21 JUNI 1985. - Wet betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-11-1990 en tekstbijwerking tot 26-04-2024)
Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 4, 4bis
Art. 4bis Vlaams Gewest
Art. 5-11
1986014015 1986014026 1987014009 1988014284 1991014049 1991014308 1994014291 1995014022 1995014049 1995014085 1995014118 1995014119 1995014151 1995014153 1996014178 1996014229 1997014173 1998000446 1998014205 1998014206 1998014319 1998014323 1998014335 1998101950 1999014297 2000003484 2000003486 2000014171 2000014172 2000014288 2001014099 2001014125 2001014185 2001014186 2001022741 2002014009 2002014062 2002014065 2002014234 2002014235 2002014274 2002014322 2002014331 2003014018 2003014050 2003014052 2003014059 2003014060 2003014290 2003014291 2003014292 2004014021 2004014054 2004014116 2004014117 2004014118 2005014057 2005014058 2005014115 2005014191 2006014017 2006014034 2006014084 2006014117 2006014124 2006014125 2006014177 2006014186 2006014187 2006014189 2006014190 2006014191 2006014198 2006014253 2006014254 2007014112 2007014113 2007014140 2007014153 2007014155 2007014297 2007014323 2007014324 2008014012 2008014013 2009014001 2009014020 2009014021 2009014022 2009014023 2009014024 2009014025 2009014026 2009014059 2009014066 2009014082 2009014091 2009014108 2009014121 2009014125 2009014129 2009014168 2009014243 2009014272 2009014281 2010014060 2010014080 2010014104 2010014173 2010014174 2010014233 2011014080 2011014093 2011014105 2011014220 2011014232 2011014275 2011014283 2011014322 2011206366 2012014031 2012014127 2012014307 2012014308 2012014554 2013014081 2013014082 2013014083 2013014084 2013014257 2013014427 2013014437 2013014444 2013014548 2013014639 2013014647 2013014663 2013014754 2014014019 2014014058 2014014158 2014014172 2014014194 2014014234 2014014235 2014014236 2014014768 2015036638 2016011316 2016014165 2016035107 2016035397 2016035708 2016036623 2016200320 2016205587 2017012048 2017013374 2017013450 2017014274 2017014354 2017020180 2017020276 2017032208 2017070161 2017202216 2017206810 2018010360 2018011108 2018011260 2018011836 2018012848 2018012955 2018012979 2018013090 2018014349 2018014814 2018015026 2018031050 2018031423 2018200045 2018201709 2018202912 2019010924 2019011195 2019011418 2019014017 2019014022 2019014359 2019014425 2019042183 2019204180 2020020895 2020030425 2020030533 2020044147 2020203164 2020203165 2021021959 2021022402 2021031157 2021032673 2021033441 2021042255 2021200295 2022030822 2022031016 2022031351 2022031548 2022032173 2022033076 2022033501 2022033592 2022033928 2022034549 2022041988 2022042182 2022042600 2022043116 2023030864 2023031313 2023042873 2023044298 2023046419 2023046431 2023046501 2023046667 2023046821 2023047250 2023047560 2023047667 2023047876 2023048793 2023201125 2024006677 2024010384 2025001388
Artikel 1.§ 1. (De Koning bepaalt) <W 1990-07-18/37, art. 37, 1°, 002; Inwerkingtreding : onbepaald > :
1. de technische eisen voor voertuigen voor vervoer te land, voor de onderdelen ervan en voor het veiligheidstoebehoren door Hem aangewezen, zoals de eisen betreffende hun bouw, assemblage, erkenning, goedkeuring, herstelling en onderhoud;
2. de maatregelen inzake controle op de toepassing van de 1 bedoelde reglementen;
3. de modaliteiten volgens welke de constructeurs of de fabrikanten het bewijs leveren dat de voertuigen, hun onderdelen alsook hun veiligheidstoebehoren, bestemd om in België in het verkeer te worden gebracht of op de openbare weg te worden gebruikt, voldoen aan het onder 1 bedoelde reglement.
(4. de technische voorwaarden, administratieve procedures en controleprocedures die van toepassing zijn voor de uitzonderlijke goedkeuring van een voertuig als alleenstaand geval door de Minister die bevoegd is voor het vervoer te land of zijn gemachtigde, op verzoek van de eigenaar.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30 (KB 1994-12-23/36, art. 36, a)>
(Op voorstel van de Minister die het vervoer te land onder zijn bevoegdheid heeft, kan de Koning de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen toevertrouwen aan instellingen die hiertoe door Hem erkend worden onder de door Hem gestelde voorwaarden; deze voorwaarden kunnen eveneens betrekking hebben op de regularisatie van hun exploitatievoorwaarden teneinde de organisatie van deze controle over het hele grondgebied te verzekeren [1 ...]1.) <W 1990-07-18/37, art. 37, 2°, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
§ 2. De Koning kan ter zake alle vereiste maatregelen treffen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale verdragen en uit de krachtens deze genomen internationale akten, welke maatregelen de opheffing of de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden.
§ 3. De besluiten tot uitvoering van deze wet worden vastgesteld na advies van een commissie administratie-nijverheid waarvan de Koning de samenstelling en de werkwijze bepaalt.
§ 4. Op voorstel van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer te land behoort, bepaalt de Koning het tarief van de retributies te heffen voor de gehele of gedeeltelijke dekking van het bestuurs-, controle- en toezichtskosten nodig voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde reglementen.
(Wanneer de gelijkvormigheid wordt geverifieerd door een constructeur of zijn vertegenwoordiger in het Rijk, mag de totale kostprijs van de noodzakelijke handelingen, alle kosten en taksen inbegrepen, niet meer bedragen van (100 EUR). Het bedrag kan worden aangepast door de Koning. <KB 2000-07-20/54, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Elke overschrijding van dat maximumbedrag moet van rechtswege en zonder ingebrekestelling aan de eigenaar worden terugbetaald, vermeerderd met de schadevergoeding die forfaitair wordt vastgesteld op tienmaal de waarde van de vastgestelde overschrijding.
Wanneer de gelijkvormigheid niet wordt erkend, moet aan de eigenaar zonder bijkomende kosten een attest worden afgegeven waarin het betrokken voertuig met zekerheid wordt geïdentificeerd en een gedetailleerde en volledige motivering wordt gegeven van de vaststellingen die de aanleiding vormen voor de weigering.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30>
(§ 4bis. De Minister die bevoegd is voor het vervoer te land of zijn gemachtigde geeft aan de eigenaar die de aanvraag heeft ingediend, per betrokken voertuig een attest af, dat het door een Lid-Staat van de Europese Unie afgegeven gelijkvormigheidsattest valideert op het grondgebied van het Rijk, maar uitsluitend geldig is samen met voornoemd gelijkvormigheidsattest.
Datzelfde attest kan worden afgegeven voor de validering van een gelijkvormigheidsattest afgegeven door een Staat die de Overeenkomst van 17 maart 1993 betreffende de Europese Economische Ruimte heeft ondertekend, voor zover het betrokken voertuig een produkt is van die Staat, vervaardigd na de inwerkingtreding van het Akkoord met betrekking tot deze Staat; de aanvrager moet ter staving daarvan in voorkomend geval en per betrokken voertuig een attest overleggen dat door die Staat is afgegeven om bij het te valideren gelijkvormigheidsattest te worden gevoegd.
De kosten voor de verificatie, het opstellen van het attest ter validering en de archivering worden gedekt door de betaling van een bijdrage, waarvan het bedrag, dat kan worden aangepast door de Minister die bevoegd is voor het vervoer te land, vastgesteld is op (50 EUR)k.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30> <KB 2000-07-20/54, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 5. De vervaardiging, de invoer, het bezit met het oog op de verkoop, het te koop aanbieden, de verkoop en de gratis bedeling van uitrustingen die een verhoging van het motorvermogen en/of de snelheid van bromfietsen tot doel hebben, evenals het aanbieden van hulp of het verstrekken van advies om deze uitrustingen te monteren, zijn verboden.) <W 1995-04-05/78, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
(§ 6. Onverminderd de bepalingen van de wet van 30 juli 1979 op de radioberichtgeving zijn verboden de vervaardiging, de invoer, het bezit, het te koop aanbieden, de verkoop en de gratis bedeling van elke uitrusting of elk ander middel dat tot doel heeft de vaststelling van overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 en van de reglementen betreffende de politie op het wegverkeer, te verhinderen of te bemoeilijken, of de toestellen bedoeld in artikel 62 van dezelfde wet op te sporen. Reclame voor deze uitrustingen, alsook het aanbieden van hulp of het verstrekken van advies om deze te monteren, zijn eveneens verboden.) <W 1996-08-04/95, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 22-09-1996>
----------
(1)<W 2020-07-31/32, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. (De Koning bepaalt) <W 1990-07-18/37, art. 37, 1°, 002; Inwerkingtreding : onbepaald > : 1. de technische eisen voor voertuigen voor vervoer te land, voor de onderdelen ervan en voor het veiligheidstoebehoren door Hem aangewezen, zoals de eisen betreffende hun bouw, assemblage, erkenning, goedkeuring, herstelling en onderhoud; 2. de maatregelen inzake controle op de toepassing van de 1 bedoelde reglementen; 3. de modaliteiten volgens welke de constructeurs of de fabrikanten het bewijs leveren dat de voertuigen, hun onderdelen alsook hun veiligheidstoebehoren, bestemd om in België in het verkeer te worden gebracht of op de openbare weg te worden gebruikt, voldoen aan het onder 1 bedoelde reglement. (4. de technische voorwaarden, administratieve procedures en controleprocedures die van toepassing zijn voor de uitzonderlijke goedkeuring van een voertuig als alleenstaand geval door de Minister die bevoegd is voor het vervoer te land of zijn gemachtigde, op verzoek van de eigenaar.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30 (KB 1994-12-23/36, art. 36, a)> (Op voorstel van de Minister die het vervoer te land onder zijn bevoegdheid heeft, kan de Koning de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen toevertrouwen aan instellingen die hiertoe door Hem erkend worden onder de door Hem gestelde voorwaarden; deze voorwaarden kunnen eveneens betrekking hebben op de regularisatie van hun exploitatievoorwaarden teneinde de organisatie van deze controle over het hele grondgebied te verzekeren [1 ...]1.) <W 1990-07-18/37, art. 37, 2°, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994> [2 De instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen dragen elke maand bij tot de financiering van het door het Brussel Mobiliteit gevoerde gewestelijke verkeersveiligheids- en bewustmakingsbeleid. Deze bijdrage bedraagt zes procent van de totale netto-ontvangsten welke voortvloeien uit de opdrachten die aan deze instellingen zijn toevertrouwd, namelijk de geïnde vergoedingen na aftrek van de btw en de bijdrage bedoeld in dit lid. De in het tweede lid bedoelde erkenningsvoorwaarden kunnen eveneens betrekking hebben op deze bijdrage. De Regering kan de nadere regels met betrekking tot de controle en de inning van de bijdrage bepalen.]2 § 2. De Koning kan ter zake alle vereiste maatregelen treffen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale verdragen en uit de krachtens deze genomen internationale akten, welke maatregelen de opheffing of de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden. § 3. De besluiten tot uitvoering van deze wet worden vastgesteld na advies van een commissie administratie-nijverheid waarvan de Koning de samenstelling en de werkwijze bepaalt. § 4. Op voorstel van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer te land behoort, bepaalt de Koning het tarief van de retributies te heffen voor de gehele of gedeeltelijke dekking van het bestuurs-, controle- en toezichtskosten nodig voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde reglementen. (Wanneer de gelijkvormigheid wordt geverifieerd door een constructeur of zijn vertegenwoordiger in het Rijk, mag de totale kostprijs van de noodzakelijke handelingen, alle kosten en taksen inbegrepen, niet meer bedragen van (100 EUR). Het bedrag kan worden aangepast door de Koning. <KB 2000-07-20/54, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Elke overschrijding van dat maximumbedrag moet van rechtswege en zonder ingebrekestelling aan de eigenaar worden terugbetaald, vermeerderd met de schadevergoeding die forfaitair wordt vastgesteld op tienmaal de waarde van de vastgestelde overschrijding. Wanneer de gelijkvormigheid niet wordt erkend, moet aan de eigenaar zonder bijkomende kosten een attest worden afgegeven waarin het betrokken voertuig met zekerheid wordt geïdentificeerd en een gedetailleerde en volledige motivering wordt gegeven van de vaststellingen die de aanleiding vormen voor de weigering.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30> (§ 4bis. De Minister die bevoegd is voor het vervoer te land of zijn gemachtigde geeft aan de eigenaar die de aanvraag heeft ingediend, per betrokken voertuig een attest af, dat het door een Lid-Staat van de Europese Unie afgegeven gelijkvormigheidsattest valideert op het grondgebied van het Rijk, maar uitsluitend geldig is samen met voornoemd gelijkvormigheidsattest. Datzelfde attest kan worden afgegeven voor de validering van een gelijkvormigheidsattest afgegeven door een Staat die de Overeenkomst van 17 maart 1993 betreffende de Europese Economische Ruimte heeft ondertekend, voor zover het betrokken voertuig een produkt is van die Staat, vervaardigd na de inwerkingtreding van het Akkoord met betrekking tot deze Staat; de aanvrager moet ter staving daarvan in voorkomend geval en per betrokken voertuig een attest overleggen dat door die Staat is afgegeven om bij het te valideren gelijkvormigheidsattest te worden gevoegd. De kosten voor de verificatie, het opstellen van het attest ter validering en de archivering worden gedekt door de betaling van een bijdrage, waarvan het bedrag, dat kan worden aangepast door de Minister die bevoegd is voor het vervoer te land, vastgesteld is op (50 EUR)k.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30> <KB 2000-07-20/54, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002> (§ 5. De vervaardiging, de invoer, het bezit met het oog op de verkoop, het te koop aanbieden, de verkoop en de gratis bedeling van uitrustingen die een verhoging van het motorvermogen en/of de snelheid van bromfietsen tot doel hebben, evenals het aanbieden van hulp of het verstrekken van advies om deze uitrustingen te monteren, zijn verboden.) <W 1995-04-05/78, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> (§ 6. Onverminderd de bepalingen van de wet van 30 juli 1979 op de radioberichtgeving zijn verboden de vervaardiging, de invoer, het bezit, het te koop aanbieden, de verkoop en de gratis bedeling van elke uitrusting of elk ander middel dat tot doel heeft de vaststelling van overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 en van de reglementen betreffende de politie op het wegverkeer, te verhinderen of te bemoeilijken, of de toestellen bedoeld in artikel 62 van dezelfde wet op te sporen. Reclame voor deze uitrustingen, alsook het aanbieden van hulp of het verstrekken van advies om deze te monteren, zijn eveneens verboden.) <W 1996-08-04/95, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 22-09-1996> ----------
(1)<W 2020-07-31/32, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<ORD 2022-06-01/09, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. § 1. (De Koning bepaalt) <W 1990-07-18/37, art. 37, 1°, 002; Inwerkingtreding : onbepaald > : 1. de technische eisen voor voertuigen voor vervoer te land, voor de onderdelen ervan en voor het veiligheidstoebehoren door Hem aangewezen, zoals de eisen betreffende hun bouw, assemblage, erkenning, goedkeuring, herstelling en onderhoud; 2. de maatregelen inzake controle op de toepassing van de 1 bedoelde reglementen; 3. de modaliteiten volgens welke de constructeurs of de fabrikanten het bewijs leveren dat de voertuigen, hun onderdelen alsook hun veiligheidstoebehoren, bestemd om in België in het verkeer te worden gebracht of op de openbare weg te worden gebruikt, voldoen aan het onder 1 bedoelde reglement. (4. de technische voorwaarden, administratieve procedures en controleprocedures die van toepassing zijn voor de uitzonderlijke goedkeuring van een voertuig als alleenstaand geval door de Minister die bevoegd is voor het vervoer te land of zijn gemachtigde, op verzoek van de eigenaar.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30 (KB 1994-12-23/36, art. 36, a)> (Op voorstel van de Minister die het vervoer te land onder zijn bevoegdheid heeft, kan de Koning de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen toevertrouwen aan instellingen die hiertoe door Hem erkend worden onder de door Hem gestelde voorwaarden; deze voorwaarden kunnen eveneens betrekking hebben [1 ...]1 op hun bijdrage tot de financiering van de door Hem aangeduide instelling, die als opdracht heeft de verkeersveiligheid te bevorderen; deze bijdrage mag niet meer bedragen dan 10 % van de totale netto ontvangsten welke voortvloeien uit de opdrachten die door de Koning aan deze instellingen zijn toevertrouwd.) <W 1990-07-18/37, art. 37, 2°, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994> [2 De instelling belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen draagt bij tot de financiering van de uitgaven voor de werking, de subsidies en de investeringen ten bate van de verkeersveiligheid. Die bijdrage bedraagt 6 procent van de netto-ontvangsten, zijnde de geïnde vergoedingen na aftrek van de btw en de bijdragen, vermeld in artikel 8 van het decreet van 8 juli 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2016.]2 § 2. De Koning kan ter zake alle vereiste maatregelen treffen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale verdragen en uit de krachtens deze genomen internationale akten, welke maatregelen de opheffing of de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden. § 3. De besluiten tot uitvoering van deze wet worden vastgesteld na advies van een commissie administratie-nijverheid waarvan de Koning de samenstelling en de werkwijze bepaalt. § 4. Op voorstel van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer te land behoort, bepaalt de Koning het tarief van de retributies te heffen voor de gehele of gedeeltelijke dekking van het bestuurs-, controle- en toezichtskosten nodig voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde reglementen. (Wanneer de gelijkvormigheid wordt geverifieerd door een constructeur of zijn vertegenwoordiger in het Rijk, mag de totale kostprijs van de noodzakelijke handelingen, alle kosten en taksen inbegrepen, niet meer bedragen van (100 EUR). Het bedrag kan worden aangepast door de Koning. <KB 2000-07-20/54, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Elke overschrijding van dat maximumbedrag moet van rechtswege en zonder ingebrekestelling aan de eigenaar worden terugbetaald, vermeerderd met de schadevergoeding die forfaitair wordt vastgesteld op tienmaal de waarde van de vastgestelde overschrijding. Wanneer de gelijkvormigheid niet wordt erkend, moet aan de eigenaar zonder bijkomende kosten een attest worden afgegeven waarin het betrokken voertuig met zekerheid wordt geïdentificeerd en een gedetailleerde en volledige motivering wordt gegeven van de vaststellingen die de aanleiding vormen voor de weigering.) <W 1996-11-27/33, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1996-12-30> (§ 4bis. De Minister die bevoegd is voor het vervoer te land of zijn gemachtigde geeft aan de eigenaar die de aanvraag heeft ingediend, per betrokken voertuig een attest af, dat het door een Lid-Staat van de Europese Unie afgegeven gelijkvormigheidsattest valideert op het grondgebied van het Rijk, maar uitsluitend geldig is samen met voornoemd gelijkvormigheidsattest. Datzelfde attest kan worden afgegeven voor de validering van een gelijkvormigheidsattest afgegeven door een Staat die de Overeenkomst van 17 maart 1993 betreffende de Europese Economische Ruimte heeft ondertekend, voor zover het betrokken voertuig een produkt is van die Staat, vervaardigd na de inwerkingtreding van het Akkoord met betrekking tot deze Staat; de aanvrager moet ter staving daarvan in voorkomend geval en per betrokken voertuig een attest overleggen dat door die Staat is afgegeven om bij het te valideren gelijkvormigheidsattest te worden gevoegd. [4 ...]4 [4 § 4ter. De Vlaamse Regering kan, met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en de taken, vermeld in deze wet of met het oog op de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, retributies bepalen in het kader van: 1° de behandeling van een aanvraag tot, de vernieuwing of uitbreiding van of het toezicht op een erkenning, vergunning, aanwijzing, validatie of de goedkeuring van een voertuig; 2° de overeenstemming van productie; 3° het opstellen en uitreiken van documenten of het wijzigen van gegevens; 4° de kosten van technische controle of technische keuring; 5° aanvragen van toelatingen of afwijkingen; 6° opleidingen of examens. De Vlaamse Regering bepaalt het tarief en de betalingswijze van de retributies, vermeld in het eerste lid, en ook de procedure bij niet-betaling ervan. De retributies, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, en 5°, zijn verschuldigd door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient, door de houder van de erkenning, de vergunning of de aanwijzing of door de begunstigde van de dienst. De retributies, vermeld in het eerste lid, 4°, zijn verschuldigd door de persoon die een voertuig voor keuring aanbiedt of door de natuurlijke persoon of rechtspersoon op wiens naam het voertuig dat aangeboden wordt voor keuring, is ingeschreven. De retributies, vermeld in het eerste lid, 6°, zijn verschuldigd door de deelnemer aan de opleiding of het examen.]4 (§ 5. De vervaardiging, de invoer, het bezit met het oog op de verkoop, het te koop aanbieden, de verkoop en de gratis bedeling van uitrustingen die een verhoging van het motorvermogen en/of de snelheid van bromfietsen tot doel hebben, evenals het aanbieden van hulp of het verstrekken van advies om deze uitrustingen te monteren, zijn verboden.) <W 1995-04-05/78, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> (§ 6. Onverminderd de bepalingen van de wet van 30 juli 1979 op de radioberichtgeving zijn verboden de vervaardiging, de invoer, het bezit, het te koop aanbieden, de verkoop en de gratis bedeling van elke uitrusting of elk ander middel dat tot doel heeft de vaststelling van overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 en van de reglementen betreffende de politie op het wegverkeer, te verhinderen of te bemoeilijken, of de toestellen bedoeld in artikel 62 van dezelfde wet op te sporen. Reclame voor deze uitrustingen, alsook het aanbieden van hulp of het verstrekken van advies om deze te monteren, zijn eveneens verboden.) <W 1996-08-04/95, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 22-09-1996> § 7. [4 Met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en de taken, vermeld in deze wet of met het oog op de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden de volgende gegevens verwerkt: 1° de gegevens over erkenningen, vergunningen, aanwijzingen, validaties, toelatingen, afwijkingen, opleidingen of examens; 2° de gegevens over het toezicht op de naleving van de technische voorschriften voor voertuigen en de technische keuring; 3° de gegevens van het voertuig en de gegevens van de houder van dat voertuig; 4° alle informatie over het toezicht, de vaststellingen, de sancties en de maatregelen. Bij de verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen rijksregistergegevens worden verzameld en verwerkt, als dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de bevoegdheden en de taken, vermeld in deze wet of met het oog op de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Voor het toezicht op de naleving van de technische voorschriften voor voertuigen en de technische keuring, vermeld in het eerste lid, 2°, kunnen ook medische gegevens als vermeld in artikel 9, lid 1, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), worden verwerkt. De Vlaamse Regering wijst de bevoegde overheden en instanties die belast zijn met een taak van openbaar belang ter uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan aan die de verwerkingsverantwoordelijken, vermeld in artikel 4, 7), van de voormelde verordening, zijn voor de verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid. Bij de uitvoering van de doeleinden, vermeld in het eerste lid, kan de instantie, vermeld in het vierde lid, gegevens in verband met de voertuigen en gegevens over de houders van het voertuig opvragen bij en uitwisselen met de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen en andere bevoegde overheden en instanties die belast zijn met een taak van openbaar belang ter uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan de doeleinden van de verwerking, vermeld in het eerste lid, nader regelen. De persoonsgegevens die verbonden zijn aan een erkenning, vergunning, aanwijzing, toelating, afwijking, opleiding of examen, worden niet langer bewaard dan vijf jaar nadat de geldigheid van de voormelde erkenning, vergunning, aanwijzing, toelating, afwijking, opleiding of examen is verstreken. Persoonsgegevens die geen betrekking hebben op de voormelde erkenning, vergunning, aanwijzing, toelating, afwijking, opleiding of examen en de persoonsgegevens over het toezicht op de naleving van de technische voorschriften voor voertuigen en de technische keuring kunnen gedurende de levenscyclus van het voertuig worden bewaard. De gegevens van een dossier over de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden niet langer dan twintig jaar bewaard na de laatste daad van toezicht, opsporing, vaststelling of vervolging voor de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de verwerking. De persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt. De Vlaamse Regering kan de bewaartermijn nader bepalen.]4
----------
(1)<DVR 2016-07-08/06, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(2)<DVR 2020-10-09/08, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(3)<DVR 2022-07-08/15, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 23-09-2022>
(4)<DVR 2024-03-22/20, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 06-05-2024>
Art.2. <L 1990-07-18/37, art. 38, 002; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. De Koning stelt de regels inzake administratieve controle vast waardoor kan worden nagegaan of de voertuigen, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren, gelijkvormig zijn met het erkende of goedgekeurde type.
Met het oog hierop bepaalt Hij de administratieve maatregelen die eventueel toepassing vinden. Deze maatregelen kunnen de intrekking van de goedkeuring omvatten die slechts uitgesproken mag worden na advies van een commissie van advies, die paritair samengesteld is uit vertegenwoordigers van de administratie en van de nijverheid, waarvan de samenstelling en de werkwijze door de Koning bepaald worden.
§ 2. <In wat betreft dit paragraaf, Inwerkingtreding : 30-12-1994 ; Zie W 1994-12-23/36, art. 36> De Koning stelt de regels inzake administratieve controle vast waardoor kan worden nagegaan of de instellingen waaraan de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen is toevertrouwd, aan de opgelegde erkenningsvoorwaarden beantwoorden.
Met het oog hierop bepaalt Hij de administratieve maatregelen die eventueel toepassing vinden. Deze maatregelen, die kunnen bestaan uit administratieve boeten waarvan het bedrag en de modaliteiten door Hem vastgesteld worden, of uit de intrekking van de erkenning, kunnen slechts genomen worden na advies van een commissie van advies die paritair samengesteld is uit vertegenwoordigers van de administratie en van de instellingen die belast zijn met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen, waarvan de samenstelling en de werkwijze door de Koning bepaald worden.
§ 3. De Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer te land behoort, kan voor de rechtbank van eerste aanleg een vordering instellen bij middel van een verzoekschrift ingediend op de wijze van het kort geding, ten einde het uit de handel en in voorkomend geval uit het verkeer nemen van de voertuigen, hun onderdelen en de veiligheidstoebehoren te gelasten.
Er wordt uitspraak gedaan niettegenstaande elke vervolging uitgeoefend om reden van dezelfde feiten voor ieder ander rechtscollege.
De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande elk verhaal en zonder borgtocht.
Art.2_VLAAMS_GEWEST. <L 1990-07-18/37, art. 38, 002; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. De Koning stelt de regels inzake administratieve controle vast waardoor kan worden nagegaan of de voertuigen, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren, gelijkvormig zijn met het erkende of goedgekeurde type. Met het oog hierop bepaalt Hij de administratieve maatregelen die eventueel toepassing vinden. Deze maatregelen kunnen de intrekking van de goedkeuring omvatten [1 ...]1. § 2. <In wat betreft dit paragraaf, Inwerkingtreding : 30-12-1994 ; Zie W 1994-12-23/36, art. 36> De Koning stelt de regels inzake administratieve controle vast waardoor kan worden nagegaan of de instellingen waaraan de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen is toevertrouwd, aan de opgelegde erkenningsvoorwaarden beantwoorden. Met het oog hierop bepaalt Hij de administratieve maatregelen die eventueel toepassing vinden. [1 Die maatregelen kunnen bestaan uit administratieve boeten waarvan het bedrag en de modaliteiten door de Vlaamse Regering vastgesteld worden, of uit de intrekking van de erkenning.]1. § 3. De Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer te land behoort, kan voor de rechtbank van eerste aanleg een vordering instellen bij middel van een verzoekschrift ingediend op de wijze van het kort geding, ten einde het uit de handel en in voorkomend geval uit het verkeer nemen van de voertuigen, hun onderdelen en de veiligheidstoebehoren te gelasten. Er wordt uitspraak gedaan niettegenstaande elke vervolging uitgeoefend om reden van dezelfde feiten voor ieder ander rechtscollege. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande elk verhaal en zonder borgtocht.
----------
(1)<DVR 2023-03-31/06, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-05-2023>
Art.3.§ 1. De Koning wijst de ambtenaren, bevoegde agenten en officieren van de gerechtelijke politie aan die belast zijn met het opsporen van de overtredingen van deze wet en van de besluiten die betrekking hebben op de technische eisen betreffende de voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren.
[1 De automatisch werkende toestellen mogen, onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in artikel 62 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, worden gebruikt om de overtredingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten vast te stellen.]1
[1 De bevoegde personen bedoeld in het eerste lid stellen die overtredingen vast bij processen-verbaal die bewijskracht hebben zolang het tegendeel niet bewezen is.
Binnen veertien dagen na de vaststelling van de overtreding wordt een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder toegestuurd.
De bepalingen van titel V, hoofdstuk IVbis van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer zijn eveneens van toepassing op die overtredingen.]1
§ 2. De in § 1 van dit artikel bedoelde ambtenaren hebben, bij het uitoefenen van hun taak, en voor zover het noodzakelijk is, vrije toegang tot de bedrijfslokalen andere dan de laboratoria en de studie-, test- en onderzoekscentra van de ondernemingen waar voertuigen, voertuigonderdelen en veiligheidstoebehoren, die vallen onder de bepalingen van de ter uitvoering van deze wet genomen besluiten, worden gefabriceerd, geassembleerd, hersteld, ten toon, te koop, te leen of te huur gesteld, evenals vrije toegang tot die voertuigen, voertuigonderdelen en tot dat veiligheidstoebehoren.
Zij kunnen eveneens inzage nemen van de bedrijfsboeken en -bescheiden die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor het vervullen van hun taak om misdrijven op te sporen; zij kunnen afschrift ervan nemen of uittreksels ervan maken en alle nodige uitleg daarover verkrijgen. Zo nodig kunnen zijn, op kosten en op risico van de onderneming, elke noodzakelijk geachte proef uitvoeren of doen uitvoeren op de voertuigen, de voertuigonderdelen of het veiligheidstoebehoren volgens de regels die bepaald zullen worden ter uitvoering van artikel 2.
De ambtenaren moeten zich echter onthouden van elke handeling die fabricagegeheimen in het gedrang zou brengen.
§ 3. De personen bedoeld in § 1 kunnen proces-verbaal opmaken ten laste van personen die voertuigen, voertuigonderdelen of veiligheidstoebehoren gebruiken, welke niet in overeenstemming zijn met deze wet en met de besluiten die betrekking hebben op de technische eisen betreffende de voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren.
----------
(1)<W 2014-03-09/16, art. 30, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 3_VLAAMS_GEWEST. § 1. De Koning wijst de ambtenaren, bevoegde agenten en officieren van de gerechtelijke politie aan die belast zijn met het opsporen van de overtredingen van deze wet en van de besluiten die betrekking hebben op de technische eisen betreffende de voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren. [1 De automatisch werkende toestellen mogen, onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in artikel 62 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, worden gebruikt om de overtredingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten vast te stellen.]1 [1 De bevoegde personen bedoeld in het eerste lid stellen die overtredingen vast bij processen-verbaal die bewijskracht hebben zolang het tegendeel niet bewezen is. Binnen veertien dagen na de vaststelling van de overtreding wordt een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder toegestuurd. De bepalingen van titel V, hoofdstuk IVbis van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer zijn eveneens van toepassing op die overtredingen.]1 § 2. De in § 1 van dit artikel bedoelde ambtenaren hebben, bij het uitoefenen van hun taak, en voor zover het noodzakelijk is, vrije toegang tot de bedrijfslokalen andere dan de laboratoria en de studie-, test- en onderzoekscentra van de ondernemingen waar voertuigen, voertuigonderdelen en veiligheidstoebehoren, die vallen onder de bepalingen van de ter uitvoering van deze wet genomen besluiten, worden gefabriceerd, geassembleerd, hersteld, ten toon, te koop, te leen of te huur gesteld, evenals vrije toegang tot die voertuigen, voertuigonderdelen en tot dat veiligheidstoebehoren. Zij kunnen eveneens inzage nemen van de bedrijfsboeken en -bescheiden die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor het vervullen van hun taak om misdrijven op te sporen; zij kunnen afschrift ervan nemen of uittreksels ervan maken en alle nodige uitleg daarover verkrijgen. Zo nodig kunnen zijn, op kosten en op risico van de onderneming, elke noodzakelijk geachte proef uitvoeren of doen uitvoeren op de voertuigen, de voertuigonderdelen of het veiligheidstoebehoren volgens de regels die bepaald zullen worden ter uitvoering van artikel 2. De ambtenaren moeten zich echter onthouden van elke handeling die fabricagegeheimen in het gedrang zou brengen. § 3. De personen bedoeld in § 1 kunnen proces-verbaal opmaken ten laste van personen die voertuigen, voertuigonderdelen of veiligheidstoebehoren gebruiken, welke niet in overeenstemming zijn met deze wet en met de besluiten die betrekking hebben op de technische eisen betreffende de voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren. [2 § 4. [3 Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid. De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening. De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt. De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt. Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan. De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel. De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen. De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie. Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast. Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.]3]2 ----------
(1)<W 2014-03-09/16, art. 30, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<DVR 2018-06-08/04, art. 144, 011; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
(3)<BVR 2019-07-19/22, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 12-09-2019>
Art.4.§ 1. Overtreding van deze wet en van de besluiten die betrekking hebben op de technische eisen betreffende de voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tien frank tot tienduizend frank of met een van die straffen alleen, onverminderd de vergoeding van de schade indien daartoe grond bestaat.
[2 Hij die een productnorm betreffende voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en toebehoren daar inbegrepen deze inzake veiligheid, door of uit kracht van deze wet en aangenomen in uitvoering van de communautaire wetgeving vermeld in bijlage van de Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht, overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van tien dagen tot tien jaar en een geldboete van duizend euro tot zeven miljoen euro, of met een van die straffen alleen, indien die wederrechtelijke handeling of nalatigheid begaan wordt met het oogmerk het lozen, uitstoten of storten van een hoeveelheid materie in de lucht, de grond of het water te veroorzaken, waardoor de dood van of ernstige letsels aan personen, dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt of kan worden veroorzaakt.
Hij die opzettelijk aanzet tot het plegen van de inbreuk bepaald in het vorige lid wordt gestraft met dezelfde straffen.
Hij die een productnorm betreffende voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en toebehoren daar inbegrepen deze inzake veiligheid, door of uit kracht van deze wet en aangenomen in uitvoering van de communautaire wetgeving vermeld in bijlage van de Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht, overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van tweehonderd vijftig euro tot vijf miljoen euro, of met een van die straffen alleen, indien die wederrechtelijke handeling of nalatigheid begaan wordt met grove nalatigheid die het lozen, uitstoten of storten van een hoeveelheid materie in de lucht, de grond of het water veroorzaakt, waardoor de dood van of ernstige letsels aan personen, dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt of kan worden veroorzaakt.]2
De bepalingen van hoofdstuk VII van het eerste boek, alsmede artikel 85 van het Strafwetboek zijn mede van toepassing op die overtredingen.
In geval van herhaling binnen twee jaar na een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde overtreding, mag de straf niet minder zijn dan het dubbel van de straf die vroeger wegens dezelfde overtreding is uitgesproken.
[1 Met uitzondering van de inbreuken bedoeld in het tweede tot vierde lid, neemt de politierechtbank kennis van de inbreuken bepaald in dit artikel.]1
§ 2. De natuurlijke of rechtspersonen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de tegen hun organen of aangestelden uitgesproken geldboeten.
§ 3. De rechtbanken mogen bovendien aan iedere natuurlijke of rechtspersoon, zelfs indien hij slechts als burgerlijk aansprakelijk veroordeeld is, verbod opleggen om, persoonlijk of door een tussenpersoon, gedurende een tijdvak van één tot twaalf maanden, elk voertuig, voertuigonderdeel of veiligheidstoebehoren van dezelfde categorie als die waarvoor een overtreding van de regels inzake bouw of goedkeuring werd vastgesteld, voor gebruik in België, te verkopen of te verhuren.
Het verbod kan definitief zijn in geval van herhaling binnen vijf jaar na een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde overtreding.
Het verbod heeft gevolg acht volle dagen te rekenen van de dag dat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
(§ 4. Bij vaststelling op de openbare weg dat een bromfiets in het verkeer werd gebracht waarvan de snelheid en/of het vermogen op welke wijze dan ook werd opgedreven, kan de bromfiets onmiddellijk worden [3 geïmmobiliseerd]3 gedurende een periode van maximum dertig dagen.
§ 5. Bij vaststelling van een overtreding van artikel 1, § 5, worden de uitrustingen die een verhoging van het motorvermogen of de snelheid van bromfietsen tot doel hebben, in beslag genomen en ter beschikking van de bevoegde overheid gesteld.) <W 1995-04-05/78, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
(§ 6. Bij vaststelling van overtreding van artikel 1, § 6, worden de bedoelde uitrustingen in beslag genomen, zelfs indien ze niet aan de overtreder toebehoren. Bedoelde uitrustingen worden verbeurdverklaard overeenkomstig de artikelen 42 en 43 van het Strafwetboek of artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering en worden vernietigd.) <W 1996-08-04/95, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 22-09-1996>
----------
(1)<W 2010-12-29/02, art. 48, 007; Inwerkingtreding : 10-01-2011>
(2)<W 2010-12-29/01, art. 87, 008; Inwerkingtreding : 10-01-2011>
(3)<W 2014-03-09/16, art. 31, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 4bis.<ingevoegd bij W 2006-05-15/38, art. 21; Inwerkingtreding : 18-06-2006> § 1. Bij het vaststellen [1 ...]1 van een der speciaal door de Koning aangewezen overtredingen van het technisch reglement van de voertuigen uitgevaardigd op grond van deze wet, kan, indien het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt, en met instemming van de overtreder, een som geheven worden, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen een door de Koning bepaalde termijn.
Het bedrag van deze som, dat niet hoger mag zijn dan het maximum van de geldboete die op die overtreding staat, vermeerderd met de opdeciemen, alsook de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald.
De ambtenaren en de beambten die tot een der door de Koning bepaalde categorieën behoren en door de procureur-generaal bij het hof van beroep daartoe individueel zijn gemachtigd, zijn belast met de toepassing van dit artikel en van de ter uitvoering ervan genomen maatregelen.
§ 2. Door betaling vervalt de strafvordering, tenzij het openbaar ministerie binnen een maand, te rekenen van de dag van de betaling, de betrokkene kennis geeft van zijn voornemen die vordering in te stellen. De kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekende brief; zij wordt geacht te zijn gedaan de eerste werkdag na de dag van afgifte ter post.
§ 3. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, moet hij aan de in de eerste paragraaf bedoelde ambtenaren of beambten een som in consignatie geven bestemd om de eventuele geldboete en gerechtskosten te dekken.
Het bedrag van de som die in consignatie moet worden gegeven en de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald.
Het door de overtreder bestuurde voertuig wordt op zijn kosten en risico ingehouden tot deze som betaald is en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn of, indien dit niet gebeurt, gedurende zesennegentig uren te rekenen vanaf de vaststelling van de overtreding. Bij het verstrijken van deze termijn mag de inbeslagneming van het voertuig bevolen worden door het openbaar ministerie.
Een bericht van inbeslagneming wordt binnen de twee werkdagen aan de eigenaars van het voertuig gezonden.
Het risico en de kosten voor het voertuig blijven tijdens de duur van het beslag ten laste van de overtreder.
Het beslag wordt opgeheven nadat het bewijs geleverd werd dat de som die in consignatie moet worden gegeven en de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald werden.
§ 4. Leidt de strafvordering tot veroordeling van de betrokkene :
1° dan wordt de geheven of in consignatie gegeven som toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken geldboete; het eventueel overschot wordt terugbetaald;
2° dan wordt, indien het voertuig in beslag genomen werd, bij het vonnis bevolen dat de Administratie van de Domeinen het voertuig moet verkopen indien de geldboete en de gerechtskosten niet binnen een termijn van veertig dagen vanaf de uitspraak van het vonnis betaald werden; deze beslissing is uitvoerbaar niettegenstaande elk rechtsmiddel.
De opbrengst van de verkoop wordt toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten, op de uitgesproken geldboete en op de eventuele bewaringskosten van het voertuig; het eventueel overschot wordt terugbetaald.
§ 5. In geval van vrijspraak wordt de geheven of in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig teruggegeven; de eventuele bewaringskosten van het voertuig vallen ten laste van de Staat.
In geval van voorwaardelijke veroordeling wordt de geheven of in consignatie gegeven som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten; het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven nadat de gerechtskosten betaald zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn.
§ 6. In geval van toepassing van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering wordt de geheven som toegerekend op de door het openbaar ministerie vastgestelde som en wordt het eventuele overschot terugbetaald.
§ 7. De in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig worden teruggegeven wanneer het openbaar ministerie beslist geen vervolging in te stellen of wanneer de strafvordering vervallen of verjaard is.
----------
(1)<W 2014-03-09/16, art. 32, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.4bis_VLAAMS_GEWEST. <ingevoegd bij W 2006-05-15/38, art. 21; Inwerkingtreding : 18-06-2006> § 1. Bij het vaststellen [1 ...]1 van een der speciaal door de Koning aangewezen overtredingen van het technisch reglement van de voertuigen uitgevaardigd op grond van deze wet, kan, indien het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt, en met instemming van de overtreder, een som geheven worden, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen een door de Koning bepaalde termijn. Het bedrag van deze som, dat niet hoger mag zijn dan het maximum van de geldboete die op die overtreding staat, vermeerderd met de opdeciemen, alsook de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald. De ambtenaren en de beambten die tot een der door de Koning bepaalde categorieën behoren en door de procureur-generaal bij het hof van beroep daartoe individueel zijn gemachtigd, zijn belast met de toepassing van dit artikel en van de ter uitvoering ervan genomen maatregelen. § 2. [2 De strafvordering vervalt bij de overtredingen, vermeld in paragraaf 1, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de som, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, is betaald; 2° voor de door de Vlaamse Regering aangewezen overtredingen is de vastgestelde inbreuk geregulariseerd binnen de termijn die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld; 3° de betrokkene heeft binnen een maand te rekenen vanaf de dag waarop aan punt 1° en, voor de door de Vlaamse Regering aangewezen overtredingen, aan punt 1° en 2° voldaan is, geen kennisgeving ontvangen van het openbaar ministerie dat er een voornemen is om de strafvordering in te stellen. De kennisgeving gebeurt bij een ter post aangetekende brief en wordt geacht te zijn ontvangen op de eerste werkdag na de dag van de afgifte op de post. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en nadere regels over de regularisatie van de inbreuk, vermeld in punt 2°. In dit artikel wordt verstaan onder werkdag: elke dag, uitgezonderd zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen als vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen]2. § 3. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, moet hij aan de in de eerste paragraaf bedoelde ambtenaren of beambten een som in consignatie geven bestemd om de eventuele geldboete en gerechtskosten te dekken. Het bedrag van de som die in consignatie moet worden gegeven en de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald. Het door de overtreder bestuurde voertuig wordt op zijn kosten en risico ingehouden tot deze som betaald is en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn of, indien dit niet gebeurt, gedurende zesennegentig uren te rekenen vanaf de vaststelling van de overtreding. Bij het verstrijken van deze termijn mag de inbeslagneming van het voertuig bevolen worden door het openbaar ministerie. Een bericht van inbeslagneming wordt binnen de twee werkdagen aan de eigenaars van het voertuig gezonden. Het risico en de kosten voor het voertuig blijven tijdens de duur van het beslag ten laste van de overtreder. Het beslag wordt opgeheven nadat het bewijs geleverd werd dat de som die in consignatie moet worden gegeven en de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald werden. § 4. Leidt de strafvordering tot veroordeling van de betrokkene : 1° dan wordt de geheven of in consignatie gegeven som toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken geldboete; het eventueel overschot wordt terugbetaald; 2° dan wordt, indien het voertuig in beslag genomen werd, bij het vonnis bevolen dat de Administratie van de Domeinen het voertuig moet verkopen indien de geldboete en de gerechtskosten niet binnen een termijn van veertig dagen vanaf de uitspraak van het vonnis betaald werden; deze beslissing is uitvoerbaar niettegenstaande elk rechtsmiddel. De opbrengst van de verkoop wordt toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten, op de uitgesproken geldboete en op de eventuele bewaringskosten van het voertuig; het eventueel overschot wordt terugbetaald. § 5. In geval van vrijspraak wordt de geheven of in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig teruggegeven; de eventuele bewaringskosten van het voertuig vallen ten laste van de Staat. In geval van voorwaardelijke veroordeling wordt de geheven of in consignatie gegeven som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten; het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven nadat de gerechtskosten betaald zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn. § 6. In geval van toepassing van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering wordt de geheven som toegerekend op de door het openbaar ministerie vastgestelde som en wordt het eventuele overschot terugbetaald. § 7. De in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig worden teruggegeven wanneer het openbaar ministerie beslist geen vervolging in te stellen of wanneer de strafvordering vervallen of verjaard is. ----------
(1)<W 2014-03-09/16, art. 32, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<DVR 2024-03-22/20, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 06-05-2024>
Art.5. De publieke vordering ingevolge een overtreding van deze wet en van de besluiten die betrekking hebben op de technische eisen betreffende de voertuigen voor vervoer te land, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren verjaart na vijf volle jaren, te rekenen van de dag waarop de overtreding plaatshad.
Art.6. <Wijzigingsbepaling>
Art.7. <Opheffingsbepaling>
Art.8. Artikel 7, eerste lid, 1°, van de wet van 1 augustus 1960 betreffende het vervoer van zaken met motorvoertuigen tegen vergoeding wordt opgeheven.
Art.9. <Wijzigingsbepaling>
Art.10. <Wijzigingsbepaling>
Art. 11. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad is bekend gemaakt.