Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 DECEMBER 1988. - Koninklijk besluit betreffende de maatregelen tegen luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motoren in motorvoertuigen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-05-1990 en tekstbijwerking tot 25-08-2015)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2015035962 



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit wordt onder het begrip voertuig verstaan, elk voertuig uitgerust met een motor met elektrische of compressie-ontsteking, bestemd om op de weg te rijden, met of zonder koetswerk, op ten minste vier wielen, met een maximale toegelaten massa van ten minste 400 kg en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten minste 50 km/uur, met uitzondering van de landbouwtrekkers en landbouwmachines, alsmede de toestellen voor openbare werken.

  VLAAMS GEWEST

Artikel 1. [1 In dit besluit wordt verstaan onder:   1° voertuig: elk voertuig dat uitgerust is met een motor met elektrische of compressie-ontsteking, bestemd om op de weg te rijden, met of zonder koetswerk, op ten minste vier wielen, met een maximale toegelaten massa van ten minste 400 kg en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten minste 50 kilometer per uur, met uitzondering van de landbouwtrekkers en landbouwmachines, alsook de toestellen voor openbare werken;   2° Minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid;   3° Departement: het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-07-10/11, art. 60, 003; Inwerkingtreding : 04-09-2015>

Art.2. Zijn onderworpen aan de bepalingen van dit besluit :
  2.1. al de voertuigen met een motor met elektrische ontsteking;
  2.2. de voertuigen met een motor met compressie-ontsteking van de categorie M1 zoals bepaald in artikel 1, punt 2.1.1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;
  2.3. de voertuigen met een motor met compressie-ontsteking van de categorie N1 zoals bepaald in artikel 1, punt 2.2.1, van hetzelfde besluit, met uitzondering van de voertuigen waarvoor de typegoedkeuring is verleend op basis van richtlijn 88/77/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de emissie van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen.

Art.3. <KB 1990-04-24/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-05-1990> 3.1. De voertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 2 000 cm3 waarvoor de aanvraag om typegoedkeuring ingediend is vanaf 1 oktober 1989, moeten voldoen aan de voorschriften in verband met de uitworp van verontreinigende gassen alsook aan de eisen inzake brandstof vervat in richtlijn 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motoren in motorvoertuigen, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG.
  3.2. De voertuigen met een cilinderinhoud van minder dan 1 400 cm3 waarvoor de aanvraag om typegoedkeuring ingediend is vanaf 1 juli 1992, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 89/458/EEG.
  3.3. De voertuigen met een cilinderinhoud gaande van 1 400 cm3 tot en met 2 000 cm3 waarvoor de aanvraag om typegoedkeuring ingediend is vanaf 1 januari 1992, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG. Deze verplichting wordt echter uitgesteld tot 1 januari 1995 voor de voertuigen met een motor met compressieontsteking met rechtstreekse inspuiting.
  3.4. Voor de voertuigen opgenomen in bijlage I, punt 8.1 van dezelfde richtlijn waarvoor de aanvraag om typegoedkeuring is ingediend vanaf 1 oktober 1989, zijn de grenswaarden die moeten toegepast worden, deze die weergegeven zijn in de tabellen van de punten 5.2.1.1.4 (goedkeuring) en 7.1.1.1 (controle op de conformiteit) van bijlage I van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 83/351/EEG.
  3.5. De voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking, waarvoor de aanvraag om typegoedkeuring wordt ingediend vanaf 1 januari 1991, moeten voldoen aan de voorschriften van bovenvermelde richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/436/EEG. Deze verplichting wordt echter uitgesteld tot 1 januari 1995 voor de voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking met rechtstreekse inspuiting.

Art.4. De aanvraag om typegoedkeuring moet vergezeld zijn van een kopie van het document genaamd " Bijlage bij het EEG-goedkeuringsformulier voor een voertuigtype voor wat betreft de uitworp van verontreinigende gassen door de motor " waarvan het model het voorwerp uitmaakt van bijlage VII van richtlijn 70/220/EEG, laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG. Deze kopie geldt als bewijs dat een voertuig beantwoordt aan de in artikel 3 gestelde eisen.

Art.5.5.1. In België kan het document bedoeld in artikel 4 bekomen worden bij het Bestuur van het Vervoer, Directie B1, Kantersteen 12, te B-1000 Brussel, op basis van beproevingen uitgevoerd door het laboratorium mechanica-vervoer van de Koninklijke Militaire School, Renaissancelaan 30, te B-1040 Brussel.
  5.2. Deze beproevingen hebben plaats onder de voorwaarden en volgens de methodes vastgelegd door dezelfde richtlijn. De beproevingskosten vallen ten laste van de aanvrager.

  VLAAMS GEWEST

Art. 5. 5.1. In [1 het Vlaamse Gewest]1 kan het document bedoeld in artikel 4 bekomen worden bij het [1 Departement]1 op basis van beproevingen uitgevoerd door het laboratorium mechanica-vervoer van de Koninklijke Militaire School, Renaissancelaan 30, te B-1040 Brussel.  5.2. Deze beproevingen hebben plaats onder de voorwaarden en volgens de methodes vastgelegd door dezelfde richtlijn. De beproevingskosten vallen ten laste van de aanvrager.
  ----------
  (1)<BVR 2015-07-10/11, art. 61, 003; Inwerkingtreding : 04-09-2015>

Art.6. De controle van de conformiteit van de produktie met het goedgekeurde type gebeurt onder de in bijlage I, punt 7, van richtlijn 70/220/EEG, laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG, bepaalde voorwaarden.

Art.7.<KB 1990-04-24/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-05-1990> 7.1. De voertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 2 000 cm3 in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1990, moeten voldoen aan de voorschriften in verband met de uitworp van verontreinigende gassen alsook aan de eisen inzake brandstof vervat in richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG.
  7.2. De voertuigen met een cilinderinhoud van minder dan 1 400 cm3 in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1993, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 89/458/EEG.
  7.3. De voertuigen met een cilinderinhoud gaande van 1 400 cm3 tot en met 2 000 cm3 in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1994, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG. Deze verplichting wordt echter uitgesteld tot 1 januari 1997 voor de voertuigen met een motor met compressieontsteking met rechtstreekse inspuiting.
  7.4. Voor de voertuigen opgenomen in bijlage I, punt 8.1, van dezelfde richtlijn in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1991, zijn de grenswaarden die moeten toegepast worden, deze die weergegeven zijn in de tabellen van de punten 5.2.1.1.4 (goedkeuring) en 7.1.1.1 (controle op de conformiteit) van bijlage I van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 83/351/EEG.
  7.5. De voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking, in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1992, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/436/EEG. Deze verplichting wordt echter uitgesteld tot 1 januari 1997 voor de voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking met rechtstreekse inspuiting.
  7.6. Op de data opgenomen in punten 7.1 tot 7.5 dient de Minister van Verkeerswezen of zijn afgevaardigde voor al de betrokken types van voertuigen in het bezit te zijn van de kopie van het document bedoeld in artikel 4.
  Wanneer de constructeur of zijn mandataris deze formaliteit niet vervult, wordt de geldigheid van de processen-verbaal van goedkeuring die niet voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 89/458/EEG, ambtshalve beperkt tot de datum die voor de onderscheiden betrokken types van voertuigen is opgenomen.

  VLAAMS GEWEST

Art. 7. <KB 1990-04-24/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-05-1990> 7.1. De voertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 2 000 cm3 in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1990, moeten voldoen aan de voorschriften in verband met de uitworp van verontreinigende gassen alsook aan de eisen inzake brandstof vervat in richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG.  7.2. De voertuigen met een cilinderinhoud van minder dan 1 400 cm3 in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1993, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 89/458/EEG.  7.3. De voertuigen met een cilinderinhoud gaande van 1 400 cm3 tot en met 2 000 cm3 in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1994, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/76/EEG. Deze verplichting wordt echter uitgesteld tot 1 januari 1997 voor de voertuigen met een motor met compressieontsteking met rechtstreekse inspuiting.  7.4. Voor de voertuigen opgenomen in bijlage I, punt 8.1, van dezelfde richtlijn in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1991, zijn de grenswaarden die moeten toegepast worden, deze die weergegeven zijn in de tabellen van de punten 5.2.1.1.4 (goedkeuring) en 7.1.1.1 (controle op de conformiteit) van bijlage I van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 83/351/EEG.  7.5. De voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking, in gebruik genomen in nieuwe staat vanaf 1 januari 1992, moeten voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 88/436/EEG. Deze verplichting wordt echter uitgesteld tot 1 januari 1997 voor de voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking met rechtstreekse inspuiting.  7.6. Op de data opgenomen in punten 7.1 tot 7.5 dient de Minister [1 ...]1 of zijn afgevaardigde voor al de betrokken types van voertuigen in het bezit te zijn van de kopie van het document bedoeld in artikel 4.  Wanneer de constructeur of zijn mandataris deze formaliteit niet vervult, wordt de geldigheid van de processen-verbaal van goedkeuring die niet voldoen aan de voorschriften van richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 89/458/EEG, ambtshalve beperkt tot de datum die voor de onderscheiden betrokken types van voertuigen is opgenomen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-07-10/11, art. 62, 003; Inwerkingtreding : 04-09-2015>

Art.8.Elke wijziging van het voertuigtype zoals bedoeld in bijlage I, punt 2.1., van richtlijn 70/220/EEG, laatstelijk gewijzigd bij (richtlijn 89/458/EEG), moet ter kennis gebracht worden van de Minister van Verkeerswezen of van zijn gemachtigde. <KB 1990-04-24/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 29-05-1990>
  Deze beslist of het een wezenlijke wijziging betreft. Zo ja, moet een nieuwe aanvraag om typegoedkeuring worden ingediend.

  VLAAMS GEWEST

Art. 8. Elke wijziging van het voertuigtype zoals bedoeld in bijlage I, punt 2.1., van richtlijn 70/220/EEG, laatstelijk gewijzigd bij (richtlijn 89/458/EEG), moet ter kennis gebracht worden van de Minister [1 ...]1 of van zijn gemachtigde. <KB 1990-04-24/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 29-05-1990>  Deze beslist of het een wezenlijke wijziging betreft. Zo ja, moet een nieuwe aanvraag om typegoedkeuring worden ingediend.
  ----------
  (1)<BVR 2015-07-10/11, art. 63, 003; Inwerkingtreding : 04-09-2015>

Art.9. Elke overtreding van de bepalingen van dit besluit wordt bestraft met de straffen vastgesteld in de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

Art.10.Zijn belast met de opsporing van de overtredingen van de bepalingen van dit besluit :
  10.1. het personeel van de rijkswacht en het personeel van de gemeentelijke- en landelijke politie met inbegrip van de hulpagenten;
  10.2. de ambtenaren en beambten van het Bestuur van het Vervoer en van het Hoog Comité van Toezicht die met een mandaat van gerechtelijke politie belast zijn.
  Tijdens de uitoefening van hun opdracht genieten deze beambten van de bevoegdheden die hun toegekend zijn bij de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen.
  De door voornoemde agenten uitgeoefende opdrachten heeft enkel tot doel na te gaan of de voorschriften van dit besluit zijn nageleefd; zij gebeurt uitsluitend in het algemeen belang, brengt geen verantwoordelijkheid mee en kan generlei verplichting ten laste van de toezichtdienst doen ontstaan.

  VLAAMS GEWEST

Art. 10. Zijn belast met de opsporing van de overtredingen van de bepalingen van dit besluit :  10.1. het personeel van de rijkswacht en het personeel van de gemeentelijke- en landelijke politie met inbegrip van de hulpagenten;  10.2. de [1 wegeninspecteurs, vermeld in artikel 16 van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, en de personeelsleden van het Departement die de Minister aangewezen heeft]1.  Tijdens de uitoefening van hun opdracht genieten deze [1 personen]1 van de bevoegdheden die hun toegekend zijn bij de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen.  De door voornoemde agenten uitgeoefende opdrachten heeft enkel tot doel na te gaan of de voorschriften van dit besluit zijn nageleefd; zij gebeurt uitsluitend in het algemeen belang, brengt geen verantwoordelijkheid mee en kan generlei verplichting ten laste van de toezichtdienst doen ontstaan.
  ----------
  (1)<BVR 2015-07-10/11, art. 64, 003; Inwerkingtreding : 04-09-2015>

Art. 11. Onze Minister van Verkeerswezen en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.