Details





Titel:

7 FEBRUARI 1945. - Besluitwet betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-04-1985 en tekstbijwerking tot 29-12-2017)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1bis, 2, 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies, 2septies, 2octies, 2novies, 2decies, 3
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 3 Duitstalige gemeenschap
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 4-11, 11bis, 12, 12bis, 12ter
Art. 12ter Vlaams Gewest
Art. 12quinquies, 13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.(De ([1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]1) wordt) belast met het inzamelen en verdelen van de opbrengst der bijdragen opgelegd aan de in artikel 2 opgegeven werkgevers en werknemers en van de Staatstusschenkomst, ten einde : <W 1985-03-29/31, art. 1, 1°, 002> <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>
  1° (bij te dragen in de financiering van de regeling voor rust- en overlevingspensioenen voor werknemers); <KBN50 24-10-1967, art. 72, § 1>
  2° [1 ...]1;
  3° (bij te dragen tot de werking van een stelsel dat tot doel heeft de arbeidsbemiddeling van de zeelieden der Belgische koopvaardij in te richten, hun beroepsopleiding te bevorderen en hun de uitkering te verzekeren van wachtgelden als ze van hun werk verstoken zijn); <W 25-2-1964, art. 17>
  4° [1 ...]1
  5° een Compensatiekas voor toekenning van jaarlijkse verloven aan zeelieden ter koopvaardij te stijven.
  (6° bij de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie de bijdragen storten in verband met de regeling voor de jaarlijkse vakantie voor de werknemers bedoeld in artikel 2quater.) <KB 1997-02-18/30, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 26-02-1997>
  De werkzaamheden van den ([1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]1) kunnen door den Koning tot andere maatschappelijke doeleinden uitgebreid worden. <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>
  ----------
  (1)<W 2017-12-17/17, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 1bis.[1 De [2 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]2 wordt belast met de volgende opdrachten die tot op de datum van afschaffing van de Pool van de zeelieden ter koopvaardij door voornoemde Pool werden vervuld :
   1° het opmaken van de lijst van inschrijving van hen die kunnen worden aangeworven als lid van het varend personeel op Belgische zeeschepen of om werk aan boord van die schepen te verrichten gedurende de aanwezigheid in een Belgische haven (shoregangers), de Poollijst genoemd;
   2° het uitbetalen aan de personen bedoeld in 1° van wachtgelden gedurende de tijd waarin zij niet in dienst zijn genomen of cursussen voor de beroepsopleiding, beroepsvervolmaking, omscholing of herscholing volgen.
   Voor de opdrachten die vermeld worden in dit artikel valt de Hulp en Voorzorgskas voor zeevarenden onder het toezicht van de Minister die bevoegd is voor Werk.]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-06-17/01, art. 23, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.2.<W 2002-12-24/31, art. 185, 024; Inwerkingtreding : 10-01-2003> § 1. Voor de toepassing van deze besluitwet wordt verstaan onder :
  1° " zeeman " : elke persoon die zich aan boord van een zeeschip bevindt in uitvoering van een arbeidsovereenkomst afgesloten met een reder ter koopvaardij, met het doel arbeid aan boord van zeeschepen te verrichten;
  2° " reder ter koopvaardij " : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een zeeschip onder Belgische vlag, exploiteert, bevracht, beheert of uitrust, ongeacht de rechtstitel welke hij op dit zeeschip bezit, alsook elke vennootschap bedoeld in artikel 2quater van deze besluitwet;
  3° " zeeschip " : elk schip gebruikt of geschikt of bestemd om te worden gebruikt op zee.
  [1 4° "Beheerscomité van de zeevarenden" : het beheerscomité bedoeld in artikel 4quinquies van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg.]1
  § 2. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten en verordeningen, zijn de reders ter koopvaardij en de zeelieden die zij tewerkstellen aan boord van een zeeschip varende onder Belgische vlag, onderworpen aan deze besluitwet.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden bepalen waaronder de zeelieden die tewerkgesteld zijn aan boord van een zeeschip varende onder Belgische vlag en die niet hun woon- of verblijfplaats hebben in een Europese lidstaat of in een verdragsstaat, uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van deze besluitwet.
  § 3. De leerlingen van de koopvaardij, bedoeld in het koninklijk besluit van 20 mei 1986 houdende regeling van het leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst bij de koopvaardij, zijn eveneens onderworpen aan deze besluitwet, en dit voor de leerovereenkomsten van beroepen vastgesteld krachtens artikel 48 van voornoemd besluit. De onderwerping van deze leerlingen wordt echter beperkt tot de regeling betreffende de jaarlijkse vakantie.
  ----------
  (1)<W 2017-12-17/17, art. 4, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 2bis.<ingevoegd bij W 1991-07-20/31, art. 29, Inwerkingtreding : 01-01-1991> Onverminderd de bepalingen van artikel 2, is deze besluitwet van toepassing op de zeelieden, [1 ingeschreven op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet]1 en verbonden door een arbeidsovereenkomst met een natuurlijke of rechtspersoon die met winstoogmerk :
  a) hetzij een zeeschip uitrust overeenkomstig de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen;
  b) hetzij door bemiddeling van een Belgische reder, zeelieden tewerkstelt aan boord van schepen varend onder vreemde vlag. [De Belgische bemiddelende reder wordt als reder beschouwd voor de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen aan de [2 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]2.] <W 2003-12-22/42, art. 238, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 24, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 5, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 2ter.<W 2002-12-24/31, art. 186, 024; Inwerkingtreding : 10-01-2003> § 1. Zijn verplicht bij de [2 Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering]2 aangesloten, alle personen, zonder onderscheid van nationaliteit, die :
  1° [1 ingeschreven zijn op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet]1;
  2° [1 ingeschreven zijn op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet]1 en onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheidsregeling van de koopvaardij, met toepassing van de Belgisch-Luxemburgse Overeenkomst van 25 maart 1991 betreffende de vaststelling van de toepasselijke wetgeving voor Belgische zeevarenden onder Luxemburgse vlag en van de Overeenkomst, vastgesteld bij de uitwisseling van de brieven van 10 en 17 april 1991 tussen de bevoegde autoriteiten van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg;
  3° [1 ingeschreven zijn op de lijst, zoals bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet]1 en overeenkomstig artikel 2bis van deze besluitwet tewerkgesteld worden aan boord van een vreemd schip door bemiddeling van een Belgische reder ter koopvaardij.
  § 2. De zeelieden varend onder vreemde vlag, die niet voldoen aan de voorwaarden bepaald in § 1, 2° en 3°, kunnen bij de [2 Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering]2 aangesloten blijven. Onder voorbehoud van het bepaalde in internationale overeenkomsten en verordeningen, dienen zij hun verblijfplaats in België te hebben.
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 25, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 6, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 2quater. <Ingevoegd bij KB 1997-02-18/30, art. 20; Inwerkingtreding : 26-02-1997> Het toepassingsgebied van deze besluitwet wordt uitgebreid tot de varende werknemers bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van houdende maatregelen met het oog op de ontbinding van de Regie voor Maritiem Transport in uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie en tewerkgesteld aan boord van de schepen die door de vennootschappen bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit, worden uitgerust. (Het toepassingsgebied van deze besluitwet wordt eveneens uitgebreid tot de varende werknemers die met een na 1 januari 1997 gesloten arbeidsovereenkomst verbonden zijn met één van de vennootschappen bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 18 februari 1997, die de vervoerverplichtingen van de Regie hebben overgenomen, en die tewerkgesteld zijn aan boord van schepen door deze vennootschappen of ondernemingen uitgerust voor transport over zee van en naar een lidstaat van de Europese Unie.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden met de vennootschappen bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, die de vervoerverplichtingen van de Regie hebben overgenomen, gelijkgesteld de ondernemingen die met dergelijke vennootschap verbonden zijn, er mee geassocieerd zijn of er een deelnemingsverhouding mee hebben in de zin van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen, dan wel de vennootschappen die met dergelijke vennootschap onder centrale leiding staan in de zin van artikel 10, § 3, van het Wetboek van Vennootschappen.) <W 2003-04-08/33, art. 88, 025; Inwerkingtreding : 27-04-2003>

Art. 2quinquies. [1 Voor de inschrijving op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, kunnen, onder de door de Koning bepaalde voorwaarden, in aanmerking komen :
   1° de personen, die in de hoedanigheid van zeelieden of shoregangers onder toepassing vallen van deze besluitwet;
   2° de personen die wensen dienst te nemen als zeevarende of shoreganger.
   De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder deze inschrijving wordt toegelaten. Hij bepaalt eveneens de gevallen waarin zij wordt geschorst of ingetrokken.]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-06-17/01, art. 26, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art. 2sexies.[1 Het Beheerscomité van de [2 ...]2 zeevarenden beslist, binnen de perken en op de wijze zoals bepaald door de Koning, over de inschrijving van kandidaten op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet en over de schorsing of de intrekking van deze inschrijving.]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-06-17/01, art. 27, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 7, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 2septies.[1 Zij die op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, zijn ingeschreven moeten onverwijld elke betrekking als zeevarende of shoreganger aannemen, welke met hun beroepsgeschiktheid en met hun lichamelijke geschiktheid overeenstemt, tenzij het beheerscomité [2 van de zeevarenden]2 hen onder de door de Koning bepaalde voorwaarden daarvan tijdelijk heeft vrijgesteld.]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-06-17/01, art. 28, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 8, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 2octies.[1 Wachtgelden kunnen toegekend worden aan de op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, ingeschreven personen die, ingevolge omstandigheden onafhankelijk van hun wil, van werk verstoken zijn.
   De Koning bepaalt de voorwaarden waarvan de toekenning van die wachtgelden afhankelijk is.
   Alleen de personen die voorheen, gedurende een door de Koning bepaalde periode, aan boord van een schip gevaren of gewerkt hebben en op dat ogenblik ingeschreven waren op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, kunnen op de toekenning van die wachtgelden aanspraak maken.
   Nochtans kan van deze regel afgeweken worden ten gunste van de op de lijst, bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet, ingeschreven personen die cursussen volgen voor beroepsopleiding, beroepsvervolmaking, omscholing of herscholing.
   De Koning kan de afwijkingen, bedoeld in het vorige lid, uitbreiden tot andere categorieën van personen die aan boord van een schip varen of werken.
   De Koning stelt het bedrag vast van de wachtgelden en vaardigt alle reglementen uit betreffende de uitkeringen aan door onvrijwillige werkloosheid getroffen personen, evenals de regelen toepasselijk inzake de terugvordering van onverschuldigde bedragen.
   De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de [2 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]2 toezicht uitoefent op de gerechtigden op wachtgelden.
   De Koning kan aan de reders alle maatregelen opleggen die nodig zijn om de werkelijkheid en de bestendigheid van de toestand van onvrijwillige werkloosheid na te gaan.]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-06-17/01, art. 29, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 9, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 2novies.[1 De wachtgelden worden onder toezicht van het beheerscomité van de [2 ...]2 zeevarenden aan de gerechtigden uitbetaald, hetzij door bemiddeling van uitbetalingsinstellingen welke opgericht werden door de representatieve organisaties van de zeelieden en die daartoe door de Koning, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, erkend zijn en rechtspersoonlijkheid hebben, hetzij door bemiddeling van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen.
   De sommen die voor de uitbetaling van de wachtgelden nodig zijn worden door de [2 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]2 voorgeschoten aan voormelde organisaties en de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen, welke de aanwending van de aldus voorgeschoten sommen verantwoorden onder de door de Koning bepaalde voorwaarden.
   De representatieve organisaties van de zeelieden en de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen belast met de uitbetaling van de wachtgelden ontvangen, ten laste van de [2 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]2, een toelage tot dekking van de uitgaven welke inherent zijn aan hun opdracht.
   De Koning bepaalt de gevallen waarin de uitbetalingsinstellingen de last van de ten onrechte uitgevoerde betalingen moeten dragen.
   Het Beheerscomité van de [2 ...]2 zeevarenden bepaalt, binnen de perken en op de wijze bepaald door de Koning, de voorwaarden en modaliteiten betreffende de toekenning van de toelage aan de representatieve organisaties van de zeelieden en de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen.]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-06-17/01, art. 30, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 10, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 2decies. [1 De Koning bepaalt de gevallen en de voorwaarden waarin de personen wier inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 1bis, 1°, van deze besluitwet is ingetrokken, aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsuitkeringen toegekend door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, zonder dat zij moeten doen blijken van de wachttijd die vooraf vereist wordt voor de opening van het recht op de genoemde uitkeringen.]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-06-17/01, art. 31, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.3.<KB96 28-9-1982, art. 4> § 1. (De sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op basis van het loon van de zeeman.
  Onder loon van de zeeman wordt verstaan : de standaardgage vermeerderd met de overuren en met alle vergoedingen toegekend aan de betrokkenen.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het [7 Beheerscomité van de zeevarenden]7, voor de categorieën van zeelieden die zijn tewerkgesteld aan boord van een schip geregistreerd in een lidstaat van de Europese Unie en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling verlenen van de betaling van het geheel of het gedeelte van de bijdragen verschuldigd door de reder en/of door de zeelieden ingevolge deze wet of andere wettelijke of reglementaire bepalingen.
  De reders kunnen enkel van de in het derde lid bedoelde vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen genieten indien zij de tewerkstellingsnorm respecteren.
  De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het [7 Beheerscomité van de zeevarenden]7, de tewerkstellingsnormen vast, enerzijds voor zeelieden en shoregangers en anderzijds voor officieren.
  Hij bepaalt de modaliteiten omtrent de evaluatie van de eerbiediging van de tewerkstellingsnormen, de afwijkingsmogelijkheden van deze tewerkstellingsnormen, alsook de rechtvaardigingsgronden en de mogelijke sanctionering bij afwijking.) <W 2000-08-12/62, art. 114, 021; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  § 2. De bijdragen van de zeeman worden als volgt vastgesteld :
  1° (9) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de rust- en overlevingspensioenregeling voor de werknemers; <KB214 30-9-1983, art. 5, 1°>
  2° 1,30 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector van de uitkeringen. Deze bijdrage wordt herleid tot 1,10 pct. vanaf 1 januari 1984. (Deze bijdrage bedraagt 1,15 pct. voor de werknemers bedoeld in artikel 2quater.) <KB 1997-02-18/30, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 26-02-1997>
  3° (3,55) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering sector van de geneeskundige verzorging; <W 1992-06-26/30, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
  4° 0,87 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de financiering van de wachtvergoedingen voorzien voor de personen ingeschreven bij de Pool der zeelieden ter koopvaardij.
  § 3. [5 De bijdragen van de reder worden als volgt vastgesteld :
   1° een basiswerkgeversbijdrage van 27,04 pct. van het loon van de zeeman is verschuldigd voor alle zeelieden onderworpen aan deze besluitwet.
   2° 15,72 pct. van het bedrag van het loon van de zeeman, bestemd voor de regeling van de jaarlijkse vakantie. Deze bijdrage is enkel verschuldigd voor de zeelieden andere dan de zeevarende officieren en ermee gelijkgestelden. Een gedeelte van 9,72 pct. begrepen in de bijdrage van 15,72 pct. wordt slechts jaarlijks gestort in de loop van het jaar dat volgt op het vakantiedienstjaar, op de datum vastgesteld door de Koning en volgens de nadere regels die Hij bepaalt.
   § 3/1. Het percentage van de werkgeversbijdrage, bestemd voor de regeling inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid (1,60 pct.) en begrepen in de basisbijdrage vermeld in artikel 3, § 3/1, 1°, van deze besluitwet, is verschuldigd door elke reder op wie de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, van toepassing zijn.
   Van deze bijdrage van 1,60 pct. zijn vrijgesteld, de werkgevers die op 30 juni van het voorgaande jaar minder dan 10 werknemers te werk stelden.
   Voor deze bijdrage wordt onder werknemers verstaan de werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst, alsmede de erkende leerlingen en de werknemers die uitsluitend aan de sector der geneeskundige verzorging onderworpen zijn. Bij het bepalen van het aantal werknemers moet ook rekening worden gehouden met de werknemers wier arbeid geschorst is wegens ziekte of ongeval voor zover de schorsing niet meer dan twaalf maanden beloopt, met rust bij zwangerschap of bevalling, met gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid en met wederoproeping onder de wapens.
   Voor de personen die werkgever zijn geworden na 30 juni van het referentiejaar wordt voor de toepassing van deze vrijstelling verwezen naar het aantal werknemers tewerkgesteld op de laatste dag van het trimester waarbinnen de eerste tewerkstelling plaatsgreep.]5
  § 3bis. (opgeheven) <W 1996-04-29/32, art. 116, 013; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
  (§ 3ter. (Met ingang van 1 januari 1989 wordt een bijzondere bijdrage ingevoerd, die gelijk is aan (8,86) pct. en berekend wordt op alle stortingen die door de werkgevers worden verricht om aan hun personeelsleden of aan hun rechtverkrijgende(n) buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood te verlenen. <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
  Worden van de inningsgrondslag van de bijzondere bijdrage van (8,86) pct. uitgesloten : <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
  1° het persoonlijk aandeel dat door de werknemer wordt betaald voor de samenstelling van buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood;
  2° de jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten voorzien in titel XII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen;
  3° de stortingen van de buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood, die rechtstreeks door de werkgever aan de personeelsleden worden verricht, wanneer de genoemde stortingen betrekking hebben op dienstjaren die vóór 1 januari 1989 werden gepresteerd.
  Wanneer de in lid 2, 3°, bedoelde stortingen terzelfder tijd betrekking hebben op jaren die vóór 1 januari 1989 en op jaren die na 31 december 1988 zijn gelegen, bepaalt de Koning de berekeningsmodaliteiten van de bijdrage op het aandeel van de stortingen dat betrekking heeft op de na 31 december 1988 gepresteerde jaren.
  De ([7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7) is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.) <W 1989-12-22/31, art. 274, 009; Inwerkingtreding : 09-01-1990> <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>
  De schuldenaar van de bijzondere bijdrage wordt met betrekking tot deze bijdrage met de werkgever bedoeld in de sociale zekerheidsregeling voor werknemers, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de toepassing van burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering.
  De opbrengst van de bijzondere bijdrage wordt overgedragen [6 aan de Federale Pensioendienst]6 en is bestemd voor de financiering van het stelsel van de rust- en overlevingspensioenen van de werknemers, zoals dit is vastgesteld door het koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.) <W 1988-12-30/31, art. 154, 006; Inwerkingtreding : 15-01-1989>
  (§ 3quater. Er wordt met ingang van 1 januari 1999 [4 voor een periode die afloopt op 31 december 201]4 ten laste van de reder een bijdrage van 0,05 %, berekend op het loon van de zeeman, bedoeld in artikel 3, § 1, ingevoerd.
  Deze bijdrage wordt toegewezen aan het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten, ingesteld bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers bij toepassing van artikel 107, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939.
  De bijdrage wordt door de reder betaald aan de [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale-zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.
  Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de sociale-zekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7.) <W 1998-02-22/43, art. 56, 017; Inwerkingtreding : 13-03-1998>
  [1 § 3quinquies. Een solidariteitsbijdrage wordt vastgesteld ten laste van de toegetreden zeeman in de zin van artikel 2, 19°, van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen. Zij is verschuldigd op de uitkering in speciën van de deelname in de winst in de zin van artikel 2, 16°, van dezelfde wet.
   De bijdragevoet wordt vastgesteld op 13,07 % van het uitgekeerde bedrag.
   Deze bijdrage wordt door de reder of de vennootschap in de zin van artikel 2, 1°, van dezelfde wet betaald, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.
   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter ingeval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7.
   De [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7 is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.]1
  [2 § 3sexies. Met ingang van 1 juni 2012 is op de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 5,42 procent ten laste van de reder.
   De totale vergoeding voor een zeegewenningsreis bestaat voor een deel uit een uitkering vanwege [7 ...]7 de [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7, voor een deel uit een welvaartstoeslag vanwege het Bedrijfsfonds voor de Koopvaardij en voor een deel uit een compensatie ten laste van de reder.
   Deze bijdrage wordt door de reder betaald binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de socialezekerheidsbijdragen voor de zeelieden.
   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan het RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7.
   De Koning kan de nadere regels van de zeegewenningsreis en van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage door de [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7 vaststellen.]2
  § 4. Het bedrag van de bijdragen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met de frankgedeelten van minder dan vijftig centiemen. De frankgedeelten van vijftig centiemen of meer worden voor één frank gerekend.
  De afronding op een frank naar boven of naar onder geschiedt op het gezamenlijk te ontvangen bedrag.
  § 5. De bijdrage van de zeeman wordt eveneens geïnd wanneer gages of wachtvergoedingen worden betaald door de reder, gedurende de schorsing van de arbeidsovereenkomst voor zeelieden.
  De bijdrage van de zeeman wordt door de reder ingehouden bij iedere betaling van het loon, de gage of de wachtvergoeding.
  De reder is aansprakelijk zowel voor de betaling van zijn eigen bijdrage als voor die van de zeeman. Hij stort ze aan de ([7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7) in de vorm en onder de voorwaarden bepaald door de Koning. <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>
  § 6. [5 Na voorafneming van de bestuurskosten stort de [7 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]7 :
   1° de opbrengst van de basiswerkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 1°, van deze besluitwet, aan de RSZ-Globaal Beheer;
   2° de opbrengst van de bijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 2°, van deze besluitwet, aan de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden;
   3° het gedeelte bestemd voor de samenstelling van het vakantiegeld voor de werknemers, bedoeld in artikel 2quater van deze besluitwet, aan de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.]5
  § 7. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit :
  1° in de loop van het laatste jaar van elk vijfjarig tijdvak te rekenen vanaf 1 januari 1981, de bijdragen voorzien in § 2, 1°, 2° en 3° en in § 3, 1°, 2° en 3° wijzigen voor het daarop volgend vijfjarig tijdvak;
  2° de regelen van verdeling van de opbrengst van de bijdragen wijzigen.
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 38, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (2)<W 2012-03-29/01, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-06-2012>
  (4)<W 2015-07-20/13, art. 46,2°, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (5)<W 2015-07-20/13, art. 46,1°,3°, 037; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (6)<W 2016-03-18/03, art. 82, 038; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (7)<W 2017-12-17/17, art. 11, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.3_WAALS_GEWEST.    <KB96 28-9-1982, art. 4> § 1. (De sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op basis van het loon van de zeeman.  Onder loon van de zeeman wordt verstaan : de standaardgage vermeerderd met de overuren en met alle vergoedingen toegekend aan de betrokkenen.  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, voor de categorieën van zeelieden die zijn tewerkgesteld aan boord van een schip geregistreerd in een lidstaat van de Europese Unie en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling verlenen van de betaling van het geheel of het gedeelte van de bijdragen verschuldigd [7 ...]7 door de zeelieden ingevolge deze wet of andere wettelijke of reglementaire bepalingen.  [7 ...]7  § 2. De bijdragen van de zeeman worden als volgt vastgesteld :  1° (9) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de rust- en overlevingspensioenregeling voor de werknemers; <KB214 30-9-1983, art. 5, 1°>  2° 1,30 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector van de uitkeringen. Deze bijdrage wordt herleid tot 1,10 pct. vanaf 1 januari 1984. (Deze bijdrage bedraagt 1,15 pct. voor de werknemers bedoeld in artikel 2quater.) <KB 1997-02-18/30, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 26-02-1997>  3° (3,55) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering sector van de geneeskundige verzorging; <W 1992-06-26/30, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  4° 0,87 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de financiering van de wachtvergoedingen voorzien voor de personen ingeschreven bij de Pool der zeelieden ter koopvaardij.  § 3. [5 De bijdragen van de reder worden als volgt vastgesteld :   1° een basiswerkgeversbijdrage van 27,04 pct. van het loon van de zeeman is verschuldigd voor alle zeelieden onderworpen aan deze besluitwet.   2° 15,72 pct. van het bedrag van het loon van de zeeman, bestemd voor de regeling van de jaarlijkse vakantie. Deze bijdrage is enkel verschuldigd voor de zeelieden andere dan de zeevarende officieren en ermee gelijkgestelden. Een gedeelte van 9,72 pct. begrepen in de bijdrage van 15,72 pct. wordt slechts jaarlijks gestort in de loop van het jaar dat volgt op het vakantiedienstjaar, op de datum vastgesteld door de Koning en volgens de nadere regels die Hij bepaalt.   § 3/1. Het percentage van de werkgeversbijdrage, bestemd voor de regeling inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid (1,60 pct.) en begrepen in de basisbijdrage vermeld in artikel 3, § 3/1, 1°, van deze besluitwet, is verschuldigd door elke reder op wie de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, van toepassing zijn.   Van deze bijdrage van 1,60 pct. zijn vrijgesteld, de werkgevers die op 30 juni van het voorgaande jaar minder dan 10 werknemers te werk stelden.   Voor deze bijdrage wordt onder werknemers verstaan de werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst, alsmede de erkende leerlingen en de werknemers die uitsluitend aan de sector der geneeskundige verzorging onderworpen zijn. Bij het bepalen van het aantal werknemers moet ook rekening worden gehouden met de werknemers wier arbeid geschorst is wegens ziekte of ongeval voor zover de schorsing niet meer dan twaalf maanden beloopt, met rust bij zwangerschap of bevalling, met gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid en met wederoproeping onder de wapens.   Voor de personen die werkgever zijn geworden na 30 juni van het referentiejaar wordt voor de toepassing van deze vrijstelling verwezen naar het aantal werknemers tewerkgesteld op de laatste dag van het trimester waarbinnen de eerste tewerkstelling plaatsgreep.]5  § 3bis. (opgeheven) <W 1996-04-29/32, art. 116, 013; Inwerkingtreding : 01-01-1994>  (§ 3ter. (Met ingang van 1 januari 1989 wordt een bijzondere bijdrage ingevoerd, die gelijk is aan (8,86) pct. en berekend wordt op alle stortingen die door de werkgevers worden verricht om aan hun personeelsleden of aan hun rechtverkrijgende(n) buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood te verlenen. <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  Worden van de inningsgrondslag van de bijzondere bijdrage van (8,86) pct. uitgesloten : <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  1° het persoonlijk aandeel dat door de werknemer wordt betaald voor de samenstelling van buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood;  2° de jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten voorzien in titel XII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen;  3° de stortingen van de buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood, die rechtstreeks door de werkgever aan de personeelsleden worden verricht, wanneer de genoemde stortingen betrekking hebben op dienstjaren die vóór 1 januari 1989 werden gepresteerd.  Wanneer de in lid 2, 3°, bedoelde stortingen terzelfder tijd betrekking hebben op jaren die vóór 1 januari 1989 en op jaren die na 31 december 1988 zijn gelegen, bepaalt de Koning de berekeningsmodaliteiten van de bijdrage op het aandeel van de stortingen dat betrekking heeft op de na 31 december 1988 gepresteerde jaren.  De (Hulp- en Voorzorgkas voor zeevarenden) is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.) <W 1989-12-22/31, art. 274, 009; Inwerkingtreding : 09-01-1990> <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>  De schuldenaar van de bijzondere bijdrage wordt met betrekking tot deze bijdrage met de werkgever bedoeld in de sociale zekerheidsregeling voor werknemers, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de toepassing van burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering.  De opbrengst van de bijzondere bijdrage wordt overgedragen [6 aan de Federale Pensioendienst]6 en is bestemd voor de financiering van het stelsel van de rust- en overlevingspensioenen van de werknemers, zoals dit is vastgesteld door het koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.) <W 1988-12-30/31, art. 154, 006; Inwerkingtreding : 15-01-1989>  (§ 3quater. Er wordt met ingang van 1 januari 1999 [4 voor een periode die afloopt op 31 december 201]4 ten laste van de reder een bijdrage van 0,05 %, berekend op het loon van de zeeman, bedoeld in artikel 3, § 1, ingevoerd.  Deze bijdrage wordt toegewezen aan het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten, ingesteld bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers bij toepassing van artikel 107, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939.  De bijdrage wordt door de reder betaald aan de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale-zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.  Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de sociale-zekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.) <W 1998-02-22/43, art. 56, 017; Inwerkingtreding : 13-03-1998>  [1 § 3quinquies. Een solidariteitsbijdrage wordt vastgesteld ten laste van de toegetreden zeeman in de zin van artikel 2, 19°, van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen. Zij is verschuldigd op de uitkering in speciën van de deelname in de winst in de zin van artikel 2, 16°, van dezelfde wet.   De bijdragevoet wordt vastgesteld op 13,07 % van het uitgekeerde bedrag.   Deze bijdrage wordt door de reder of de vennootschap in de zin van artikel 2, 1°, van dezelfde wet betaald, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter ingeval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.   De Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.]1  [2 § 3sexies. Met ingang van 1 juni 2012 is op de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 5,42 procent ten laste van de reder.   De totale vergoeding voor een zeegewenningsreis bestaat voor een deel uit een uitkering vanwege de afdeling Pool van de zeelieden van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, voor een deel uit een welvaartstoeslag vanwege het Bedrijfsfonds voor de Koopvaardij en voor een deel uit een compensatie ten laste van de reder.   Deze bijdrage wordt door de reder betaald binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de socialezekerheidsbijdragen voor de zeelieden.   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan het RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden.   De Koning kan de nadere regels van de zeegewenningsreis en van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden vaststellen.]2  § 4. Het bedrag van de bijdragen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met de frankgedeelten van minder dan vijftig centiemen. De frankgedeelten van vijftig centiemen of meer worden voor één frank gerekend.  De afronding op een frank naar boven of naar onder geschiedt op het gezamenlijk te ontvangen bedrag.  § 5. De bijdrage van de zeeman wordt eveneens geïnd wanneer gages of wachtvergoedingen worden betaald door de reder, gedurende de schorsing van de arbeidsovereenkomst voor zeelieden.  De bijdrage van de zeeman wordt door de reder ingehouden bij iedere betaling van het loon, de gage of de wachtvergoeding.  De reder is aansprakelijk zowel voor de betaling van zijn eigen bijdrage als voor die van de zeeman. Hij stort ze aan de (Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden) in de vorm en onder de voorwaarden bepaald door de Koning. <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>  § 6. [5 Na voorafneming van de bestuurskosten stort de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden :   1° de opbrengst van de basiswerkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 1°, van deze besluitwet, aan de RSZ-Globaal Beheer;   2° de opbrengst van de bijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 2°, van deze besluitwet, aan de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden;   3° het gedeelte bestemd voor de samenstelling van het vakantiegeld voor de werknemers, bedoeld in artikel 2quater van deze besluitwet, aan de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.]5  § 7. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit :  1° in de loop van het laatste jaar van elk vijfjarig tijdvak te rekenen vanaf 1 januari 1981, de bijdragen voorzien in § 2, 1°, 2° en 3° en in § 3, 1°, 2° en 3° wijzigen voor het daarop volgend vijfjarig tijdvak;  2° de regelen van verdeling van de opbrengst van de bijdragen wijzigen.  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 38, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (2)<W 2012-03-29/01, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-06-2012>
  (4)<W 2015-07-20/13, art. 46,2°, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (5)<W 2015-07-20/13, art. 46,1°,3°, 037; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (6)<W 2016-03-18/03, art. 82, 038; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (7)<DWG 2017-02-02/24, art. 21, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    <KB96 28-9-1982, art. 4> § 1. (De sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op basis van het loon van de zeeman.  Onder loon van de zeeman wordt verstaan : de standaardgage vermeerderd met de overuren en met alle vergoedingen toegekend aan de betrokkenen.  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, voor de categorieën van zeelieden die zijn tewerkgesteld aan boord van een schip geregistreerd in een lidstaat van de Europese Unie en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling verlenen van de betaling van het geheel of het gedeelte van de bijdragen verschuldigd [7 ...]7 door de zeelieden ingevolge deze wet of andere wettelijke of reglementaire bepalingen.  [7 ...]7  [7 ...]7  [7 ...]7  § 2. De bijdragen van de zeeman worden als volgt vastgesteld :  1° (9) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de rust- en overlevingspensioenregeling voor de werknemers; <KB214 30-9-1983, art. 5, 1°>  2° 1,30 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector van de uitkeringen. Deze bijdrage wordt herleid tot 1,10 pct. vanaf 1 januari 1984. (Deze bijdrage bedraagt 1,15 pct. voor de werknemers bedoeld in artikel 2quater.) <KB 1997-02-18/30, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 26-02-1997>  3° (3,55) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering sector van de geneeskundige verzorging; <W 1992-06-26/30, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  4° 0,87 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de financiering van de wachtvergoedingen voorzien voor de personen ingeschreven bij de Pool der zeelieden ter koopvaardij.  § 3. [5 De bijdragen van de reder worden als volgt vastgesteld :   1° een basiswerkgeversbijdrage van 27,04 pct. van het loon van de zeeman is verschuldigd voor alle zeelieden onderworpen aan deze besluitwet.   2° 15,72 pct. van het bedrag van het loon van de zeeman, bestemd voor de regeling van de jaarlijkse vakantie. Deze bijdrage is enkel verschuldigd voor de zeelieden andere dan de zeevarende officieren en ermee gelijkgestelden. Een gedeelte van 9,72 pct. begrepen in de bijdrage van 15,72 pct. wordt slechts jaarlijks gestort in de loop van het jaar dat volgt op het vakantiedienstjaar, op de datum vastgesteld door de Koning en volgens de nadere regels die Hij bepaalt.   § 3/1. Het percentage van de werkgeversbijdrage, bestemd voor de regeling inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid (1,60 pct.) en begrepen in de basisbijdrage vermeld in artikel 3, § 3/1, 1°, van deze besluitwet, is verschuldigd door elke reder op wie de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, van toepassing zijn.   Van deze bijdrage van 1,60 pct. zijn vrijgesteld, de werkgevers die op 30 juni van het voorgaande jaar minder dan 10 werknemers te werk stelden.   Voor deze bijdrage wordt onder werknemers verstaan de werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst, alsmede de erkende leerlingen en de werknemers die uitsluitend aan de sector der geneeskundige verzorging onderworpen zijn. Bij het bepalen van het aantal werknemers moet ook rekening worden gehouden met de werknemers wier arbeid geschorst is wegens ziekte of ongeval voor zover de schorsing niet meer dan twaalf maanden beloopt, met rust bij zwangerschap of bevalling, met gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid en met wederoproeping onder de wapens.   Voor de personen die werkgever zijn geworden na 30 juni van het referentiejaar wordt voor de toepassing van deze vrijstelling verwezen naar het aantal werknemers tewerkgesteld op de laatste dag van het trimester waarbinnen de eerste tewerkstelling plaatsgreep.]5  § 3bis. (opgeheven) <W 1996-04-29/32, art. 116, 013; Inwerkingtreding : 01-01-1994>  (§ 3ter. (Met ingang van 1 januari 1989 wordt een bijzondere bijdrage ingevoerd, die gelijk is aan (8,86) pct. en berekend wordt op alle stortingen die door de werkgevers worden verricht om aan hun personeelsleden of aan hun rechtverkrijgende(n) buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood te verlenen. <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  Worden van de inningsgrondslag van de bijzondere bijdrage van (8,86) pct. uitgesloten : <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  1° het persoonlijk aandeel dat door de werknemer wordt betaald voor de samenstelling van buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood;  2° de jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten voorzien in titel XII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen;  3° de stortingen van de buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood, die rechtstreeks door de werkgever aan de personeelsleden worden verricht, wanneer de genoemde stortingen betrekking hebben op dienstjaren die vóór 1 januari 1989 werden gepresteerd.  Wanneer de in lid 2, 3°, bedoelde stortingen terzelfder tijd betrekking hebben op jaren die vóór 1 januari 1989 en op jaren die na 31 december 1988 zijn gelegen, bepaalt de Koning de berekeningsmodaliteiten van de bijdrage op het aandeel van de stortingen dat betrekking heeft op de na 31 december 1988 gepresteerde jaren.  De (Hulp- en Voorzorgkas voor zeevarenden) is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.) <W 1989-12-22/31, art. 274, 009; Inwerkingtreding : 09-01-1990> <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>  De schuldenaar van de bijzondere bijdrage wordt met betrekking tot deze bijdrage met de werkgever bedoeld in de sociale zekerheidsregeling voor werknemers, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de toepassing van burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering.  De opbrengst van de bijzondere bijdrage wordt overgedragen [6 aan de Federale Pensioendienst]6 en is bestemd voor de financiering van het stelsel van de rust- en overlevingspensioenen van de werknemers, zoals dit is vastgesteld door het koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.) <W 1988-12-30/31, art. 154, 006; Inwerkingtreding : 15-01-1989>  (§ 3quater. Er wordt met ingang van 1 januari 1999 [4 voor een periode die afloopt op 31 december 201]4 ten laste van de reder een bijdrage van 0,05 %, berekend op het loon van de zeeman, bedoeld in artikel 3, § 1, ingevoerd.  Deze bijdrage wordt toegewezen aan het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten, ingesteld bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers bij toepassing van artikel 107, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939.  De bijdrage wordt door de reder betaald aan de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale-zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.  Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de sociale-zekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.) <W 1998-02-22/43, art. 56, 017; Inwerkingtreding : 13-03-1998>  [1 § 3quinquies. Een solidariteitsbijdrage wordt vastgesteld ten laste van de toegetreden zeeman in de zin van artikel 2, 19°, van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen. Zij is verschuldigd op de uitkering in speciën van de deelname in de winst in de zin van artikel 2, 16°, van dezelfde wet.   De bijdragevoet wordt vastgesteld op 13,07 % van het uitgekeerde bedrag.   Deze bijdrage wordt door de reder of de vennootschap in de zin van artikel 2, 1°, van dezelfde wet betaald, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter ingeval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.   De Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.]1  [2 § 3sexies. Met ingang van 1 juni 2012 is op de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 5,42 procent ten laste van de reder.   De totale vergoeding voor een zeegewenningsreis bestaat voor een deel uit een uitkering vanwege de afdeling Pool van de zeelieden van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, voor een deel uit een welvaartstoeslag vanwege het Bedrijfsfonds voor de Koopvaardij en voor een deel uit een compensatie ten laste van de reder.   Deze bijdrage wordt door de reder betaald binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de socialezekerheidsbijdragen voor de zeelieden.   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan het RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden.   De Koning kan de nadere regels van de zeegewenningsreis en van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden vaststellen.]2  § 4. Het bedrag van de bijdragen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met de frankgedeelten van minder dan vijftig centiemen. De frankgedeelten van vijftig centiemen of meer worden voor één frank gerekend.  De afronding op een frank naar boven of naar onder geschiedt op het gezamenlijk te ontvangen bedrag.  § 5. De bijdrage van de zeeman wordt eveneens geïnd wanneer gages of wachtvergoedingen worden betaald door de reder, gedurende de schorsing van de arbeidsovereenkomst voor zeelieden.  De bijdrage van de zeeman wordt door de reder ingehouden bij iedere betaling van het loon, de gage of de wachtvergoeding.  De reder is aansprakelijk zowel voor de betaling van zijn eigen bijdrage als voor die van de zeeman. Hij stort ze aan de (Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden) in de vorm en onder de voorwaarden bepaald door de Koning. <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>  § 6. [5 Na voorafneming van de bestuurskosten stort de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden :   1° de opbrengst van de basiswerkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 1°, van deze besluitwet, aan de RSZ-Globaal Beheer;   2° de opbrengst van de bijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 2°, van deze besluitwet, aan de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden;   3° het gedeelte bestemd voor de samenstelling van het vakantiegeld voor de werknemers, bedoeld in artikel 2quater van deze besluitwet, aan de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.]5  § 7. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit :  1° in de loop van het laatste jaar van elk vijfjarig tijdvak te rekenen vanaf 1 januari 1981, de bijdragen voorzien in § 2, 1°, 2° en 3° en in § 3, 1°, 2° en 3° wijzigen voor het daarop volgend vijfjarig tijdvak;  2° de regelen van verdeling van de opbrengst van de bijdragen wijzigen.  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 38, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (2)<W 2012-03-29/01, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-06-2012>
  (4)<W 2015-07-20/13, art. 46,2°, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (5)<W 2015-07-20/13, art. 46,1°,3°, 037; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (6)<W 2016-03-18/03, art. 82, 038; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
  (7)<DDG 2016-04-25/10, art. 5, 039; Inwerkingtreding : 01-10-2016>


Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  <KB96 28-9-1982, art. 4> § 1. (De sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op basis van het loon van de zeeman.  Onder loon van de zeeman wordt verstaan : de standaardgage vermeerderd met de overuren en met alle vergoedingen toegekend aan de betrokkenen.  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, voor de categorieën van zeelieden die zijn tewerkgesteld aan boord van een schip geregistreerd in een lidstaat van de Europese Unie en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling verlenen van de betaling van het geheel of het gedeelte van de bijdragen verschuldigd [3 ...]3 door de zeelieden ingevolge deze wet of andere wettelijke of reglementaire bepalingen.  [3 ...]3  § 2. De bijdragen van de zeeman worden als volgt vastgesteld :  1° (9) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de rust- en overlevingspensioenregeling voor de werknemers; <KB214 30-9-1983, art. 5, 1°>  2° 1,30 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector van de uitkeringen. Deze bijdrage wordt herleid tot 1,10 pct. vanaf 1 januari 1984. (Deze bijdrage bedraagt 1,15 pct. voor de werknemers bedoeld in artikel 2quater.) <KB 1997-02-18/30, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 26-02-1997>  3° (3,55) pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering sector van de geneeskundige verzorging; <W 1992-06-26/30, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  4° 0,87 pct. van het bedrag van zijn loon, bestemd voor de financiering van de wachtvergoedingen voorzien voor de personen ingeschreven bij de Pool der zeelieden ter koopvaardij.  § 3. [5 De bijdragen van de reder worden als volgt vastgesteld :   1° een basiswerkgeversbijdrage van 27,04 pct. van het loon van de zeeman is verschuldigd voor alle zeelieden onderworpen aan deze besluitwet.   2° 15,72 pct. van het bedrag van het loon van de zeeman, bestemd voor de regeling van de jaarlijkse vakantie. Deze bijdrage is enkel verschuldigd voor de zeelieden andere dan de zeevarende officieren en ermee gelijkgestelden. Een gedeelte van 9,72 pct. begrepen in de bijdrage van 15,72 pct. wordt slechts jaarlijks gestort in de loop van het jaar dat volgt op het vakantiedienstjaar, op de datum vastgesteld door de Koning en volgens de nadere regels die Hij bepaalt.   § 3/1. Het percentage van de werkgeversbijdrage, bestemd voor de regeling inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid (1,60 pct.) en begrepen in de basisbijdrage vermeld in artikel 3, § 3/1, 1°, van deze besluitwet, is verschuldigd door elke reder op wie de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, van toepassing zijn.   Van deze bijdrage van 1,60 pct. zijn vrijgesteld, de werkgevers die op 30 juni van het voorgaande jaar minder dan 10 werknemers te werk stelden.   Voor deze bijdrage wordt onder werknemers verstaan de werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst, alsmede de erkende leerlingen en de werknemers die uitsluitend aan de sector der geneeskundige verzorging onderworpen zijn. Bij het bepalen van het aantal werknemers moet ook rekening worden gehouden met de werknemers wier arbeid geschorst is wegens ziekte of ongeval voor zover de schorsing niet meer dan twaalf maanden beloopt, met rust bij zwangerschap of bevalling, met gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid en met wederoproeping onder de wapens.   Voor de personen die werkgever zijn geworden na 30 juni van het referentiejaar wordt voor de toepassing van deze vrijstelling verwezen naar het aantal werknemers tewerkgesteld op de laatste dag van het trimester waarbinnen de eerste tewerkstelling plaatsgreep.]5  § 3bis. (opgeheven) <W 1996-04-29/32, art. 116, 013; Inwerkingtreding : 01-01-1994>  (§ 3ter. (Met ingang van 1 januari 1989 wordt een bijzondere bijdrage ingevoerd, die gelijk is aan (8,86) pct. en berekend wordt op alle stortingen die door de werkgevers worden verricht om aan hun personeelsleden of aan hun rechtverkrijgende(n) buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood te verlenen. <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  Worden van de inningsgrondslag van de bijzondere bijdrage van (8,86) pct. uitgesloten : <W 1992-06-26/30, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1992>  1° het persoonlijk aandeel dat door de werknemer wordt betaald voor de samenstelling van buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood;  2° de jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten voorzien in titel XII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen;  3° de stortingen van de buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood, die rechtstreeks door de werkgever aan de personeelsleden worden verricht, wanneer de genoemde stortingen betrekking hebben op dienstjaren die vóór 1 januari 1989 werden gepresteerd.  Wanneer de in lid 2, 3°, bedoelde stortingen terzelfder tijd betrekking hebben op jaren die vóór 1 januari 1989 en op jaren die na 31 december 1988 zijn gelegen, bepaalt de Koning de berekeningsmodaliteiten van de bijdrage op het aandeel van de stortingen dat betrekking heeft op de na 31 december 1988 gepresteerde jaren.  De (Hulp- en Voorzorgkas voor zeevarenden) is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.) <W 1989-12-22/31, art. 274, 009; Inwerkingtreding : 09-01-1990> <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>  De schuldenaar van de bijzondere bijdrage wordt met betrekking tot deze bijdrage met de werkgever bedoeld in de sociale zekerheidsregeling voor werknemers, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de toepassing van burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering.  De opbrengst van de bijzondere bijdrage wordt overgedragen [6 aan de Federale Pensioendienst]6 en is bestemd voor de financiering van het stelsel van de rust- en overlevingspensioenen van de werknemers, zoals dit is vastgesteld door het koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.) <W 1988-12-30/31, art. 154, 006; Inwerkingtreding : 15-01-1989>  (§ 3quater. Er wordt met ingang van 1 januari 1999 [4 voor een periode die afloopt op 31 december 2014]4 ten laste van de reder een bijdrage van 0,05 %, berekend op het loon van de zeeman, bedoeld in artikel 3, § 1, ingevoerd.  Deze bijdrage wordt toegewezen aan het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten, ingesteld bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers bij toepassing van artikel 107, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939.  De bijdrage wordt door de reder betaald aan de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale-zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.  Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de sociale-zekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.) <W 1998-02-22/43, art. 56, 017; Inwerkingtreding : 13-03-1998>  [1 § 3quinquies. Een solidariteitsbijdrage wordt vastgesteld ten laste van de toegetreden zeeman in de zin van artikel 2, 19°, van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen. Zij is verschuldigd op de uitkering in speciën van de deelname in de winst in de zin van artikel 2, 16°, van dezelfde wet.   De bijdragevoet wordt vastgesteld op 13,07 % van het uitgekeerde bedrag.   Deze bijdrage wordt door de reder of de vennootschap in de zin van artikel 2, 1°, van dezelfde wet betaald, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de sociale zekerheidsbijdragen voor de zeelieden.   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter ingeval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden.   De Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden is overeenkomstig de door de Koning te bepalen modaliteiten, belast met de inning en invordering van deze bijdrage.]1  [2 § 3sexies. Met ingang van 1 juni 2012 is op de totale vergoeding voor een zeegewenningsreis een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 5,42 procent ten laste van de reder.   De totale vergoeding voor een zeegewenningsreis bestaat voor een deel uit een uitkering vanwege de afdeling Pool van de zeelieden van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, voor een deel uit een welvaartstoeslag vanwege het Bedrijfsfonds voor de Koopvaardij en voor een deel uit een compensatie ten laste van de reder.   Deze bijdrage wordt door de reder betaald binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de socialezekerheidsbijdragen voor de zeelieden.   De opbrengst van de bijdrage wordt gestort aan het RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.   Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met de socialezekerheidsbijdragen, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden.   De Koning kan de nadere regels van de zeegewenningsreis en van de inning en invordering van de solidariteitsbijdrage door de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden vaststellen.]2  § 4. Het bedrag van de bijdragen wordt vastgesteld zonder rekening te houden met de frankgedeelten van minder dan vijftig centiemen. De frankgedeelten van vijftig centiemen of meer worden voor één frank gerekend.  De afronding op een frank naar boven of naar onder geschiedt op het gezamenlijk te ontvangen bedrag.  § 5. De bijdrage van de zeeman wordt eveneens geïnd wanneer gages of wachtvergoedingen worden betaald door de reder, gedurende de schorsing van de arbeidsovereenkomst voor zeelieden.  De bijdrage van de zeeman wordt door de reder ingehouden bij iedere betaling van het loon, de gage of de wachtvergoeding.  De reder is aansprakelijk zowel voor de betaling van zijn eigen bijdrage als voor die van de zeeman. Hij stort ze aan de (Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden) in de vorm en onder de voorwaarden bepaald door de Koning. <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>  § 6. [5 Na voorafneming van de bestuurskosten stort de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden :   1° de opbrengst van de basiswerkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 1°, van deze besluitwet, aan de RSZ-Globaal Beheer;   2° de opbrengst van de bijdrage, bedoeld in artikel 3, § 3, 2°, van deze besluitwet, aan de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden;   3° het gedeelte bestemd voor de samenstelling van het vakantiegeld voor de werknemers, bedoeld in artikel 2quater van deze besluitwet, aan de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.]5  § 7. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit :  1° in de loop van het laatste jaar van elk vijfjarig tijdvak te rekenen vanaf 1 januari 1981, de bijdragen voorzien in § 2, 1°, 2° en 3° en in § 3, 1°, 2° en 3° wijzigen voor het daarop volgend vijfjarig tijdvak;  2° de regelen van verdeling van de opbrengst van de bijdragen wijzigen.
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 38, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (2)<W 2012-03-29/01, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-06-2012>
  (3)<ORD 2015-07-02/08, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 20-07-2015>
  (4)<W 2015-07-20/13, art. 46,2°, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (5)<W 2015-07-20/13, art. 46,1°,3°, 037; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (6)<W 2016-03-18/03, art. 82, 038; Inwerkingtreding : 01-04-2016>

Art.4.[1 Iedere verzekeringsplichtige reder moet zich bij de [2 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]2 identificeren aan de hand van het ondernemingsnummer bedoeld in artikel 5 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-25/72, art. 1, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.5.[2 ...]2
  [2 ...]2
  (...) <KBN50 24-10-1967>
  [1 Alle betwistingen met betrekking tot de toepassing van deze besluitwet en de ter uitvoering daarvan uitgevaardigde voorschriften behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank.]1
  [De bestreden administratieve beslissingen moeten, op straffe van verval, [1 binnen de drie maanden na de kennisgeving]1 ervan aan de bevoegde arbeidsrechtbank voorgelegd worden.] <W 10-10-1967, art. 3-66, § 1>
  [De vordering, ingeleid voor de arbeidsrechtbank, werkt niet schorsend]. <W 10-10-1967, art. 3-66, § 1>
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 32, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 13, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.6.Het stelsel van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit door de ([2 Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering]2) opgelegd aan den ter koopvaardij varenden zeeman, zal uitgebreid worden tot de leden van zijn gezin, zoals dit laatste zal worden bepaald door middel van een reglement, evenals tot de in de haven werkzame zeelieden, bedoeld in artikel 2, 2°, a en b, van huidige besluitwet, en tot hun families. <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>
  [1 lid 2 opgeheven]1
  [1 lid 3 opgeheven]1
  [1 lid 4 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 33, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 14, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.7. (opgeheven) <W 25-2-1964, art. 19>

Art.8.(De uitkeringen welke geheel of gedeeltelijk geleverd worden met behulp van de door de ([2 Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering]2) verstrekte middelen zijn onderworpen aan volgende bepalingen) : <W 10-10-1967, art. 3-66, § 3, gewijzigd bij W 12-5-1971, art. 14> <KB 1995-05-19/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 13-08-1995>
  1° Welke ook de huwelijksvoorwaarden zijn van de gehuwde arbeidster, zal zij beschikken over de prestaties zoals over haar salaris, in overeenstemming met wat voorzien is bij de wet van 10 Mei 1900 op het arbeidscontract;
  2° (De aan een minderjarige arbeider verschuldigde prestaties kunnen hem geldig worden overgemaakt, tenzij er verzet bestaat vanwege de vader, de moeder of de voogd); <W 8-4-1965, art. 27>
  3° In geval de echtgenote zich beklaagt dat de titularis de prestaties verkwist, kan de [1 familierechtbank]1 beslissen dat ze aan den klager zullen worden uitgekeerd;
  4° Zoo de titularis weduwe, gescheiden of gescheiden van tafel en bed is, kan de vrederechter, op vordering van een derde, besluiten dat de ten voordele van de kinderen voorziene prestaties zullen worden gestort aan den natuurlijken- of rechtspersoon aan wien de kinderen toevertrouwd zijn geworden.
  De bepalingen van dit artikel gelden niet voor de prestaties reeds voorzien bij de wetten waarvan sprake in 1° en 4° van het eerste artikel van onderhavig besluit; die prestaties worden onderworpen aan de bepalingen van de betrokken wetten.
  ----------
  (1)<W 2013-07-30/23, art. 266, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (2)<W 2017-12-17/17, art. 15, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.9. (opgeheven) <W 1985-03-29/31, art. 4, 002>

Art.10.Ieder reeder die aan een gedeelte van zijn varend personeel, of het daarmede door onderhavige besluitwet gelijkgesteld personeel, voordeelen van maatschappelijken aard toekent als aanvulling van die welke voortvloeien uit de huidige besluitwet, moet ze zonder eenig onderscheid aan alle zeelieden eener zelfde categorie van zijn dienst toekennen. Die voordeelen moeten toegekend worden met de medewerking van afgevaardigden van het personeel, volgens een bij koninklijk besluit vastgestelde procedure aangeduid.
  [1 Dit artikel is niet van toepassing op de aanvullende pensioenen bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige voordelen inzake sociale zekerheid.]1
  ----------
  (1)<W 2014-05-05/01, art. 21, 033; Inwerkingtreding : 19-05-2014>

Art.11.
  <Opgeheven bij W 2017-12-17/17, art. 16, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 11bis.
  <Opgeheven bij W 2010-06-06/06, art. 109,8°,a, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.12.
  <Opgeheven bij W 2017-12-17/17, art. 17, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 12bis.[2 De inbreuken op de bepalingen van deze besluitwet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze besluitwet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]2
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 35, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<W 2010-06-06/06, art. 35, 031; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art. 12ter.
  <Opgeheven bij W 2010-06-06/06, art. 109,8°,b, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art. 12ter_VLAAMS_GEWEST.[1 Het toezicht en de controle op de uitvoering van artikel 3, § 1, derde lid, van deze besluitwet en de uitvoeringsbesluiten van de voormelde bepalingen, worden, wat betreft de vrijstelling van de betalingen van de werkgeversbijdragen en de verminderingen van de werknemersbijdragen voor de sector van de koopvaardij, uitgevoerd conform het decreet van 30 april 2004 houdende sociaalrechtelijk toezicht]1
  ----------
  (1)<DVR 2016-03-04/12, art. 17, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (BVR 2016-06-10/03, art. 36)>


Art. 12quinquies.
  <Opgeheven bij W 2010-06-06/06, art. 109,8°,b, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art. 13. Deze besluitwet zal van kracht worden op 1 Januari 1945. Nochtans, zal de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit maar op 1 April 1945 tot de familieleden van de aangeslotenen der Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden uitgebreid worden en zullen de bij artikel 5 voorziene aanvullende pensioenen eerst van 1 Februari 1945 af uitbetaald worden.
  De rechthebbenden op de bij artikel 5 voorziene aanvullende pensioenen zullen ophouden te genieten van de bepalingen van artikel één van de besluitwet van 27 October 1944, houdende verdubbeling van de toelagen van ouderdoms- en weduwenrenten en van de wezentoelagen.