24 FEBRUARI 2022. - Besluit van de regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van diverse besluiten ter uitvoering van de sectorovereenkomst 2021-2022
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemeen reglement der reiskosten
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 tot toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige houders van een bezoldigd ambt ten laste van de Schatkist
Art. 4
HOOFDSTUK III. - tot wijziging van de bepaling van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 18 februari 2004 tot toekenning van een toelage voor buiten de normale werkuren gepresteerde diensten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de Organisaties van openbaar nut van sector XVII
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof van de ambtenaren van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het comité van sector XVII
Art. 6-9
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 10-12
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemeen reglement der reiskosten
Artikel 1. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemeen reglement der reiskosten wordt vervangen door hetgeen volgt:
"Artikel 7. - Personen die met een eigen voertuig tussen hun feitelijke verblijfplaats en het openbaarvervoerstation reizen, hebben recht op een kilometervergoeding overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 en op vergoeding van parkeerkosten.".
Art.2. Artikel 9, derde lid, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.3. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin die begint met het woord "Echter" en eindigt met de woorden "administratieve woonplaats" opgeheven;
2° lid 2 wordt opgeheven.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 tot toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige houders van een bezoldigd ambt ten laste van de Schatkist
Art.4. In artikel 5, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 tot toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige houders van een bezoldigd ambt ten laste van de Schatkist, vervangen bij het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 29 oktober 2009 en gewijzigd bij het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 27 maart 2019, wordt het bedrag "551,89 EUR" vervangen door het bedrag "701,89 EUR".
HOOFDSTUK III. - tot wijziging van de bepaling van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 18 februari 2004 tot toekenning van een toelage voor buiten de normale werkuren gepresteerde diensten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de Organisaties van openbaar nut van sector XVII
Art.5. In het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 18 februari 2004 tot toekenning van een toelage voor buiten de normale werkuren gepresteerde diensten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de Organisaties van openbaar nut van sector XVII, wordt een afdeling 1bis ingevoegd, die een artikel 3/1 omvat, dat als volgt wordt geformuleerd:
"Afdeling 1bis. Toelage voor op zaterdag verrichte diensten
Artikel 3/1. § 1. Aan de in artikel 1er van dit besluit bedoelde personeelsleden die op zaterdag tussen 00.00 uur en 24.00 uur moeten werken, wordt voor elk gewerkt uur een toelage toegekend van 1/3952 van hun bruto globale jaarlijkse bezoldiging, wanneer deze arbeid in het kader van de normale arbeidstijd wordt verricht.
§ 2. Wanneer deze diensten buiten de normale arbeidstijd worden verricht, wordt de in § 1 bedoelde toelage toegekend en geven de gewerkte uren recht op terugbetaling.".
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof van de ambtenaren van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het comité van sector XVII
Art.6. In artikel 9 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof van de ambtenaren van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de instellingen van openbaar belang die ressorteren onder het comité van sector XVII, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het vierde lid wordt het cijfer "18" vervangen door het cijfer "12";
2° er worden twee leden toegevoegd, die als volgt worden geformuleerd:
"In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt de overdracht van in de loop van een jaar niet opgenomen vakantieverlof niet beperkt tot twaalf maanden wanneer de werknemer zijn jaarlijkse vakantieverlof wegens afwezigheid geheel of gedeeltelijk niet heeft kunnen opnemen:
1° wegens ziekte;
2° na een arbeidsongeval;
3° na een ongeval op weg naar het werk;
4° voor beroepsziekte.
Bij terugkeer van het personeelslid wordt het vakantieverlof naar eigen wil opgenomen, afhankelijk van de behoeften van de dienst. Het personeelslid kan ten hoogste het aantal verlofdagen waarop hij recht heeft over een jaar overdragen.
Art.7. Artikel 13 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof van de ambtenaren van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de instellingen van openbaar belang die ressorteren onder het comité van sector XVII, laatst gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 16 januari 2019, wordt gewijzigd als volgt:
1° in punt 2° van het eerste lid wordt het woord "vijftien" vervangen door het woord "twintig";
2° lid 1, punt 3°, wordt vervangen door de volgende tekst "3° het overlijden van de persoon met wie de ambtenaar als paar samenwoonde, van het natuurlijke of geadopteerde kind of van het kind dat op het tijdstip van het overlijden of daarvoor bij de ambtenaar of bij de persoon met wie de ambtenaar als paar samenwoonde, in een pleeggezin was geplaatst: 10 werkdagen, waarvan het personeelslid er drie kiest in de periode die begint op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis, en zeven werkdagen kiest binnen een periode van één jaar na de dag van het overlijden. Op verzoek van het personeelslid en met instemming van het hoofd van de dienst kan van de twee periodes gedurende welke deze verlofdagen moeten worden opgenomen, worden afgeweken;";
3° lid 1, punt 3 bis, wordt vervangen door "3° bis het overlijden van de vader, de moeder, de schoonvader, de schoonmoeder, de schoondochter of de schoonzoon van het personeelslid of van de persoon met wie het personeelslid samenwoont: vijf werkdagen, waarvan drie door het personeelslid te kiezen in de periode die begint op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis en twee door het personeelslid te kiezen in het jaar na de dag van het overlijden. Van de twee perioden waarin deze werkdagen moeten worden opgenomen, kan op verzoek van het personeelslid en met instemming van het hoofd van de dienst worden afgeweken;";
4° een punt 3° ter wordt toegevoegd aan lid 1, luidend als volgt "3° ter gelegenheid van het overlijden van de pleegvader of pleegmoeder bij wie het personeelslid in langdurige pleegzorg was geplaatst: vijf werkdagen, waarvan drie door het personeelslid te kiezen werkdagen in de periode die begint op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis en twee door het personeelslid te kiezen werkdagen in het jaar dat volgt op de dag van het overlijden. Van de twee perioden waarin deze werkdagen moeten worden opgenomen, kan op verzoek van het personeelslid en met instemming van het hoofd van de dienst worden afgeweken;";
5° een punt 3° quater wordt toegevoegd aan lid 1, dat als volgt luidt "3° quater het overlijden van een kind dat bij de gemachtigde of bij degene met wie de gemachtigde als echtpaar samenwoont in een pleeggezin van korte duur was of is geplaatst: drie werkdagen;".
6° er wordt een nieuw lid 4 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de toepassing van lid 1 zijn de volgende definities van toepassing:
1° langdurige pleegzorg : pleegzorg zoals omschreven in artikel 30sexies, § 6, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en waarbij het kind als lid van dit gezin is ingeschreven in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het gezin, de pleegouder of de pleegouders hun verblijfplaats (heeft) hebben;
2° kortdurende pleegzorg: alle vormen van pleegzorg die niet voldoen aan de voorwaarden voor langdurige pleegzorg;
3° onder toezicht gesteld kind: een kind waarvoor het personeelslid, of de persoon met wie het personeelslid samenwoont, door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende plaatsingsdienst of door de bevoegde jeugdbescherming voor pleegzorg is aangewezen;
4° pleegouders: de pleegouder die, in het kader van de pleegzorg, is aangewezen door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende plaatsingsdienst of door de bevoegde gemeenschapsdiensten voor Jeugdbescherming.
Art.8. In artikel 14, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt het woord "vier" vervangen door het woord "acht";
2° in het tweede lid wordt het woord "acht" vervangen door het woord "zestien".
Art.9. In artikel 20, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "ten hoogste zes weken" vervangen door de woorden "ten hoogste acht weken, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, vermeerderd tot negen weken vanaf 1 januari 2023, tien weken vanaf 1 januari 2025 en elf weken vanaf 1 januari 2027".
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.10. § 1. De personeelsleden die voldeden aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het adoptieverlof bedoeld in artikel 20 van het besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof van de ambtenaren van de regeringsdiensten van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel en van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het comité van sector XVII, hebben recht op:
1° een extra week verlof voor degenen die tussen 1 januari 2019 en 31 december 2020 aan de voorwaarden voldeden;
2° twee extra weken verlof voor degenen die tussen 1 januari 2021 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit aan de voorwaarden voldeden.
§ 2. Het in § 1 bedoelde aanvullend verlof moet noodzakelijkerwijs worden opgenomen uiterlijk binnen vier maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.
Art. 12. De minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.