Details





Titel:

5 DECEMBER 2008. - [Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 5 december 2008 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen die onder het Comité van Sector XVII ressorteren]. <BFG2019-07-10/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2019> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-02-2009 en tekstbijwerking tot 06-08-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1997029129  1998029077 



Uitvoeringsbesluit(en):

2010029437  2019012173  2019013799 



Artikels:

Artikel 1.Dit besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap is van toepassing op de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector (CSA) [1 WBE]1 en de Instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren, met uitzondering van het Algemeen Commissariaat voor Internationale Betrekkingen.
  ----------
  (1)<BFG 2019-07-10/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren;
  2° het besluit van de Regering van 22 juli 1996 : het besluit van de Regering van 22 juli 1996 houdende het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;
  3° hoger ambt : elk ambt dat overeenstemt met een in de personeelsformatie voorkomende betrekking van een graad die ten minste gelijkwaardig is aan de graad waarmee de ambtenaar bekleed is en waarvan de weddeschaal voordeliger is.
  [1 4° omkaderingsgraden : de omkaderingsgraden bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 met inbegrip, voor de "ONE", van de coördinatiegraden in rang 27.]1
  ----------
  (1)<BFG 2019-04-12/10, art. 53, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2019>

Art.3. In de zin van dit besluit, is het niveau dat zich onmiddellijk onder elk niveau bevindt bedoeld bij artikel 2, § 2, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 het volgende :
  1° niveau 1 : niveau 2+ en niveau 2;
  2° niveau 2+ : niveau 2;
  3° niveau 2 : niveau 3;

Art.4. Een aanstelling voor de uitoefening van een hoger ambt in een betrekking kan slechts geschieden op voorwaarde dat niemand dit ambt bekleedt of dat de titularis tijdelijk zijn functies niet kan waarnemen. Deze voorwaarde is geen voldoende reden om die betrekking voorlopig te verlenen.
  In geen geval kan een ambtenaar gelijktijdig aangesteld worden voor de uitoefening van meer dan één hoger ambt.

Art.5.§ 1. Alleen een ambtenaar aangewezen voor een in de personeelsformatie(s) bepaalde betrekking die voldoet aan de statutaire vereisten om benoemd te worden tot de graad waarvan de betrekking overeenstemt met het hoger ambt, kan voor het uitoefenen van dat ambt worden aangesteld.
  De aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt in een betrekking van de rangen 15, 16, 16+ en 17 is enkel mogelijk voor de ambtenaar die titularis is van een graad van minstens rang 12.
  § 2. Er kan bij een met redenen omklede aanstellingsakte afgeweken worden van het principe betreffende de statutaire vereisten, met uitzondering van de voorwaarde inzake evaluatie die bepaald is bij artikel 42 van het besluit van de Regering van 22 juli 1996, indien, naargelang van het geval :
  1° geen ambtenaar aan deze vereisten voldoet;
  2° de overheid die aanstellingsmacht heeft tot de vaststelling komt dat niemand onder de ambtenaren die aan deze vereisten voldoen de gevraagde eigenschappen bezit om het betrokken ambt uit te oefenen;
  3° de overheid die aanstellingsmacht heeft, vaststelt dat een ambtenaar die aan deze vereisten niet voldoet duidelijk beter geschikt is om dat ambt uit te oefenen.
  § 3. Wanneer de bij § 2 bedoelde afwijking wordt toegepast :
  1° wordt de aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt in een betrekking die overeenstemt met een graad ingedeeld in de rangen 20, 25 en 10 voorbehouden voor de ambtenaar die een graad bekleedt ingedeeld in rang 32, 22 en 27 of 22;
  2° wordt de aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt in een betrekking die overeenstemt [1 met een omkaderingsgraad van rang 32, 27, 22, 11 of 12]1 voorbehouden voor de ambtenaar die een graad bekleedt van hetzelfde niveau als dat van de betrekking die overeenstemt met het hoger ambt;
  § 4. De ambtenaar tegen wie een tuchtstraf werd uitgesproken, mag niet aangesteld worden voor het uitoefenen van een hoger ambt vooraleer zijn straf doorgehaald is.
  ----------
  (1)<BFG 2019-04-12/10, art. 54, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2019>

Art.6.§ 1. De aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt met toepassing geschiedt :
  1° voor de betrekkingen van de rangen 15, 16, 16+ en 17 : door de Regering, op met redenen omkleed advies, voor de instellingen van openbaar nut die er één hebben, van de Raad van Bestuur of het Bureau;
  [3 1° bis, in afwijking van punt 1°, voor betrekkingen van de rangen 15 en 16 van WBE, door de WBE-raad op basis van een met redenen omkleed advies "van het Directiecomité".]3
  2° voor [2 de omkaderingsbetrekkingen van de rangen 11 en 12]2 : nadat de Directieraad een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht, door de Minister of, voor de instellingen van openbaar nut die er één hebben, van de Raad van Bestuur of het Bureau. Indien de aanstelling onder de bevoegdheid van de Minister ressorteert, kan hij enkel tot de aanstelling overgaan na het advies te hebben ingewonnen van de functioneel bevoegde Minister(s);
  3° voor de betrekkingen van rang 10 : door de Secretaris-generaal van het Ministerie of de Ambtenaar die de leiding heeft van de betrokken instelling, nadat het [1 Directiecomité]1, of in afwezigheid daarvan, de Directieraad, een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht;
  4° voor de betrekkingen van de niveaus 2+, 2 en 3 : door de Secretaris-generaal van het Ministerie of de Ambtenaar die de leiding heeft van de betrokken instelling, op basis van het met redenen omkleed advies van de hiërarchische meerdere [2 van een omkaderingsgraad van ten minste rang 11]2.
  ----------
  (1)<BFG 2010-07-01/08, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 28-08-2010>
  (2)<BFG 2019-04-12/10, art. 55, 003; Inwerkingtreding : 09-05-2019>
  (3)<BFG 2019-07-10/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.7. De aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt bestrijkt een hernieuwbare periode van één jaar.
  De hernieuwing van een aanstelling in een bevorderingsbetrekking die definitief vacant verklaard werd en waarvoor de procedure tot bevordering niet werd ingezet, mag niet meer dan eenmaal geschieden.
  De aanstelling of de hernieuwing van een aanstelling in een wervingsbetrekking die definitief vacant verklaard werd, is enkel mogelijk indien er een wervingsreserve voor deze betrekking bestaat.
  Het derde lid is evenwel niet van toepassing op de ambtenaren die in een wervingsbetrekking werden aangesteld vóór de inwerkingtreding van dit besluit. Als ze zich evenwel niet inschrijven voor het eerste vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau, dat betrekking heeft op materies die onder het ambt dat zij uitoefenen ressorteren, ingericht na de inwerkingtreding van dit besluit of indien ze er niet voor slagen, verliezen ze het genot van deze bepaling.

Art.8. De uitoefening van het hoger ambt houdt op :
  1° ofwel wanneer de termijn van de aanstelling of de hernieuwing verstrijkt;
  2° ofwel wanneer de bij de artikelen 3 en 4 bepaalde vereisten niet meer vervuld zijn;
  3°ofwel wanneer de bevoegde overheid een einde maakt aan de aanstelling of aan de hernieuwing ervan tijdens de bij artikel 6 bepaalde periode.

Art.9. De ambtenaar die in een hoger ambt is aangesteld oefent alle aan dat ambt verbonden prerogatieven uit. Met uitzondering van rang 17 en de ambtenaren die de leiding hebben van een instelling van openbaar nut, oefent de ambtenaar aangesteld in een hoger ambt evenwel de prerogatieven niet uit die bepaald zijn door de statutaire bepalingen betreffende de evaluatie van de ambtenaren en de tuchtregeling wanneer zij betrekking hebben op een ambtenaar die een graad bekleedt van een rang die gelijkwaardig is aan of hoger is dan de zijne in het organiek stelsel.

Art.10. De uitoefening van een hoger ambt verleent geen aanspraak op een vaste benoeming in de graad waarmee dat ambt overeenstemt.

Art.11. § 1. Een toelage wordt toegekend aan de ambtenaar die een hoger ambt uitoefent.
  § 2. Het bedrag van de bij § 1 bedoelde toelage is gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging die de ambtenaar zou genieten in de graad van het ambt dat hij voorlopig waarneemt en de bezoldiging die hij geniet in de graad waarvan hij titularis is.
  In afwijking van lid 1, is het bedrag van de toelage van de ambtenaar aangesteld in een betrekking die overeenstemt met een graad van een niveau dat hoger is dan het zijne, gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging die hij zou genieten in de basisschaal van dit niveau in zijn categorie en de bezoldiging die hij geniet in de graad waarvan hij titularis is.
  § 3. De bezoldiging bepaald in de vorige paragraaf omvat de wedde en, in voorkomend geval, de haard- en standplaatstoelage.
  § 4. De toelage wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald. De maandtoelage is gelijk aan één twaalfde van de jaarlijkse toelage.
  § 5. Wanneer de maandtoelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij uitbetaald overeenkomstig de bepalingen bedoeld bij het geldelijk statuut van de ambtenaar betrokken bij het hoger ambt.
  § 6. De toelage valt onder de regeling die inzake koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, toepasselijk is op de wedden van het personeel van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de Instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren.

Art.12. De toelage wordt toegekend aan de ambtenaar op voorwaarde dat hij het hoger ambt heeft uitgeoefend gedurende een periode van dertig dagen.
  Wanneer de voormelde vereiste vervuld is, is de toelage verschuldigd vanaf de dag waarop de ambtenaar daadwerkelijk het hoger ambt heeft uitgeoefend.

Art.13. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 februari 1997 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 januari 1998 betreffende het uitoefenen van een hoger ambt bij de " Office de la Naissance et de l'Enfance ", worden opgeheven

Art. 14. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.