16 JANUARI 2019. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende de verloven en afwezigheden van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 8, tweede lid, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende de verloven en afwezigheden van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, wordt aangevuld met 6° en 7°, luidend als volgt :
" 6° op vijfenzestig jaar : zes werkdagen
7° op zesenzestig jaar : zeven werkdagen. ".
Art.2. In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt 1° vervangen als volgt :
" 1° huwelijk van het personeelslid of registratie van een verklaring van wettelijk samenwonen : vier werkdagen; ".
Art.3. In de afdeling 2, hoofdstuk 3, van hetzelfde besluit wordt een artikel 14/2 ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 14/2. - § 1. Het personeelslid bekomt, op eigen verzoek, verlof wegens overmacht waarbij de begeleiding van één van de personen bedoeld in artikel 14, § 1 of bloed- of aanverwant met wie het niet samenleeft tot de 3de graad en aan wie palliatieve zorg verleend wordt, het mogelijk maakt.
De noodzaak van de aanwezigheid van het personeelslid wordt bewezen aan de hand van een doktersattest.
§ 2. De duur van de verloven bedoeld in § 1is voor het geheel van de loopbaan tot vijftien werkdagen beperkt voor de begeleiding van eenzelfde persoon.
Doet dat geval van overmacht zich voor gedurende een periode van deeltijdse arbeid, dan wordt de duur van het verlof in verhouding daarvan verminderd.
Ze worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.
§ 3. De verloven bedoeld in § 1 worden toegekend onafhankelijk van de plaats waar de palliatieve zorg verleend wordt."
Art.4. In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de zesde tot achtste leden vervangen als volgt :
" Een opvangverlof wordt toegestaan aan het personeelslid in de volgende hypothesen :
1° het personeelslid neemt de pleegvoogdij van een kind beneden de twaalf jaar op ;
2° het personeelslid neemt, in het kader van een gezinsopvang van middellange of lange termijn, een minderjarige in zijn gezin op naar aanleiding van een beslissing van opdrachtgevers, rechterlijke of gemeenschappelijke overheid, overheid van plaatsing in een opvanggezin;
3° het personeelslid neemt een niet-begeleide buitenlandse minderjarige in zijn gezin op naar aanleiding van de beslissing van de MENA-cel van de Algemene Administratie Hulpverlening aan de jeugd en Centra voor uit de handen gegeven minderjarigen.
Het verlof heeft een maximale duur van vier maanden voor een kind beneden de drie jaar en van drie maanden in de andere gevallen. Het verlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen en kan gesplitst worden over de duur van het jaar volgend op de eerste dag wanneer het toegestaan werd.
De duur van het opvangverlof bedoeld in het vorige lid wordt met één maand verlengd wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
Het verlof wordt één keer in de loopbaan van het personeelslid per betrokken kind toegestaan. Indien een ambtenaar meer dan één kind tegelijkertijd opvangt, zal hij slechts één verlof kunnen genieten. ".
Art.5. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Artikel 21.- Het adoptieverlof en het opvangverlof worden bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. ".
Art. 6. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.