Details





Titel:

20 SEPTEMBER 2012. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren (NOTA : de lezing van art. 2; 5; 14-21; 21bis; 22; 23; 24; 25; 32; 33; 34; 35; 36; 38; 40; 41; 42; 43; 44; 55ter is gewijzigd door BFG2018-06-05/05, art 3 tot 26 , wat betreft WBE (Wallonie-Bruxelles Enseignement), Inwerkingtreding : 13-10-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-02-2013 en tekstbijwerking tot 02-05-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Mandatenregeling
Afdeling 1. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen
Art. 1-4
Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toegang
Art. 5-6
Afdeling 3. - Getuigschrift van overheidsmanagement
Art. 7-10, 10/1, 11-13
Afdeling 4. - Samenstelling van een kandidatenpool
Art. 14
Afdeling 5. - Vacantverklaringen en opdrachtenbladen
Art. 15-17
Afdeling 6. - Aanstelling
Art. 18-19
Afdeling 7. [1 - Bestuursovereenkomst en doelstellingencontract]1
Art. 20, 20bis, 21, 21bis
Afdeling 8. - Duur van het mandaat
Art. 22-24
Afdeling 9. - Administratieve en geldelijke toestand
Art. 25-31
Afdeling 10. - Evaluatie
Art. 32-44
HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art. 45-52
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen
Art. 53
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 54-55, 55bis, 56-58



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996029274  1996029275  1998029076  2002029552  2003201450  2007200190 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Mandatenregeling
Afdeling 1. - Toepassingsgebied en algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de Diensten van de Franse Gemeenschap.

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder :
  1° Diensten van de Franse Gemeenschap : de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren;
  2° leidend ambtenaar : de commissaris-generaal, voor het " Entreprise publique des Technologies nouvelles de l'Information et de la Communication de la Communauté française ", de leidend ambtenaar van het " Institut de formation en cours de carrière ", alsook de administrateur-generaal voor de " Office de la Naissance et de l'Enfance ";
  3° hiërarchische meerdere : voor de secretaris-generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, de Regering; [1 voor de hoge ambtenaar van ETNIC, de minister belast met de administratieve informatica in zijn of haar bevoegdheden]1; voor de leidend ambtenaar van het " Institut de la Formation en cours de carrière ", de voorzitter van de raad van bestuur; en voor de leidend ambtenaar van het " Entreprise publique des Technologies nouvelles de l'Information et de la Communication de la Communauté française ", de voorzitter van de raad van bestuur.
  ----------
  (1)<BFG 2019-04-24/14, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art.3. De betrekkingen van de rangen 15, 16, 16+ en 17 worden bij mandaat toegekend, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  Onder de betrekkingen van rang 15 die bestaan binnen de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, worden enkel de betrekkingen van rang 15 bedoeld in artikel 8, § 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap bij mandaat toegekend.

Art.4. Het gebruik van de mannelijke namen voor de verschillende titels en ambten is gemeenslachtig met het oog op een betere leesbaarheid van de tekst, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.

Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toegang
Art.5. De kandidaat voor een mandaat moet, uiterlijk op het einde van de termijn bepaald voor de indiening van de kandidaturen, lid zijn van de in artikel 14 bedoelde kandidatenpool.

Art.6. Niemand kan voor een mandaat worden voorgedragen als hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt;
  2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  3° geen niet doorgehaalde definitieve tuchtsanctie ondergaan;
  4° aan de dienstplichtwetten voldoen;
  5° het bewijs leveren van de medische geschiktheid die vereist is voor het uit te oefenen ambt;
  6° geen politiek mandaat uitoefenen dat, voor een ambtenaar, een politiek verlof van ambtswege van meer dan vier dagen per maand met zich mede brengt;
  7° geen van de volgende politieke mandaten uitoefenen : schepen, burgemeester, of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn;
  8° geen dienstvrijstellingen of facultatieve politieke verloven genieten, die met het politiek verlof van ambtswege gecumuleerd, ertoe zouden leiden dat een totaal van vier werkdagen afwezigheid per maand zou worden overschreden.

Afdeling 3. - Getuigschrift van overheidsmanagement
Art.7.§ 1. Het getuigschrift van overheidsmanagement dat wordt uitgereikt nadat de kandidaat geslaagd is voor het examen georganiseerd op het einde van de opleiding bedoeld bij het op 10 november 2011 gesloten samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest tot oprichting van een " Ecole d'Administration publique " (School voor overheidsbestuur) die gemeenschappelijk is voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest.
  § 2. De opleiding bestaat uit [2 ...]2 interuniversitair getuigschrift overheidsmanagement bedoeld in artikel 6, § 1, 6° van het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, hierna " het interuniversitair getuigschrift " genoemd. Het interuniversitair getuigschrift wordt door de universiteiten van de Franse Gemeenschap toegekend.
  Het getuigschrift van overheidsmanagement wordt met cyclussen georganiseerd. Een cyclus duidt het geheel aan, bestaande uit :
  - het vergelijkende examen voor de toegang tot de in artikel 10, § 2 bedoelde opleiding;
  - de cursussen, gevallenstudies, praktische oefeningen, seminaries [2 ...]2 en examens die leiden tot het uitreiken van het interuniversitair getuigschrift;
  - [2 het examen bedoeld in artikel 13, § 3]2.
  § 3. Op de voordracht van de school voor overheidsbestuur, die in overleg met de universiteiten handelt, stelt de Regering het programma van het interuniversitair getuigschrift vast, dat noodzakelijk is voor het behalen van het getuigschrift van overheidsmanagement. Dat programma omvat de doelstellingen van de cursussen en het profiel van de leerkrachten die ermee zullen worden belast.
  § 4. Het programma van het interuniversitair getuigschrift is multidisciplinair en van hoog niveau. Het heeft als doel de bekwaamheid op het gebied van het overheidsmanagement te ontwikkelen en de kandidaten de competenties bij te brengen die vereist zijn voor de uitoefening van een mandaat. Behalve sommige theoretische delen wordt het vooral gericht op een praktische opleiding die steunt op een interactieve pedagogie tot bevordering van de persoonlijke deelneming van de aanwezige personen. Het omvat gevallenstudies en analysen van dossiers in verband met de administratieve realiteit. Het theoretische en praktische leerproces legt de nadruk op de concrete problemen betreffende het beheer van de overheidsdiensten en op de oplossingen die eraan kunnen worden gebracht.
  [2 ...]2
  [2 ...]2
  § 5. [2 Het aantal lesuren voor het behalen van het interuniversitair getuigschrift bedraagt ten minste 170 uur. De universiteiten bepalen gezamenlijk het aantal studiepunten ECTS van het interuniversitair getuigschrift.]2
  ----------
  (1)<BFG 2014-02-06/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2014>
  (2)<BFG 2021-05-20/12, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Art.8.[1 Niemand kan tot de cyclus voor het behalen van het getuigschrift management overheidsbesturen worden toegelaten als hij, op het einde van de termijn voor de indiening van de kandidaturen niet voldoet aan de volgende voorwaarden :
   1° houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau 1 of niveau A, of geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar niveau 1 of naar niveau A of een ermee gelijkgesteld niveau of houder zijn van een getuigschrift van verworven competenties buiten elk diploma dat toegang verleent tot niveau 1 of tot niveau A, waarbij dat getuigschrift wordt uitgereikt of erkend door de school voor overheidsbestuur of door een ander orgaan dat wordt bepaald door het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode of door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;
   2° het bewijs kunnen leveren van een beroepservaring van ten minste 5 jaar in teamleiding.]1
  ----------
  (1)<BFG 2021-05-20/12, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Art.9.[1 § 1. Elke cyclus moet worden aangekondigd door een bericht dat door de school voor overheidsbestuur wordt opgesteld en dat door Selor, ten minste in het Belgisch Staatsblad, in twee Franstalige Belgische dagbladen en op de website van Selor, wordt bekendgemaakt.
   § 2. Die aankondiging omvat ten minste de volgende gegevens :
   1° de voorwaarden voor de toegang alsook het maximumaantal deelnemers aan de proef bedoeld in artikel 10, § 2, achtste lid en aan de opleiding die tot de uitreiking van het interuniversitair getuigschrift leidt;
   2° de verwijzing naar de pagina van de website van SELOR waar de kandidaten zich kunnen inschrijven voor het vergelijkend examen voor toegang tot de opleiding;
   3° de identiteit van de diensten of de personen die de kandidaten elke nuttige informatie over de opleiding kunnen verstrekken;
   4° de inlichtingen of documenten die in de akte voor de kandidaatstelling moeten voorkomen;
   5° de termijn en de nadere regels voor de indiening van de kandidaturen.
   § 3. De termijn voor de indiening van de kandidaturen wordt door Selor vastgesteld, waarbij hij niet korter dan 20 dagen en niet langer dan twee maanden kan zijn. Hij begint te lopen op de dag volgend op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de aankondiging bedoeld in § 2. Als die termijn niet in acht wordt genomen, is de kandidaatstelling niet ontvankelijk.
   De termijn bedoeld in het eerste lid wordt tussen 15 juli en 15 augustus opgeschort.
   § 4. De kandidaturen worden langs elektronische weg aan SELOR gericht.
   § 5. SELOR controleert de ontvankelijkheid van de kandidaturen.]1
  ----------
  (1)<BFG 2021-05-20/12, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Art.10.[1 § 1. Het interuniversitair getuigschrift, waarvan het uitreiken van het getuigschrift management overheidsbesturen afhangt, is toegankelijk voor een beperkt aantal deelnemers. Voor elke cyclus wordt dit aantal voorafgaandelijk door de Regeringen vastgesteld, na advies van de School voor overheidsbestuur uitgebracht binnen dertig dagen na de aanvraag; wordt dat advies niet binnen die termijn uitgebracht, dan wordt het als gunstig geacht.
   § 2. SELOR nodigt de kandidaten uit van wie de kandidatuur ontvankelijk werd geacht voor het vergelijkend examen voor toegang tot de opleiding.
   Het vergelijkend examen wordt door SELOR georganiseerd en bestaat uit twee proeven.
   De eerste proef heeft betrekking op de kennis van de kandidaat, inzonderheid zijn kennis van de overheidsinstellingen.
   De inhoud van de eerste proef wordt bepaald door SELOR. SELOR roept opleiders van de door de School voor overheidsbestuur aangewezen universiteiten op om de testvragen op te stellen en het vereiste kennisniveau te bepalen.
   SELOR bezorgt de kandidaten een lijst van de onderwerpen waarop de eerste proef zal betrekking hebben, evenals een niet-uitputtende lijst van referentiewerken ten minste dertig dagen vóór de geplande datum voor de organisatie van de eerste proef.
   De geslaagde kandidaten worden door SELOR in een nuttige volgorde gerangschikt.
   De regering bepaalt het aantal personen die geslaagd zijn voor de eerste proef en die voor een tweede proef worden uitgenodigd. Als twee of meer kandidaten gelijk gerangschikt zijn voor de rang die overeenkomt met dit aantal, worden ze allemaal toegelaten om deel te nemen aan de tweede proef.
   De tweede proef bestaat uit een generieke test om de managementvaardigheden van de kandidaten te beoordelen.
   SELOR ontwikkelt en organiseert de proef. De proef moet het mogelijk maken om de minimale managementvaardigheden te identificeren die van toepassing zijn binnen de openbare instellingen van de deelnemers. Het kan niet bestaan uit een situationele beoordelingstest of een STAR-interview.
   De geslaagde kandidaten van de tweede proef worden door SELOR in nuttige volgorde gerangschikt.
   Onder "geslaagde kandidaat" wordt verstaan de kandidaat die voldaan heeft aan de minimumvereisten bepaald door SELOR om te slagen voor de proeven beschreven in dit artikel.
   § 3. Alleen de geslaagde kandidaten gerangschikt in een nuttige volgorde met betrekking tot het aantal deelnemers dat door de regeringen op advies van de school is vastgesteld, worden toegelaten om deel te nemen aan het interuniversitair getuigschrift. Als twee of meer kandidaten gelijk gerangschikt zij voor de rang die overeenkomt met dit aantal, worden ze allemaal toegelaten om deel te nemen aan het interuniversitair getuigschrift.
   SELOR bekrachtigt de resultaten van het vergelijkend examen.
   § 4. De opleiding die leidt tot de uitreiking van het interuniversitair getuigschrift kan slechts één keer per cyclus gevolgd worden door de geslaagde kandidaten van de generieke beoordelingstest van de managementvaardigheden.
   In afwijking van het eerste lid kan de regering, op basis van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen, de kandidaat die de opleiding niet volgt, die ervan afziet of die er niet in slaagt, machtigen om het voordeel van het slagen voor de generieke beoordelingstest managementvaardigheden te behouden.
   De kandidaat die in aanmerking komt voor de afwijking bedoeld in het tweede lid volgt de eerstvolgende georganiseerde opleidingscyclus. Elke kandidaat kan slechts één afwijking genieten. De integratie van een kandidaat die een afwijking geniet in een opleidingscyclus heeft geen gevolg op het aantal deelnemers dat door de regering is vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 3.]1
  ----------
  (1)<BFG 2021-05-20/12, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Art.10/1. [1 De kandidaten die toegelaten zijn om deel te nemen aan het interuniversitair getuigschrift betalen een inschrijvingsgeld waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag van het inschrijvingsgeld voor een universitair studiejaar bepaald in overeenstemming met artikel 39, § 2, eerste lid, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2021-05-20/12, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>


Art.11.Iedere kandidaat die wordt toegelaten tot deelnemen aan het interuniversitair getuigschrift kan de examencommissie die met dat getuigschrift belast wordt een vrijstelling aanvragen voor één of meer cursussen, en de evaluaties die met die cursussen overeenstemmen, ook als die evaluaties worden georganiseerd in de vorm van proeven die betrekking hebben op verschillende cursussen of aangelegenheden. Geen vrijstelling kan worden verleend voor de gevallenstudies [2 ...]2.
  Van een cursus kan worden vrijgesteld, de kandidaat die het bewijs levert dat hij met vrucht een cursus of een gelijkwaardige vorming heeft gevolgd waarvoor hij een vrijstelling aanvraagt.
  [1 Onder dezelfde voorwaarden kan een kandidaat een vrijstelling krijgen als hij het bewijs levert van bekwaamheden die duidelijk in verband staan met de betrokken cursus. De examencommissie voor het interuniversitair getuigschrift beslist collegiaal en in laatste aanleg.]1
  ----------
  (1)<BFG 2014-02-06/07, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2014>
  (2)<BFG 2021-05-20/12, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Art.12. In met redenen omklede omstandigheden, kunnen de kandidaten door de examencommissie voor het interuniversitair getuigschrift ertoe worden toegelaten dit getuigschrift over hoogstens twee jaar te spreiden.

Art.13.[1 § 1. De School voor overheidsbestuur reikt het getuigschrift management overheidsbesturen uit aan alle geslaagde kandidaten van het vergelijkend examen bedoeld in artikel 10, houders van het interuniversitair getuigschrift die ook geslaagd zijn voor het examen georganiseerd aan het einde van elke cyclus.
   § 2. Voor elke cyclus wordt een examencommissie van vijf leden door Selor samengesteld, in overleg met de school. Die examencommissie is samengesteld uit :
   1° de Directeur-generaal van de Algemene Directie Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning of zijn afgevaardigde;
   2° twee leden van de academische instantie van de universiteiten die deelnemen aan de overeenkomst over het getuigschrift management overheidsbesturen die beschikken over relevante deskundigheid met betrekking tot de te beoordelen vaardigheden;
   3° twee externe deskundigen in management.
   Onder "overeenkomst" wordt verstaan het document met de nadere regels voor de samenwerking tussen universiteiten en de school voor het ontwerpen en de uitvoering van opleidingen die leiden tot de uitreiking van het getuigschrift management overheidsbesturen.
   § 3. De geslaagde kandidaten die het getuigschrift management overheidsbesturen hebben behaald, behoren, na het slagen van het examen dat aan het einde van elke cyclus wordt georganiseerd, tot de pool van kandidaten die voor een ambt met mandaat bedoeld in artikel 14 kunnen solliciteren.
   Dit examen bestaat in een mondelinge proef die tot doel heeft de vaardigheden te evalueren die vereist zijn voor de uitoefening van een managementambt en die ontwikkeld werden in het kader van het interuniversitair getuigschrift.
   De examencommissie beraadslaagt en beslist over het slagen van de kandidaten met een meerderheid van tweederde van de aanwezige leden.
   De kandidaten die voor het examen geslaagd zijn, worden niet gerangschikt en krijgen geen vermelding toegekend.
   De kandidaten die voor het examen niet geslaagd zijn, kunnen het ten vroegste zes maanden na de datum van het examen opnieuw afleggen en ten laatste bij de eerstvolgende georganiseerde examenperiode.
   In afwijking van het vorige lid kan de regering, op basis van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen, de kandidaat die, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet voor het examen verschijnt, machtigen het later af te leggen. De kandidaat die voor de afwijking in aanmerking komt, legt het examen af tijdens de eerstvolgende georganiseerde examenperiode. Elke kandidaat kan slechts één vrijstelling genieten.
   § 4. De examencommissie stelt een reglement vast dat de concrete en materiële organisatie van het examen bepaalt.]1
  ----------
  (1)<BFG 2021-05-20/12, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Afdeling 4. - Samenstelling van een kandidatenpool
Art.14.Er wordt een pool van kandidaten voor de uitoefening van een mandaat in de zin van dit besluit opgemaakt.
  Alleen de leden van die pool kunnen zich kandidaat stellen voor een betrekking die bij mandaat toe te kennen is.
  De pool van de kandidaten voor een mandaat is samengesteld uit :
  1° de titularissen van het getuigschrift van overheidsmanagement;
  2° [1 de mandaathouders die in functie zijn binnen de diensten van de Franse Gemeenschap op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit of voor wie de betrekking vacant werd verklaard en de procedure voor de werving op de dag van die inwerkingtreding werd opgestart, en die de vermelding "zeer gunstig" of "gunstig" hebben gekregen bij de evaluatie die met toepassing van artikel 55 van dit besluit werd uitgevoerd;]1
  3° [1 leden van de pool van kandidaten voor de uitoefening van een mandaat vastgesteld door artikel 341/8 van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 september 2012 tot hervorming van de mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de diensten van de Regering en van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren;]1
  4° [1 mandaathouders die in "Wallonie-Bruxelles-International" in functie zijn op de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering en van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot hervorming van de mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van "Wallonie-Bruxelles-International" of voor wie de betrekking vacant werd verklaard en de procedure voor de werving op de dag van die inwerkingtreding werd opgestart, en die de vermelding "zeer gunstig" of "gunstig" hebben gekregen bij de evaluatie uitgevoerd door de Regering die na de installatie van het Parlement werd samengesteld;]1
  5° [1 de mandaathouder die in de School voor overheidsbestuur in functie is op de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering van 20 september 2012 tot hervorming van de mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de diensten van de Regering en van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren en die de vermelding "zeer gunstig" of "gunstig" hebben gekregen bij de evaluatie die met toepassing van artikel 10 van hetzelfde besluit werd uitgevoerd;]1
  6° [1 de adjunct-administrateur-generaal van Forem die de vermelding "zeer gunstig" of "gunstig" heeft gekregen bij de evaluatie die werd uitgevoerd met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Waalse Regering van 20 september 2012 tot hervorming van de mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de diensten van de Regering en van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren;]1
  7° [1 de adjunct-administrateur-generaal van "Wallonie-Bruxelles-International" die de vermelding "zeer gunstig" of "gunstig" heeft gekregen bij de evaluatie die met toepassing van het besluit van de Waalse Regering en van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot hervorming van de mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van "Wallonie-Bruxelles-International" werd uitgevoerd door de Regering die na de installatie van het Parlement werd samengesteld;]1
  [2 8° de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Justitiehuizen, overgedragen van de diensten van de Regering van de Federale Staat naar de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap in het kader van de uitvoering van de zesde staatshervorming, op voorwaarde dat hij titularis is van een evaluatievermelding die hem toelaat zijn mandaat voort te zetten;
   9° de leidende ambtenaren-generaal van de Regionale Directie Zuid van de Justitiehuizen en van het Nationaal Centrum Elektronisch Toezicht van het Directoraat-Generaal Justitiehuizen, overgedragen van de diensten van de Regering van de Federale Staat naar de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap in het kader van de uitvoering van de zesde staatshervorming, op voorwaarde dat zij, op de datum van hun overdracht, geen titularis zijn van een evaluatievermelding van een lager niveau dan het niveau "gunstig".]2
  Er wordt geen rangschikking onder de leden van de pool vastgesteld. Hun lijst wordt alfabetisch opgesteld. Die lijst wordt door de school voor overheidsbestuur gehouden. De leden van de pool moeten haar schriftelijk elke wijziging van hun persoonlijke gegevens meedelen.
  Het feit deel uit te maken van de pool geeft geen ander recht dan het recht zich kandidaat te stellen voor een betrekking die bij mandaat toe te kennen is. Dit opent geen recht op een retributie of een bezoldiging.
  [3 De houder van het brevet voor overheidsmanagement, bedoeld in artikel 2, 5°, van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 2002 tot oprichting van een "Ecole d'Administration publique" (School voor overheidsbestuur - EAP) in de Franse Gemeenschap wordt gelijkgesteld met de houder van het brevet voor overheidsmanagement op voorwaarde dat hij geslaagd is voor het examen bedoeld in artikel 341/7 van deze Code in de versie die van toepassing was vóór de inwerkingtreding van het besluit van de Waalse regering van 20 mei 2021 tot wijziging van diverse bepalingen met betrekking tot het managementbrevet in het kader van het besluit van de Waalse regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode en het besluit van de Waalse regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratief statuut en het geldelijk statuut van het personeel van "Wallonie-Bruxelles International".]3
  ----------
  (1)<BFG 2014-02-06/07, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<BFG 2014-11-12/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<BFG 2021-05-20/12, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Afdeling 5. - Vacantverklaringen en opdrachtenbladen
Art.15. § 1. De bij mandaat toe te kennen betrekkingen worden door de Regering vacant verklaard uiterlijk 6 weken na de eedaflegging van haar leden die onmiddellijk volgt op de vernieuwing van het Parlement;
  § 2. Voor elke bij mandaat toe te kennen betrekking, stelt de Regering, gelijktijdig met de vacantverklaring ervan, een opdrachtenblad vast.
  De ontwerpen van opdrachtenblad worden aan de Regering door het directiecomité of de beheersorganen van de instellingen, elk voor zijn stuk, uiterlijk drie weken na de eedaflegging van de leden van de Regering die onmiddellijk volgt op de vernieuwing van het Parlement, voorgesteld. De Regering keurt de ontwerpen van opdrachtenblad goed. Als geen voorstel binnen die termijn wordt gedaan, stelt de Regering de opdrachtenbladen zelf vast.
  § 3. Het opdrachtenblad houdt de volgende gegevens in :
  1° de ambtsomschrijving en het bevoegdheidsprofiel van het toe te kennen ambt;
  2° de bepaling van de beheersopdrachten die aan de mandaathouder worden toegewezen;
  3° de te bereiken doelstellingen voor het strategische beheer, die inzonderheid bepaald worden op basis van de verklaring betreffende het gemeenschapsbeleid;
  4° de toegekende begrotingsmiddelen en menselijke middelen.

Art.16. Onmiddellijk na de vacantverklaring bedoeld in artikel 15, § 1, doet de Regering een oproep tot kandidaten door middel van een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Regering en door middel van een e-mail gericht aan elk van de leden van de kandidatenpool, op grond van de gegevens die door hen aan de school voor overheidsbestuur worden meegedeeld.
  Die oproep tot kandidaten vermeldt voor elke betrokken betrekking :
  1° de wijze en de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen;
  2° de documenten die de akte voor de kandidaatstelling op straffe van nietigheid moet inhouden;
  3° de dienst waarbij het opdrachtenblad kan worden verkregen.

Art.17.[1 Gedurende een periode van 9 maanden na de eedaflegging van de leden van de Regering die onmiddellijk volgt op de vernieuwing van het Parlement, kan ieder lid van de kandidatenpool zijn kandidatuur voor hoogstens vier betrekkingen indienen die bij mandaat toe te kennen zijn binnen de diensten van de Franse Gemeenschap en voor hoogstens vier betrekkingen die bij mandaat binnen de diensten van de Waalse Regering, de instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, binnen "Wallonie-Bruxelles International" of de School voor overheidsbestuur, toe te kennen zijn.]1
  De kandidaturen moeten bij de Minister van Ambtenarenzaken uiterlijk één maand na de vacantverklaring van de betrokken betrekkingen worden ingediend.
  De kandidaturen moeten bij aangetekend schrijven worden ingediend en omvatten :
  1° een curriculum vitae houdende vermelding van de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten, opgemaakt op basis van het door de Regering vast te stellen model;
  2° een motivatiebrief voor elke betrekking houdende inzonderheid de beschrijving van de strategische visie van de kandidaat en de uiteenzetting van de wijze waarop deze het mandaat wil uitoefenen.
  De kandidaat die in zijn huidige betrekking aan een tuchtregeling onderworpen is, voegt bij zijn kandidatuur een attest betreffende de staat van zijn tuchtdossier.
  ----------
  (1)<BFG 2014-02-06/07, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Afdeling 6. - Aanstelling
Art.18.Voor elke betrekking die bij mandaat toe te kennen is, onderzoekt de Regering de dossiers die door de kandidaten worden ingediend. Ze vergelijkt de kandidaturen, rekening houdend met de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten en de inhoud van de motivatiebrief voor iedere kandidaat, op grond van het opdrachtenblad voor elke toe te kennen betrekking.
  Uiterlijk drie maanden na de vacantverklaring van de toe te kennen betrekkingen, benoemt de Regering tijdelijk in elke betrekking de kandidaat die volgens haar het meest geschikt is om het ambt met vol vertrouwen uit te oefenen.
  [1 Bij ontstentenis van een kandidaat of indien geen enkele kandidaat door de regering geschikt is bevonden om in vol vertrouwen het ambt uit te oefenen, verleent de regering het mandaat overeenkomstig de in artikel 24 vastgestelde voorwaarden.]1
  ----------
  (1)<BFG 2021-05-20/12, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Art.19. Bij ontslag van de Regering, met toepassing van artikel 71 of van artikel 72 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, kan de nieuwe Regering beslissen de bij mandaat toegekende betrekkingen vacant te verklaren. In die gevallen eindigen de lopende mandaten van rechtswege de dag waarop de nieuwe mandaathouders worden aangesteld.
  In de in het eerste lid bedoelde hypothesen worden de bij mandaat toe te kennen betrekkingen door de nieuwe Regering uiterlijk zes maanden na haar eedaflegging vacant verklaard. De kandidaturen moeten uiterlijk één maand na de vacantverklaring van de betrekkingen worden ingediend, en de mandaathouders moeten uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de termijn bepaald voor de indiening van de kandidaturen worden aangesteld.

Afdeling 7. [1 - Bestuursovereenkomst en doelstellingencontract]1   ----------   (1)
Art.20.[1 § 1. Er wordt een bestuursovereenkomst voor het Ministerie van de Franse Gemeenschap ingesteld.
   De bestuursovereenkomst heeft betrekking op zowel de transversale aspecten als de sectorale aspecten van het beheer van de opdrachten van het Ministerie.
   De bestuursovereenkomst heeft een strategische planificatie van 5 jaar.
   Ze bevat minstens de volgende elementen :
   - de voornaamste opdrachten, de visie en de waarden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;
   - de voornaamste opdrachten en de visie van elk algemeen bestuur en van het secretariaat-generaal;
   - de transversale en sectorale strategische en operationele doelstellingen;
   - de indicatoren waarmee kan worden gemeten of de transversale en sectorale operationele doelstellingen, waarvoor een indicator vereist is, bereikt zijn;
   - de human resources, de begrotings- en informaticamiddelen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de transversale en sectorale strategische en operationele doelstellingen;
   - de verdeling van de bevoegdheden in verband met de verwezenlijking van de transversale en sectorale strategische en operationele doelstellingen;
   - de nadere regels voor de medewerking tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de diensten van haar administratie.
  [2 Projecten die de strategische en operationele doelstellingen uitvoeren, worden opgenomen in een routeplan en goedgekeurd door de functioneel bevoegde minister(s). Dit routeplan wordt door de functioneel bevoegde minister(s) bijgewerkt, in samenwerking met de functionele administratie, telkens wanneer de overeenkomst wordt gewijzigd en na de indiening van het jaarlijkse controleverslag bedoeld in paragraaf 5. De routeplannen worden, na goedkeuring of bijwerking door de functioneel bevoegde minister(s), ter informatie aan de Regering meegedeeld. ]2
   Om de strategische en operationele doelstellingen van de bestuursovereenkomst te bepalen, moeten inzonderheid de volgende gegevens in aanmerking worden genomen :
   - een analyse van risico's;
   - een analyse van de omgeving en de stakeholders;
   - het door de Regering bepaalde begrotingskader;
   - de beleidsverklaring van de Franse Gemeenschap;
   - de opdrachtenbladen van de ondertekenende mandaathouders.
   De bestuursovereenkomst eindigt bij de sluiting van een nieuwe bestuursovereenkomst.
   § 2. De overeenkomst wordt gesloten op grond van een ontwerp dat door het Directiecomité van het Ministerie, wordt opgesteld in overleg met het geheel van de andere ambtenaren-generaal.
  [2 Het Directiecomité stelt het ontwerp van bestuursovereenkomst op, op basis van de door de Regering vastgestelde methodologie. De Administrateurs-generaal en de Directeurs-generaal die lid zijn van Directiecomité plegen overleg met de functionele Ministers of hun afgevaardigden voor de ontwikkeling van strategische en operationele sectorale doelstellingen met betrekking tot de aangelegenheden waarvoor ze verantwoordelijk zijn. De Secretaris-generaal, de Minister-president, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken of hun afgevaardigden zijn bij dit overleg betrokken om de samenhang tussen transversale en sectorale doelstellingen te verzekeren.]2.
   Het ontwerp van overeenkomst wordt aan de Regering gericht binnen de 4 maanden volgend op de benoeming van de mandaathouders [2 leden van het Directiecomité van het Ministerie.]2.
   De Regering en het Directiecomité onderhandelen over het ontwerp van bestuursovereenkomst.
   De overeenkomst wordt gesloten binnen de 4 maanden na de mededeling van het ontwerp aan de Regering.
   Als het Directiecomité en de Regering op het einde van de in het eerste lid bedoelde termijn geen akkoord bereiken, keurt de Regering de bestuursovereenkomst definitief goed.
   § 3. Gedurende de geldigheidsduur van de overeenkomst, kan deze worden gewijzigd op verzoek van de Regering of van het Directiecomité. Er moet een termijn van minimaal zes maanden lopen tussen elke wijziging.
   De [2 leden van het Directiecomité]2 administrateurs-generaal en directeurs-generaal plegen overleg met de functioneel bevoegde minister(s) of hun afgevaardigden voor het bepalen van de sectorale strategische en operationele doelstellingen betreffende de aangelegenheden waarvoor ze bevoegd zijn. De Secretaris-Generaal, de Minister-President, de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken, of hun afgevaardigden, nemen aan dat overleg deel om een samenhang tussen de sectorale en transversale doelstellingen te bereiken.
   De Regering en het Directiecomité onderhandelen over de wijziging van de bestuursovereenkomst.
   Als die er is, wordt de bestuursovereenkomst, in voorkomend geval, aangepast binnen de maand volgend op de ontvangst van de aanvraag.
   § 4. Op aanvraag van de Regering of van het Directiecomité, kan de bestuursovereenkomst worden gewijzigd vóór het einde van de in de vorige paragraaf bedoelde termijn van zes maanden, bij speciaal met redenen omklede dringende noodzakelijkheid of als de urgentie niet voorspelbaar was bij de sluiting of de vorige wijziging van de bestuursovereenkomst.
   De Regering en het Directiecomité onderhandelen over de wijziging van de bestuursovereenkomst.
   Als die er is, wordt de bestuursovereenkomst, in voorkomend geval, aangepast binnen de maand volgend op de ontvangst van de aanvraag.
   § 5. Elk jaar, na de aanneming van de begroting in het Parlement, deelt het Directiecomité een verslag over het opvolgen van de bestuursovereenkomst aan de Regering mee door toedoen van de Minister van Ambtenarenzaken.
   Dat verslag stelt de volgende gegevens voor :
   1° de evolutie betreffende het bereiken van de strategische en operationele doelstellingen;
   2° de nieuwe risico's die worden ontdekt gedurende de uitvoering van de bestuursovereenkomst;
   3° de eventuele voorstellen tot wijziging van de bestuursovereenkomst.
   Het verslag toont de overeenstemming aan tussen de bestuursovereenkomst en de voor het jaar aangenomen begroting.
   § 6. Vier maanden vóór het einde van de legislatuur, stelt het Directiecomité van het Ministerie, [2 ...]2, in overleg met het geheel van de andere ambtenaren-generaal, een verslag betreffende de evaluatie van de overeenkomst en de toekomstige doelstellingen op en stuurt het aan de Regering.]1
  ----------
  (1)<BFG 2016-04-27/03, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 04-05-2016>
  (2)<BFG 2020-11-19/05, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 04-12-2020>

Art. 20bis.[1 § 1. Er wordt een beheersovereenkomst opgesteld voor ETNIC.
   De beheersovereenkomst, met inbegrip van een strategische planning voor vijf jaar, omvat ten minste de volgende elementen:
   1° een omschrijving van de opdrachten;
   2° een analyse van de omgeving en de belangrijkste actoren;
   3° strategische en operationele doelstellingen;
   4°[2 ...]2
   5° de toewijzing van budgettaire en logistieke middelen en middelen in verband met informatie- en communicatietechnologieën;
   6° personeelsplan en organigram;
   7° de werkingsmodaliteiten tussen de overheid en ETNIC;
   8° de modaliteiten voor externe communicatie;
  [2 Projecten die de strategische en operationele doelstellingen uitvoeren, worden opgenomen in een routeplan en goedgekeurd door de functioneel bevoegde minister. Dit routeplan wordt door de functioneel bevoegde minister bijgewerkt, in samenwerking met het ETNIC, telkens wanneer de overeenkomst wordt gewijzigd en na de indiening van het jaarlijkse controleverslag bedoeld in paragraaf 4. Het routeplan wordt, na goedkeuring of bijwerking door de functioneel bevoegde minister, ter informatie aan de Regering meegedeeld.]2
   § 2. Het ontwerp van beheersovereenkomst wordt opgesteld door het Directiecomité van ETNIC.
   Het Directiecomité van ETNIC [2 stelt het ontwerp van bestuursovereenkomst op, op basis van de door de Regering vastgestelde methodologie.]2.
   Deze ontwerpbeheersovereenkomst wordt [2 ...]2 na ontvangst ter raadpleging en goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde minister.
   § 3. Binnen zes maanden na de benoeming van de mandatarissen stuurt de bevoegde minister het ontwerp van de ontwerpbeheersovereenkomst aan de Regering.
   De Regering en het Directiecomité van ETNIC onderhandelen over de ontwerpbeheersovereenkomst.
   De overeenkomst wordt gesloten binnen vier maanden na verzending van het ontwerp aan de Regering.
   Indien het Directiecomité van ETNIC en de Regering aan het einde van de in het vorige lid bedoelde periode geen overeenstemming bereiken, stelt de Regering de beheersovereenkomst definitief vast.
   § 4. Elk jaar, na goedkeuring van de begroting door het parlement, legt het Directiecomité van ETNIC via de bevoegde minister aan de Regering een follow-upverslag voor over de beheersovereenkomst.
   Het in lid 1 bedoeld verslag stelt het volgende voor:
   1° [2 ° de evolutie van het behalen van de strategische en operationele doelstellingen ]2;
   2° de nieuwe risico's die zijn vastgesteld in verband met de uitvoering van de overeenkomst;
   3° voorstellen tot wijziging van de beheersovereenkomst.
   Het in de eerste alinea bedoelde verslag zorgt voor de samenhang tussen de inhoud van de beheersovereenkomst en de voor het jaar goedgekeurde begroting.
   § 5. De Regering en het Directiecomité van ETNIC kunnen op verzoek van een van de partijen de beheersovereenkomst wijzigen overeenkomstig de in lid 3 vermelde procedures. In dit geval wordt de periode van vier maanden teruggebracht tot één maand.
   Tussen twee wijzigingen liggen minimaal zes maanden.
   § 6. Op aanvraag van de Regering of het Directiecomité van ETNIC kan de beheersovereenkomst vóór het verstrijken van de in lid 5 bedoelde periode van zes maanden worden gewijzigd in specifiek gemotiveerde dringende gevallen die ten tijde van de sluiting of vorige wijziging van de beheersovereenkomst niet te voorzien waren.
   Deze wijziging wordt aangebracht overeenkomstig de in lid 3 beschreven procedures. In dit geval wordt de termijn van vier maanden verkort tot 15 dagen.
   § 7. De beheersovereenkomst eindigt met de sluiting van een nieuwe beheersovereenkomst overeenkomstig lid 3.
   Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de beheersovereenkomst legt de bevoegde minister, op voorstel van het Directiecomité van ETNIC, aan de overheid een evaluatie van de overeenkomst en de uitvoering ervan voor, alsmede aanbevelingen voor de vaststelling van de volgende overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2019-04-24/14, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (2)<BFG 2020-11-19/05, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 04-12-2020>

Art.21.[1 § 1. Elke mandaathouder [3 van rang 16 die niet behoort tot het Directiecomité en]3 van rang 15, stelt, binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van de bestuursovereenkomst of na zijn benoeming, als die later geschiedt, in overleg met zijn hiërarchische meerdere, een ontwerp van doelstellingencontract op, dat zijn opdrachtenblad en de bestuursovereenkomst voor [3 zijn algemene directie of ]3 zijn algemene dienst uitvoert.
   De mandaathouders van rang 15 die binnen de instellingen van openbaar nut van categorie [2 A en van categorie]2 B in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut worden benoemd, worden vrijgesteld van het opstellen van een doelstellingencontract.
   § 2. Het doelstellingencontract wordt opgesteld op grond van een model dat door de Regering wordt goedgekeurd op voorstel van het Directiecomité. Het doelstellingencontract is een synthesedocument dat op grond van meetbare gegevens wordt opgemaakt.
   Het doelstellingencontract wordt door de onmiddellijk hiërarchische meerdere goedgekeurd na overleg binnen het Directiecomité.
   Het doelstellingencontract wordt opnieuw onderzocht, en, in voorkomend geval, aangepast binnen de drie maanden na elke wijziging van de bestuursovereenkomst.
   Het doelstellingencontract, alsook de wijzigingen die eraan zouden worden aangebracht, worden voor informatie aan de functioneel bevoegde Minister, aan de Minister van Begroting en aan de Minister van Ambtenarenzaken meegedeeld.
   Als de onmiddellijk hiërarchische meerdere en de mandaathouder [3 van rang 16 die niet behoort tot het Directiecomité of]3 van rang 15 het niet eens zijn over de inhoud van het doelstellingencontract, keurt(en) de functioneel bevoegde minister(s) het doelstellingencontract definitief goed. Als er geen akkoord bereikt wordt, dan keurt de Regering het doelstellingencontract goed.
   Het eindigt gelijktijdig met de bestuursovereenkomst.
   § 3. Elk jaar, na de aanneming van de begroting in het Parlement, deelt de mandaathouder [3 van rang 16 die niet behoort tot het Directiecomité of]3 van rang 15, een verslag over het opvolgen van het doelstellingencontract aan zijn onmiddellijk hiërarchische meerdere mee.
   Dat verslag stelt de volgende gegevens voor :
   1° de evolutie betreffende het bereiken van de strategische en operationele doelstellingen die in het doelstellingencontract bepaald zijn;
   2° de nieuwe risico's die worden ontdekt gedurende de uitvoering van de doelstellingen die in het doelstellingencontract bepaald zijn en, als dit mogelijk is, de potentiële gevolgen van die risico's op de uitvoering van de beheersovereenkomst;
   3° de eventuele voorstellen tot wijziging van zijn contract.]1
  ----------
  (1)<BFG 2016-04-27/03, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 04-05-2016>
  (2)<BFG 2019-04-24/14, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (3)<BFG 2020-11-19/05, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 04-12-2020>

Art. 21bis. [1 § 1. De instellingen van openbaar nut van categorie B in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden vrijgesteld van het opstellen van een bestuursovereenkomst.
   § 2. Binnen de zes maanden volgend op hun benoeming, stellen de mandaathouders van de instellingen van openbaar nut van categorie B een bestuursplan op, dat de activiteiten en projecten beschrijft die de doelstellingen van de beheersovereenkomst concretiseren.
   Om de door het plan beschreven activiteiten en projecten te bepalen, moeten inzonderheid de opdrachtenbladen van de mandaathouders van de instelling van openbaar nut worden gebruikt.
   Het plan beschrijft de activiteiten en projecten waarvoor elke mandaathouder bevoegd of medebevoegd is, of waartoe hij bijdraagt.
   Het plan bevat de indicatoren waarmee kan worden gemeten of de beschreven activiteiten en projecten, waarvoor een indicator vereist is, bereikt zijn.
   Het bestuurplan is geldig voor een periode van twee jaar; het wordt eerst door het beheersorgaan en dan door de Regering goedgekeurd.
   Op het einde van die periode van twee jaar, wordt een tweede bestuurplan voor het vervolg van het mandaat opgesteld volgens dezelfde nadere regels.
   In de loop van zijn geldigheidsperiode kan het bestuursplan worden gewijzigd nadat een aanhangsel bij de beheersovereenkomst van de instelling aangenomen is.
   § 3. Op het einde van elk bestuursplan, deelt het directiecomité of de directieraad van de instelling een verslag aan de Regering mee door toedoen van de Minister van Ambtenarenzaken.
   Dat verslag stelt de volgende gegevens voor :
   1° de evolutie betreffende het bereiken van de activiteiten en projecten van het bestuursplan;
   2° de nieuwe risico's die worden ontdekt gedurende de uitvoering van het bestuursplan;
   3° de eventuele voorstellen die in overweging en in aanmerking moeten worden genomen bij het opmaken van het volgende bestuursplan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2016-04-27/03, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 04-05-2016>


Afdeling 8. - Duur van het mandaat
Art.22. De mandaten eindigen op 31 december van het jaar waarin de eedaflegging van de leden van een nieuwe Regering die rechtstreeks volgt op de vernieuwing van het Parlement heeft plaatsgevonden.
  De mandaathouder houdt van ambtswege op zijn ambt uit te oefenen op het aldus vastgestelde einde van de termijn. Als geen nieuwe mandaathouder echter op die datum aangesteld is, wordt het lopende mandaat verlengd tot 31 maart van het jaar volgend op het jaar waarin de eedaflegging van de leden van een nieuwe Regering die rechtstreeks volgt op de vernieuwing van het Parlement heeft plaatsgevonden.
  Op het einde van die verlenging, als geen nieuwe mandaathouder wordt aangesteld, kan de Regering, bij een met redenen omklede beslissing, het lopende mandaat verlengen met een bijkomende periode die door de Regering vast te stellen is.
  De in het eerste lid bepaalde datum van het einde van het mandaat is van toepassing zelfs als het lopende mandaat werd toegekend na 31 december van het jaar waarin de eedaflegging van de leden van de Regering die onmiddellijk volgt op de vernieuwing van het Parlement heeft plaatsgevonden.
  Dit artikel is van toepassing onverminderd de wettelijke regels tot vaststelling van de leeftijd waarop de ambtenaren van de diensten van de Franse Gemeenschap, door het gewone feit dat ze die leeftijd hebben bereikt, van ambtswege in ruste worden gesteld.

Art.23. § 1. Het mandaat eindigt vroegtijdig in de volgende gevallen :
  1° vrijwillig ontslag van de mandaathouder;
  2° plaatsvinden van een gebeurtenis bedoeld in artikel 23 van het KBAP, die voor een ambtenaar het verlies van zijn hoedanigheid als ambtenaar tot gevolg heeft;
  3° niet-naleving door de mandaathouder van de onverenigbaarheidsregeling, zoals bepaald in artikel 26;
  4° definitieve tuchtsanctie met ontslag van ambtswege of afzetting als gevolg;
  5° schorsing in het belang van de dienst gedurende meer dan zes maanden;
  6° een evaluatie " ongunstig " tijdens het mandaat of twee opeenvolgende evaluaties " met voorbehoud " tijdens het mandaat;
  7° inrustestelling;
  8° politiek verlof van ambtswege van meer dan vier dagen per maand;
  9° aanwijzing van de mandaathouder om het ambt van schepen, burgemeester, of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn uit te oefenen;
  10° vrijstelling van dienst of facultatief politiek verlof die, gecumuleerd met het politiek verlof van ambtswege, een totaal van vier werkdagen afwezigheid per maand overschrijden, met toepassing van de regeling inzake het politiek verlof.
  Met toepassing van het eerste lid, 3°, indien de Regering van mening is dat een activiteit, bezigheid of gedrag, bedoeld in artikel 26, 2° en 3°, met het mandaat onverenigbaar is, geeft ze de mandaathouder de mogelijkheid om, voordat zijn mandaat wordt beëindigd, binnen een termijn van één maand, die activiteit, die bezigheid of dat gedrag stop te zetten.
  De overheid kan overigens het mandaat beëindigen wegens ziekte voor een ononderbroken duur van minstens zes maanden gedurende het lopende mandaat.
  Met elke ontslagaanbieding moet een opzegtermijn van zes maanden gepaard gaan, of van een kortere duur die in onderlinge overeenstemming tussen de mandaathouder en de functionele Minister(s) wordt vastgesteld.
  § 2. De aanstelling van een nieuwe mandaathouder geschiedt door de aanstelling van een andere kandidaat die zich kandidaat heeft gesteld ofwel bij de vroegere oproep tot kandidaten, ofwel bij een nieuwe oproep tot kandidaten. In dit laatste geval, stelt de Regering de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen vast.

Art.24.[1 § 1. De regering kan elke ambtenaar die zijn ambt uitoefent binnen de instelling, bij de diensten van de regering van de Franse Gemeenschap, het `Office de la Naissance et de l'Enfance', het `Institut de Formation en cours de carrière', het `Entreprise publique des Technologies Numériques de l'Information et de la Communication de la Communauté française' aanstellen om hogere ambten uit te oefenen voor een periode van twaalf maanden, die kan worden hernieuwd, in de volgende gevallen :
   1° afwezigheid van een kandidaat of van een geschikte kandidaat in de zin van artikel 18, derde lid;
   2° afwezigheid van de mandaathouder gedurende meer dan twee maanden;
   3° de voorzienbare afwezigheid van de mandaathouder gedurende een periode van ten minste twee maanden;
   4° beëindiging van het mandaat, in afwachting van de benoeming van een nieuwe mandaathouder.
   Voor de toepassing van de stelsels bedoeld in paragraaf 1, 2°, 3° en 4°, geeft de regering voorrang aan de ambtenaren die lid zijn van de pool bedoeld in artikel 14.
   Bij ontstentenis van de kandidaat bedoeld in het eerste lid of indien geen enkele kandidaat door de regering geschikt wordt geacht om de hogere ambten in vol vertrouwen uit te oefenen, kan deze laatste elk lid van het contractueel personeel aanwijzen dat zijn ambten uitoefent binnen de instelling, in de diensten van de regering van de Franse Gemeenschap, het "Office de la Naissance et de l'Enfance", het "Institut de Formation en cours de carrière", het `Entreprise publique des Technologies Numériques de l'Information et de la Communication de la Communauté française'.
   Iedere ambtenaar of contractueel personeelslid dat/die wordt aangesteld om de hogere ambten uit te oefenen, moet beschikken over een beroepservaring van vijf jaar op niveau 1 of een gelijkwaardig niveau, waarvan twee jaar beroepservaring in teammanagement.
   § 2 Ingeval een mandaathouder wordt aangewezen om hogere ambten uit te oefenen, wordt het mandaat geschorst voor de duur van de hogere ambten.
   De mandaathouder die wordt aangewezen om hogere ambten uit te oefenen, behoudt ten minste zijn bezoldiging als mandaathouder in de zin van de artikelen 30 en 31.]1
  ----------
  (1)<BFG 2021-05-20/12, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 02-06-2021>

Afdeling 9. - Administratieve en geldelijke toestand
Art.25. § 1. Het mandaat wordt in het kader van een tijdelijk statutair verband uitgeoefend. Het geeft geen recht op een benoeming in vast verband in het ambt dat het toekent.
  De mandaathouder oefent zijn mandaat voltijds uit.
  § 2. De bepalingen die het administratief statuut en het geldelijk statuut van de ambtenaren van de diensten van de Regering uitmaken, zijn toepasselijk op de mandaathouder in de mate waarin dit besluit niet van die bepalingen afwijkt.

Art.26.Gedurende zijn mandaat kan de mandaathouder :
  1° geen ambt uitoefenen dat hem verhindert zijn mandaat voltijds uit te oefenen;
  2° geen activiteit of bezigheid uitoefenen of hebben uitgeoefend die de vervulling van de plichten van het ambt in het gedrang zou brengen of die zou ingaan tegen de waardigheid van het ambt;
  3° geen activiteit, bezigheid of gedrag hebben die/die het vertrouwen van de publieke opinie in zijn dienst zou kunnen schokken of zijn plicht tot neutraliteit in gevaar zou kunnen brengen;
  4° geen verlof genieten voor onderbreking van de beroepsloopbaan, met uitzondering van het ouderschapsverlof, van de onderbreking van de loopbaan om palliatieve verzorging en van het verlof om het verlenen van bijstand aan of verzorging van een gezinslid of een familielid tot de tweede graad, dat lijdt aan een ernstige ziekte;
  5° geen verlof genieten om een ambt uit te oefenen in het kabinet, het secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en de cel algemeen beleid van een lid van de Federale Regering, in het kabinet van de voorzitter of een lid van de Regering van een Gemeenschap, een Gewest, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;
  6° geen toelating krijgen om zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden uit te oefenen;
  7° geen verlof wegens persoonlijke aangelegenheden genieten;
  8° geen verlof genieten om een activiteit bij een erkende politieke groep uit te oefenen;
  9° geen ander verlof wegens opdracht genieten dan het verlof dat hem wordt toegekend om een mandaat in de zin van dit besluit uit te oefenen;
  10° geen vervroegde halftijdse inrustestelling genieten;
  11° geen verlof genieten om een stage te verrichten;
  12° de vrijwillige vierdaagse week niet genieten;
  13° geen verlof genieten om ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België te worden gesteld.
  [1 Met betrekking tot 4° kan de mandaathouder ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking voor palliatieve zorg en verlof voor bijstand of verlenen van zorg aan een gezinslid of familielid tot de tweede graad die aan een ernstige ziekte lijdt, verkrijgen volgens de nadere regels bepaald door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 september 2006 betreffende het verlof wegens loopbaanonderbreking in de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector van de Franse Gemeenschap en van de Instellingen van openbaar nut die onder het Comité van sector XVII ressorteren.]1
  ----------
  (1)<BFG 2023-02-02/06, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 12-05-2023>

Art.27. De ambtenaar die, op de datum van zijn aanstelling tot een mandaat in het Waalse Gewest of in de Franse Gemeenschap, in vast verband benoemd is binnen de diensten van de Franse Gemeenschap, wordt van ambtswege, voor de duur van het mandaat, met verlof gesteld wegens opdracht van algemeen belang in zijn oorspronkelijke betrekking.
  De arbeidsovereenkomst van het personeelslid van de diensten van de Franse Gemeenschap dat in tijdelijk verband als mandaathouder in het Waalse Gewest of in de Franse Gemeenschap benoemd is, wordt, met de instemming van dat personeelslid, geschorst.

Art.28. Iedere mandaathouder moet ten minste twintig uur opleiding per burgerlijk jaar volgen, te kiezen uit het aanbod dat door de school voor overheidsbestuur wordt voorgesteld of bekrachtigd.
  Bij niet naleving van de in het eerste lid bepaalde verplichting, wordt de betaling van het in artikel 31 bedoelde bedrag geschorst. Die schorsing wordt toegepast zolang de mandaathouder die verplichting niet nakomt.

Art.29. Onverminderd artikel 70 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, kunnen de mandaathouders die een betrekking van de rangen 17, 16 + en 16 bekleden voor het Parlement, naast de Minister en met de toestemming van deze, worden gehoord over de vraagstukken waarvoor de administratie over een delegatie beschikt of die onder de strikte interne organisatie van de diensten ressorteren.

Art.30. De mandaathouder krijgt de schaal toegekend van de rang die overeenstemt met de betrekking die hij bekleedt.

Art.31. Er wordt een jaarlijkse premie maandelijks toegekend aan de mandaathouders. Die bedraagt :
  - 8.600,00 euro voor de mandaathouders van rang 17;
  - 8.400,00 euro voor de mandaathouders van de rangen 16+ en 16;
  - 6.500,00 euro voor de mandaathouders van rang 15.
  Die bedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Afdeling 10. - Evaluatie
Art.32.[1 De mandaathouders worden geëvalueerd twee jaar na hun aanstelling en in de loop van het laatste jaar van de zittingstijd.
   Deze evaluaties hebben betrekking op de uitvoering en het niveau van uitvoering van de beheersopdrachten en de strategische en operationele doelstellingen waarvoor de mandaathouder verantwoordelijk is op grond van zijn opdrachtenblad, de bestuursovereenkomst en, voor de mandaathouders van rang 16 die geen deel uitmaken van het Directiecomité en van rang 15, van de doelstellingenovereenkomst.
   Voor de instellingen van openbaar nut van categorie A en categorie B in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut hebben de evaluaties betrekking op de uitvoering en het niveau van uitvoering van beheersopdrachten en strategische en operationele doelstellingen waarvoor de mandaathouder verantwoordelijk is op grond van zijn opdrachtenblad, het beheersplan en de beheers- of bestuursovereenkomst ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2021-12-09/23, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.33.[1 § 1. De mandaathouders van rang 17 en de leidende ambtenaren van de instellingen van openbaar nut worden door de Regering geëvalueerd.
   De mandaathouders van 16+ en 16 die deel uitmaken van het Directiecomité van het ministerie van de Franse Gemeenschap worden door een Commissie geëvalueerd die samengesteld is als volgt :
   1° de Minister van Ambtenarenzaken die de Commissie voorzit ;
   2° de Minister-President ;
   3° de functioneel bevoegde minister(s) ;
   4° de Secretaris-generaal voor de mandaathouders van het ministerie van de Franse Gemeenschap of de leidend ambtenaar van de instelling voor de mandaathouders van de instellingen van openbaar nut.
   De mandaathouders van rang 16 die geen deel uitmaken van het Directiecomité en de mandaathouders van rang 15 van het ministerie van de Franse Gemeenschap, worden geëvalueerd door een Commissie die samengesteld is als volgt :
   1° de rechtstreekse hiërarchische meerdere van de geëvalueerde mandaathouder ;
   2° de hiërarchische meerdere N+2 van de geëvalueerde mandaathouder.
   De mandaathouders van 16 of 15 van de instellingen van openbaar nut worden geëvalueerd door een Commissie die samengesteld is als volgt :
   1° de leidend ambtenaar van de instelling die de Commissie voorzit ;
   2° de hiërarchische meerdere(n) van de mandaathouder.
   De mandaathouders van rang 16 en 15 van de instellingen van openbaar nut met één enkele hiërarchische meerdere binnen de instelling worden door een Commissie geëvalueerd die samengesteld is als volgt :
   1° de functioneel bevoegde minister(s) die voorzit ;
   2° de leidend ambtenaar van de instelling.
   Voor de toepassing van het vijfde lid, wanneer verschillende ministers bevoegd zijn voor de sector van activiteit van een mandaathouder, voorzit de minister bevoegd voor het grootste gedeelte van deze sector van activiteit de Commissie.
   In afwijking van het vijfde lid worden de mandaathouders van rang 15 van de instellingen van openbaar nut van type B met één enkele hiërarchische meerdere binnen de instelling, door een Commissie geëvalueerd die samengesteld is als volgt :
   1° de voorzitter van de Raad van bestuur die voorzit ;
   2° de leidend ambtenaar van de instelling.
   § 2. De Regering en de Evaluatiecommissies bedoeld in paragraaf 1 stellen hun huishoudelijk reglement op. Dit laatste zal a minima een voorbereidende vergadering voorzien voor de hoorzitting van de mandaathouders, alsook een debriefing na de evaluatie ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2021-12-09/23, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.34.De voorzitter van de evaluatiecommissie roept de evaluatiecommissie bijeen.
  [1 De commissie is geldig samengesteld wanneer elk lid bedoeld in artikel 33 aanwezig is]1.
  Zo niet, dan roept de voorzitter van de evaluatiecommissie die evaluatiecommissie een tweede keer bijeen binnen de 10 daaropvolgende werkdagen. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BFG 2021-12-09/23, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.35.[1 § 1. De mandaathouder wordt geëvalueerd op basis van :
   1° het (de) jaarlijkse opvolgingsverslag(en) van de bestuursovereenkomst, de doelstellingenovereenkomst of het verslag van het bestuursplan bedoeld in artikel 21bis, § 3. Op aanvraag van de functionele minister(s) kan de minister van Ambtenarenzaken een aanvullend verslag aan de mandaathouder vragen ;
   2° het evaluatieverslag van de mandaathouder ;
   3° de hoorzitting van de mandaathouder ;
   4° het met redenen omklede verslag van de rechtstreekse hiërarchische meerdere van de mandaathouder ;
   5° het met redenen omklede verslag van de functionele minister(s) van de mandaathouder ;
   6° in voorkomend geval het verslag of de hoorzitting van elke persoon van wie de Regering of de Evaluatiecommissie het als nuttig acht de mening te kennen ;
   7° in voorkomend geval een aanvullend verslag opgesteld op initiatief van de Regering ;
   8° in voorkomend geval, voor wat betreft de ambtenaren-generaal van het Overheidsbedrijf voor Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap, het advies bedoeld in artikel 6, § 3, 7°, van het decreet van 25 oktober 2018 betreffende het beheerskader van het digitale en informaticabeleid in de Franse Gemeenschap.
   De Regering stelt de modellen van verslagen bedoeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, op.
   § 2. Bij de eerste evaluatie van de mandaathouder worden de verbeteringsdoelstellingen van de beheerscompetenties bepaald op basis van een overzicht van competenties uitgevoerd door een externe dienstverlener.
   Het overzicht van de competenties heeft tot doel een evaluatie van de beheerscompetenties van de mandaathouder uit te voeren en zorgt voor een mening onder gelijken en medewerkers van de geëvalueerde mandaathouder. De personen die in het kader van het overzicht van de competenties worden ondervraagd, worden gekozen in onderling overleg door de mandaathouder en zijn hiërarchische meerdere.
   Voor de mandaathouders die deel uitmaken van het Directiecomité van het ministerie van de Franse Gemeenschap of van een instelling van openbaar nut integreert het overzicht van de competenties ook de beoordeling van de rol van de mandaathouder als lid van het Directiecomité.
   Voor de Secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap of de leidend ambtenaar van een instelling van openbaar nut wordt het overzicht van de competenties uitgevoerd door de leden van het Directiecomité te ondervragen, in het bijzonder over de specifieke competenties van de Secretaris-generaal of van de leidend ambtenaar als voorzitter van het Directiecomité.
   Voor de leidende ambtenaren van een instelling voor openbaar nut met een raad van bestuur wordt het overzicht van de competenties uitgevoerd door ook de leden van de raad van bestuur te ondervragen.
   Het overzicht van de competenties wordt voorafgaand aan de tussentijdse evaluatie besproken met de hiërarchische meerdere van de mandaathouder.
   Bij de tweede evaluatie van de mandaathouder beoordeelt de overheid bevoegd voor de evaluatie in hoeverre de mandaathouder de voor hen gestelde verbeteringsdoelstellingen heeft bereikt ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2021-12-09/23, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.36.De voorzitter van de evaluatiecommissie vraagt dat de verslagen bedoeld in artikel 35 hem binnen een termijn van één maand worden overgezonden.
  Zodra de voorzitter het verslag/de verslagen bedoeld in [1[2 artikel 35, 1°, 2°, 4°, 5° en 8° ]2]1 ontvangt, deelt de voorzitter van de evaluatiecommissie dit/die aan de betrokken mandaathouder mee. De mandaathouder kan, in voorkomend geval, zijn opmerkingen schriftelijk binnen de tien dagen na de ontvangst van het verslag erop laten kennen. De voorzitter van de evaluatiecommissie deelt het verslag/de verslagen gelijktijdig aan de andere leden van de evaluatiecommissie mee.
  ----------
  (1)<BFG 2016-04-27/03, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 04-05-2016>
  (2)<BFG 2021-12-09/23, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.37. De evaluatie wordt aan de betrokkene meegedeeld tegen ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekend schrijven.

Art.38. § 1. Binnen de tien dagen die volgen op de mededeling van de evaluatie kan de mandaathouder een schriftelijk en met redenen omkleed bezwaar bij een ter post aangetekende brief bij de Raad van beroep bedoeld in § 2 inbrengen en vragen om gehoord te worden.
  Als geen bezwaar binnen deze termijn van tien dagen wordt ingebracht, wordt de vermelding van de evaluatie geformuleerd door de evaluatiecommissie op deze datum definitief.
  § 2. De Raad van beroep is samengesteld uit leden aangesteld door de Regering, verdeeld als volgt :
  1° een magistraat in ruste of in functie of een hoogleraar in de rechten in ruste of in functie die zijn ambt in het hoger onderwijs van het lange type of in het universitair onderwijs uitoefent of heeft uitgeoefend en die het Voorzitterschap ervan waarneemt;
  2° twee ambtenaren die niet tot de Franse Gemeenschap behoren van ten minste rang 16 of van een gelijkwaardige graad.
  Voor elk werkend lid stelt de Regering een plaatsvervangend lid aan volgens dezelfde nadere regels als voor het lid dat hem vervangt.
  De Regering stelt een secretaris aan onder de leden van de Diensten van de Franse Gemeenschap.
  De Raad van Beroep stelt zijn huishoudelijk reglement vast. Dit wordt door de Regering goedgekeurd.
  § 3. Binnen de maand na het inbrengen van het bezwaar brengt de Raad van beroep zijn advies uit aan de Regering na de mandaathouder voorafgaandelijk te hebben gehoord.

Art.39. De leden van de Raad van beroep krijgen een presentiegeld van 125 euro per zitting van de Raad. Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig de regels voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982. Het wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art.40. De Regering neemt binnen de maand volgend op de ontvangst van het advies van de Raad van Beroep haar met redenen omklede beslissing die :
  - ofwel overeenstemt met de evaluatie van de Evaluatiecommissie;
  - ofwel het advies volgt dat uitgebracht werd door de Raad van Beroep.

Art.41.[1 De met toepassing van artikel 32 uitgevoerde evaluatie geeft aanleiding tot één van de volgende vermeldingen :
   1° "gunstig" : wanneer de beheersopdrachten en de strategische en operationele doelstellingen die bepaald zijn in het opdrachtenblad, alsook, naar gelang van het geval, ofwel in de bestuursovereenkomst en, voor de mandaathouders [2 van rang 16 die niet behoren tot het Directiecomité en ]2 van rang 15, in het doelstellingencontract, ofwel in de doelstellingen van het bestuursplan en van de beheersovereenkomst, waarvoor de mandaathouder bevoegd of [3 ...]3 ofwel kwantitatief en kwalitatief op voldoende wijze en binnen de gestelde termijn vervuld zijn, ofwel op niet voldoende wijze of niet binnen de gestelde termijn vervuld zijn, maar, op grond van de door de mandaathouder voorgestelde bewijzen, blijkt dat die toestand gepast wordt verantwoord;
   2° "met voorbehoud" : wanneer de beheersopdrachten en de strategische en operationele doelstellingen die bepaald zijn in het opdrachtenblad, alsook, naar gelang van het geval, ofwel in de bestuursovereenkomst en, voor de mandaathouders [2 van rang 16 die niet behoren tot het Directiecomité en ]2 van rang 15, in het doelstellingencontract, ofwel in de doelstellingen van het bestuursplan en van de beheersovereenkomst, waarvoor de mandaathouder bevoegd of [3 ...]3 te gedeeltelijk kwantitatief of kwalitatief, of niet binnen de gestelde termijn, vervuld zijn;
   3° "ongunstig" : wanneer de beheersopdrachten en de strategische en operationele doelstellingen die bepaald zijn in het opdrachtenblad, alsook, naar gelang van het geval, ofwel in de bestuursovereenkomst en, voor de mandaathouders [2 van rang 16 die niet behoren tot het Directiecomité en ]2 van rang 15, in het doelstellingencontract, ofwel in de doelstellingen van het bestuursplan en van de beheersovereenkomst, waarvoor de mandaathouder bevoegd of [3 ...]3 onvoldoende kwantitatief of kwalitatief, of niet binnen de gestelde termijn, vervuld zijn.]1
  ----------
  (1)<BFG 2016-04-27/03, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 04-05-2016>
  (2)<BFG 2020-11-19/05, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 04-12-2020>
  (3)<BFG 2021-12-09/23, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.42.[1 § 1. De mandaathouder aan wie een evaluatie "gunstig" wordt toegekend, zet de uitoefening van zijn lopende mandaat voort.
   § 2. Als een evaluatie " met voorbehoud " wordt toegekend, wordt een nieuwe evaluatie na een termijn van zes maanden uitgevoerd.
   Als twee opeenvolgende evaluaties " met voorbehoud " of een evaluatie "ongunstig" na een eerste evaluatie "met voorbehoud" toegekend worden, wordt aan het mandaat vroegtijdig een einde gemaakt.
   § 3. Aan de geëvalueerde mandaathouder kan na de eerste evaluatie bedoeld in artikel 32 geen evaluatie " ongunstig " worden toegekend.
   Als een evaluatie "ongunstig " na de tweede evaluatie bedoeld in artikel 32 wordt toegekend, wordt aan het mandaat vroegtijdig een einde gemaakt. ".
   Het eerste lid is niet van toepassing op de mandaathouders die althans voor de tweede keer achter elkaar hetzelfde mandaat uitoefenen of een mandaat waarvan de bevoegdheden niet wezenlijk verschillen van het vorige ]1.
  ----------
  (1)<BFG 2021-12-09/23, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.43.De mandaathouder wiens laatste evaluatie de vermelding " met voorbehoud " inhoudt, kan niet ertoe worden toegelaten zich kandidaat te stellen voor hetzelfde mandaat of een mandaat van een hogere rang voor een periode van 5 jaar te rekenen vanaf het einde van zijn mandaat.
  De mandaathouder [1 wiens laatste evaluatie de vermelding]1 de vermelding " ongunstig " inhoudt, kan niet ertoe worden toegelaten zich kandidaat te stellen voor een mandaat voor een periode van 5 jaar te rekenen vanaf het einde van zijn mandaat.
  ----------
  (1)<BFG 2021-12-09/23, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 16-01-2022>

Art.44.§ 1. De mandaathouder wiens mandaat niet werd hernieuwd, die ambtenaar van de diensten van de Franse Gemeenschap is en in zijn oorspronkelijke betrekking niet werd vervangen, krijgt deze terug op het einde van zijn mandaat. Als hij werd vervangen, krijgt hij een nieuwe dienstaanwijzing in een betrekking van een gelijkwaardige graad. Hij behoudt de hoedanigheid van lid van de pool van de kandidaten voor de uitoefening van een mandaat.
  Indien zijn laatste evaluatie gunstig is, geniet hij een bezoldigd verlof van vijf werkdagen, waarbij de bezoldiging gedurende dat verlof deze is die gedurende de uitoefening van het mandaat werd ontvangen.
  § 2. [1 De vroegere mandaathouder die geen ambtenaar van de diensten van de Franse Gemeenschap is of die geen verlof geniet dat hem toegang tot zijn vroegere betrekking verschaft, die geen evaluatie "ongunstig" of niet twee opeenvolgende evaluaties "met voorbehoud" heeft gekregen en die niet tot een nieuw mandaat wordt aangesteld, ontvangt een vergoeding voor de uittreding uit het ambt die op dezelfde wijze als voor de contractuele personeelsleden wordt berekend. De vergoeding voor de uittreding uit het ambt is minstens gelijk aan de bezoldiging van de mandaathouder voor een periode van 6 maanden als hij één enkel mandaat heeft uitgeoefend, en aan de bezoldiging van de mandaathouder voor een periode van 12 maanden, als hij meer dan één mandaat heeft uitgeoefend. Hij zal ook een outplacement genieten. De bij dit lid bedoelde mandaathouder wiens mandaat niet hernieuwd wordt, behoudt de hoedanigheid van lid van de pool van de kandidaten voor een mandaatambt.]1
  ----------
  (1)<BFG 2014-02-06/07, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art.45. In artikel 3, eerste lid, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, vervangen bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006, worden de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ", vervangen door de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ".

Art.46. In artikel 32, eerste lid en tweede lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006, worden de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ", in het eerste lid en in het tweede lid voorkomend, telkens vervangen door de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ".

Art.47. In artikel 33, §§ 1 en 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006, worden de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ", telkens vervangen door de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ".

Art.48. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van titel X, hoofdstuk III, vervangen door hetgeen volgt : " Evaluatie van de ambtenaren-generaal die geen mandaat uitoefenen met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ".

Art.49. In artikel 13 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, wordt het tweede lid, ingevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006, vervangen door hetgeen volgt :
  " Het verloop van de geldelijke loopbaan van de mandaathouder die een evaluatievermelding " ongunstig " heeft gekregen, wordt geregeld door de artikelen 42 en 43 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren. ".

Art.50. In artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 januari 1998 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", vervangen bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006, worden de woorden " artikelen 13 en volgende van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ", vervangen door de woorden " artikelen 15 en volgende van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ".

Art.51. In artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 oktober 2002 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (" ETNIC "), vervangen bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006, worden de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren ", vervangen door de woorden " het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren. ".

Art.52. In artikel 21, § 1, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, wordt paragraaf 1 vervangen door hetgeen volgt :
  " § 1. De mandaten eindigen op 31 december van het jaar waarin de eedaflegging van de leden van een nieuwe Regering die op de vernieuwing van het Parlement onmiddellijk volgt, heeft plaatsgevonden.
  De mandaathouder houdt van ambtswege op zijn ambt op het aldus vastgestelde einde uit te oefenen.
  De datum van het in het eerste lid vastgestelde einde van het mandaat is van toepassing, ook al werd het lopende mandaat toegekend na 31 december van het jaar waarin de eedaflegging van de leden van de nieuwe Regering die op de vernieuwing van het Parlement onmiddellijk volgt, heeft plaatsgevonden. ".

HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen
Art.53. Opgeheven worden :
  1° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 september 2003 houdende organisatie van de vorming met het oog op het verkrijgen van het brevet voor overheidsmanagement, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006;
  2° in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 december 2006 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 juli 2010, hoofdstuk I, dat de artikelen 1 tot 42 bevat.

HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.54. Voor de toepassing van dit besluit, wordt de titularis van het brevet voor overheidsmanagement, bedoeld in artikel 2, 5° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 2002 tot oprichting van een " Ecole d'Administration publique " (School voor overheidsbestuur) in de Franse Gemeenschap, gelijkgesteld met de titularis van het getuigschrift van overheidsmanagement, mits slagen voor het in artikel 13 bedoelde examen.

Art.55.[1 § 1. In 2014 worden de mandaathouders van de rangen 17, 16+ en 16 van de Diensten van de Franse Gemeenschap, die in functie zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, geëvalueerd door de nieuwe Regering die na de vernieuwing van het Parlement wordt geïnstalleerd.
   [2 In 2014, worden de mandaathouders van rang 15 van de Diensten van de Franse Gemeenschap, die in functie zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, geëvalueerd door de nieuwe Regering die na de vernieuwing van het Parlement wordt geïnstalleerd.]2
   Die evaluatie wordt uitgevoerd volgens de volgende nadere regels. Met redenen omklede evaluatieverslagen moeten worden gericht aan de nieuwe Regering binnen veertien dagen na de aanvraag die door de Minister van Ambtenarenzaken werd gericht. Die verslagen worden, voor elke mandaathouder, respectief door de betrokkene zelf en door de secretaris-generaal of de leidend ambtenaar opgesteld. Voor de secretaris-generaal of de leidend ambtenaar, wordt het tweede evaluatieverslag respectief door de Regering die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in functie is of door het beheersorgaan van de instelling opgesteld. Dat tweede evaluatieverslag wordt aan de mandaathouder meegedeeld, die over een termijn van acht dagen beschikt om zijn opmerkingen schriftelijk te laten kennen. Het evaluatievoorstel wordt door de nieuwe Regering gedaan en aan de mandaathouder meegedeeld binnen de maand waarin die termijn van acht dagen verstrijkt. Binnen de acht dagen na de kennisgeving van een andere evaluatie dan de evaluatie "zeer gunstig" of "gunstig" door de Minister van Ambtenarenzaken, kan de mandaathouder een beroep indienen bij de raad van beroep bedoeld in artikel 38 en vragen om te worden gehoord. De raad van beroep brengt zijn advies uit en deelt dit mee binnen een termijn van veertien dagen nadat dit advies hem werd aangevraagd. De evaluatie wordt door de nieuwe Regering binnen de maand na de ontvangst van dat advies goedgekeurd.
   Het tweede evaluatieverslag omvat de vaststellingen en de beoordeling van de wijze waarop de mandaathouder zijn opdracht heeft vervuld en zijn doelstellingen al dan niet heeft bereikt. Het houdt geen voorstel van evaluatievermelding in.
   De nieuwe Regering voert de evaluatie uit door een evaluatievermelding toe te kennen. Daartoe steunt ze op de volgende gegevens :
   - het opdrachtenblad van de geëvalueerde mandaathouder;
   - het operationeel plan;
   - het evaluatieverslag dat door de mandaathouder zelf wordt opgemaakt;
   - het evaluatieverslag dat wordt opgemaakt door de uittredende Regering, het beheersorgaan van de instelling, de secretaris-generaal of de leidend ambtenaar;
   - de eventuele opmerkingen over dat evaluatieverslag die door de geëvalueerde mandaathouder worden voorgelegd.
   In afwijking van het derde lid van deze paragraaf, kan de secretaris-generaal een beroep indienen bij de raad van beroep bedoeld in artikel 38 ook in geval van een gunstige evaluatie, en kan hij vragen om te worden gehoord.
   In afwijking van het vierde lid van deze paragraaf, voor de secretaris-generaal, omvat het tweede verslag, opgemaakt door de uittredende Regering, een voorstel van evaluatievermelding.
   § 2. De evaluatie bedoeld in § 1 kan aanleiding geven tot de toekenning van de volgende vermeldingen :
   1° "zeer gunstig" : wanneer de strategische en operationele doelstellingen, die in het operationele plan vermeld zijn, op voldoende wijze en binnen de bepaalde termijn, zowel kwantitatief als kwalitatief, werden verwezenlijkt, ofwel niet voldoende of niet binnen de gestelde termijn kwantitatief of kwalitatief werden verwezenlijkt, maar, op grond van de door de mandaathouder voorgestelde verantwoordingsgegevens, blijkt dat die toestand voortvloeit uit onvoorspelbare omstandigheden of omstandigheden die niet aan hem toe te schrijven zijn.
   De mandaathouder moet bovendien voldoende hebben bijgedragen tot het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de Regering, blijk heeft gegeven van innovatie en initiatief, en voldoende heeft bijgedragen tot de uitstraling van zijn dienst;
   2° "gunstig" : wanneer de strategische en operationele doelstellingen die in het operationeel plan vermeld zijn, op voldoende wijze en binnen de bepaalde termijn, zowel kwantitatief als kwalitatief, werden verwezenlijkt, ofwel niet voldoende of niet binnen de gestelde termijn kwantitatief of kwalitatief werden verwezenlijkt, maar, op grond van de door de mandaathouder voorgestelde verantwoordingsgegevens, blijkt dat die toestand voortvloeit uit onvoorspelbare omstandigheden of omstandigheden die niet aan hem toe te schrijven zijn;
   3° "met voorbehoud" : wanneer de strategische en operationele doelstellingen die in het operationeel plan te gedeeltelijk kwantitatief of kwalitatief, of niet binnen de gestelde termijn werden verwezenlijkt;
   4° "ongunstig" : wanneer de strategische en operationele doelstellingen die in het operationeel plan kwantitatief of kwalitatief op onvoldoende wijze of niet binnen de gestelde termijn werden verwezenlijkt.
   § 3. De mandaathouder aan wie, met toepassing van § 1, een evaluatie "zeer gunstig" wordt toegekend, wordt automatisch opgenomen in de in artikel 14 bedoelde kandidatenpool. Zijn mandaat wordt, op zijn aanvraag, automatisch hernieuwd [3 of, indien het beklede ambt niet meer bestaat, wordt hij voor een mandaat van dezelfde rang aangewezen]3. [4 Voor de uitoefening van dat mandaat van dezelfde rang, geniet hij minstens de bezoldigingsregeling in verband met het voorafgaande mandaat.]4 Op het einde van dat nieuwe mandaat, als hij een beroepservaring van 20 jaar in de privé-sector of in de openbare sector heeft, wordt hij in vast verband benoemd in een graad van de onmiddellijk lagere rang dan die van het ambt dat hij in het kader van dat mandaat uitoefende, voor zover hij geen benoeming in een hogere graad genoot voordat hij tot mandaathouder werd aangesteld. Als de mandaathouder niet de vereiste ervaringsjaren heeft en hij geen ambtenaar van de diensten van de Franse Gemeenschap is of hij geen verlof geniet waarbij hij zijn vroegere betrekking opnieuw kan bekleden, geniet hij de voordelen bepaald in artikel 44, § 2.
   § 4. De mandaathouder aan wie, met toepassing van § 1, een evaluatie "gunstig" wordt toegekend, wordt automatisch opgenomen in de in artikel 14 bedoelde kandidatenpool. Hij kan, bij de eerste toepassing van dit besluit, zich kandidaat stellen voor elke vacant verklaarde betrekking die bij mandaat toe te kennen is. Op het einde van dat nieuwe mandaat, als hij een beroepservaring van 20 jaar in de privé-sector of in de openbare sector heeft, wordt hij in vast verband benoemd in een graad van de onmiddellijk lagere rang dan die van het ambt dat hij in het kader van dat mandaat uitoefende, voor zover hij geen benoeming in een hogere graad genoot voordat hij tot mandaathouder werd benoemd.
   Indien hij, nadat hij zijn kandidatuur heeft ingediend, bij de eerste toepassing van dit besluit, niet tot een nieuw mandaat wordt aangesteld, en hij een beroepservaring van 20 jaar in de privé-sector of in de openbare sector heeft, wordt hij in vast verband benoemd in een graad van de onmiddellijk lagere rang dan die van het ambt dat hij in het kader van zijn laatste mandaat uitoefende, voor zover hij geen benoeming in een hogere graad genoot voordat hij tot mandaathouder werd aangesteld. Hem wordt door de Regering een opdracht toegekend in verband met zijn rang.
   Als de mandaathouder niet de vereiste ervaringsjaren heeft en hij geen ambtenaar van de diensten van de Franse Gemeenschap is of hij geen verlof geniet waarbij hij zijn vroegere betrekking opnieuw kan bekleden, geniet hij de voordelen bepaald in artikel 44, § 2.
   § 5. De mandaathouder aan wie, met toepassing van § 1, de evaluatie "met voorbehoud" wordt toegekend, kan, bij de eerste toepassing van dit besluit, niet worden aangesteld om de betrekking die hij tot nu toe bekleedde of een betrekking van de hogere rang te bekleden.
   Als de mandaathouder geen ambtenaar van de diensten van de Franse Gemeenschap is of hij geen verlof geniet waarbij hij zijn vroegere betrekking opnieuw kan bekleden, geniet hij de voordelen bepaald in artikel 44, § 2.
   § 6. De mandaathouder aan wie, met toepassing van § 1, de evaluatie "ongunstig" wordt toegekend, kan niet worden aangesteld tot een betrekking die bij mandaat toe te kennen is bij de eerste toepassing van dit besluit en kan een dergelijke betrekking niet vóór 31 december 2019 bekleden.
   § 7. Wanneer een mandaathouder, met toepassing van § 3, dezelfde betrekking opnieuw mag bekleden, wordt de vacantverklaring van rechtswege ingetrokken.]1
  ----------
  (1)<BFG 2014-02-06/07, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 03-03-2014>
  (2)<BFG 2014-09-17/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2014>
  (3)<BFG 2014-09-17/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 23-11-2014>
  (4)<BFG 2016-04-27/03, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. 55bis. [1 § 1. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Justitiehuizen, overgedragen van de diensten van de Regering van de Federale Staat naar de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, zet zijn mandaat voort tot de datum die bij zijn benoemingsbesluit werd vastgesteld.
   Bij een met redenen omklede beslissing, kan de Regering de duur van het in het vorige lid bedoelde mandaat verlengen tot de vervaldatum van de mandaten die in artikel 22, eerste lid van dit besluit bepaald wordt. De mandaathouder behoudt, gedurende de periode van die verlenging, zijn wedde alsook elk geldelijk voordeel dat gepaard gaat met zijn oorspronkelijke mandaat.
   § 2. De directeur-generaal van het Directoraat-generaal Justitiehuizen wordt door de Regering van de Franse Gemeenschap uiterlijk op 1 juli 2018 geëvalueerd.
   De in het eerste lid bedoelde evaluatie wordt uitgevoerd volgens de door de artikelen 33 en volgende van dit besluit nader te bepalen regels.
   De evaluatie heeft betrekking op de wijze waarop de mandaathouder de beheersopdrachten heeft uitgevoerd die worden opgenomen in het managementplan en het operationeel plan, zoals die werden bepaald tussen de mandaathouder en zijn oorspronkelijke dienst.
   § 3. De leidende ambtenaren-generaal van de Regionale Directie Zuid van de Justitehuizen en van het Nationaal Centrum Elektronisch Toezicht worden, met hun toestemming, bij mandaat aangesteld in het ambt dat overeenstemt met het ambt dat ze op de datum van hun overdracht uitoefenden op voorwaarde dat ze in de pool van kandidaten bedoeld in artikel 14, derde lid, 9°, van dit besluit opgenomen zijn.
   De in het vorige lid bedoelde mandaathouders worden uiterlijk op 31 juli 2015 aangesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BFG 2014-11-12/05, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.56. § 1. Bij de eerste toepassing van dit besluit door de nieuwe Regering bedoeld in artikel 55, § 1, worden de mandaathouders uiterlijk op de volgende datums aangesteld :
  1° de aanstelling van de mandaathouders van de rangen 17, 16+ en 16 van de diensten van de Franse Gemeenschap zal uiterlijk op 31 december 2014 plaatsvinden;
  2° de aanstelling van de mandaathouders van rang 15 van de diensten van de Franse Gemeenschap zal uiterlijk op 31 juli 2015 plaatsvinden.
  Naar aanleiding van die eerste aanstelling zullen de kandidaten voor een betrekking die bij mandaat toe te kennen is aan de in artikel 5 bepaalde voorwaarde uiterlijk op de volgende datums moeten voldoen :
  1° 1 december 2014, voor de mandaathouders van de rangen 17, 16+ en 16 van de diensten van de Franse Gemeenschap;
  2° 1 juli 2015, voor de mandaathouders van rang 15 van de diensten van de Franse Gemeenschap.
  § 2. In afwijking van artikel 15, § 1, bij de eerste toepassing van dit besluit op de mandaathouders van rang 15, worden de betrekkingen uiterlijk op 1 februari 2015 vacant verklaard.

Art.57. § 1. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. (NOTA : lees dag van publicatie, zie Franse versie)
  § 2. In afwijking van § 1, treden de artikelen 1 tot 6, 14 tot 51, 53, 54 en 56 van dit besluit op 1 juli 2014 in werking.

Art. 58. De Minister van Ambtenarenzaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.