17 DECEMBER 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de regelgeving van de thuisopvangdiensten voor zieke kinderen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-02-2015 en tekstbijwerking tot 01-12-2023)
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van een dienst
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 3
Onderafdeling 1. - begeleiding van de dienst
Art. 4
Onderafdeling 2. - Organisatie van de dienst
Art. 5
Onderafdeling 3. - Toegankelijkheid van de dienst
Art. 6-9
Onderafdeling 4. - Personeel van de dienst
Art. 10-12
Onderafdeling 5. - Opleiding van het personeel
Art. 13-14
Onderafdeling 6. - Betrekkingen met de ouders
Art. 15-18
Onderafdeling 7. - Medisch toezicht van het kind
Art. 19-20
Onderafdeling 8. - Kwaliteit van de opvang
Art. 21
Afdeling 2. - Erkenningsprocedure
Art. 22-28
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring van een dienst
Afdeling 1. - Voorwaarden voor de subsidie
Art. 29
Afdeling 2. - Werking van de subsidiëring
Art. 30-32
Afdeling 3. - Uitbetaling van de subsidie
Art. 33-35
Afdeling 4. - Sancties
Art. 36-39
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en afwijkingsbepalingen
Art. 40-42, 42/1, 43
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 44-47
BIJLAGE.
Art. N, N2
2017032184 2018010135 2018032216 2019010666 2019012477 2021030420 2023048766
HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
1°. " de Dienst " : de " Office de la Naissance et de l'Enfance ";
2°. " ouders " : de persoon (nen) die het kind aan de dienst toevertrouwt(en);
3°. " ONE decreet " : decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", afgekort " O.N.E. ";
4°. " kwaliteitscode " : de kwaliteitscode bepaald bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van de kwaliteitsopvangcode;
5°. " opvangproject " : het opvangproject ontwikkeld ter uitvoering van de kwaliteitscode;
6°. " de dienst " : dienst belast met de organisatie van de opvang van zieke kinderen tussen nul en twaalf jaar bij het kind thuis dat ingeschreven is bij de bovenvermelde dienst;
[1 6/1° " de aanvraag om opvang " : aanvraag waardoor ouders de interventie van de dienst aanvragen;]1
[1 6/2° " de inschrijving " : geheel van de formaliteiten om het dossier van het kind op te maken, ten gevolge waarvan de dienst het opvangproject aan de ouders meedeelt;]1
7°. " de kinderopvanger " : de persoon die deel uitmaakt van de personeelsleden van de dienst en die aangesteld wordt door deze om het kind thuis op te vangen;
8°. " Opvangvoorziening " : opvangvoorziening in de zin van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen.
9°. " Opvangoperator " : opvangoperator in de zin van het decreet van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang.
10°. " opvangcapaciteit van een dienst " : het aantal prestatie-uren die de dienst kan verstrekken over een jaar in de opvang van zieke kinderen;
11°. " subsidieerbare capaciteit van een dienst " : het aantal prestatie-uren van de dienst die gesubsidieerd kunnen worden over één jaar;
12°. " opvang van een kind " : de opvang van een ziek kind bij hem thuis;
13°. " telefoonpermanentie " : een telefoonnummer waarnaar de ouders zich kunnen richten om de hulp van de dienst aan te vragen;
14°. " inrichtende macht " : publiek- of privérechtelijke rechtspersoon die één of meer opvangdiensten organiseert voor zieke kinderen, en, in voorkomend geval, één of meer opvangvoorzieningen en opvangoperatoren;
15°. " FESC " : Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten, Fonds ingesteld bij artikel 107 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders van 19 december 1939, zoals van kracht op de datum van de aanneming van dit besluit;
16°. " de projecten van het FESC " : de diensten die in aanmerking kwamen voor de subsidies voor het FESC voor het jaar 2014;
[1 17° " werkdagen " : een dag die geen zaterdag, zondag of feestdag is.]1
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.2.[1 § 1. De thuisopvangdienst voor zieke kinderen zorgt voor de opvang van kinderen tussen 0 en 12 jaar die, om medische redenen, niet naar de opvangvoorziening of naar school kunnen gaan voor een duur die tien opeenvolgende werkdagen niet overschrijdt en die tot geen ziekehuisopname leidt.
De dienst kan uitzonderkijk een kind opvangen voor een duur hoger dan tien opeevolgende werkdagen wanneer de pathologie van het kind het nodig maakt en mits de aangepaste begeleiding rekening houdend met de pathologie.
§ 2. De opvang moet verantwoord worden door een medisch getuigschrift.
In afwijking hiervan kan de Dienst een vrijstelling van deze verplichting toekennen voor de gevallen bedoeld in § 1, tweede lid.]1
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van een dienst
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art.3. De dienst georganiseerd door een inrichtende macht die bestaat ofwel uit een publiekrechtelijke rechtspersoon, ofwel door een privérechtelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk, kan een erkenning van de Dienst krijgen.
Om de erkenning te bekomen moet deze alle werkingsregels opgenomen in dit hoofdstuk naleven.
Onderafdeling 1. - begeleiding van de dienst
Art.4. Een dienst bestaat uit minstens drie kinderopvangers (voltijdse equivalenten) voor zieke kinderen, onverminderd de toepassing van artikel 43, eerste lid, 2.
Elke kinderopvanger vangt simultaan één tot hoogstens 3 kinderen op, ingeval van broeder- en zusterschap.
Onderafdeling 2. - Organisatie van de dienst
Art.5.§ 1. De dienst onderwerpt zich aan de begeleiding, het toezicht en de controle van de Dienst. Daartoe hebben de ambtenaren van de Dienst toegang tot de lokalen van de dienst tijdens de openingsuren en kunnen alle documenten bedoeld in dit besluit raadplegen alsook elk element dat nuttig voor hun controle is.
De dienst verwittigt van te voren, schriftelijk, de Dienst over elke wijziging in zijn activiteiten of zijn werkingswijze die een duidelijk gevolg zouden kunnen hebben op de opvangvoorwaarden.
§ 2. De dienst houdt een register van de inschrijvingen en de opgevangen kinderen bij, alsook een dossier voor elk opgevangen kind.
[1 Dit dossier omvat ten minste de persoonlijke gegevens van het kind en van de ouders, een medische fiche van het kind die overeestemt met het door de Dienst opgemaakte model, de persoonlijke gegevens van de behandelende arts, alsook een medisch getuigschrift waarbij bewezen wordt dat het kind niet naar de opvangvoorziening of naar school kan gaan en waarbij de datums hiervan vermeld worden.]1.
§ 3. De dienst beschikt over een opvangproject dat overeenstemt met de kwaliteitscode. Indien de werking van de dienst banden met andere diensten, opvangvoorzieningen of opvangoperatoren met zich meebrengt, moet hij er een korte vermelding van maken in het opvangproject van de dienst.
§ 4. De dienst stelt een huishoudelijk reglement op volgens het type-model [1 opgemaakt]1 door de Dienst, met vermelding van de wederzijdse rechten en plichten van de ouders en de dienst.
Dit huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring van de Dienst voorgelegd die zijn overeenstemming nakijkt met de regelgeving. Het wordt voor akkoord ondertekend door de ouders bij de inschrijving van het kind.
§ 5. De dienst sluit een verzekering af die ten doel heeft zijn burgerlijke aansprakelijkheid te dekken, alsook een verzekering met als doel de dekking van de lichamelijke schade berokkend aan opgevangen kinderen, ofwel door andere kinderen die aanwezig waren bij de opvang, ofwel door het gevolg van een gebeurtenis die geen aanleiding geeft tot de aansprakelijkheid in zijn hoofde.
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 3. - Toegankelijkheid van de dienst
Art.6.[1 § 1. De dienst houdt één telefoonpermantie tijdens de openingsuren, ten minste 5 uur per dag tijdens de werkdagen. Buiten deze uren hebben de ouders ofwel toegang tot een telefooncentrale, ofwel tot een aantwoordapparaat of een berichtsysteem die hen over de termijnen van antwoord informeren.
§ 2. De dienst geeft onmiddellijk een antwoord op de aanvraag om opvang tijdens de telefoonpermanentie, of binnen een termijn van hoogstens 24 uur buiten deze uren.
§ 3. De dienst is ten minste 220 dagen per jaar open.]1
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.7.[1 De dienst is toegankelijk voor alle ouders van wie het kind om medische redenen niet langer dan tien opeenvolgende werkdagen in de opvang- of schoolomgeving kan verblijven, tenzij in artikel 2, § 1, tweede lid, een uitzondering is bepaald en die geen opname in een ziekenhuis inhoudt.]1
----------
(1)<BFG 2019-04-03/12, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Art.8. De duur van de thuisopvang mag niet 10 uur per dag overschrijden buiten verplaatsing van de kinderopvanger.
Art.9. De dienst is toegankelijk voor alle ouders die in een geografische zone bepaald door de dienst verblijven.
Onderafdeling 4. - Personeel van de dienst
Art.10. § 1. De kinderopvangers worden door de dienst aangeworven, onder een arbeidsovereenkomst bedoeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of onder het statuut van de ambtenaren, en beantwoorden aan de kwalificatievereisten opgenomen in artikel 13, § 1.
§ 2. De kinderopvangers worden begeleid door een dienstcoördinator, naar rata van ¬ van een voltijds equivalent voor 3 voltijdse equivalenten kinderopvangers .
De coördinator beantwoordt aan de kwalificatievereisten opgenomen in artikel 13, § 2, van dit besluit.
Indien verschillende coördinatoren vereist zijn, stellen deze een verantwoordelijke onder hen aan.
De coördinator zorgt voor het dagelijks beheer van de aanvragen, de betrekkingen met de ouders, de goede werking van de dienst, het beheer van een team kinderopvangers, de uitwerking en de invoering van het opvangproject.
Art.11.De personeelsleden van de dienst leggen een uittreksel uit het Strafregister voor dat uitgereikt wordt overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, [1 vrij van alle beslissingen of veroorderlingen voor daden ten opzichte van een minderjarige en van elk verbod om een activiteit uit te oefenen waarbij hij in aanraking zou komen met minderjarigen, uitgesproken door een rechter of een onderzoeksgerecht overeenkomstig artikel 35, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis]1 [1 en daterend van minder dan zes maanden bij de aanwerving van de opvanger(ster); dit uittreksel uit het strafregister moet om de vijf jaar hernieuwd worden, alsook op gewone aanvraag van de Dienst]1.
Voor elke kinderverzorger [1 beschikt de dienst, bij de indiensttreding, over het bewijs van de immuniteitstoestand tegen de rode hond]1 en van een jaarlijks medisch getuigschrift waarbij bewezen wordt dat bij het onderzoek er geen enkel teken van lichamelijke of psychische aandoening bestaat die een gevaar voor de opgevangen kinderen zou kunnen zijn, aangezien de Dienst kan eisen dat een aanvullend getuigschrift voor lichamelijke en psychische gezondheid door een geneesheer-specialist opgemaakt wordt.
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.12. Om een bepaalde affectieve veiligheid aan het kind en de ouders te bieden, stelt de dienst alles in het werk om een ziek kind te laten opvangen, bij elk optreden, door dezelfde kinderopvanger.
Onderafdeling 5. - Opleiding van het personeel
Art.13.§ 1. De personen die zorgen voor de opvang van kinderen, leveren het bewijs van hun opleiding als kinderverzorger of van een kwalificatie bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleidingen en kwalificaties van het personeel van opvangvoorzieningen bepaald bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen.
Ze leveren ook het bewijs van hun opleiding in eerste hulpzorg [1 die erkend wordt door de Dienst]1 zodat ze de verslechteringsymptomen van de gezondheidstoestand van het kind kunnen opsporen en het hoofd bieden aan de noodtoestanden.
§ 2. De coördinator van de dienst levert het bewijs van zijn opleiding als bachelor verpleger, maatschappelijk assistent of een hogere opleiding met psychopedagogische finaliteit bedoeld in artikel 1bis van het bovenvermelde besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004.
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.14.[1 Los van de vernieuwing van de opleiding in eerste hulpzorg zorgt]1 de dienst voor minstens twee dagen voortgezette opleiding per jaar aan alle leden van zijn personeel, inzonderheid door ze in te schrijven bij de opleidingsmodules inbegrepen in het driejaarlijkse opleidingsprogramma dat om de drie jaar wordt vastgesteld door de Regering op voorstel van de Dienst.
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 6. - Betrekkingen met de ouders
Art.15. De ouder die aanvaardt zich in te schrijven voor het opvangproject en het huishoudelijk reglement van de dienst, vult een inschrijvingsaanvraag van zijn kind in bij de dienst en dit ten laatste bij het eerste optreden van de dienst. De ouder bevestigt aan de kinderopvanger de persoonlijke gegevens van een bereikbare persoon, alsook de persoonlijke gegevens van hun behandelend geneesheer of van de dichtstbijzijnde medische wachtdienst ingeval van verslechtering.
De inschrijving moet ten minste het mogelijk maken om het dossier van het kind aan te leggen en het opvangproject van de dienst mee te delen dat het huishoudelijk reglement bevat.
Art.16. Bij de aankomst van de kinderopvanger geven de ouders hem de inlichtingen over de diëtetiek en de algemene gewoontes van hun kind.
Art.17.[1 De kinderopvanger(ster) stelt een schriftelijk verslag op over het verloop van de dag en laat dit verslag door ouders ondertekenen.]1
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.18.[1 De dienst vraagt een financiële bijdrage aan de ouders van de opgevangen kinderen en voorziet in de mogelijkheid van een vermindering rekening houdend met de financiële en sociale toestand van de ouders. De financiële bijdrage mag niet het maximumbedrag overschrijden dat door de Minister van Kind vastgesteld wordt op voorstel van de Dienst en moet in het huishoudelijk reglement van de dienst bepaald worden.]1
Deze financiële bijdrage kan ook vermeerderd worden om de verplaatsingskosten van de opvangers van de kinderen thuis te betalen. Deze vermeerdering moet ook bepaald worden in het huishoudelijk reglement van de dienst.
De dienst moet eenzelfde tariferingswijze toepassen voor alle opgevangen kinderen.
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 7. - Medisch toezicht van het kind
Art.19. De ouders houden het gezondheidsboekje van het kind ter beschikking van de kinderopvanger.
Art.20.[1 Bij verslechtering van de gezondheidstoestand van het kind tijdens een opvang verwittigt de kinderopvanger(ster) onmiddellijk de ouders en contacteert hij(zij) de behandelende arts of een arts vermeld door de opvangdienst voor zieke kinderen of de dichtsbijzijnde medische dienst, of doet hij(zij) een beroep op de dringende medische hulp.]1
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Onderafdeling 8. - Kwaliteit van de opvang
Art.21.[1 De dienst zorgt ervoor dat zijn personeel het opvangproject goed begrijpen en dat ze zich aan de onderwijspraktijken houden. Daartoe ontwikkelt en stimuleert hij zijn personeel tot een dynamiek van permanente kwaliteitsverbetering.]1
----------
(1)<BFG 2019-04-03/12, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2019>
Afdeling 2. - Erkenningsprocedure
Art.22. De dienst dient een dossier van erkenningsaanvraag per aangetekende brief bij de Dienst in.
De aanvraag wordt ingediend samen met de volgende informatie :
1. de benaming van de inrichtende macht, zijn juridisch statuut bewezen met een afschrift van zijn statuten of een afschrift van de na beraadslaging genomen beslissingen van de bevoegde organen, het adres van de zetel, de paritaire commissie of het sectoraal overlegorgaan waartoe hij behoort, zijn bankrekeningnummer of de persoonlijke gegevens van de verantwoordelijke;
2. het aantal kinderopvangers (minimum en maximum);
3. de uren van toegankelijkheid van de telefoonpermanentie, het aantal dagen van opening van de dienst, de geografische zone van het optreden van de dienst;
4. het opvangproject en het huishoudelijk reglement;
5. een afschrift van de verplichte verzekeringscontracten;
6. de kwalificatie en de arbeidstijd van elke kinderopvanger en van de coördinator(en) van de dienst, of, voor een nieuwe dienst, de waarborg om personen aan te werven met de vereiste kwalificatie;
7. een afschrift van de arbeidsovereenkomsten, het diploma, het uittreksel uit het Strafregister uitgereikt overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering en het medisch getuigschrift bedoeld in artikel 11, tweede lid, voor elk personeelslid.
Art.23. Binnen de veertien dagen na de aanvraag meldt de Dienst ontvangst van het volledige dossier van de erkenningsaanvraag bij de dienst. In voorkomend geval informeert hij hem dat het dossier niet volledig is en identificeert het (de) ontbrekende document(en).
Binnen de veertien dagen na de ontvangst van mogelijke ontbrekende documenten meldt de Dienst hiervan ontvangst bij de dienst.
Art.24. De Dienst beslist over de erkenningsaanvraag binnen de 90 dagen na het ontvangstbewijs van het volledige dossier, en deelt onmiddellijk zijn beslissing mee aan de dienst.
Deze erkenning wordt toegekend voor onbepaalde duur.
Art.25. De Dienst weigert de erkenning als hij vaststelt dat één van de voorwaarden voor de erkenning niet nageleefd wordt.
De beslissing tot weigering van de erkenning wordt per aangetekende brief aan de dienst meegedeeld.
Art.26. Wanneer de Dienst vaststelt, nadat de erkenning toegekend werd, dat één van de voorwaarden voor de toekenning van deze niet meer nageleefd wordt, stuurt hij de dienst een aanmaning om de verplichtingen na te komen.
De dienst beschikt over een termijn van dertig dagen om de aanmaningen van de Dienst na te komen. Indien, bij het verstrijken van deze termijn, de dienst de bepalingen van de aanmaning niet nageleefd heeft, kan de Dienst de aan de dienst toegekende erkenning schorsen of intrekken.
De beslissing van de schorsing of de intrekking van de erkenning wordt per aangetekende brief aan de dienst meegedeeld.
Art.27. § 1 . Een gemotiveerd beroep tegen de beslissing van weigering, schorsing of intrekking van de erkenning kan bij de Dienst ingediend worden.
Dit beroep wordt per aangetekende brief ingediend, binnen de dertig dagen na de ontvangst van de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning.
Ingeval van een schorsing of een intrekking van de erkenning schorst de indiening van het beroep de gevolgen van de beslissing.
§ 2.De Raad van bestuur van de Dienst bevestigt al dan niet de weigering, de schorsing of de intrekking van de erkenning. Voorafgaand aan zijn beslissing roept de Raad van bestuur een lid van de inrichtende macht en/of de coördinator van de dienst op zodat hij zijn op- en aanmerkingen kan laten gelden.
De oproepingsbrief wordt bij een ter post aangetekende brief toegestuurd.
De opgeroepen personen mogen door een persoon naar keuze begeleid worden.
Een minimale termijn van tien werkdagen moet verlopen tussen de verzending van de oproepingsbrief en het verhoor van de betrokkene(n).
Het verhoor gebeurt door de Raad van bestuur of door het (de) lid (leden) die hij daartoe aanstelt.
Na het verhoor worden notulen opgemaakt en ondertekend door de aanwezige personen.
Na het verhoor kan de Raad van bestuur nog een laatste termijn toekennen zodat de dienst zijn aanmaningen kan nakomen.
Art.28. De schorsing of de intrekking van de erkenning leidt tot de schorsing of de intrekking van subsidies die eventueel aan de dienst worden toegekend.
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring van een dienst
Afdeling 1. - Voorwaarden voor de subsidie
Art.29. Het recht op de subsidie wordt toegekend aan de in aanmerking genomen diensten ten gevolge van een openbare oproep tot kandidaten gedaan door de Dienst in het kader van een programmering bedoeld in de artikelen 22/3 tot 22/5 van het ONE decreet.
De in aanmerking genomen diensten moeten van tevoren of gelijktijdig erkend worden.
Binnen de perken van de beschikbare middelen bepaalt de Dienst de subsidieerbare capaciteit van elke in aanmerking genomen dienst in de programmering door ervoor te zorgen dat deze lager of gelijk is aan de opvangcapaciteit van de betrokken diensten.
Bij verlies van de steun voor de tewerkstelling bedoeld in artikel 31, tweede lid, kan de Dienst een nieuwe subsidieerbare capaciteit vaststellen.
Afdeling 2. - Werking van de subsidiëring
Art.30. Onder subsidieerbare prestatie-uren in de opvang van een ziek kind worden verstaan de uren gepresteerd bij één of meer zieke kinderen, de uren gepresteerd om zich te begeven naar de woonplaats van één of meer kinderen, de uren gepresteerd voor de opleiding voor de ontwikkeling van de kennis en de nodige bekwaamheden voor de opvang van zieke kinderen en de uren gepresteerd in teamvergadering van de dienst.
Onder subsidieerbare prestatie-uren in de opvangsector worden verstaan de uren gepresteerd in een opvangvoorziening of voor een opvangoperator, ongeacht of hij deel uitmaakt van dezelfde inrichtende macht of van een andere inrichtende macht. Gaat het om een andere inrichtende macht dan sluit de inrichtende macht van de dienst met hem een samenwerkingsovereenkomst af die de sociale regelgeving naleeft. De overeenkomst mag geen exclusiviteitsclausule voorzien.
Art.31.Een jaarlijkse subsidie-enveloppe wordt aan de dienst toegekend. Ze wordt berekend op basis van :
1. een geïndividualiseerd vast bedrag bepaald door de Dienst om de loonlasten van de kinderopvangers te dekken. [3 Bij het vaststellen van forfaitaire bedrag wordt rekening gehouden met het maximum van de [4 in bijlage 1]4 vastgestelde referentiebarema's, de werkgeverslasten berekend over de bruto-bezoldiging, een door ONE vastgestelde vervangingscoëfficiënt, de werkgeverslasten buiten de RSZ, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de daarmee verband houdende RSZ-lasten]3. Het vast bedrag wordt toegekend naar rata van een halve tijd per volledige jaarlijkse schijf van 685 prestatie-uren, waarvan minstens 565 prestatie-uren in de opvang van zieke kinderen, en ten hoogste 120 prestatie-uren in de opvangsector. In afwijking hiervan wordt het eerste vast bedrag ambtshalve toegekend;
2. een geïndividualiseerd vast bedrag bepaald door de Dienst om de loonlasten van de coördinatoren te dekken. [3 Bij het vaststellen van forfaitaire bedrag wordt rekening gehouden met het maximum van de [4 in bijlage 1]4 vastgestelde referentiebarema's, de werkgeverslasten berekend over de bruto-bezoldiging, een door ONE vastgestelde vervangingscoëfficiënt, de werkgeverslasten buiten de RSZ, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de daarmee verband houdende RSZ-lasten]3. Het vast bedrag wordt toegekend naar rata van een vierde tijd per volledige jaarlijkse schijf van 4.110 prestatie-uren, waarvan ten minste 3.390 prestatie-uren in de opvang van zieke kinderen en ten hoogste 720 prestatie-uren in de opvangsector;
3. een vast bedrag om de werkingskosten te dekken met 10 % van de som van de vaste bedragen opgenomen in de punten 1 en 2 voor de aftrekkingen bedoeld in het tweede lid.
De vaste bedragen bedoeld in de punten 1 en 2 worden verminderd met de steun voor tewerkstelling toegekend door de Gewesten, met inbegrip van de verminderingen van de bijdragen van sociale zekerheid, en van de subsidies voor tewerkstelling toegekend door de andere overheidsniveaus en bestemd voor opvang- en begeleidingsambten.
[1 Voor de FESC-projecten omvatten de steun en subsidies voor de tewerkstelling bedoeld in het vorige lid de steun en subsidies die vastgesteld worden bij de simulatie gemaakt tijdens de overgangsperiode voor het jaar 2015.]1
Deze enveloppe is een maximumbedrag voor de subsidies. Ze wordt geïndexeerd, gebonden aan het gezondheidsindexcijfer. De financiële bijdragen van de ouders worden niet verminderd.
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BFG 2018-11-06/01, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
(3)<BFG 2021-12-22/20, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(4)<BFG 2023-10-11/13, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.32.Alle uitgaven moeten verantwoord worden.
Wat de personeelskosten betreft, kunnen de subsidies de bruto wedde, de werkgeversbijdrage van de sociale verzekering van de werkgevers, de eindejaarspremie, het vakantiegeld, het vertrekgeld, de bijkosten van de personen aangeworven om het ambt van opvangster van zieke kinderen of coördinator te dekken, of elke andere verplichting van de paritaire commissie waartoe de operator behoort.
Alle kosten komen in aanmerking behalve als ze ten laste worden genomen door een andere overheid.
De uitgaven die in aanmerking komen als werkingskosten bedoeld in punt 3 van artikel 31, eerste lid, hebben betrekking op de kosten van : bureau, telefoon, informatica, benodigdheden, post, vergaderingen, publicaties, mededelingen, andere loonkosten betreffende het project, opleiding, vervoer, energie, verwarming, water, elektriciteit, onderhoud van lokalen, huurgelden, afschrijving, verzekeringen, voeding, apotheek, activiteiten, materieel en pedagogische hulpmiddelen.
[1 De nadere regels en de voorwaarden voor de verantwoording van de toegekende subsidies worden uitvoerig beschreven in een administratieve en financiële gids die door de Dienst wordt uitgewerkt.]1
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling 3. - Uitbetaling van de subsidie
Art.33.De subsidies worden toegekend [1 voor het kalenderjaar van 1 januari tot 31 december]1.
De Dienst kent driemaandelijkse voorschotten toe die overeenstemmen met 20 % van de jaarlijkse subsidie bedoeld in artikel 31.
[1 ...]1
[1 Tegen 15 juli van het jaar volgend op dat gedekt door de jaarlijkse subsidie]1 moet de dienst zijn jaarlijkse dossier bij de Dienst indienen. Het saldo wordt uitbetaald naar aanleiding van de analyse van dit dossier.
Ingeval, naar aanleiding van de analyse van het jaarlijks dossier, het saldo van de subsidie dat aan de dienst gestort moet worden, negatief is, is de dienst ertoe gehouden het onverschuldigd bedrag terug te betalen binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de bekendmaking van het resultaat van de analyse.
De Dienst kan controles ter plaatse uitvoeren. Elke dienst is ertoe gehouden :
1. de controleurs aangesteld door de Dienst, op hun aanvraag, alle inlichtingen te geven die ze nodig hebben om hun opdracht uit te voeren; er mag van deze verplichting niet afgeweken worden en dit om welke reden dan ook;
2. mededeling te geven aan de controleurs aangesteld door de Dienst, op hun aanvraag en zonder verplaatsing, van de registers, de staten, de brieven en andere documenten waarvan de raadpleging hen nuttig is om hun opdracht uit te voeren.
----------
(1)<BFG 2019-04-03/12, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.34. Het jaarlijks dossier, waarvan het model door de Dienst wordt vastgesteld, bevat ten minste :
1. een boekhoudkundig resultaat waarop alle lasten en alle andere bronnen van subsidiëring voorkomen, alsook het bedrag van de financiële bijdragen van de ouders;
2. een tabel met het geheel van het personeel aanwezig tijdens de betrokken periode, voor elke betrokken opvangvoorziening, met de voortgezette opleidingen die gevolgd worden door elke kinderopvanger en elke coördinator;
3. een afschrift van de diploma's en overeenkomsten van alle kinderopvangers en de coördinator van de dienst waarvan de loonlasten gedekt worden door deze subsidie. De afschriften die al één jaar aan de Dienst worden bezorgd, moeten niet meer bezorgd worden de jaren daarop, behalve bij wijziging van de overeenkomst of van het aanvullend nuttig diploma;
4. de bewijsstukken van de loonlasten, per werknemer, waarvan de inhoud en de nadere regels voor de verzending bepaald worden door de ONE;
5. voor de werkingskosten : een overzicht van de facturen daterend uit de gedekte periode, beschikbaar ter plaatse voor controle.
Art.35. De betaling van de enveloppe wordt gewaarborgd voor zover de werkelijke prestatie-uren ten minste 90 % van de subsidieerbare capaciteit vertegenwoordigen en de uitgaven verantwoord worden. Beneden dit percentage wordt de enveloppe verminderd naar rata van het verschil met deze 90 %.
Indien de onderbezetting over twee opeenvolgende jaren gebeurt, wordt de subsidieerbare capaciteit aangepast, in functie van het gemiddelde van de twee jaren.
Afdeling 4. - Sancties
Art.36. Wanneer de Dienst vaststelt dat de dienst de voorschiften van dit hoofdstuk niet naleeft, stelt hij de dienst in gebreke om de verplichtingen na te komen.
Art.37. De dienst beschikt over een termijn van dertig dagen om de verplichtingen van de Dienst na te komen.
Art.38. Indien, bij het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 37, de dienst de bepalingen van de ingebrekestelling niet heeft nageleefd, kan de Dienst één van de volgende sancties opleggen, in functie van de ernst van de tekortkoming :
1° de schorsing van de subsidies;
2° de inhouding op de subsidies;
3° de intrekking van de subsidies.
Deze beslissing wordt gemotiveerd en meegedeeld per aangetekende brief aan de dienst.
Bij schorsing van de subsidies vermeldt de beslissing de duur van de schorsing die zes maanden niet mag overschrijden.
Art.39. § 1. Een administratief beroep wordt ingediend bij de Raad van bestuur van de Dienst tegen de sanctie genomen door de Dienst. Dit beroep moet per aangetekende brief ingediend worden en dit binnen de dertig dagen na de mededeling van de sanctie.
De indiening van het beroep schorst de gevolgen van de sanctie.
§ 2. Binnen de 90 dagen na de ontvangst van het beroep bevestigt al dan niet de Raad van bestuur van de Dienst de sanctie die aan de dienst wordt opgelegd. Deze beslissing wordt per aangetekende brief aan de dienst meegedeeld.
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en afwijkingsbepalingen
Art.40.§ 1. Vanaf 1 januari 2015 worden de FESC-projecten gelijkgesteld met de diensten erkend en gesubsidieerd door de Dienst overeenkomstig dit besluit voor een subsidieerbare capaciteit die door de Dienst moet bepaald worden.
§ 2. Vanaf deze datum beschikken de diensten over een overgangsperiode, tot [1 31 december 2017]1, om aan alle voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring bedoeld in dit besluit te beantwoorden, de afwijkingen bedoeld in artikel 43 uitgezonderd.
Indien, bij het verstrijken van de overgangsperiode, de Dienst vaststelt dat de dienst deze bepalingen niet heeft nageleefd, kan hij de aan de dienst toegekende erkenning intrekken.
De beslissing tot de intrekking van de erkenning wordt per aangetekende brief aan de dienst meegedeeld.
§ 3. De dienst kan een beroep indienen tegen de beslissing van de Dienst om de erkenning in te trekken volgens de procedure bedoeld in artikel 27.
----------
(1)<BFG 2017-11-22/08, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2017>
Art.41. § 1. Tijdens de overgangsperiode kent de Dienst aan elk FESC- project een subsidie toe die gelijk is aan de subsidie die ze van de FESC ontving voor het jaar 2012, gebonden aan het gezondheidsindexcijfer, voor zover hij het gebruik van deze subsidie kan verantwoorden overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 33.
Indien uitzonderlijke omstandigheden dat jaar weinig representatief maken van de gewone activiteit van de dienst, kan de Dienst, op basis van een gemotiveerde aanvraag, het jaar 2011 als referentie nemen.
Bij een onvolledig jaar wordt de subsidie evenredig aangepast.
§ 2. Tijdens deze periode kent de Dienst driemaandelijkse voorschotten aan de FESC-diensten toe, die overeenstemmen met 20 % van de jaarlijkse verschuldigd geachte subsidie.
Art.42. Tijdens de overgangsperiode, en binnen de perken van de beschikbare kredieten, is de Dienst ertoe gemachtigd om aanvullende subsidies toe te kennen met toepassing van de criteria bepaald in zijn beheersovereenkomst.
Art.42/1. [1 De FESC-projecten die, na de overgangsperiode bedoeld in artikel 40, § 2, niet beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 1 en/of de subsidiëringsvoorwarden bedoeld in artikel 29, komen in aanmerking voor een aanpassingsperiode van 2 jaar om zich te schikken naar de criteria.
Tijdens deze aanpassingsperiode kent de Dienst een subsidie toe aan FESC-projecten die in aanmerking willen komen voor deze periode waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag ontvangen tijdens de overgangsperiode, dat geïndexeerd wordt door op de bedragen van het vorige burgerlijk jaar de verhouding toe te passen tussen het gezondheidsindexcijfer van januari van het lopende burgerlijk jaar en het indexcijfer van januari van het vorige burgerlijk jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BFG 2017-12-20/10, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.43.Voor de FESC-diensten en de dienst die voorafgaan aan de inwerkingtreding van dit besluit worden de volgende afwijkingen bepaald :
1. de coördinatoren van de dienst en de kinderopvangers van de diensten die, op 1 januari 2015 in dienst zijn, worden geacht de voorschriften van artikel 13 nageleefd te hebben;
2. de dienst die met minder dan 3 voltijdse equivalenten kinderopvangers werkt, zoals opgenomen in artikel 4, wordt vrijgesteld van de naleving van deze verplichting om de erkenning te bekomen;
3. de dienst die zonder coördinator werkt, zoals bedoeld in artikel 10, § 2, wordt vrijgesteld van de naleving van deze verplichting om de erkenning te bekomen.
De afwijkingen bedoeld in het eerste lid worden verleend voor de duur van de erkenning van de dienst met uitzondering van de afwijking bedoeld in punt 3 die tot de duur van de overgangsperiode beperkt wordt [1 behalve voor de diensten vermeld onder punt 2 voor zover ze met minder dan drie kinderopvangers(sters) werken]1.
----------
(1)<BFG 2017-12-20/10, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.44. § 1. In artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 mei 2004 betreffende de erkenning van de opleidingen en kwalificaties van het personeel van opvangvoorzieningen bepaald bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 houdende algemene reglementering inzake opvangvoorzieningen, wordt een 4° toegevoegd, luidend als volgt :
" 4° " het besluit Opvang zieke kinderen " : het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2014 tot vaststelling van de regelgeving van de thuisopvangdiensten van zieke kinderen ".
§ 2. In artikel 1bis van ditzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 december 2005, worden de woorden " voor de coördinator van een opvangdienst voor zieke kinderen, " ingevoegd tussen de woorden " erkende psycho-pedagogische" en de woorden " voor de directeur(trice) en de personen ".
§ 3. In artikel 3 van ditzelfde besluit worden de woorden " en voor de thuisopvang van het zieke kind bedoeld in artikel 13, § 1, van het besluit Opvang zieke kinderen " ingevoegd tussen de woorden " het besluit opvangvoorzieningen " en de woorden " , zijn de volgende : ".
Art.45. In artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 juni 2003 tot vaststelling van de lijst van de categorieën diensten of instellingen bedoeld in artikel 6, § 3, eerste lid, van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", afgekort " O.N.E. ", zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 juni 2004, wordt een 13° toegevoegd, luidend als volgt :
" 13° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2014 tot vaststelling van de regelgeving van de thuisopvangdiensten van zieke kinderen. ".
Art.46. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015 met uitzondering van artikel 21 dat op 1 oktober 2017 in werking treedt.
De artikelen 2, 1°, 4 en 6 tot 10 van het decreet van 26 maart 2009 tot wijziging van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de " Office de la Naissance et de l'Enfance " treden in werking op 1 januari 2015.
Art.47. De Minister van Kind is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
Bijlage niet vertaald, zie Franse versie
Art. N2. Bijlage niet vertaald, zie Franse versie