11 OKTOBER 2023. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof en de afwezigheden van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het Comité van Sector XVII
Hoofdstuk I. - Wijzigingsbepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en uitvoeringsbepalingen
Art. 4-6
Hoofdstuk I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1. Artikel 8, § 3, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof en de afwezigheden van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het Comité van Sector XVII, wordt opgeheven.
Art.2. Het volgende artikel 8/1 wordt ingevoegd in hetzelfde besluit:
"Art. 8/1. § 1. De ambtenaren die het ambt uitoefenen van gespecialiseerd opvoeder niveau 2+, opvoeder niveau 2, opleider niveau 2+, opleider niveau 2 of toezichthouder niveau 2 en 3 binnen de Openbare instellingen voor Jeugdbescherming of het Gemeenschapscentrum voor minderjarigen die uit handen werden gegeven, hebben recht op bijkomend jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur als volgt wordt bepaald volgens de anciënniteit in hun ambt:
1° vanaf 15 jaar: zes werkdagen;
2° vanaf 20 jaar: veertien werkdagen;
3° ouder dan 25 jaar: vierentwintig werkdagen.
§ 2 De anciënniteit in zijn ambt wordt vastgesteld op basis van alle periodes die de ambtenaar in een in het vorige lid bedoeld ambt heeft gewerkt, ongeacht of het voltijds of deeltijds was.
"Deeltijdse arbeid" betekent arbeid verricht in toepassing van de bepalingen betreffende verminderde prestaties om persoonlijke redenen of deeltijdse arbeid overeengekomen in toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Perioden van afwezigheid worden ook meegeteld bij de berekening van de anciënniteit, met uitzondering van de volgende verloven, die de in paragraf 1 vereiste anciënniteit ten belope verlengen:
1° verlof om persoonlijke redenen;
2° opdrachtenverlof, tenzij de opdracht verband houdt met de uitvoering van taken bedoeld in paragraaf 1;
3° verlof om te werken als lid van het bestuurs- of onderwijzend personeel of als onderwijsassistent in de onderwijssector;
4° verlof om een stage te verrichten;
5° detachering bij de Koning, de Koningin, een Prins of een Prinses van België;
6° verlof om te werken voor een erkende politieke groepering of de voorzitter van een vergadering;
7° verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of een daarmee gelijk te stellen ambt, indien dit voltijds wordt uitgeoefend;
8° verlof om te werken in het kabinet van een minister;
9° verlof om te werken in het kantoor van een plaatselijke vertegenwoordiger;
10° verlof om een ambt uit te oefenen voor een representatieve vakbondsorganisatie, toegekend in uitvoering van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 houdende organisatie van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de ambtenaren die onder deze overheid ressorteren, indien dit voltijds gebeurt;
11° een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst krachtens de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten;
12° volledige onderbreking van de beroepsloopbaan.
§ 3 Het aantal extra vakantiedagen dat op grond van paragraaf 1 wordt toegekend, wordt dienovereenkomstig verminderd als de ambtenaar in de loop van het jaar ontslag neemt uit zijn ambt of als hij in de loop van het jaar een van de volgende verloven of afwezigheden geniet of krijgt:
1° verminderde uitkeringen om persoonlijke redenen of deeltijdse arbeidsregelingen overeengekomen in toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° deeltijds werken vanaf vijftig of vijfenvijftig jaar;
3° de vierdaagse week;
4° volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan;
5° verlof om persoonlijke redenen;
6° verlof om opdrachten;
7° verlof om te werken als lid van het bestuurs- of onderwijzend personeel of als onderwijsassistent in de onderwijssector;
8° verlof om een stage te verrichten;
9° detachering bij de Koning, de Koningin, een Prins of een Prinses van België;
10° verlof om te werken voor een erkende politieke groepering of de voorzitter van een vergadering;
11° verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of een ambt dat daarmee kan worden gelijkgesteld;
12° verlof om te werken in het kabinet van een minister;
13° verlof om te werken in het kantoor van een plaatselijke vertegenwoordiger;
14° verlof om een functie uit te oefenen voor een representatieve vakbondsorganisatie, toegekend in uitvoering van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 houdende organisatie van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de werknemers die onder deze overheid ressorteren, indien dit voltijds gebeurt;
15° een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Afwezigheden die resulteren in een vermindering van ten minste 1/5 van de voordelen voor de werknemer over een periode van ten minste drie maanden worden behandeld als deeltijdsarbeid.
Als het op deze manier berekende aantal verlofdagen geen geheel getal is, wordt het naar boven afgerond naar het volgende gehele getal.
Art.3. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd:
1° aan paragraaf 4 wordt de volgende zin toegevoegd: "Een eventuele overdracht van bijkomende jaarlijkse vakantiedagen bedoeld in artikel 8/1 mag niet langer duren dan 6 maanden vanaf 1 januari van het volgende jaar.";
2° in paragraaf 5 worden de woorden ", of 6 maanden voor het verlof bedoeld in artikel 8/1," toegevoegd tussen de woorden "12 maanden" en het woord "wanneer".
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en uitvoeringsbepalingen
Art.4. De overdracht van bijkomende vakantieverlofdagen bedoeld in artikel 8/1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof en de afwezigheden van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het Comité van Sector XVII, die niet opgenomen zijn voor 31 december 2023, mag niet meer bedragen dan 24 maanden te rekenen vanaf 1 januari 2024.
In afwijking van het vorige lid is de overdracht van niet-opgenomen bijkomen jaarlijkse vakantie niet beperkt tot 24 maanden wanneer de werknemer zijn jaarlijkse vakantie geheel of gedeeltelijk niet heeft kunnen opnemen wegens afwezigheid:
1° wegens ziekte;
2° na een arbeidsongeval;
3° na een ongeval op weg naar het werk;
4° wegens beroepsziekte.
Bij terugkeer van het personeelslid wordt het bijkomend vakantieverlof naar keuze van het personeelslid opgenomen, afhankelijk van de eisen van de dienst. Het personeelslid kan maximaal het aantal vakantiedagen waarop hij of zij recht heeft overdragen over een jaar.
Art.5. Het personeelslid dat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit opdrachten uitoefent die verband houden met de ambten bedoeld in artikel 8/1, § 1, eerste lid, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 2004 betreffende het verlof en de afwezigheden van de ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het Comité van Sector XVII, zonder evenwel formeel in een van die ambten te zijn aangewezen, wordt erkend als de toepassing genietend van de bepalingen ingevoerd bij dit besluit.
Art. 6. De minister bevoegd voor ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.