Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 JUNI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen



Inhoudstafel:


Art. 1-11
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1968031501 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 23 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In paragraaf 2, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 maart 2003, wordt het punt A vervangen als volgt : " A. Behoudens andersluidende bepalingen omvatten de keuringen de keuringen beschreven in bijlage 15 en de bijkomende keuringen waarin voorzien wordt in bijzondere reglementaire bepalingen. ";
  2° In paragraaf 7, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, wordt een punt 4° toegevoegd, luidende : " 4° het document met als opschrift " Visuele keuring van het voertuig. "

Art.2. In artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° Paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4. Behoudens andersluidende bepalingen omvatten de technische keuringen minstens de keuring van de onderdelen vermeld in bijlage 15 . ";
  2° Paragraaf 5 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : " Hierbij wordt tevens nagegaan of het gekeurde voertuig behoorlijk onderhouden en in overeenstemming is met de reglementering die erop van toepassing is. "

Art.3. In artikel 23ter, paragraaf 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 2003, 26 april 2006 en 20 mei 2009, worden de volgende punten 1°quater en 1°quinquies toegevoegd :
  " 1°quater. één jaar na de laatste periodieke keuring, wat betreft de voertuigen vermeld in paragraaf 1, 1°, die op de datum van deze laatste periodieke keuring vier jaar oud waren, en die onderworpen zijn aan de niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3°, en waarvoor een document met als opschrift " Visuele keuring van het voertuig " overeenkomstig artikel 23sexies, paragraaf 4, 3°, is afgeleverd, en daarna jaarlijks of tweejaarlijks, voor zover deze voertuigen voldoen aan de in punt 1° vermelde voorwaarden;
  1°quinquies. één jaar na de niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3°, wat betreft de voertuigen vermeld in paragraaf 1, 1°, die op de datum van deze niet-periodieke keuring vier jaar oud waren en waarvoor een keuringsbewijs overeenkomstig artikel 23decies, paragraaf 1, is afgeleverd na afloop van deze niet-periodieke keuring, en daarna jaarlijks of tweejaarlijks, voor zover deze voertuigen voldoen aan de in punt 1° vermelde voorwaarden. "

Art.4. Artikel 23sexies, paragraaf 4, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998 en gewijzigd bij het koninklijke besluit van 10 november 2006, wordt vervangen als volgt :
  " § 4. 1° Voor de niet-periodieke keuring vermeld in paragraaf 1, 3°, moet het voertuig worden aangeboden met het voor dit voertuig laatst afgeleverd inschrijvingsbewijs en met ofwel de overeenkomstige nummerplaat, ofwel een handelaarsplaat en het bijhorende inschrijvingsbewijs.
  2° In afwijking van artikel 23bis, paragraaf 4, betreft de niet-periodieke keuring vermeld in paragraaf 1, 3°, uitsluitend de in bijlage 41 bedoelde punten.
  Voor wat betreft de diagnosepunten wordt het resultaat van deze keuring gedetailleerd beschreven in een tweedehandsrapport dat samen met het keuringsbewijs wordt afgeleverd.
  3° In afwijking van punt 2 en artikel 23bis, paragraaf 4, beperkt de niet-periodieke keuring vermeld in paragraaf 1, 3°, zich tot een visuele keuring van de technische staat van het voertuig en een keuring (met geschikte apparatuur) van het remsysteem, indien het voertuig beschikt over een keuringsbewijs overeenkomstig artikel 23decies, paragraaf 1, afgeleverd minder dan twee maanden te rekenen vanaf het ogenblik waarop het voertuig voor deze niet-periodieke keuring wordt aangeboden of, voor een in België ingevoerd voertuig dat eerder in een andere lidstaat van de Europese Unie was ingeschreven, over een keuringsbewijs afgeleverd door de bevoegde overheden van die lidstaat dat bewijst dat, minder dan twee maanden vóór de niet-periodieke keuring bedoeld in paragraaf 1, 3°, het voertuig met succes een keuring heeft ondergaan waarbij minstens de bepalingen van Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens in acht zijn genomen.
  Wanneer na afloop van deze visuele keuring en van de keuring van het remsysteem wordt vastgesteld dat het voertuig noch technische gebreken, noch tekortkomingen ten opzichte van de reglementaire bepalingen vertoont, wordt een document met als titel " Visuele keuring van het voertuig " afgeleverd. Voor wat betreft de diagnosepunten wordt het resultaat van deze keuring gedetailleerd beschreven in een tweedehandsrapport dat samen met " Visuele keuring van het voertuig " wordt afgeleverd.
  Indien na afloop van deze visuele keuring het voertuig daarentegen technische gebreken of tekortkomingen ten opzichte van de reglementaire bepalingen vertoont, wordt het voertuig onmiddellijk opnieuw onderworpen aan de keuring volgens bijlage 41.
  Het document " Visuele keuring van het voertuig " bedoeld in het tweede lid vermeldt de gegevens opgenomen in artikel 23novies, paragraaf 3, tweede lid, punten 1° tot 9°, uitgezonderd de vervaldatum van het keuringsbewijs.
  Naast de in het vorige lid opgenomen gegevens vermeldt het document met als opschrift " Visuele keuring van het voertuig " ook de voorziene datum voor de volgende periodieke keuring als bepaald in artikel 23ter.
  Het document met als opschrift " Visuele keuring van het voertuig " moet altijd het in het eerste lid bedoelde keuringsbewijs, waarop het keuringsstation dat de visuele keuring van de technische staat van het voertuig heeft uitgevoerd, de onuitwisbare vermelding " NIET GELDIG ZONDER HET DOCUMENT " VISUELE KEURING VAN HET VOERTUIG ". HET VOERTUIG MOET VOOR EEN PERIODIEKE KEURING VOORGEREDEN WORDEN : ZIE DATUM OP DOCUMENT " VISUELE KEURING VAN HET VOERTUIG " " aanbrengt, vergezellen.
  4° De inschrijvingsaanvraag wordt geldig verklaard op voorwaarde dat na afloop van de vereiste keuringen op basis van punt 2° of 3°, al naargelang de uitgevoerde keuring, ofwel een keuringsbewijs overeenkomstig artikel 23decies, paragraaf 1, ofwel een document " Visuele keuring van het voertuig " overeenkomstig punt 3° wordt afgeleverd.

Art.5. In artikel 23novies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In paragraaf 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 april 2006, worden de woorden " en/of een document " Visuele keuring van het voertuig " " toegevoegd na de woorden " een tweedehandsrapport ";
  2° In paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden ", behalve in geval van visuele keuring van het voertuig die leidt tot de uitreiking van het document " Visuele keuring van het voertuig " " toegevoegd na de woorden " volledige of gedeeltelijke keuring ".

Art.6. In artikel 23decies, paragraaf 7, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 2006, wordt het tweede lid geschrapt.

Art.7. In artikel 23undecies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, wordt punt 26°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 2006, vervangen als volgt :
  " 26° niet-periodieke keuring volgens bijlage 41 : 50 EUR.
  27° niet-periodieke keuring beperkt tot een visuele keuring met de keuring van het remsysteem) : 35 EUR
  28° registratie van de gegevens vermeld in het gelijkvormigheidsattest of in het certificaat van overeenstemming van het voertuig : 2 EUR. "

Art.8. In artikel 24 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " en een document " Visuele keuring van het voertuig " " toegevoegd na de woorden " of technische fiche ";
  2° In paragraaf 2, worden de woorden " en een document " Visuele keuring van het voertuig " " toegevoegd na de woorden " en het keuringsbewijs ".

Art.9. § 1. Aansluitend op de bijlagen van hetzelfde koninklijk besluit wordt de bijlage 41 toegevoegd, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
  Bijlage 22 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.10. Dit besluit treedt in werking zestig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art.11. De Minister bevoegd voor het Wegverkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage 41 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen
  Niet-periodieke keuring bedoeld in artikel 23sexies, paragraaf 1, 3°
  1. Identificatie van het voertuig
  1.1. Kentekenplaat.
  1.2. Chassisnummer.
  2. Reminstallaties.
  De controle van de reminstallaties voor het voertuig heeft betrekking op de volgende punten.
  De tijdens de controle verkregen waarden moeten, voor zover dat mogelijk is, voldoen aan de technische normen van Richtlijn 71/320/EEG.
  2.1. Mechanische toestand en werking :
  2.1.1. draaipunten van het voetrempedaal :
  - zit te strak;
  - heeft versleten lagering;
  - vertoont te veel slijtage/speling.
  2.1.2. staat en slag van het bedieningspedaal :
  - de vrije slag is te groot of te klein;
  - de remschakeling komt moeilijk terug in de rustpositie;
  - het anti-sliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden.
  2.1.3. vacuumpomp of compressor en reservoirs :
  - de voor het efficiënt functioneren van de remmen benodigde lucht- en/of vacuumdruk komt te traag tot stand;
  - er is te weinig lucht- en/of vacuumdruk voor het ten minste tweemaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal heeft gewerkt (of een meetinstrument gevaar signaleert);
  - er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken.
  2.1.4. lage-drukverklikker of -manometer :
  - de lage-drukindicator/manometer werkt slecht of is defect;
  2.1.5. handremventiel :
  - vertoont barsten of beschadiging, te grote slijtage;
  - de regelklep werkt slecht;
  - de bedieningsschakelaar is niet goed op de klepstang bevestigd of het afsluiterhuis zit los;
  - de koppelingen zitten los of het systeem lekt;
  - functioneert niet behoorlijk.
  2.1.6. parkeerrem, bedieningshendel, parkeerremvergrendeling :
  - de vergrendeling blijft niet goed vastzitten;
  - de scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertonen te veel slijtage;
  - te grote beweeglijkheid van de hendel wijst op een verkeerde afstelling;
  2.1.7. remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen, enz.) :
  - er is beschadiging, te grote luchtlekkage;
  - het olieverlies uit de compressor is te groot;
  - zitten los/zijn slecht gemonteerd;
  - er is verlies van remvloeistof.
  2.1.8. koppelingskoppen voor remmen voor aanhangwagens :
  - afsluitkranen of zelfsluitende kleppen defect;
  - zitten los/zijn slecht gemonteerd;
  - lekken.
  2.1.9. energie- of drukreservoir :
  - is beschadigd, gecorrodeerd, lekt;
  - het ontwateringsventiel werkt niet;
  - zit los/is slecht gemonteerd.
  2.1.10. rembekrachtiging, hoofdcilinder (hydraulische systemen) :
  - de rembekrachtiging is defect of ineffectief;
  - de hoofdcilinder is defect of lekt;
  - de hoofdcilinder zit los;
  - er is te weinig remvloeistof;
  - de kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt;
  - het controlelampje voor de remvloeistof licht op of is defect;
  - het waarschuwingssignaal met betrekking tot de remvloeistof werkt slecht.
  2.1.11. niet-flexibele remleidingen :
  - er is gevaar voor defecten of breuken;
  - er zijn lekken in leidingen of koppelingen;
  - er is beschadiging of te veel corrosie;
  - de leidingen zijn verkeerd gemonteerd.
  2.1.12. remslangen :
  - er is gevaar voor defecten of scheuren;
  - de remslangen zijn beschadigd, doorgeschuurd, te kort, getordeerd;
  - de slangen of koppelingen vertonen lekken;
  - de slangen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen;
  - de slangen vertonen porositeit.
  2.1.13. remvoeringen/remblokken :
  - vertonen te veel slijtage;
  - zijn vervuild (olie, vet, enz.).
  2.1.14. remtrommels, remschijven :
  - vertonen te veel slijtage, kerven, scheuren, zitten los of zijn gebroken;
  - zijn vuil (olie, vet, enz.);
  - de ankerplaat zit los.
  2.1.15. remkabels, stangen, hendels, overbrenging :
  - de kabels zijn beschadigd, geknikt;
  - er is te veel slijtage of corrosie;
  - de bevestiging van de kabels of stangen zijn niet geborgd;
  - de kabelgeleiding is defect;
  - De werking van het remsysteem wordt belemmerd;
  - Abnormale beweeglijkheid van de hendel/stangen/overbrenging wijst op slechte afstelling of te veel slijtage.
  2.1.16. Remcilinders (veerremcilinders en hydraulische remcilinders inbegrepen) :
  - Vertonen barsten of beschadiging;
  - Lekken;
  - Zitten los/zijn niet goed gemonteerd;
  - Vertonen te veel corrosie;
  - De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te groot;
  - De stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging
  2.1.17. Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar :
  - de overbrenging is defect;
  - is niet juist afgesteld;
  - is geblokkeerd, werkt niet;
  - ontbreekt.
  2.1.18. zelfafstellende remhefbomen (indien aanwezig) :
  - zijn geblokkeerd of vertonen abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling;
  - zijn defect.
  2.1.19. retarder (indien gemonteerd of voorgeschreven) :
  - de koppelstukken of bevestigingen zijn slecht;
  - is defect.
  2.2. Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem :
  2.2.1. remkracht (geleidelijk tot maximum opgevoerde kracht) :
  - onvoldoende remkracht op één of meerdere wielen;
  - de remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 75 % van de hoogste geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as. In het geval van een remtest op de weg wijkt het voertuig te veel af van de rechte weg;
  - de remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering);
  - abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen;
  - de remkracht vertoont te grote schommelingen doordat de remschijven vervormd of de remtrommels ovaal zijn.
  2.2.2. bedrijfszekerheid :
  - een rempercentage dat bij de maximaal toegestane massa minder bedraagt dan : 50 % voor voertuigen van categorie M1 en 45 % voor voertuigen van categorie N1 (of 50 % voor voertuigen ingeschreven na 1988 of als het nummer van het proces-verbaal van goedkeuring begint met het cijfers 88 of meer).
  2.3. Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem) :
  2.3.1. remkracht :
  - rem werkt aan één kant niet;
  - de remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 75 % van de hoogste geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as;
  - de remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering);
  - het automatisch remsysteem voor de aanhanger werkt niet.
  2.3.2. bedrijfszekerheid : een rempercentage kleiner dan 50 % van de in punt 2.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen.
  2.4. Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem :
  2.4.1. remkracht :
  - de rem werkt aan één kant niet;
  2.4.2. bedrijfszekerheid : een rempercentage kleiner dan 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, kleiner dan 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde.
  2.5. Remkracht van de retarder of motorrem :
  - niet regelbaar (retarder);
  - er is een defect.
  2.6. Anti-blokkeersysteem :
  - het waarschuwingssignaal van het anti-blokkeersysteem is defect;
  - het systeem is defect.
  3. Stuurinrichting en stuurwiel.
  3.1. Mechanische toestand.
  3.2. Speling in de stuurinrichting.
  3.3. Bevestiging van de stuurinrichting.
  3.4. Wiellagers.
  4. Zicht.
  4.1. Gezichtsveld.
  4.2. Toestand van de ruiten.
  4.3. Achteruitkijkspiegels (en inrichtingen voor indirect zicht).
  4.4. Ruitewisser.
  4.5. Ruitesproeier.
  5. Lichten, reflecterende inrichtingen en elektrische installaties.
  5.1. Groot licht en dimlicht :
  5.1.1. toestand en werking;
  5.1.2. richting;
  5.1.3. schakelaars;
  5.1.4. zichtbaarheid.
  5.2. Breedtelichten, achterlichten en markeringslichten :
  5.2.1. toestand en werking;
  5.2.2. kleur en zichtbaarheid.
  5.3. Stoplichten :
  5.3.1. toestand en werking;
  5.3.2. kleur en zichtbaarheid.
  5.4. Richtingaanwijzers :
  5.4.1. toestand en werking;
  5.4.2. kleur en zichtbaarheid;
  5.4.3. schakelaars;
  5.4.4. knippersnelheid.
  5.5. Mistlichten voor en achter :
  5.5.1. plaatsing;
  5.5.2. toestand en werking;
  5.5.3. kleur en zichtbaarheid.
  5.6. Achteruitrijlichten :
  5.6.1. toestand en werking;
  5.6.2. kleur en zichtbaarheid.
  5.7. Achterkentekenplaatverlichting.
  5.8. Retroflectoren :
  5.8.1. toestand en kleur.
  5.9. Verklikkersignalen.
  5.10. Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger.
  5.11. Elektrische bedrading.
  6. Assen, wielen, banden, vering.
  6.1. Assen.
  6.2. Wielen en banden.
  6.3. Vering (wielophanging).
  7. Chassis en met het chassis verbonden delen.
  7.1. Chassis of frame.
  7.1.1. algemene toestand.
  7.1.2. uitlaatpijpen en dempers.
  7.1.3. tanks en brandstofleidingen.
  7.1.4. bevestiging van het reservewiel.
  7.1.5. veiligheid van de koppelingsinrichting (indien aanwezig).
  7.2. Koetswerk.
  7.2.1. toestand van de structuur;
  7.2.2. portieren en sloten.
  8. Diverse uitrustingen.
  8.1. Bevestiging van de bestuurderszitplaats.
  8.2. Bevestiging van de accu.
  8.3. Claxon.
  8.4. Gevarendriehoek.
  8.5. Veiligheidsgordels :
  8.5.1. veiligheid van de bevestigingen;
  8.5.2. toestand van de gordels;
  8.5.3. werking.
  8.6. Snelheidsmeter.
  8.7. Tachograaf
  - de aanwezigheid van de tachograaf nagaan;
  - de geldigheid van het installatieplaatje nagaan en in voorkomend geval van het verificatieplaatje;
  - in geval van twijfel, controleren of de gemiddelde bandenomtrek van de aangedreven wielen of hun afmeting, overeenstemt met de aangeduide gegevens op het installatieplaatje;
  - indien mogelijk nagaan of de verzegelingen van de tachograaf intact zijn.
  9. Overlastfactoren.
  9.1. Geluid.
  9.2. Uitlaatemissies :
  9.2.1. motorvoertuigen uitgerust met een motor met elektrische ontsteking (benzine) :
  a) de uitlaatemissies worden niet geregeld door middel van een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem zoals een gesloten driewegkatalysator met lambdasonde bvb. :
  1. visuele inspectie van het uitlaatsysteem, teneinde na te gaan of er geen lekken zijn;
  2. visuele inspectie van het emissiebestrijdingssysteem, indien aanwezig, teneinde na te gaan of de noodzakelijke apparatuur aanwezig is.
  Na een redelijke termijn voor het conditioneren van de motor, rekening houdend met de aanbevelingen van de voertuigconstructeur, dient het koolmonoxyde (CO)-gehalte van de uitlaatgassen te worden gemeten bij stationair (onbelast) draaien van de motor.
  Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen, mag niet groter zijn dan :
  - voor voertuigen die voor de eerste keer ingeschreven of in het verkeer gebracht zijn voor 1 oktober 1986 : CO : 4,5 vol. %;
  - voor voertuigen die vanaf 1 oktober 1986 voor de eerste keer ingeschreven of in het verkeer gebracht zijn : CO : 3,5 vol. %;
  b) de uitlaatemissies worden geregeld door middel van een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem zoals een gesloten driewegkatalysator met lambdasonde :
  1. visuele inspectie van het uitlaatsysteem, teneinde na te gaan of er geen lekken zijn en of het systeem in al zijn onderdelen compleet is;
  2. visuele inspectie van het emissiebestrijdingssysteem, teneinde te verifiëren dat de noodzakelijke apparatuur aanwezig is;
  3. vaststelling van de doeltreffendheid van het emissiebestrijdingssysteem door meting van de lambdawaarde en van het CO-gehalte van de uitlaatgassen overeenkomstig punt 4;
  4. Emissies ter hoogte van de uitlaatpijp - grenswaarden.
  - Meting bij stationair draaien :
  Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen is het door de voertuigconstructeur opgegeven gehalte. Indien dat gegeven niet beschikbaar is, bedraagt de grenswaarde van het CO-gehalte 0,5 vol. %. Wat betreft voertuigen die een typegoedkeuring hebben gekregen overeenkomstig de grenswaarden in rij A of rij B van de tabel in rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of latere wijzigingen, mag het maximale CO-gehalte niet meer bedragen dan 0,3 vol. %. Wanneer overeenstemming met Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2002.
  - Meting bij opgevoerd toerental van ten minste 2 000 min-1, met onbelaste motor :
  Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen is het door de voertuigconstructeur opgegeven gehalte bij opgevoerd toerental met onbelaste motor. Indien dat gegeven niet beschikbaar is, bedraagt de grenswaarde van het CO-gehalte 0,3 vol. %. Wat betreft voertuigen die de typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met de grenswaarden in rij A of rij B van de tabel in Rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG of latere wijzigingen, mag het maximale CO-gehalte niet meer bedragen dan 0,2 vol. %. Wanneer overeenstemming met Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2002.
  De lucht/brandstofverhouding lambda bedraagt 1 + 0,03 of is in overeenstemming met de specificaties van de fabrikant.
  - Bij motorvoertuigen die overeenkomstig Richtlijn 98/69/EG met een diagnostisch boordsysteem (OBD-systeem) zijn uitgerust, mag de correcte werking van de emissie-uitrusting worden gecontroleerd door de relevante gegevens uit het OBD-systeem uit te lezen en gelijktijdig de correcte werking van het OBD-systeem te controleren, in plaats van beroep te doen op de test beschreven in het eerste lid van punt 4.
  9.2.2. Voertuigen uitgerust met een motor met compressieontsteking (diesel).
  a) De opaciteit van de uitlaatgassen wordt gemeten tijdens een vrije acceleratie (bij niet-belaste motor wordt het toerental opgevoerd van het stationair toerental tot het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt) met de versnellingspook in de vrije stand en ingedrukt koppelingspedaal.
  b) Conditionering van het voertuig :
  1. voertuigen kunnen worden gecontroleerd zonder voorafgaande conditionering, maar om veiligheidsredenen wordt eerst nagegaan of de motor warm is en in een bevredigende mechanische staat verkeert;
  2. behalve in het onder punt d) 5., bedoelde geval kan een voertuig niet worden afgekeurd tenzij het eerst volgens de onderstaande voorschriften is geconditioneerd;
  3. de motor is volledig op temperatuur. Daaraan is voldaan indien de temperatuur van de motorolie, gemeten door middel van een in de opening voor de oliepeilstok ingebrachte voeler, ten minste 80 °C bedraagt, of de normale bedrijfstemperatuur wanneer deze lager is, dan wel wanneer de temperatuur van het motorblok, bepaald aan de hand van de hoeveelheid infraroodstraling, ten minste een vergelijkbare waarde bedraagt. Indien door de constructie van het voertuig deze meting in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, kan op een andere wijze worden nagegaan of de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, bijvoorbeeld door te wachten tot de koelingventilator aanslaat;
  4. het uitlaatsysteem wordt doorgeblazen door middel van drie vrije acceleratiecycli of een daarmee vergelijkbare methode.
  c) Controleprocedure :
  1. visuele inspectie van de desbetreffende delen van het uitlaatsysteem van het motorvoertuig om na te gaan of er geen lekken zijn;
  2. de motor en de eventueel gemonteerde druklader draaien stationair voor het begin van elke vrije acceleratiecyclus;
  3. bij de aanvang van elke vrije acceleratiecyclus wordt het gaspedaal snel en geleidelijk, in minder dan één seconde, volledig ingedrukt, teneinde een maximale brandstoftoevoer door de injectiepomp te verkrijgen;
  4. alvorens tijdens de vrije acceleratiecyclus, het gaspedaal wordt losgelaten, bereikt de motor het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt of, voor voertuigen met een automatische transmissie, het door de fabrikant voorgeschreven toerental, dan wel, indien dat laatste niet gekend is, een toerental dat twee derden bedraagt van het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt. Dit wordt gecontroleerd door het toerental te meten of door voldoende tijd te laten verlopen tussen het indrukken en het loslaten van het gaspedaal, namelijk ten minste twee seconden.
  d) Grenswaarden.
  1) De opaciteit is niet groter dan deze die, overeenkomstig Richtlijn 72/306/EEG van de Raad, op de plaat is geregistreerd.
  2) Indien dat gegeven niet beschikbaar is, worden met betrekking tot de absorptiecoëfficiënt de volgende grenswaarden niet overschreden :
  - dieselmotoren met natuurlijke aanzuiging : 2,5 m-1;
  - dieselmotoren met drukvulling : 3,0 m-1;
  - een grenswaarde van 1,5 m-1 is van toepassing op de volgende voertuigen die een typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met de grenswaarden in :
  a) rij B van de tabel in rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG (licht bedrijfsvoertuig diesel - Euro 4);
  b) rij B1 van de tabellen in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG (zwaar bedrijfsvoertuig diesel - Euro 4);
  c) rij B2 van de tabellen in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG (zwaar bedrijfsvoertuig diesel - Euro 5);
  d) rij C van de tabellen in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG - (zwaar bedrijfsvoertuig - EEV), of de grenswaarden in latere wijzigingen van Richtlijn 70/220/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, of de grenswaarden in latere wijzigingen van Richtlijn 2005/55/EG, of equivalente waarden wanneer gebruik wordt gemaakt van apparatuur van een type dat afwijkt van dat welke bij de EG-typegoedkeuring is gebruikt.
  Wanneer overeenstemming met rubriek 5.3.1.4. van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG, of in rubriek 6.2.1. van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG, niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2008.
  3. Voertuigen voor het eerst in gebruik genomen vóór 1 januari 1980 hoeven aan deze voorwaarden niet te voldoen.
  4. Voertuigen worden alleen afgekeurd, indien het rekenkundig gemiddelde van ten minste de laatste drie vrije acceleratiecycli meer bedraagt dan de grenswaarde.
  Bij de berekening van het gemiddelde mogen sterk van het gemeten gemiddelde afwijkende meetwaarden buiten beschouwing gelaten worden of wordt gebruik gemaakt van het resultaat van een andere statistische berekeningswijze die rekening houdt met de spreiding van de meetwaarden. Het maximum aantal te doorlopen testcycli kan beperkt worden.
  5. Om onnodige controles te vermijden kunnen, in afwijking van de bepalingen onder punt d), 4. voertuigen, waarbij aanzienlijk hogere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen (of vergelijkbare methode) zoals vermeld onder punt b), 3., afgekeurd worden. Om onnodige controles te vermijden kunnen eveneens in afwijking van het bepaalde onder punt d), 4., voertuigen, waarbij na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen (of vergelijkbare methode) zoals vermeld onder punt b), 3., aanzienlijk lagere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten, goedgekeurd worden.)
  9.2.3. controleapparatuur :
  voor het controleren van de emissies van de voertuigen wordt gebruik gemaakt van apparatuur waarmee nauwkeurig kan worden nagegaan of aan de door de constructeur voorgeschreven of opgegeven grenswaarden wordt voldaan.
  9.3. Radio-ontstoring.
  10. Aanvullende controles.
  10.1. Sloten en beveiligen tegen diefstal
  11. Diagnosepunten.
  11. Algemene staat.
  11.1.1. Roestvorming die de veiligheid niet beïnvloedt;
  11.1.2. Sporen van ongeval/herstelling/inbraak;
  11.1.3. Staat van het interieur;
  11.1.4. Waterinsijpeling.
  11.2. On Board Diagnostics (indien mogelijk) :
  11.2.1. EOBD;
  11.2.2. Actieve veiligheidselementen;
  11.2.3. Passieve veiligheidselementen;
  11.3. Mechanische onderdelen :
  11.3.1. Alternator;
  11.3.2. Aandrijfriemen;
  11.3.3. Carburatie/injectie/dieselinjectie;
  11.3.4. Koppeling;
  11.3.5. Motor;
  11.3.6. Startmotor;
  11.3.7. Overbrenging;
  11.3.8. Versnellingsbak;
  11.4. Bekledingsonderdelen :
  11.4.1. Bumpers;
  11.4.2. Deksels;
  11.4.3. Deuren;
  11.4.4. Motorkap;
  11.4.5. Spatborden;
  11.4.6. Spoilers;
  11.5. Lichten :
  11.5.1. Koplampsproeiers en -wissers;
  11.5.2. Mistlichten vooraan;
  11.6. Uitrustingen :
  11.6.1. Airconditioning;
  11.6.2. Bediening ruiten;
  11.6.3. Binnenbedieningen;
  11.6.4. Brandblusapparaat;
  11.6.5. Huls voor veiligheidsbouten;
  11.6.6. Centrale vergrendeling;
  11.6.7. Gevarendriehoek;
  11.6.8. Instrumentenbord;
  11.6.9. Krik;
  11.6.10. Open dak;
  11.6.11. Reservewiel;
  11.6.12. Ventilatie;
  11.6.13 Verbandkist/-etui;
  11.6.14. Verwarming;
  11.6.15. Wieldeksels;
  11.6.16. Wielsleutel.