de sociale afdelingen van de Diensten voor Hulpverlening aan de Jeugd en Gerechtelijke Jeugdbescherming.
   § 2. Een examencommissie wordt opgericht binnen [2 van de bevoegde Dienst]2. Die examencommissie omvat een Voorzitter van ten minste rang 12 binnen het Ministerie van de Franse Gemeenschap en een maximum van 4 opleiders die de voorbereidende opleiding gegeven hebben voor het deel dat tot het getuigschrift van de opleiding leidt, aangesteld door de Secretaris-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
   De examencommissie stelt een reglement vast dat inzonderheid de voorwaarden van ijver bepalen die vereist worden vanwege de deelnemers opdat zij het deel dat tot het getuigschrift van de opleiding leidt, zouden kunnen afleggen.
   De examencommissie kent de eventuele vrijstellingen toe aan de delen van het opleidingsprogramma dat zij bepaalt.
   De examencommissie reikt het getuigschrift van de administratieve of sociale opleiding toe aan alle deelnemers die geslaagd zijn voor het deel dat tot het getuigschrift van de opleiding leidt.
   § 3. De ambtenaren kunnen zich niet inschrijven voor meer dan drie opleidingscycli.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2007-11-23/53, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<BFG 2022-05-12/20, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art. 16ter. [1 De opleiding voor de uitreiking van het getuigschrift van administratieve of sociale opleiding wordt georganiseerd tijdens de diensturen over een totale periode van 8 werkdagen.
   Onverminderd artikel 16bis, § 3, zijn de opleidingen toegankelijk voor de ambtenaren van niveau 2+ en 2, categorie gespecialiseerd personeel, die ressorteren onder kwalificatiegroep 2 en hun ambt gedurende minstens 12 jaar uitgeoefend hebben binnen de Overheidsinstellingen voor Jeugdbescherming.
   De ambtenaar die deelneemt aan die opleiding verkrijgt van ambtswege vrijstellingen voor diensten die noodzakelijk zijn voor de opvolging van die opleiding. Hij verkrijgt daarenboven op zijn aanvraag twee dagen dienstvrijstellingen om het examen voor zijn getuigschrift voor te bereiden. Die dienstvrijstelling wordt toegekend volgens de modaliteiten bepaald in artikel 20, § 2 tot 5.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2007-11-23/53, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

HOOFDSTUK III. - Opleidingsverloven voor [2 algemene]2, specifieke opleidingen en het [1 getuigschrift voor overheidsmanagement]1.   ----------   (1)   (2)
Art.17. De opleidingsverloven zijn dienstvrijstellingen die ieder personeelslid kan genieten dat ingeschreven is voor een bij artikel 3, 1°, 2° en 3°, bedoelde opleiding.

Art.18.[1 Opleidingsverlof wordt opgenomen in de vorm van dagen, halve dagen of uren, al dan niet aaneengesloten, met per school- of academiejaar:
   1° maximaal 170 uur voor het getuigschrift overheidsmanagement;
   2° 2 uur per ECTS voor studies in het hoger onderwijs, met inbegrip van aanvullend ECTS wanneer opgelegd door een facultaire examencommissie;
   3° maximaal 120 uur voor andere studies.
   Voor een volledige studiecyclus in het hoger onderwijs of voor een volledige studiecyclus op andere gebieden kan slechts één urenkrediet worden toegekend.
   Het hierboven vermelde maximumaantal uren wordt ook noodzakelijkerwijs verminderd tot dat van de duur van de opleiding wanneer deze korter is dan dit referentiepunt.
   Voor specifieke opleidingen en het getuigschrift overheidsmanagement worden de vermelde kredieturen verhoogd om ze in overeenstemming te brengen met de duur van de opleiding indien het aantal door de opleiding bestreken uren het in lid 1 vermelde aantal kredieturen overschrijdt.
   Voor de berekening van de duur van de opleiding die recht geeft op het urenkrediet, wordt het aantal uren waarvan het personeelslid is vrijgesteld wegens een eerdere of lopende studie, in mindering gebracht ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.19.Voor de berekening van het aantal uren opleidingsverlof, wordt tevens rekening gehouden met de prestaties van [1 het personeelslid]1 gedurende het referentiejaar.
  Geven aanleiding tot een evenredige vermindering van het opleidingsverlof :
  1° de periodes van het referentiejaar gedurende dewelke het personeelslid zich niet kan beroepen op de bij artikel 2, 2°, bedoelde hoedanigheid;
  2° de afwezigheden gedurende dewelke het personeelslid in non-activiteit of in disponibiliteit gesteld wordt;
  3° [1 verlof om persoonlijke redenen en verlof om dwingende familiale redenen]1;
  4° [1 de vierdaagse werkweek en halftijdse arbeid vanaf de leeftijd van vijftig of vijfenvijftig jaar]1;
  5° het verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan;
  6° het verlof voortvloeiend uit een maatregel tot herverdeling van het werk in de openbare sector.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.20.[1 § 1. Een personeelslid dat opleidingsverlof aanvraagt, moet aan zijn meerderen een door de Dienst Opleiding afgegeven document kunnen overleggen waarin de algemene of specifieke opleiding wordt erkend die hem recht geeft op dit verlof.
   Voor algemene opleidingen wordt het in lid 1 bedoelde document door de Dienst Opleiding pas afgegeven nadat het personeelslid een kopie van zijn definitieve inschrijvingsbewijs voor de opleiding voor het betrokken school- of academiejaar heeft overgelegd, samen met zijn gevalideerde jaarprogramma.
   Het in punt 1 bedoelde document vermeldt het totale aantal ECTS dat voor het geheel van de betrokken opleiding moet worden verworven, met inbegrip van het aanvullend ECTS wanneer die door een facultaire examencommissie worden opgelegd en na aftrek van de verkregen vrijstellingen en van het ECTS die vóór de aanvraag werden verworven. Tevens wordt voor elke school of elk academiejaar aangegeven hoeveel ECTS moeten worden verworven of hoe lang de cursus duurt, zo nodig met inbegrip van de tijd die nodig is om een schriftelijk werk voor te bereiden of om een opleiding te volgen, als een van deze vereist is.
   Een personeelslid dat opleidingsverlof aanvraagt in het kader van het getuigschrift overheidsmanagement, moet een bewijs van inschrijving voor het getuigschrift overleggen.
   § 2. De vrijstelling van dienst wordt verleend door het personeelslid dat bevoegd is toestemming te verlenen voor het jaarlijks verlof, na overlegging van het document bedoeld in § 1, eerste lid.
   § 3. De vrijstelling mag alleen per geval worden geweigerd wegens bijzondere omstandigheden die verband houden met de vereisten van de dienst.
   Voor een algemene opleiding, behalve wanneer deze opleiding nodig is om te voldoen aan de eisen van de beoordeling of wanneer de opleiding bedoeld is om het personeelslid in staat te stellen zijn beroepsloopbaan te heroriënteren binnen de entiteit waarbij hij is aangesteld, kan de dienstverantwoordelijke ofwel weigeren het verlof toe te kennen indien dit onverenigbaar is met het belang van de dienst, ofwel een geplande spreiding van het verlof opleggen naar gelang van de behoeften van de dienst en het aantal uren of lessen van de opleiding.
   § 4. Bij ontstentenis van een beslissing binnen tien dagen na ontvangst van het verzoek om dienstvrijstelling wordt deze laatste geacht aan het personeelslid te zijn verleend.
   De weigering van dienstvrijstelling of de voorgenomen verdeling ervan wordt binnen dezelfde termijn ter kennis van het betrokken personeelslid gebracht.
   § 5. In geval van weigering of oplegging van een voorgenomen spreiding van het verlof kan het betrokken personeelslid binnen vijf dagen na het verstrijken van de in paragraaf 4, eerste lid, bedoelde termijn beroep aantekenen bij de ambtenaar die belast is met de personeelsdienst of, indien deze dienst de weigering heeft uitgevaardigd, bij de leidend ambtenaar van de administratieve entiteit waartoe hij behoort.
   De in lid 1 bedoelde ambtenaar verricht de passende onderzoeksmaatregelen.
   Hij hoort, noodzakelijkerwijze, op hun verzoek, het in § 2 bedoelde personeelslid en het personeelslid dat de zaak bij hem aanhangig heeft gemaakt, zo nodig vergezeld van de persoon van zijn keuze.
   Hij neemt een beslissing binnen vijftien dagen nadat de zaak bij hem aanhangig werd gemaakt.
   Indien de beslissing de weigering ongegrond verklaart, kan het betrokken personeelslid niet langer vrijstelling voor de betrokken opleiding worden geweigerd. De in lid 1 bedoelde ambtenaar kan evenwel beslissen een geplande spreiding van het verlof op te leggen.
   Indien de beslissing de verspreiding van het verlof ongegrond verklaart, kan het betrokken personeelslid niet langer vrijstelling voor de betrokken opleiding worden geweigerd ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.21.[1 Een personeelslid dat afziet van een opleiding (of deze stopt te volgen) waarvoor hij van dienst is vrijgesteld, stelt de betrokken dienst voor opleiding en het in artikel 20, paragraaf 2, bedoelde personeelslid daarvan onmiddellijk in kennis]1.
   Op het einde van de opleiding zenden de personeelsleden die een vrijstelling hebben genoten aan dezelfde dienst een attest om van deelname te bewijzen aan de proef of de proeven ter bekrachtiging van de opleiding naar rata [1 ...]1.
   Het personeelslid dat een van de boven vermelde verplichtingen niet in acht neemt, verliest gedurende vier jaar het genot van het verlofstelsel ingericht door dit hoofdstuk.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>Art.22. Behoudens tegengestelde beslissing van de leidend ambtenaar die de leiding heeft van de betrokken bestuurseenheid, mag het opleidingsverlof niet meer dan één keer voor dezelfde opleiding toegekend worden.
  Wanneer eenzelfde opleiding meerdere school- of academiejaren bestrijkt en het personeelslid dat aan deze opleiding deelneemt al het jaarlijks opleidingsverlof niet gebruikt waarop hij recht zou kunnen hebben in toepassing van artikel 19, kunnen de niet opgenomen verlofdagen, op met redenen omklede aanvraag van dit personeelslid, overgebracht worden naar een later opleidingsjaar bij beslissing van dezelfde leidend ambtenaar.

HOOFDSTUK IV. - Studieverlof voor overgangsexamens.

Art.23. Het studieverlof bestaat uit dienstvrijstellingen dat elke ambtenaar ingeschreven voor een overgangsexamen ingericht door SELOR met het oog op de bevordering door overgang tot een hoger niveau in betrekkingen van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector of instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, kan genieten.
Art.24. Het studieverlof wordt genomen in de vorm van dagen of halve dagen, al dan niet continu, gedurende de periode van twee maanden die voorafgaat aan de geplande datum voor de betrokken proef.
  Het urenkrediet wordt op tien dagen bepaald.
  Voor iedere geslaagde proef kan de ambtenaar een krediet van drie bijkomende dagen krijgen voor de latere proeven.
  De aantallen dagen bedoeld bij de vorige leden vertegenwoordigen een welbepaald krediet, per ambtenaar en voor de toegang van deze tot ieder hoger niveau, voor de duur van zijn loopbaan. Dit krediet wordt bepaald op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
  Het kan gebruikt worden door iedere ambtenaar ingeschreven voor een of meerdere proeven van een sessie van een enkel overgangsexamen.
  Indien een ambtenaar zich simultaan inschrijft voor de proeven van twee examens, heeft hij enkel recht op één van beide kredieten.

Art.25.De toekenning van vrijstellingen wordt ondergeschikt aan de deelneming aan de cycli voorbereidende cursussen ingericht door de [1 ]1, die het onafgebroken schoolbezoek nagaat via aanwezigheidslijsten.
  Wordt geacht deel te hebben genomen aan een opleidingssessie het personeelslid dat de aanwezigheidslijst heeft getekend op het begin en op het einde van iedere zitting of op het begin en op het einde van iedere halve dag wanneer de zitting op een hele dag verspreid is.
  [1 ...]1
  De ambtenaren die deel hebben genomen aan minstens 4/5de van de zitting waaruit deze cursussencycli bestaan, kunnen, binnen de perken bepaald bij artikel 25, dienstvrijstellingen genieten.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.26.[1 De vrijstelling van dienst wordt verleend door het personeelslid dat bevoegd is tot verlening van vakantieverlof, na overlegging van een bewijsstuk waaruit blijkt dat het personeelslid voor het toelatingsexamen is ingeschreven ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2022-05-12/20, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.27. De ambtenaren die vrijstellingen hebben gekregen, worden ertoe gehouden de oproepingsbrief van SELOR aan de ambtenaren die de vrijstellingen hebben toegekend, over te leggen. Als zij deze verplichting niet in acht nemen, verliezen zij gedurende vier jaar het genot van het verlofstelsel ingericht door dit hoofdstuk.
  De afwezigheid op examens die te wijten is aan gevallen van overmacht moet ook verantwoord worden bij dezelfde ambtenaren.

Art.28. Iedere examendag wordt gelijkgesteld met een normale dagprestatie.
  Behoudens tegengestelde instructie schriftelijk uitgedrukt door de ambtenaar die de leiding heeft van de bestuurseenheid waarin de ambtenaar zijn beroepsactiviteiten uitoefent, wordt de ambtenaar er niet toe gehouden naar zijn werkplaats terug te keren op het einde van het examen.
  Nochtans, wanneer de proef op een zaterdag of een zondag ingericht is, geniet de gegadigde een dag compensatie die, met de instemming van de rechtstreekse hiërarchische meerdere, genomen dient te worden ofwel de laatste vrijdag voor de proef of de eerste maandag na de proef.

HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen.

Art.29.Het koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, wordt opgeheven. Doch blijft het van toepassing op de personeelsleden die dat stelsel genoten op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.30. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 31. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.