3 JUNI 1970. - [Wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970.] (Opschrift vervangen door W2006-07-13/68, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006) (NOTA : art. 34 gewijzigd en art. 42bis ingevoegd met ingang op een onbepaalde datum bij W2006-07-13/68, art. 80 et 81, 042; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-07-1981 en tekstbijwerking tot 31-05-2024)
HOOFDSTUK I. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE WET.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. [1 Federaal agentschap voor beroepsrisico's.]1
AFDELING I. [1 Fedris.]1
Art. 4-5, 5bis, 6, 6bis
AFDELING II. - HET BEHEERSCOMITE.
Art. 7-12
AFDELING III. - (De persoon belast met het dagelijks beheer.) <W 2003-04-08/33, art. 33; Inwerkingtreding : 01-02-2003>
Art. 13-15
Afdeling 4. - (De wetenschappelijke Raad.) <W 2006-07-13/68, art. 10; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art. 16-17, 17bis
AFDELING V. DE MEDISCH-TECHNISCHE CENTRA.
Art. 18-20
AFDELING VI.
Art. 21-29
HOOFDSTUK III. SCHADE EN SCHADELOOSSTELLING.
AFDELING I. SCHADE INGEVOLGE BEROEPSZIEKTEN.
Art. 30, 30bis, 31
AFDELING II. - SCHADELOOSSTELLING.
Art. 32-34, 34bis, 35, 35bis, 36-41, 41bis, 41ter
AFDELING III. BEPALINGEN GEMEENSCHAPPELIJK AAN DE VERSCHILLENDE SCHADEGEVALLEN.
Art. 42-48, 48bis, 48ter, 48quater
AFDELING IV. - BASISLOON.
Art. 49, 49/1, 50
AFDELING V. BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID.
Art. 51
HOOFDSTUK IV. - PROCEDURE INZAKE SCHADELOOSSTELLING.
Art. 52-55
HOOFDSTUK V. FINANCIERING.
Art. 56, 56bis, 57-60
HOOFDSTUK VI. - AANGIFTE EN VOORKOMING VAN DE BEROEPSZIEKTEN.
Afdeling 1. - Aangifte van beroepsziekten. <Opschrift van afdeling ingevoegd bij W 2006-07-13/68, art. 39; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art. 61, 61bis
Afdeling 2. - Voorkoming van beroepsziekten. <Opschrift van afdeling ingevoegd bij W 2006-07-13/68, art. 42; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art. 62, 62bis
HOOFDSTUK VII. BIJZONDERE BEPALINGEN.
Art. 63-64, 64bis, 65-66, 66bis, 67
HOOFDSTUK VIII. BEPALINGEN BETREFFENDE HET TOEZICHT EN DE SANCTIES.
Art. 68-77
HOOFDSTUK IX. OVERGANGSBEPALINGEN.
Art. 78-80
1957122303 1965030903 1969032804 1974110436 1976123001 1982000488 1982001090 1983022193 1983022286 1983022495 1983022504 1986022011 1987022423 1990022507 1991022219 1991022325 1993022010 1993022092 1993022093 1995022513 1996022561 1997022070 1997022404 1997022733 1997022857 1998022045 1998022402 1999022249 1999022530 2000022853 2001003354 2001003389 2001003604 2001022217 2001022464 2001022523 2002022345 2002022453 2002022518 2002022673 2003002193 2003022291 2004022540 2004022659 2005022082 2005022343 2005022823 2006022146 2006022395 2006022488 2006022489 2006022490 2006022531 2006022620 2006022761 2006023199 2006023313 2007022131 2007022154 2007022645 2007022759 2007022782 2008022147 2008022209 2009022149 2009201390 2009201919 2009202634 2009205427 2010022172 2010201273 2010203440 2010204034 2011022072 2011203635 2012022073 2012022388 2013014728 2013022009 2013022049 2013022065 2013022074 2013022235 2013022401 2013022480 2014022080 2014022219 2014022285 2014022426 2015022011 2015204531 2015205593 2015205859 2016022059 2017203780 2017203781 2017204535 2017205639 2017206292 2018200874 2018201374 2018202777 2018202778 2018205460 2018205737 2019202637 2019202641 2019204871 2020200059 2020202903 2021022867 2021200003 2021203400 2021203717 2021204852 2021205900 2022200274 2022204427 2023204633 2023205831 2024200458 2024201246 2024201860 2024202239
HOOFDSTUK I. _ DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE WET.
Artikel 1. Het doel van deze gecoordineerde wetten is een regeling inzake schadeloosstelling voor beroepsziekten te treffen en de voorkoming voor deze ziekten te bevorderen.
Art.2.§ 1. Het voordeel van de schadeloosstelling voor beroepsziekten is gewaarborgd:
1° (aan de werknemers, die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969, tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders) <KB 1993-09-09/32, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 13-10-1993>
2° (opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
3° aan de werknemers die onderworpen zijn aan de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de zeelieden ter koopvaardij;
4° (...) <W 1999-01-25/32, art. 14, 1°, 026; Inwerkingtreding : 16-02-1999>
5° [4 aan de personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid op voorwaarde dat de opleiding binnen een wettelijk kader wordt ingericht;]4
6° [4 ...]4
7° (aan de leerlingen en studenten die tijdens en door de aard van hun opleiding blootgesteld zijn aan het risico van de beroepsziekte, onder de voorwaarden bepaald door de Koning; hiervoor is evenwel geen bijdrage verschuldigd) <KB 23-10-1978, art. 1>
[6 8° aan de personen die een samenlevingsdienst uitvoeren in de zin van de wet van 15 mei 2024 tot invoering van de Samenlevingsdienst.]6
(Deze wetten vinden evenwel geen toepassing op:
a) de personen op wie de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en voor de beroepsziekten in de overheidssector toepasselijk wordt verklaard;
b) de militairen en de daarmee gelijkgestelden die vallen onder de wetten op de vergoedingspensioenen, gecoordineerd op 5 oktober 1948.) <KB 30-03-1978, art. 1, 2°>
(c) (de personen die zich in een statutair verband bevinden met [1 HR Rail]1.) <KB 2004-10-18/32, art. 19, 036 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
(d) de personen die een met een wedde bezoldigd, uitvoerend politiek mandaat uitoefenen bij een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW), een provincie, een vereniging van gemeenten of een ocmw-vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 en hun vervangers bedoeld in artikel 37quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.) <W 2006-12-27/32, art. 106, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
e) (opgeheven) <W 2006-12-27/32, art. 107, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 2. De werkgevers der personen bedoeld sub § 1, 1° tot 6°, van dit artikel zijn verplicht zich te verzekeren [2 bij Fedris]2.
[3 De Koning kan, voor de categorieën van personen die Hij bepaalt, de persoon aanduiden die als werkgever wordt beschouwd.]3
[5 Fedris publiceert op haar website de lijst van de categorieën van contracten die onder het toepassingsgebied van deze wet vallen.]5
§ 3. De Koning kan, volgens de nadere regelen die hij bepaalt, de in § 1 bedoelde waarborg uitbreiden tot andere categorieën van personen.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 53, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 1, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<W 2018-12-21/49, art. 11, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<W 2022-02-28/04, art. 9, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(5)<W 2022-02-28/04, art. 10, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(6)<W 2024-05-15/08, art. 30, 071; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art.3.Iedere persoon die niet bedoeld is in artikel 2 of in een ter uitvoering daarvan genomen koninklijk besluit, kan in de door de Koning vastgestelde voorwaarden vrijwillig aansluiten [1 bij Fedris]1 om het voordeel der schadeloosstelling voor beroepsziekten te bekomen.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 1, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK II. [1 Federaal agentschap voor beroepsrisico's.]1
----------
(1)
AFDELING I. [1 Fedris.]1
----------
(1)
Art.4.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.5.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 5bis. (opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 5, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art.6.<W 1985-08-01/31, art. 117, 009> [4 Fedris]4 heeft tot taak :
1° de toepassing van deze wetten te verzekeren. Het oefent zijn bevoegdheden inzake de voorkoming der beroepsziekten uit, onverminderd degene die op dat gebied (de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg), en wat betreft de nijverheden waarvan het technisch toezicht hem toebehoort, (de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie) ten deel vallen. (Het kan bijdragen in de preventiecampagnes die (de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg) inzake de voorkoming van de beroepsziekten zou initiëren.) <W 1992-06-26/30, art. 108, 017; Inwerkingtreding : 10-07-1992> <W 2006-07-13/68, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Het betaalt, ten laste van de Staat, het aandeel in de kosten van vervoer naar de begraafplaats van een ingevolge een beroepsziekte overleden seizoenarbeider dat, [11 overeenkomstig internationale rechtsinstrumenten waar België door gebonden is en die betrekking hebben op de sociale zekerheid, ten laste komt van België terug]11; <W 2006-07-13/68, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
2° op verzoek van andere instellingen en overheidsdiensten belast met de schadeloosstelling voor beroepsziekten is het aan [4 Fedris]4 toegelaten de medische onderzoeken en de medische expertisen te doen van hen die door een dergelijke ziekte zijn getroffen.
De Koning bepaalt, na advies van het [7 algemeen beheerscomité]7, het tarief van de honoraria die verschuldigd zijn voor deze onderzoeken en expertisen;
3° in afwijking van de bepalingen van artikel 2 ten voorlopigen titel de in deze wetten voorziene schadevergoeding wegens beroepsziekten uit te keren aan de door de overheid tewerkgestelde werklozen, waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening beschouwd wordt als werkgever voor de toepassing van onderhavige wetgeving.
Het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen en van de gemaakte expertisekosten wordt jaarlijks bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderd.
(4° [9 ...]9.) <KBN476 1986-11-19/34, art. 3, 010>
(5° aan de slachtoffers van beroepsziekten uit de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, aangesloten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, de voordelen toe te kennen voorzien in de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.) <ARN529 1987-03-31/37, art. 1, 012; Inwerkingtreding : zie art. 5 van KBN529 1987-03-31/37>
(6° aan door een beroepsziekte aangetaste of bedreigde personen die behoren tot de in 5° bedoelde overheidsdiensten het genot toe te kennen van de preventieacties voorzien in deze wetten, voor zover de in artikel (62) gestelde voorwaarde wordt vervuld.) <W 1988-12-30/31, art. 53, 013; Inwerkingtreding : 15-01-1989> <W 2006-07-13/68, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[3 6°bis. bij te dragen in de kosten voor het gezondheidstoezicht op de jongeren die een alternerende opleiding volgen in de zin [12 van de regelgeving uitgevaardigd door de bevoegde gemeenschap]12 en die in dat kader, met het oog op hun praktijkopleiding bij de werkgever, verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst of een van de opleidingsovereenkomsten, bedoeld [12 in de regelgeving uitgevaardigd door de bevoegde gemeenschap]12. De Koning bepaalt welke kosten in aanmerking kunnen worden genomen, evenals de voorwaarden en de modaliteiten van de bijdrage.]3
(7° op schriftelijk verzoek van de [10 preventieadviseur-arbeidsarts]10 of van het Comité voor preventie en bescherming op het werk, in de door de Koning te bepalen voorwaarden, advies te verstrekken in verband met de blootstelling op de werkplaatsen of arbeidsposten aan beroepsziekterisico's. <W 2006-07-13/68, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Hiertoe kan het :
- onderzoeken voor risicobepalingen uitvoeren;
- in akkoord met de [10 preventieadviseur-arbeidsarts]10 de passende medische onderzoeken uitvoeren bij werknemers tewerkgesteld op de arbeidsposten waarin deze risico's aanwezig zijn. <W 2006-07-13/68, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
De [10 preventieadviseur-arbeidsarts]10, de werkgever en de bevoegde ambtenaren [5 van Fedris]5 nemen, vooraf en na gemeen overleg, alle nodige maatregelen opdat die onderzoeken in de beste voorwaarden zouden kunnen gebeuren, zowel wat de goede gang van het werk in het betrokken bedrijf als het nagestreefde doel betreft.) <W 1998-02-22/43, art. 16, 025; Inwerkingtreding : 13-03-1998> <W 2006-07-13/68, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[2 De kosten van deze onderzoeken en de administratieve kosten die hieraan inherent zijn, zijn ten laste van de begunstigde volgens de modaliteiten bepaald door de Koning.]2
(8° bij te dragen in de kosten voor het gezondheidstoezicht op de stagiairs zoals bedoeld in [12 het Boek X, Titel 4 van de Codex over het Welzijn op het werk]12. De Koning bepaalt welke kosten in aanmerking kunnen worden genomen, evenals de voorwaarden en de modaliteiten van de bijdrage.) <W 2005-12-27/31, art. 125, 039; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
(9° het uitvoeren, op de door de Koning vastgestelde wijze, van de opdrachten die opgelegd worden door de Codex over het Welzijn op het werk, [12 Boek I, Titel 4, Hoofdstuk IV, Afdeling 5]12, en door de bijzondere besluiten die in uitvoering van deze Codex zijn genomen.) <W 2006-07-13/68, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(10° een tegemoetkoming te betalen aan de slachtoffers van asbest overeenkomstig Titel IV, Hoofdstuk VI, van de programmawet (I) van 27 december 2006) <L 2006-12-27/30, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
(11° onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald door het [6 beheerscomité voor de beroepsziekten]6, voor bepaalde werknemers, bedoeld in artikel 3, § 6, van het [12 koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag]12, te erkennen dat ze beroepsmatig rechtstreeks werden blootgesteld aan asbest, volgens de voorwaarden en procedure bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad. De Koning kan nadere regels bepalen voor de uitoefening van deze bevoegdheid;
12° [8 ...]8
[1 13° De opvolging en analyse van de werk-verwijdering zwangere werkneemsters te verzekeren wanneer er met toepassing van artikel 41 van de arbeidswet van 16 maart 1971, een risico werd vastgesteld, en wanneer de werkgever één van de maatregelen bedoeld in artikel 42, § 1, van dezelfde wet, heeft genomen. Te dien einde baseert het Fonds zich op de informatiestromen, komende van de verzekeringsinstellingen, enerzijds, en van de werkgevers, anderzijds. De Koning kan nadere regels bepalen voor de uitoefening van deze bevoegdheid.]1
----------
(1)<W 2009-03-27/37, art. 31, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<W 2009-12-30/01, art. 27, 051; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
(3)<W 2009-12-30/02, art. 27, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(4)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(6)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(7)<KB 2017-11-23/22, art. 8, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(8)<KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(9)<W 2018-12-21/49, art. 29, 065; Inwerkingtreding : 27-01-2019>
(10)<KB 2021-11-07/05, art. 2, 067; Inwerkingtreding : 12-12-2021>
(11)<W 2022-12-05/06, art. 5, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(12)<W 2024-03-21/22, art. 2, 070; Inwerkingtreding : 12-04-2024>
Art. 6bis.<Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 60; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Onder de door de Koning vast te stellen voorwaarden kan het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1, op voorstel van de (Wetenschappelijke Raad), beslissen om een pilootproject op te zetten inzake preventie, ten einde de verergering van een ziekte te vermijden. <W 2006-07-13/68, art. 7, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Dat pilootproject kan in omvang, tijd en toepassingsgebied beperkt worden met het oog op het vaststellen van de meest geschikte middelen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, 1° en 2°.
Het in het eerste lid bedoelde proefproject kan beperkt worden tot personen werkzaam in bepaalde bedrijven, beroepen of categorieën van beroepen.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
AFDELING II. - HET BEHEERSCOMITE.
Art.7.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.8.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.9. (opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 9, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art.10.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.11.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.12.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
AFDELING III. - (De persoon belast met het dagelijks beheer.)
Art.13.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.14.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.15. (opgeheven) <W 2003-04-08/33, art. 36, 034; Inwerkingtreding : 01-02-2003>
Afdeling 4. - (De wetenschappelijke Raad.)
Art.16.In de schoot [1 van Fedris]1 wordt een (Wetenschappelijke Raad) opgericht, ermede belast : <W 2006-07-13/68, art. 11, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
1° de ziekten te bestuderen, na te gaan welk dezer tot schadeloosstelling aanleiding kunnen geven en de inschrijving ervan op de bij artikel 30 bedoelde lijst voor te stellen;
2° de meest geschikte middelen te zoeken die noodzakelijk zijn om een rationele behandeling en de voorkoming der beroepsziekten te verzekeren.
De (Wetenschappelijke Raad) oefent zijn opdracht inzake voorkoming uit onverminderd de bevoegdheden die, op dat gebied, (de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg), en, wat betreft de nijverheden waarvan het technische toezicht hem toebehoort, (de Federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie) ten deel vallen; <W 2006-07-13/68, art. 11, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(3° ieder voorstel te doen of van advies te dienen met betrekking tot de beroepsrisico's die een voortgezet gezondheidstoezicht vereisen in de zin van de Codex over het Welzijn op het werk, evenals over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend.) <W 2006-07-13/68, art. 11, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(4°) ieder voorstel te doen of van advies te dienen met betrekking tot ieder probleem hetzij op eigen initiatief, hetzij op aanvraag van de (minister onder wie de instelling ressorteert) of van het [2 beheerscomité voor de beroepsziekten]2 en inzonderheid wat betreft de toepassing van (artikel 32, vierde lid). <W 1994-12-21/31, art. 37, 021; Inwerkingtreding : 1995-01-02> <W 2006-07-13/68, art. 11, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Ieder voorstel van de (Wetenschappelijke Raad), verband houdend met de opdrachten bedoeld sub 1° en 2° hierboven, wordt door toedoen van het [2 beheerscomité voor de beroepsziekten]2 aan de (minister onder wie de instelling ressorteert) overgezonden. Het [2 beheerscomité voor de beroepsziekten]2 zendt het, samen met zijn advies, binnen de maand na ontvangst over aan de Minister. <W 2006-07-13/68, art. 11, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
De voorstellen die inzake de voorkoming van beroepsziekten door de (Wetenschappelijke Raad) worden gedaan, worden gelijktijdig aan de (minister onder wie de instelling ressorteert en aan de minister die bevoegd is voor Arbeid), en indien zij betrekking hebben op de nijverheden waarvan het technisch toezicht tot zijn bevoegdheid behoort, aan de Minister van Economische Zaken overgemaakt. <W 2006-07-13/68, art. 11, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.17.<KBN9 23-10-1978, art. 2> § 1. De Koning bepaalt:
1° de samenstelling van de (Wetenschappelijke Raad), waarin artsen bekend om hun bevoegdheid inzake beroepsziekten moeten zetelen; <W 2006-07-13/68, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
2° de duur van het mandaat van de voorzitter en van de leden.
§ 2. De Koning benoemt:
1° de leden van de (Wetenschappelijke Raad); <W 2006-07-13/68, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
2° op advies van het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1 de voorzitter die gekozen wordt onder de artsen.
§ 3. De (Wetenschappelijke Raad) mag een beroep doen op bijzonder bevoegde personen voor het onderzoek van speciale vraagstukken. <W 2006-07-13/68, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
§ 4. De (Wetenschappelijke Raad) stelt zijn huishoudelijk reglement op; dit bepaalt onder welke voorwaarden en volgens welke modaliteiten een beroep kan worden gedaan op de in § 3 bedoelde personen. <W 2006-07-13/68, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(§ 5. Ter ondersteuning van de Wetenschappelijke Raad richt de Koning één of meer medische commissies op, die per discipline worden ingesteld. De betrekkingen tussen de Wetenschappelijke Raad en de medische commissies worden vastgesteld door het huishoudelijk reglement van de Wetenschappelijke Raad.) <W 2006-07-13/68, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 17bis.<Ingevoegd bij W 2006-07-13/68, art. 13; Inwerkingtreding : 01-09-2006> Ieder jaar stelt de Wetenschappelijke Raad verslag op over de ontwikkeling van de beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling of aangifte en over de middelen ter voorkoming ervan die in België of elders zijn toegepast of ontdekt.
Dit verslag geeft per ziekte het aantal gevallen aan die vastgesteld zijn in elke industrie, elk beroep of elke bedrijfstak welke door de Koning opgesomd zijn met toepassing van artikel 32 of volgens een nauwkeuriger indeling die passender mocht lijken.
Het verslag wordt door bemiddeling van het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1, dat voor de publicatie ervan instaat, toegezonden aan de minister onder wie de instelling ressorteert en aan de minister die bevoegd is voor Arbeid.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
AFDELING V. _ DE MEDISCH-TECHNISCHE CENTRA.
Art.18. (opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 14, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art.19. (opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 14, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art.20. (opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 14, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
AFDELING VI.
Art.21.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.22.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.23.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.24.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.25.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.26.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.27.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.28.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.29.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. _ SCHADE EN SCHADELOOSSTELLING.
AFDELING I. _ SCHADE INGEVOLGE BEROEPSZIEKTEN.
Art.30. De Koning maakt de lijst op van de beroepsziekten die tot schadeloosstelling aanleiding geven.
De beroepsziekten die het voorwerp uitmaken van een voor België verbindende internationale overeenkomst, geven aanleiding tot schadeloosstelling vanaf de dag waarop deze overeenkomst in België van kracht geworden is.
Art. 30bis. <Ingevoegd bij W 1990-12-29/30, art. 100, 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991> Geeft eveneens aanleiding tot schadeloosstelling, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, de ziekte die niet voorkomt op de lijst, bedoeld in artikel 30 van deze wetten, maar die op een determinerende en rechtstreekse wijze het gevolg is van de beroepsuitoefening. Het bewijs van het oorzakelijk verband tussen de ziekte en de blootstelling aan het beroepsrisico van deze ziekte valt ten laste van het slachtoffer of zijn rechthebbenden.
Art.31. De verschillende schadegevallen welke aanleiding geven tot schadeloosstelling zijn:
1° overlijden van de getroffenen;
2° gedeeltelijke of volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid;
3° gedeeltelijke of volledige blijvende arbeidsongeschiktheid;
4° de tijdelijke of definitieve stopzetting der beroepsactiviteit in de voorwaarden als vastgesteld in artikel 37;
5° (de kosten voor geneeskundige verzorging, de prothesen en orthopedische apparaten inbegrepen, volgens de bij artikel 41 van deze wetten bepaalde voorwaarden.) <W 2006-07-13/68, art. 22, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(tweede lid opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 22, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
AFDELING II. - SCHADELOOSSTELLING.
Art.32.<W 1994-12-21/31, art. 38, 021; Inwerkingtreding : 1995-01-02> Schadeloosstelling voor beroepsziekten en voor ziekten zoals bedoeld in artikel 30bis is verschuldigd wanneer de door deze ziekte getroffen persoon aan het beroepsrisico van deze ziekte blootgesteld geweest is gedurende de ganse periode of een deel van de periode in de loop waarvan hij behoorde tot een der categorieën van personen bedoeld in artikel 2 of gedurende welke hij krachtens artikel 3 verzekerd was.
Er is een beroepsrisico, zoals bedoeld in het eerste lid, indien de blootstelling aan de schadelijke invloed inherent is aan de beroepsuitoefening en beduidend groter is dan de blootstelling van de bevolking in het algemeen, en indien deze blootstelling volgens algemeen aanvaarde medische inzichten, (in groepen van blootgestelde personen de overwegende oorzaak van de ziekte vormt). <W 2006-07-13/68, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
De Koning kan voor sommige beroepsziekten en voor ziekten zoals bedoeld in artikel 30bis, op voorstel van het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1 en na advies van de (Wetenschappelijke Raad), blootstellingscriteria vastleggen. <W 2006-07-13/68, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Ieder werk dat gedurende de in het eerste lid bedoelde perioden is verricht in de bedrijfstakken, beroepen of categorieën van ondernemingen die de Koning op advies van de (Wetenschappelijke Raad) opsomt per beroepsziekte, wordt vermoed de getroffene aan dat risico te hebben blootgesteld, tenzij het tegendeel bewezen wordt. <W 2006-07-13/68, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Voor een ziekte zoals bedoeld in artikel 30bis moeten het slachtoffer of zijn rechthebbenden het bewijs leveren dat het slachtoffer gedurende de in het eerste lid bedoelde perioden aan het beroepsrisico was blootgesteld.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.33.<KB 30-03-1978, art. 2> Heeft de ziekte het overlijden van de getroffene ten gevolge gehad, dan zijn de bepalingen van Hoofdstuk II, afdeling 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, van toepassing.
Voor de toepassing van dit artikel:
1° worden de woorden "de (verzekeringsonderneming)", "het arbeidsongeval" en "rente" of "lijfrente" waarvan sprake in voornoemde afdeling, respectievelijk vervangen door de woorden "[2 Fedris]2", "de beroepsziekte" en "jaarlijkse vergoeding"; <W 2006-07-13/68, art. 24, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
2° moet artikel 12, eerste lid, 1°, van voornoemde wet als volgt worden gelezen:
"1° aan de echtgenoot die noch uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden is op het ogenblik van het overlijden, op voorwaarde dat het huwelijk gesloten werd op een ogenblik dat de getroffene nog niet toegelaten was tot het voordeel van de bij deze wetten geregelde schadeloosstelling (, of aan de persoon die op het ogenblik van het overlijden wettelijk samenwoont met de getroffene, op voorwaarde dat de overeenkomst bedoeld in 5° gesloten werd op een ogenblik dat de getroffene nog niet toegelaten was tot het voordeel van de bij deze wetten geregelde schadeloosstelling)"; <W 2007-05-11/53, art. 8, 1°, 046; Inwerkingtreding : 26-06-2007>
3° moet artikel 12, eerste lid, 2°, a, van voornoemde wet als volgt worden gelezen:
"a) het huwelijk (of de overeenkomst tot wettelijke samenwoning bedoeld in 5°), gesloten nadat de arbeidsongeschikte getroffene toegelaten werd tot het voordeel van de bij deze wetten geregelde schadeloosstelling, minstens één jaar vóór het overlijden van de getroffene plaatsvond of,"; <W 2007-05-11/53, art. 8, 2°, 046; Inwerkingtreding : 26-06-2007>
4° worden in artikel 14, § 3, laatste volzin de woorden "een nieuw ongeval met dodelijke afloop" vervangen door de woorden "een nieuw geval van beroepsziekte met dodelijke afloop";
(5° Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
- wettelijk samenwonen : de samenwoning van twee partners die overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek een overeenkomst hebben opgesteld waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben;
- overeenkomst tot wettelijke samenwoning : een overeenkomst die twee samenwonende partners gesloten hebben die overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek voor de partijen voorziet in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben.) <W 2007-05-11/53, art. 8, 3°, 046; Inwerkingtreding : 26-06-2007>
[1 In afwijking van artikel 10 van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen, bedraagt de vergoeding voor begrafeniskosten 30 keer het maximum bedrag van het basisloon vermeld in artikel 39 van de wet op de arbeidsongevallen zoals toepasbaar op de datum van het overlijden, gedeeld door 365.]1
(In afwijking van artikel 21 van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen, zijn de bij de artikelen 12 tot 17 van die wet bepaalde renten, verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die op het overlijden van het slachtoffer volgt. De vergoedingen voor de maand van het overlijden blijven verworven.) <W 2006-07-13/68, art. 24, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
----------
(1)<W 2017-09-30/01, art. 33, 063; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.34.<KBN133 1982-12-30/39, art. 3, 006> Wanneer de ziekte een tijdelijke en algehele arbeidsongeschiktheid tengevolge heeft, ontvangt de getroffene de vergoedingen waarvan sprake in artikel 22 van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen. Voor de toepassing van dit lid worden de woorden "het ongeval zich voordoet of", voorkomend in voornoemd artikel, tweede lid, geschrapt.
Is of wordt de tijdelijke ongeschiktheid gedeeltelijk, dan zijn de bepalingen van artikel 23 van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen toepasbaar.
Voor de toepassing van dit artikel, moet men het volgende vervangen :
1° In lid 1 van bedoeld artikel 23 de woorden "van de verzekeraar" door "[1 van Fedris]1";
2° In bedoeld artikel 23 telkens de woorden "vóór het ongeval" door "voor het begin van de ongeschiktheid".
Indien de ziekte een tijdelijke, volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid tengevolge heeft, heeft de getroffene recht op de vergoedingen vastgesteld in deze leden, op voorwaarde dat de tijdelijke ongeschiktheid tenminste 15 dagen aanhoudt.
(De vergoeding, toegekend omwille van volledige of gedeeltelijke tijdelijke ongeschiktheid kan ten vroegste 365 dagen voor de datum van de aanvraag ingaan.) <W 2006-07-13/68, art. 25, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 34bis. <Ingevoegd bij W 2006-07-13/68, art. 26; Inwerkingtreding : 01-09-2006> Indien, ten gevolge van een gedeeltelijke tijdelijke ongeschiktheid of van een voorstel tot tijdelijke stopzetting van de beroepsactiviteit, het slachtoffer aanvaardt om een aangepaste arbeid uit te oefenen die tot loonverlies leidt, dan heeft het slachtoffer recht op een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen het vroeger verdiende loon en dat waarop het recht heeft ingevolge zijn wedertewerkstelling.
Art.35.Wanneer de tijdelijke arbeidsongeschiktheid blijvend wordt, vervangt een jaarlijkse vergoeding van 100 pct. bepaald naar de graad van de blijvende ongeschiktheid, de tijdelijke vergoeding te rekenen van de dag waarop de ongeschiktheid van bestendige aard is.
Wanneer de arbeidsongeschiktheid van in de beginne blijvend is, wordt een jaarlijkse vergoeding toegekend van 100 pct. bepaald naar de graad van de blijvende ongeschiktheid, te rekenen vanaf het begin van de ongeschiktheid; de vergoeding zal evenwel niet vroeger kunnen ingaan dan (honderd twintig) dagen voor de datum van het indienen van de aanvraag. [3 De Koning kan echter, in uitzonderlijke gevallen, die termijn verlengen.]3 <W 1996-04-29/32, art. 33, 022; Inwerkingtreding : 01-10-1996>
(Wanneer de blijvende arbeidsongeschiktheid verergerd is, kan de vergoeding die wordt toegekend omwille van deze verergering ten vroegste ingaan zestig dagen vóór de datum van de aanvraag tot herziening of zestig dagen vóór de datum van het medisch onderzoek waarbij de verergering is vastgesteld ten gevolge van een ambtshalve herziening die [1 Fedris]1 heeft doorgevoerd.) <W 2006-07-13/68, art. 27, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(In afwijking op de bepaling van het eerste en het tweede lid wordt deze jaarlijkse vergoeding verminderd met 50 pct., indien de graad van ongeschiktheid minder dan 5 pct. bedraagt, en met 25 pct. verminderd indien de graad van ongeschiktheid 5 pct. of meer, maar minder dan 10 pct. bedraagt.) <W 1984-07-31/30, art. 13, §3, 007>
(De Koning bepaalt het maximumbedrag van de jaarlijkse vergoedingen, dat wordt toegekend ingeval voor meer dan één beroepsziekte schadeloosstelling verschuldigd is krachtens de bepalingen van het eerste en het tweede lid van dit artikel.) <KBN24 1982-03-23/05, art. 1, 003>
(Wanneer een getroffene omwille van een beroepsziekte in een verplegings- of verzorgingsinstelling wordt opgenomen, kan hij, voor de periode van de opneming, vragen de hem voor deze ziekte toegekende graad van ongeschiktheid te brengen tot 100 % tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid naargelang de aard van de arbeidsongeschiktheid op het ogenblik van de opneming in de verplegings- of verzorgingsinstelling. Op het einde van de periode van opneming wordt, tenzij [1 Fedris]1 anders beslist, de graad van de ongeschiktheid van de getroffene teruggebracht tot deze die hem toegekend was op het ogenblik van de opneming in de verplegings- of verzorgingsinstelling.) <W 1998-02-22/43, art. 35, 025; Inwerkingtreding : 13-03-1998>
(Indien de toestand van de getroffene de geregelde hulp van een andere persoon volstrekt noodzakelijk maakt, kan hij vanaf de dag van de aanvraag aanspraak maken op een bijkomende vergoeding, vastgesteld in functie van de noodzakelijkheid van deze hulp, op basis van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon, zoals voor een voltijds werknemer is vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad en van toepassing is op de datum waarop de bijkomende vergoeding wordt toegekend.
Het jaarlijks bedrag van deze bijkomende vergoeding mag het bedrag van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon, vermenigvuldigd met 12, niet overschrijden.) <W 1990-12-29/30, art. 102,a), 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991>
(Bij opneming van de getroffene ten laste [2 van Fedris]2 in een verplegings- of verzorgingsinstelling, is de bijkomende vergoeding bedoeld in het vorig lid, niet meer verschuldigd vanaf de éénennegentigste dag van de ononderbroken opneming.
Elke nieuwe ziekenhuisopneming, die aanvangt binnen de negentig dagen, volgend op het einde van de vorige opneming, wordt geacht de voortzetting van deze laatste te zijn.) <W 1990-12-29/30, art. 102,b), 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991>
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<W 2021-11-23/02, art. 2, 066; Inwerkingtreding : 18-05-2020>
Art. 35bis.[1 § 1. Ingeval de graad van lichamelijke arbeidsongeschiktheid wordt gewijzigd of bevestigd na de leeftijd van 65 jaar, is de graad die overeenstemt met de vermindering van het normale vermogen tot verdienen veroorzaakt door de feitelijke beperking van de arbeidsmogelijkheden op de arbeidsmarkt, vastgesteld vóór deze leeftijd, niet meer vatbaar voor veranderingen.
§ 2. Ingeval de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld na de leeftijd van 65 jaar, wordt bij de evaluatie van deze graad geen rekening gehouden met de vermindering van het normale vermogen tot verdienen veroorzaakt door de feitelijke beperking van de arbeidsmogelijkheden op de arbeidsmarkt.]1
----------
(1)<W 2009-12-23/04, art. 70, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.36.<KBN133 1982-12-30/39, art. 4, 006> (Wanneer een ziekte van de in artikel 30 bedoelde lijst wordt geschrapt, of wanneer de omschrijving ervan wordt gewijzigd, behoudt de getroffene zijn rechten op schadeloosstelling, onverminderd alle andere bepalingen betreffende de vergoeding van de uit beroepsziekten voortvloeiende schade. De Koning kan evenwel bepalen dat het overlijden of de verergering van de schade ingevolge de ziekte die van de genoemde lijst werd geschrapt of waarvan de omschrijving werd gewijzigd, geen aanleiding geeft tot betaling van de vergoedingen ingevolge overlijden of tot herziening van reeds toegekende vergoedingen ingevolge blijvende arbeidsongeschiktheid.) <W 2006-07-13/68, art. 29, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Wanneer de tijdelijke arbeidsongeschiktheid of het overlijden zich hebben voorgedaan voor dat de ziekte werd ingeschreven op de in artikel 30 bedoelde lijst, dan kunnen de getroffene of zijn rechthebbenden aanspraak maken op schadeloosstelling vanaf de datum waarop de ziekte werd ingeschreven. [1 De Koning kan echter, in uitzonderlijke gevallen, afwijken van dit principe bij de inschrijving van een bepaalde ziekte op de lijst bedoeld in artikel 30.]1
----------
(1)<W 2021-11-23/02, art. 3, 066; Inwerkingtreding : 18-05-2020>
Art.37.§ 1. Indien het daartoe voldoende redenen aanwezig acht kan [2 Fedris]2 op advies van de door de Koning aangewezen arts aan ieder door een beroepsziekte getroffen of bedreigde persoon voorstellen zich verder, hetzij voor een tijd, hetzij voorgoed, te onthouden van iedere activiteit die hem nog aan het risico van bedoelde ziekte zou blootstellen en de door hem uitgeoefende activiteit tijdelijk of voorgoed stop te zetten.
Wordt beschouwd als bedreigd door een beroepsziekte de werknemer bij wie een vatbaarheid voor een beroepsziekte of de eerste verschijnselen van de ziekte worden vastgesteld.
§ 2. (De persoon die instemt met het voorstel tot tijdelijke stopzetting en die een aangepaste arbeid uitoefent, heeft recht op de bij artikel 34bis bepaalde vergoedingen. Ingeval hem geen aangepast werk kan worden aangeboden, heeft hij recht op de bij artikel 34 bepaalde vergoedingen.) <W 2006-07-13/68, art. 30, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[1 lid 2 opgeheven]1
§ 3. Zo de persoon instemt met het voorstel voor een definitieve stopzetting, dan heeft hij voor een periode van negentig dagen volgens op de dag van de werkelijke stopzetting recht op een forfaitaire uitkering die gelijk is aan de vergoedingen voor volledige blijvende arbeidsongeschiktheid.
(De persoon die instemt met het voorstel voor een definitieve stopzetting, kan, indien hij niet voldoet aan de eisen die gesteld worden bij de regelgeving van de gemeenschappen, het Waals Gewest of de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de sociale reclassering van personen met een handicap, van een beroepsherscholing genieten ten laste [3 van Fedris]3.) <W 2006-07-13/68, art. 30, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Tijdens de duur van deze herscholing heeft hij recht op de vergoedingen voor volledige blijvende arbeidsongeschiktheid, verminderd met de voordelen in geld, toegestaan door de instelling waar de herscholing gebeurt.
De kosten van de herscholing worden door [2 Fedris]2 gedragen onder de voorwaarden en volgens de nadere regelen, door de Koning te bepalen.
§ 4. (Voor de persoon die een beroepsherscholing volgt hetzij ten laste [3 van Fedris]3, hetzij in het raam van de regelgeving van de gemeenschappen, het Waals Gewest of de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de sociale reclassering van personen met een handicap, gaat de in § 3 bedoelde periode van negentig dagen in daags na de dag waarop die herscholing een einde neemt.) <W 2006-07-13/68, art. 30, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Tussen de dag van de daadwerkelijke werkstopzetting en de dag van aanvang van de herscholing beschikt de persoon nochtans, met het oog op zijn beroepsoriëntering, over een termijn van vijftien dagen tijdens welke hij recht heeft op de vergoedingen voor volledige arbeidsongeschiktheid.
----------
(1)<W 2009-03-27/37, art. 32, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.38.§ 1. Wanneer de door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid getroffene definitief elke activiteit stopzet overeenkomstig het bepaalde in artikel 37, dan wordt de tijdelijke arbeidsongeschiktheid als blijvend aangezien en als zodanig gewaardeerd bij het verstrijken van de periode van negentig dagen waarvan sprake in dat artikel.
§ 2. De persoon die heeft ingestemd met het voorstel voor een definitieve stopzetting mag geen werk verrichten waarbij risico bestaat voor de ziekte die de stopzetting heeft verantwoord. De werkgever mag hem evenmin bij dergelijk werk tewerkstellen.
De Koning kan bepalen in welke gevallen en in welke mate een werkgever die wetens en willens het bepaalde in het eerste lid van deze paragraaf overtreedt, verplicht kan worden [2 aan Fedris]2 de vergoedingen terug te betalen die het aan de getroffene of zijn rechthebbenden uitkeert, ingevolge de dood, een hervalling of een verergering van de beroepsziekte, welke het gevolg is van de overtreding.
§ 3. De Koning bepaalt de bijzondere regelen voor de toepassing van artikel 37 en van dit artikel, inzonderheid de regelen inzake toezicht op de naleving door de betrokkenen van de verbintenissen die deze op zich hebben genomen ingevolge hun instemming met de voorstellen [1 van Fedris]1. De toezichtsregelen kunnen verplichtingen medebrengen voor de werkgevers die deze personen in dienst hebben.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 6, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.39.De in artikel 3 bedoelde vrijwillig verzekerden, die het hun door [1 Fedris]1 gedane voorstel, elke activiteit stop te zetten, aanvaarden, genieten de vergoedingen waarvan sprake in artikel 37.
Op straffe van weigering van elke vergoeding mogen de vrijwillig verzekerden die het voordeel hebben genoten van het bepaalde in artikel 37, zich gedurende de periode in de loop van dewelke de maatregel van stopzetting der activiteit toepasselijk is, niet meer blootstellen aan het risico der ziekte die deze stopzetting heeft verantwoord.
Deze sanctie wordt niet toegepast wanneer de betrokkene, op zijn verzoek, [2 van Fedris]2 een gunstig advies heeft bekomen in verband met het hervatten van zijn vroegere activiteit.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.40. Ieder persoon die weigert tijdelijk of definitief elke activiteit in de onderneming waar hij tewerkgesteld is of in het beroep dat hij uitoefent stop te zetten, verliest het recht op alle voordelen van deze wet in geval van hervalling of verergering van de ziekte die het voorstel tot stopzetting van de activiteit heeft gerechtvaardigd, indien uit een geneeskundig onderzoek blijkt dat die hervalling of die verergering het gevolg is van de blootstelling aan het risico die hij wetens en willens heeft verlengd.
Art.41.<W 2006-07-13/68, art. 31, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006> [1 Fedris]1 betaalt het aandeel terug van de met beroepsziekten verband houdende kosten voor geneeskundige verzorging, prothesen en orthopedische toestellen die, volgens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en na de krachtens deze laatste wet toegekende tegemoetkoming, ten laste zijn van de persoon die getroffen of bedreigd wordt door een beroepsziekte. De Koning kan na advies van de Wetenschappelijke Raad en van het [3 beheerscomité voor de beroepsziekten]3, een specifieke nomenclatuur opstellen voor geneeskundige verstrekkingen en voor prothesen en orthopedische toestellen waarin niet voorzien is bij bovengemelde wet.
Onverminderd het recht van vrije keuze van [5 arts]5 of verzorgingsinstelling, mag de [5 arts]5 [2 van Fedris]2 de medische behandeling volgen en, zowel op het stuk van diagnose als op het stuk van therapie, alle nuttige inlichtingen aan de door de werknemer gekozen geneesheer mededelen.
De vergoedingen wegens medische, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten, alsook de kosten voor het gebruik van prothesen en orthopedische toestellen mogen worden betaald aan diegenen die de lasten ervan op zich hebben genomen.
De personen aan wie deze kosten zijn verschuldigd hebben een rechtstreekse vordering tegen [1 Fedris]1.
De in het eerste lid bedoelde geneeskundige verzorging wordt door [1 Fedris]1 toegekend ten vroegste vanaf honderd twintig dagen vóór de datum van de indiening van de aanvraag, op voorwaarde dat deze ontvankelijk is. [4 De Koning kan echter, in uitzonderlijke gevallen, de vergoeding voor geneeskundige verzorging bepalen voor een vroegere periode.]4
Indien de aanvraag het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwerping, wordt de toekenning van de geneeskundige verzorging stopgezet op de datum van de betekening van de beslissing tot verwerping.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<W 2021-11-23/02, art. 4, 066; Inwerkingtreding : 18-05-2020>
(5)<KB 2021-11-07/05, art. 3, 067; Inwerkingtreding : 12-12-2021>
Art. 41bis.<KB 23-10-1978, art. 4> Voor de dagen waarop de getroffene op verzoek [2 van Fedris]2, of van een arbeidsgerecht zijn arbeid onderbreekt met het oog op een onderzoek voortvloeiend uit of ter voorkoming van een beroepsziekte, is door [1 Fedris]1 aan de getroffene een vergoeding verschuldigd gelijk aan het normale dagloon, verminderd met het loon dat de getroffene eventueel heeft verdient. Voor de toepassing van de sociale wetgeving worden de dagen van arbeidsonderbreking gelijkgesteld met werkelijke arbeidsdagen.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 41ter. <Ingevoegd bij W 2005-12-27/31, art. 126; Inwerkingtreding : 01-01-2006> Het slachtoffer heeft recht op een vergoeding van de verplaatsingskosten die volgen uit de behandeling van zijn beroepsziekte, volgens de door de Koning bepaalde voorwaarden en modaliteiten.
AFDELING III. _ BEPALINGEN GEMEENSCHAPPELIJK AAN DE VERSCHILLENDE SCHADEGEVALLEN.
Art.42. Geen vergoeding is verschuldigd zo de ziekte opzettelijk werd veroorzaakt, hetzij door de werknemer, hetzij door diens rechthebbende, en zulks welke ook de rechthebbende moge zijn.
Art.43.(De ingevolge deze wetten aan de getroffenen of aan hun rechthebbenden verschuldigde vergoedingen zijn slechts vatbaar voor afstand of beslag, onder de voorwaarden bepaald in het Gerechtelijk Wetboek.) <W 2006-07-13/68, art. 32, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
De Koning kan van deze regel afwijken ten gunste van de instellingen of natuurlijke personen die bij wijze van voorschot sommen hebben toegekend of die ten onrechte uitkeringen hebben uitbetaald voor een periode gedekt door de schadeloosstelling verschuldigd ingevolge deze wetten.
De Koning kan ook de nadere regelen bepalen voor het invorderen, door [1 Fedris]1, ten laste van de sociale verzekeringsinstellingen, van de sommen die het eventueel in de plaats van deze instellingen zou toegekend hebben.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.44.<W 1990-12-29/30, art. 103, 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991> (§ 1. De Koning bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden [2 Fedris]2 geheel of gedeeltelijk kan afzien van de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen.) <W 2006-07-13/68, art. 33, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
§ (2). De rechtsvordering tot terugvordering van de prestaties die ten onrechte werden toegekend als schadeloosstelling ingevolge deze wetten, verjaart na drie jaar, te rekenen van de datum waarop de uitbetaling is geschied. <W 2006-07-13/68, art. 33, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[5 ...]5
De in het eerste lid voorgeschreven termijn wordt verlengd tot vijf jaar indien de onverschuldigde prestaties door bedrieglijke middelen of wegens verkeerde of bewust onvolledige verklaringen werden verkregen.
[2 Fedris]2 is ertoe gehouden de in deze paragraaf bedoelde verjaringen ambtshalve toe te passen zonder daartoe aangezocht te worden door [1 de begunstigde van uitkeringen ten laste [3 van Fedris]3]1.
§ (3). (Van de beslissing tot terugvordering wordt kennis gegeven [1 aan de begunstigde van uitkeringen ten laste [3 van Fedris]3]1 bij een ter post aangetekend schrijven. <W 2006-07-13/68, art. 33, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Ze moet de volgende vermeldingen bevatten :
1° de vaststelling van het onverschuldigde;
2° het totale bedrag van het onverschuldigde, evenals de berekeningswijze ervan;
3° de tekst van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen werden verricht;
4° de in aanmerking genomen verjaringstermijn en de motivering ervan;
5° de refertes van het dossier en van de dienst die het beheert;
6° de mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert of bij een aangewezen voorlichtingsdienst;
7° de mogelijkheid voor [1 de begunstigde van uitkeringen ten laste [3 van Fedris]3]1 om, op straffe van verval, bij wijze van dagvaarding door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder, een beroep in te stellen bij de bevoegde arbeidsrechtbank, binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot terugvordering of na de kennisneming van de beslissing door de schuldenaar;
8° het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank;
9° de bepalingen van artikel 728 van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 53 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970;
10° de mogelijkheid voor [1 de begunstigde van uitkeringen ten laste [3 van Fedris]3]1 om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen en om, door middel van het gepaste formulier opgemaakt door [2 Fedris]2, een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke verzaking in te dienen.
Indien de beslissing de in het eerste lid genoemde vermeldingen niet bevat, gaat de termijn om een beroep in te stellen niet in.
De beslissing tot terugvordering kan slechts uitgevoerd worden na het verstrijken van de beroepstermijn.
Wanneer [1 de begunstigde van uitkeringen ten laste [3 van Fedris]3]1 een aanvraag tot verzaking heeft ingediend, wordt de terugvordering geschorst tot het [4 beheerscomité voor de beroepsziekten]4 over deze aanvraag uitspraak heeft gedaan.
Het ter post neerleggen van het aangetekend schrijven alsmede alle daaropvolgende daden van invordering stuiten de verjaring.) <KB 1997-11-24/46, art. 8, 024; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 91, 054; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<W 2024-03-21/22, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 12-04-2024>
Art.45. <W 16-07-1974, art. 11> § 1. De Koning kan bijslagen verlenen aan sommige categorieën van getroffenen of hun rechthebbenden. Hij bepaalt er tevens het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van.
§ 2. De vergoedingen en bijslagen ingevolge deze wetten worden (met uitzondering van de bijkomende vergoedingen zoals bedoeld in artikel 35, vijfde lid) aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. <W 1990-12-29/30, art. 104,1), 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991>
Voor de aanvragen ingediend vanaf 1 juli 1968 gebeuren de aanpassingen vanaf het begin van de arbeidsongeschiktheid (met uitzondering van de aanvragen om bijkomende vergoedingen) <W 1990-12-29/30, art. 104,2), 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991>
(De bijkomende vergoedingen worden aangepast overeenkomstig de wettelijke bepalingen bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf vanaf de begindatum van de schadeloosstelling.) <W 1990-12-29/30, art. 104,3), 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991>
(§ 3. De jaarlijkse vergoedingen voor een blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 16 pct., worden niet aangepast overeenkomstig de bepalingen bedoeld in het eerste lid van de voorgaande paragraaf.) <KB 1997-05-26/31, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-05-1997>
Art.46. De door een beroepsziekte getroffene die een vergoeding of uitkering ingevolge deze wetten geniet, blijft verplicht de in toepassing van de sociale-zekerheidswetgeving verschuldigde bijdragen te betalen.
[1 In afwijking van het eerste lid bepaalt de Koning het [2 percentage]2 van de persoonlijke bijdragen voor de personen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 december 2006 tot uitvoering van artikel 66 van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970.]1
De Koning bepaalt de regelen van inning en verdeling dezer bijdrage alsmede de regelen van uitvoering van wat [1 in het eerste en tweede lid]1 wordt bepaald.
(De bijdragen zijn echter niet verschuldigd op het gedeelte van de vergoeding toegekend wegens hulp van een andere persoon.) <KB 23-10-1978, art. 5>
----------
(1)<W 2015-04-23/01, art. 10, 059; Inwerkingtreding : 01-10-2015 (zie KB 2015-09-27/15, art. 7)>
(2)<W 2015-08-10/03, art. 31, 060; Inwerkingtreding : 01-10-2015 (zie KB 2015-04-23/01, art. 10)>
Art.47. De Koning bepaalt de regelen van uitbetaling der vergoedingen.
Art.48. De Koning kan voor sommige beroepsziekten en na inwinning van het op medische overwegingen steunend advies van de (Wetenschappelijke Raad), het recht op schadeloosstelling beperken tot de werknemers van bepaalde industrieën, beroepen of categorieën van ondernemingen. <W 2006-07-13/68, art. 34, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art. 48bis. (opgeheven) <W 2006-07-13/68, art. 35, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art. 48ter.<W 1998-02-22/43, art. 19, 022; Inwerkingtreding : 30-04-1996> De Koning kan voorzien, voor de beroepsziekten die Hij met name aanduidt, dat, wanneer een door een van deze beroepsziekten getroffene de in artikel 32 gestelde voorwaarden vervult en eveneens aan het beroepsrisico van deze ziekte is blootgesteld geweest gedurende een periode in de loop waarvan hij niet behoorde tot een der categorieën van personen bedoeld in artikel 2 of niet verzekerd was krachtens artikel 3, de vergoedingen en toelagen door [1 Fedris]1 worden toegekend op basis van de verhouding van de duur van de tijdvakken door Hem bepaald, en die berekend wordt en definitief vastgesteld wordt op de begindatum van de eerste vergoeding.
Het eerste lid is evenwel niet van toepassing op de personen bedoeld in artikel 48quater.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 48quater. <W 1996-04-29/32, art. 38, 022; Inwerkingtreding : 30-04-1996> Wanneer de door een beroepsziekte getroffene voor dezelfde beroepsziekte rechten kan doen gelden in het kader van deze wetten en van de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, wordt de gehele schadeloosstelling waarop de getroffene of zijn rechthebbenden aanspraak kunnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de wetgeving waaronder de getroffene het laatst aan het bedoelde beroepsrisico blootgesteld was, vóór de datum van de aanvraag die aanleiding geeft tot de eerste schadeloosstelling.
Indien het slachtoffer, op het ogenblik van de laatste blootstelling waarvan sprake is in het eerste lid, onder het toepassingsgebeid van beide wetgevingen viel, wordt de gehele schadeloosstelling uitsluitend toegekend op grond van de wetgeving waaronder het blootgesteld was door het uitoefenen van zijn voornaamste beroepsactiviteit.
AFDELING IV. - BASISLOON.
Art.49.(De lonen die tot basis dienen voor de berekening van de vergoedingen worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk II, afdeling 4 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en de bepalingen van hoofdstuk II, afdeling Ibis van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.) <KB 2001-06-10/56, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(Wat de in artikel 2, § 1, 3°, bedoelde personen betreft, worden basislonen vastgesteld overeenkomstig de artikelen 79 en 80 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
[1 [3 Voor de toepassing van het eerste lid dienen de bepalingen in het hoofdstuk II, afdeling 4, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 als volgt gelezen te worden :
1° in artikel 34, eerste lid, de woorden "het loon waarop de werknemer, in de functie waarin hij is tewerkgesteld in de onderneming op het ogenblik van het ongeval, recht heeft voor de periode van het jaar dat het ongeval voorafgaat" als de woorden "het loon waarop de werknemer, in de functie waarin hij is tewerkgesteld in de onderneming, recht heeft voor de periode van de vier volledige kwartalen die de aanvraag voorafgaan";
2° in artikel 36 § 2, eerste lid, de woorden "het ongeval" als de woorden "de aanvraag";
3° in artikel 38, de woorden "het ongeval" als de woorden "de beroepsziekte";
4° in artikel 38/1, eerste lid, de woorden "het ogenblik van het ongeval" als de woorden "de begindatum van de vergoeding van de arbeidsongeschiktheid";
5° in artikel 38/1, derde lid, de woorden "het ongeval" als de woorden "de beroepsziekte" en de woorden "het ogenblik van het ongeval" als de woorden "de begindatum van de vergoeding van de arbeidsongeschiktheid";
6° in artikel 39, vijfde lid, de woorden "de datum van het ongeval" als de woorden "de begindatum van de vergoeding van de arbeidsongeschiktheid]3]1
[1 ...]1
[1 Wanneer een nieuwe periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid of een blijvende arbeidsongeschiktheid wordt erkend in het kader van een ambtshalve herziening, is het basisloon het loon waarop de werknemer recht had voor de periode van vier volledige kwartalen voorafgaand aan de datum van het medische onderzoek uitgevoerd in het kader van deze ambtshalve herziening.]1
[1 Heeft de getroffene tijdens de periode van de vier volledige kwartalen die de aanvraag voorafgaan geen beroepsactiviteit uitgeoefend, dan is het basisloon het loon waarop de werknemer recht heeft voor de periode van de laatste vier volledige kwartalen waarbinnen de getroffene een beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, geïndexeerd tot aan de begindatum van de vergoeding van de arbeidsongeschiktheid.]1
Indien de getroffene de nodige bewijzen niet kan leveren en [2 Fedris]2 niet bij machte is het basisloon vast te stellen overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, kan de Koning bepalen volgens welke regelen dit basisloon wordt berekend.
----------
(1)<W 2016-12-25/48, art. 31, 062; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<W 2018-12-21/49, art. 12, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 49/1.[1 In afwijking van artikel 49, eerste lid, bedragen de lonen die tot basis dienen voor de berekening van de vergoedingen 37 808,74 euro met ingang van 1 januari 2011 tot 31 december 2011.]1
----------
(1)<W 2012-03-29/08, art. 50, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.50.[2 Het basisloon der personen bedoeld in artikel 2, § 1, 7°, wordt berekend volgens de wijze bedoeld in artikel 38 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.]2
Het basisloon van de in artikel 3 bedoelde vrijwillig verzekerden is ten minste gelijk aan het dubbel van het minimumloon dat bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid in aanmerking wordt genomen voor leerjongens die door een arbeidsongeval worden getroffen. Een hoger loon dan dat minimum kan als basis dienen voor de berekening dezer vergoedingen, op voorwaarde dat het hoger loon voortvloeit uit het gemiddelde der fiskale aangiften van de getroffene gedurende de laatste vijf jaren vóór het begin van de arbeidsongeschiktheid. In geen geval mag het basisloon hoger zijn dan het maximumuurloon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de vergoedingen, toelagen of renten inzake vergoedingen der schade voortspruitende uit arbeidsongevallen.
----------
(1)<W 2018-12-21/49, art. 13, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2022-02-28/04, art. 11, 068; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
AFDELING V. _ BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID.
Art.51.§ 1. Ongeacht de uit deze wetten voortvloeiende rechten blijft de rechtsvordering inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid ten behoeve van de getroffene of diens rechthebbenden mogelijk:
1° tegen het ondernemingshoofd, wanneer hij de beroepsziekte opzettelijk heeft veroorzaakt.
Wordt aangezien als hebbende de ziekte opzettelijk veroorzaakt, ieder werkgever die werknemers aan het beroepsziekterisico heeft blijven blootstellen, dan wanneer de ambtenaren, die op grond van artikel 68 zijn aangewezen om over de uitvoering van deze wetten te waken, hem schriftelijk hebben gewezen op het gevaar aan hetwelk hij deze arbeiders blootstelt door zich niet te schikken naar de verplichtingen die hem zijn opgelegd door de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake arbeidsveiligheid en -hygiëne;
2° tegen de personen, aansprakelijk voor de beroepsziekte, buiten de werkgever en diens werklieden of aangestelden;
3° tegen de werklieden of aangestelden van de werkgever die de beroepsziekte opzettelijk hebben veroorzaakt.
§ 2. [1 Fedris]1 wordt bij voorkomend geval ontslagen van zijn verplichtingen tot beloop van de betaalde schadevergoeding ten bedrage van de wegens lichamelijke letsels toegekende schadevergoeding.
De schadevergoeding wordt niet gecumuleerd met de schadeloosstellingen ingevolge deze wetten.
§ 3. In geval van volledige aansprakelijkheid van de personen bedoeld in § 1, 1°, 2° en 3°, blijft [1 Fedris]1 evenwel verplicht tot betaling van de wettelijke schadeloosstelling, voor zover deze personen wegens insolventie niet de vergoedingen betalen die gemeenrechtelijk verschuldigd zijn wegens stoffelijke schade.
§ 4. In geval van gedeeltelijke aansprakelijkheid van de personen bedoeld in § 1, 1°, 2° en 3°, blijft [1 Fedris]1 verplicht tot betaling:
1° van het deel der wettelijke schadeloosstelling dat overeenstemt met het deel der aansprakelijkheid dat niet ten laste van deze personen wordt gelegd en
2° in de mate van de insolventie van deze personen, van de rest der wettelijke schadeloosstelling.
§ 5. [1 Fedris]1 treedt in de rechten welke de getroffene of zijn rechthebbenden tegen de voor de beroepsziekte aansprakelijke persoon heeft, tot beloop van wat het hun heeft betaald en van een bedrag gelijk aan het kapitaal dat de door [1 Fedris]1 verschuldigde waarde van de toelage vertegenwoordigt.
Dat kapitaal wordt berekend overeenkomstig de tarieven die voor de vergoeding der schade voortspruitende uit arbeidsongevallen in voege zijn.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK IV. - PROCEDURE INZAKE SCHADELOOSSTELLING.
Art.52.[1 Fedris]1 doet uitspraak omtrent iedere aanvraag om schadeloosstelling alsmede omtrent iedere aanvraag om herziening van reeds toegekende vergoedingen. Die aanvragen worden schriftelijk (of door middel van de elektronische techniek bedoeld in de wet van 24 februari 2003 betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid) aan het Fonds gericht en worden onderzocht op de wijze die zal worden bepaald door de Koning. <W 2002-12-24/31, art. 6, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
([1 Fedris]1 kan ook ambtshalve uitspraak doen over de herziening van de reeds toegekende vergoedingen volgens de voorwaarden en op de wijze bepaald door de Koning.
Onverminderd hetgeen bepaald is in het vorige lid, kan de Koning na advies van het [2 beheerscomité voor de beroepsziekten]2 en na advies van de (Wetenschappelijke Raad), de beroepsziekten aanduiden die voor ambtshalve herziening in aanmerking komen alsmede de voorwaarden ervan vaststellen.) <W 2002-12-24/31, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 10-01-2003> <W 2006-07-13/68, art. 37, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[3 Na advies van de Wetenschappelijke Raad, kan de Koning voor iedere ziekte bepalen binnen welke termijn de aanvragen moeten worden ingediend. Met betrekking tot de gevallen van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, behalve als de Koning dit anders bepaalt in uitzonderlijke gevallen, moeten de aanvragen evenwel worden ingediend, hetzij in de loop van de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, al dan niet onderbroken door een of meerdere periodes van werkhervatting, hetzij in de periode waarin de symptomen van de beroepsziekte aanwezig zijn.]3
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<W 2021-11-23/02, art. 5, 066; Inwerkingtreding : 18-05-2020>
Art.53.<W 12-05-1971, art. 19> De betwistingen betreffende de beslissingen [1 van Fedris]1 behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank.
(Onverminderd het bepaalde in artikel (44, § 3), inzake de terugvordering, moeten de bestreden administratieve rechtshandelingen door de getroffene of diens rechthebbenden, op straffe van verval, binnen een jaar volgend op de datum van de kennisgeving van de administratieve rechtshandeling, aan de bevoegde arbeidsrechtbank voorgelegd worden.) (De kosten zijn volledig ten laste [1 van Fedris]1 behalve wanneer de eis roekeloos (en) tergend is.) <W 1990-12-29/30, art. 105, 015; Inwerkingtreding : 19-01-1991> <W 1992-12-30/40, art. 55, 018; Inwerkingtreding : 19-01-1991> <W 2000-04-06/42, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 21-06-2000> <W 2006-07-13/68, art. 38, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(Tegen een beslissing inzake al of niet afzien van de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen is geen beroep mogelijk.) <W 1996-04-29/32, art. 40, 022; Inwerkingtreding : 19-01-1991>
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.54.De beslissingen [1 van Fedris]1 die vergoedingen toekennen, zijn bij voorraad uitvoerbaar niettegenstaande beroep.
Zolang de zaak niet in staat van wijzen is, kan de rechter zelfs ambtshalve aan de getroffene of diens rechthebbenden een voorlopige dagelijkse uitkering toestaan.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.55. De eis tot betaling of herziening van de vergoedingen kan in geen enkel geval voor de strafrechter worden gebracht. Hij is onafhankelijk van de eventuele strafvordering.
HOOFDSTUK V. _ FINANCIERING.
Art.56.<W 1999-01-25/32, art. 15, 026; Inwerkingtreding : 16-02-1999> [2 Fedris]2 wordt gestijfd :
1° door een aandeel in de opbrengst van de geglobaliseerde geldmiddelen van het Globaal Beheer, bedoeld in artikel 22, § 2, a) van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
2° door een bijdrage van de vrijwillig verzekerden;
3° door een bijdrage van de provinciale en plaatselijke besturen bedoeld bij artikel 6, 5°, van deze wetten, waarvan het bedrag en de inningsmodaliteiten worden vastgesteld door de Koning;
[1 4° door giften en legaten.]1
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 92, 054; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 56bis. (opgeheven) <KBN528 1987-03-31/36, art. 6, §1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
Art.57.<W 1996-04-29/32, art. 42, 022; Inwerkingtreding : 01-01-1995> (De werkgevers die personen bedoeld in [2 artikel 2, § 1, 1° en 5°]2, tewerkstellen zijn een solidariteitsbijdrage verschuldigd, vastgesteld op 1,02 pct. van het loon van deze werknemers, en de werkgevers die personen bedoeld in artikel 2, § 1, 3°, tewerkstellen zijn een solidariteitsbijdrage verschuldigd, vastgesteld op 1,10 pct. van het loon van deze werknemers.) [1 De laatst vermelde bijdrage van 1,10 pct. wordt vanaf 1 juli 2015 opgenomen in de basiswerkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.]1 <W 2002-12-24/31, art. 219, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Het begrip loon wordt bepaald in artikel 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. Evenwel kan de Koning het aldus bepaalde begrip, bij in Ministerraad overlegd besluit, uitbreiden of beperken.
----------
(1)<W 2015-07-20/13, art. 50, 061; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
(2)<W 2024-03-21/22, art. 4, 070; Inwerkingtreding : 12-04-2024>
Art.58.De Koning bepaalt de bijdragen der vrijwillig verzekerden op het advies van het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1.
Hij kan vaststellen volgens welke nadere regelen het advies van het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1 moet worden opgemaakt.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.59.Zij die de door hen verschuldigde bijdragen niet binnen de door de Koning gestelde termijn hebben gestort, zijn aan [1 Fedris]1 een opslag en een nalatigheidsinterest verschuldigd, waarvan het bedrag en de nadere regelen van inning eveneens door de Koning worden bepaald.
De invordering van de sommen welke deze personen [2 aan Fedris]2 zijn verschuldigd, kan gebeuren door het doorsturen van het dossier aan het bestuur der directe belastingen, dat deze sommen zoals inzake directe belasting doet innen.
Betwistingen tussen [1 Fedris]1 en bijdrageplichtigen, zelfs zo deze laatsten handelaars zijn, ressorteren onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank. <W 10-10-1967, (art. 3) art. 86, § 3>
Eisen van [1 Fedris]1 tegen bijdrageplichtigen wegens niet-betaling van bijdragen binnen de gestelde termijnen verjaren na verloop van (drie jaar). (Voor de vorderingen die, met toepassing van de verjaringstermijn van vijf jaar, nog niet verjaard zijn op de datum van inwerkingtreding van artikel 39 van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, maar die met toepassing van de nieuwe verjaringstermijn van drie jaar wel verjaard zijn, wordt de datum van verjaring vastgesteld op 1 januari 2009). <W 2005-07-03/46, art. 39, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Gebeurlijke eisen tegen [1 Fedris]1 wegens terugvordering van ten onrechte betaalde bijdragen verjaren na verloop van (drie jaar) vanaf de datum van de betaling. <W 2005-07-03/46, art. 39, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Afgezien van opslag en nalatigheidsinteresten waarvan sprake in het eerste lid zijn de lasthebbers van bijdrageplichtigen, die de op hen, in de plaats van hun lastgevers, rustende verplichtingen niet naleven of die zich niet schikken naar het bepaalde in de ter uitvoering van deze wetten genomen besluiten, aan [1 Fedris]1 een vergoeding verschuldigd waarvan het bedrag en de voorwaarden van toepassing door de Koning worden vastgesteld.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 6, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.60.De Koning kan de sociale-zekerheidsinstellingen aanwijzen die belast zijn met het innen van de bijdragen in de plaats en ten voordele [1 van Fedris]1 voor de beroepsziekten en de voorwaarden bepalen onder dewelke deze instellingen in de rechten en plichten [1 van Fedris]1 worden gesubrogeerd. Hij kan eveneens de sociale-zekerheidsinstellingen belasten met de uitvoering, in de plaats, voor rekening en volgens onderricht [1 van Fedris]1 voor de beroepsziekten, van de taken die het ingevolge deze wetten te beurt vallen.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK VI. - AANGIFTE EN VOORKOMING VAN DE BEROEPSZIEKTEN.
Afdeling 1. - Aangifte van beroepsziekten.
Art.61.<W 06-07-1973, art. 1> De [2 preventieadviseur-arbeidsarts]2 die een van de hierna opgesomde gevallen vaststelt of ervan op de hoogte werd gesteld door een andere [2 arts]2, dient hiervan aangifte te doen bij de [2 arts-arbeidsinspecteur]2 en bij de ([2 arts]2 [1 van Fedris]1) op de wijze bepaald door de Koning : <W 2006-07-13/68, art. 40, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
a) de gevallen van beroepsziekten, die voorkomen op de lijst der ziekten, opgemaakt bij toepassing van de bepalingen van artikel 30;
b) de gevallen die niet voorkomen op vermelde lijst, doch wel op de Europese lijst van de beroepsziekten opgenomen in bijlage 1 en op de toegevoegde lijst van ziekten waarvan de aangifte dient te worden geëist met het oog op de eventuele opneming in de Europese lijst, opgenomen in bijlage II van de aanbeveling van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap aan de Lid-Staten van 23 juli 1962;
c) de gevallen van andere ziekten waarvan vaststaat dat ze hun oorsprong in het beroep vinden of waarvoor de dokter die ze heeft vastgesteld, een dergelijke oorsprong bevestigt of vermoedt;
d) de gevallen van voorbeschiktheid voor een van de hierboven vermelde beroepsziekten of van de eerste symptomen hiervan, telkens als deze vaststelling de vastheid van betrekking of het loon van de betrokken werknemer kan beinvloeden.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2021-11-07/05, art. 4, 067; Inwerkingtreding : 12-12-2021>
Art. 61bis.<Ingevoegd bij W 2006-07-13/68, art. 41; Inwerkingtreding : 01-09-2006> Met het oog op de voorkoming van beroepsziekten, licht de [2 arts]2 [1 van Fedris]1 de [2 preventieadviseur-arbeidsarts]2 in over het gevolg dat aan zijn aangifte werd gegeven.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2021-11-07/05, art. 5, 067; Inwerkingtreding : 12-12-2021>
Afdeling 2. - Voorkoming van beroepsziekten.
Art.62.<W 2006-07-13/68, art. 43, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2006> Wanneer kan worden aangetoond dat de kosten van een preventieve actie ter voorkoming van beroepsziekten geheel of gedeeltelijk gecompenseerd kunnen worden door een vermindering van de uitgaven voor schadevergoeding, kan het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1 beslissen die kosten geheel of gedeeltelijk ten laste te nemen.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 62bis.<W 2006-07-13/68, art. 44 ; Inwerkingtreding : 01-03-2007> § 1. [1 Fedris]1 kan bijdragen tot de voorkoming van beroepsziekten door maatregelen te bekostigen ten voordele van personen die getroffen zijn door een arbeidsgerelateerde ziekte.
Arbeidsgerelateerde ziekten zijn ziekten die in de artikelen 30 en 30bis niet bedoeld worden en die, volgens algemeen aanvaarde medische inzichten, mede kunnen veroorzaakt worden door een blootstelling aan een schadelijke invloed die inherent is aan de beroepsuitoefening en die groter is dan de blootstelling van de bevolking in het algemeen, zonder dat deze blootstelling in groepen van blootgestelde personen de overwegende oorzaak van de ziekte vormt.
§ 2. De Koning bepaalt, op voorstel van het [3 beheerscomité voor de beroepsziekten]3 en na advies van de Wetenschappelijke Raad, voor elke arbeidsgerelateerde ziekte die Hij aanwijst, de maatregelen die [1 Fedris]1 bekostigt alsook de voorwaarden waaronder en de wijze waarop dit gebeurt.
Deze maatregelen hebben betrekking op één of meer van de volgende posten :
1° de kosten voor geneeskundige verzorging, inbegrepen de prothesen en orthopedische apparaten;
2° de erkenning van het recht op de in artikel 37, §§ 3 en 4, bedoelde voordelen ten gunste van de door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon die instemt met een voorstel tot definitieve stopzetting van de schadelijke beroepsactiviteit;
3° andere maatregelen ter bevordering van de revalidatie en de reïntegratie in het arbeidsmilieu van de door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon;
4° het toekennen van het in artikel 41bis bedoelde voordeel voor de dagen waarop de getroffene op verzoek [2 van Fedris]2 de arbeid onderbreekt met het oog op een onderzoek in verband met een arbeidsgerelateerde ziekte of ter voorkoming van een dergelijke ziekte.
§ 3. De kosten voor geneeskundige verzorging, bedoeld in § 2, 1°, die te maken hebben met de arbeidsgerelateerde ziekte, worden door [1 Fedris]1 terugbetaald onder de voorwaarden bepaald in artikel 41, eerste tot vierde lid, voor de kosten die te maken hebben met een beroepsziekte.
De Koning kan het recht op terugbetaling van de in het vorige lid bedoelde kosten voor geneeskundige verzorging in de tijd begrenzen of beperken tot welbepaalde verstrekkingen uit de nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen, die opgesteld is krachtens de verplichte regeling voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
§ 4. De Koning kan op grond van § 2, 2°, [1 Fedris]1 machtigen aan een door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon voor te stellen de schadelijke beroepsactiviteit definitief stop te zetten, wanneer het voortzetten van deze beroepsactiviteit de ziekte met grote waarschijnlijkheid zal verergeren.
§ 5. De Koning kan [1 Fedris]1 machtigen voor elke arbeidsgerelateerde ziekte de nodige initiatieven te nemen met het oog op de realisatie van de in § 2, 3°, doelstellingen. Deze initiatieven kunnen omvatten :
1° de terugbetaling van de individuele voorzieningen die verstrekt worden door de organisaties of instellingen welke belast zijn met revalidatie en reïntegratie in het arbeidsmilieu van een persoon die getroffen is door een arbeidsgebonden ziekte, indien voor deze voorzieningen geen tegemoetkoming van de verplichte regeling voor geneeskundige verzorging en uitkeringen wordt toegekend;
2° de organisatie van een samenwerking tussen [1 Fedris]1, andere instellingen van sociale zekerheid, de werkgever, de preventieadviseurs van de werkgever en alle andere personen en instanties wier medewerking kan bijdragen tot het bereiken van de voormelde doelstellingen;
3° het stimuleren van het wetenschappelijk onderzoek en van de verspreiding van de kennis met betrekking tot de revalidatie en de reïntegratie in het arbeidsmilieu van de door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon.
§ 6. De Koning kan bepalen dat de maatregelen die [1 Fedris]1 bekostigt ten voordele van door een bepaalde arbeidsgerelateerde ziekte getroffen personen, eveneens worden bekostigd ten voordele van personen die getroffen zijn door de beroepsziekten die Hij aanwijst. Evenwel kan er geen tweemaal schadeloosstelling worden verleend voor dezelfde schade.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2017-11-23/22, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK VII. _ BIJZONDERE BEPALINGEN.
Art.63.
<Opgeheven bij KB 2017-11-23/22, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.64.Alle getuigschriften, akten van notoriteit en andere akten waarvan de overlegging door [1 Fedris]1 ter uitvoering van deze wetten wordt geëist, worden kosteloos uitgereikt.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 64bis.<W 2008-12-22/33, art. 224, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2009> Ingeval van overlijden van een gerechtigde op een [1 door deze wetten voorziene uitkering]1, worden de vervallen en niet-uitgekeerde termijnen slechts uitbetaald aan de natuurlijke personen en in de hierna bepaalde volgorde :
1° aan de echtgenoot met wie de rechthebbende leefde op het ogenblik van zijn overlijden of aan de persoon die wettelijk samenwoont met de rechthebbende en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben;
2° aan de kinderen met wie de rechthebbende leefde op het ogenblik van zijn overlijden;
3° aan ieder persoon met wie de rechthebbende leefde op het ogenblik van zijn overlijden;
4° aan niet-inwonende erfgenamen op het ogenblik van het overlijden, op voorlegging van een notariële erfrechtverklaring.
De hierboven onder 3° en 4° opgesomde rechtverkrijgenden die de vereffening in hun voordeel wensen van de vervallen en aan de overleden rechthebbende niet-uitgekeerde betaling, dienen op straffe van verval, hun aanvraag om betaling in te dienen binnen een termijn van zes maanden.
De termijn gaat in de dag van het overlijden of de dag van de verzending van de kennisgeving van de beslissing, indien deze na het overlijden werd verzonden.
----------
(1)<W 2010-04-28/01, art. 93, 054; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
Art.65. Elke overeenkomst die strijdig is met het bepaalde in deze wetten is van rechtswege nietig.
Art.66. <W 2006-07-20/39, art. 309, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De Koning kan bepalen in welke mate en onder welke voorwaarden de cumulatie van de ter uitvoering van deze wetten toegekende vergoedingen en die welke krachtens andere sociale zekerheids- of voorzorgsregelingen toegekend worden, toegestaan is.
Art. 66bis. (Opgeheven) <KBN133 1982-12-30/39, art. 9, 006>
Art.67.[1 De bepalingen van deze wetten laten onverkort de bepalingen van de in België geldende internationale rechtsinstrumenten waar België door gebonden is en die betrekking hebben op de sociale zekerheid.]1
----------
(1)<W 2022-12-05/06, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK VIII. _ BEPALINGEN BETREFFENDE HET TOEZICHT EN DE SANCTIES.
Art.68.[1 De inbreuken op de bepalingen van deze wetten en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wetten en hun uitvoeringsbesluiten ervan.]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 53, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.69. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 122, 014; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
Art.70. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 122, 014; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
Art.71. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 122, 014; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
Art.72.[1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 22°, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.73.[1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 22°, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.74.[1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 22°, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.75.[1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 22°, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.76.[1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 22°, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.77.[1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 22°, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
HOOFDSTUK IX. _ OVERGANGSBEPALINGEN.
Art.78. De volgende bepalingen zijn toepasselijk op de aanvragen op schadeloosstelling welke vóór 1 juli 1968 zijn ingediend:
Wanneer de arbeidsongeschiktheid blijvend is of wordt, vervangt een jaarlijkse vergoeding van 100 pct. bepaald naar de graad van de blijvende ongeschiktheid, de tijdelijke vergoeding te rekenen van de dag waarop de ongeschiktheid van bestendige aard is; dit vertrekpunt wordt vastgesteld hetzij bij de overeenkomst der partijen, hetzij bij een eindvonnis.
Wanneer het zwaargetroffenen betreft, wier toestand volstrekt de geregelde hulp van een andere persoon vergt, kan de rechter de jaarlijkse vergoeding op een hoger bedrag dan 100 pct. brengen, dat echter 150 pct. niet mag overschrijden.
Na het verstrijken van de gebeurlijke herzieningstermijn bedoeld bij artikel 52, wordt de jaarlijkse vergoeding door een lijfrente vervangen.
Art.79. In afwijking van artikel 32 en onverminderd de rechten voortvloeiend uit de toepassing van de wet van 24 juli 1927, betreffende de schadeloosstelling inzake beroepsziekten, worden de prestaties waarin voorzien bij deze wetten niet toegekend aan de personen die, op 31 december 1963, in het genot zijn van een prestatie hun verleend krachtens een andere Belgische of buitenlandse invaliditeitsregeling dan de regeling inzake schadeloosstelling voor arbeidsongevallen en die, sedert het van kracht worden van deze wetten, niet meer blootgesteld waren aan het risico van beroepsziekten.
Dit artikel houdt op uitwerking te hebben voor de personen welke het bedoelt:
a) op 1 januari 1970, indien hun arbeidsongeschiktheid op die datum 75 pct. of meer bedraagt;
b) op 1 januari 1971, indien hun arbeidsongeschiktheid op die datum 50 pct. of meer bedraagt;
c) op 1 januari 1972, indien hun arbeidsongeschiktheid op die datum minder dan 50 pct. bedraagt.
Die personen mogen hun aanvraag indienen vanaf 1 maart 1969.
De rechthebbenden van de onder de letters a, b en c bedoelde personen, die overleden zijn na 31 december 1969, hebben recht op de vergoedingen bedoeld in artikel 33 van deze wetten.
Art. 80. In afwijking van het artikel 32, kunnen de in artikel 2, § 1, 2°, bedoelde mijnwerkers en met dezen gelijkgestelden, die op 31 december 1963 aangetast zijn door een beroepsziekte, opgedaan in de ondernemingen die onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende het rustpensioen der mijnwerkers en met dezen gelijkgestelden en waarvoor zij op geen enkele prestatie toegekend door een Belgische of vreemde invaliditeitsregeling recht hebben, op de vergoedingen en toeslagen waarin deze wetten voorzien slechts aanspraak maken tot beloop van een bedrag gelijk aan dat van het invaliditeitspensioen dat hen krachtens de wetgeving betreffende het rustpensioen der mijnwerkers en met dezen gelijkgestelden zou verleend worden, indien zij er de toekenningsvoorwaarden van vervulden.