9 OKTOBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten van 24 maart 1997, 19 juli 2000, 22 december 2003 en 1 september 2006, betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van sommige overtredingen
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 5 van het koninklijk besluit van 24 maart 1997 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, gewijzigd bij de besluiten van 19 juli 2000, 11 december 2001, 27 maart 2006 en 1 september 2006 wordt paragraaf 1 vervangen als volgt :
" § 1. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, is de per overtreding in consignatie te geven som dezelfde als de te innen som. Het totaal van de ter plaatse te consigneren sommen ten laste van een zelfde overtreder mag 2.500 EUR niet overschrijden. ".
Art.2. In artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, gewijzigd bij de besluiten van 27 maart 2006, 1 september 2006 en 27 april 2007, worden het derde en het vierde lid opgeheven.
Art.3. In artikel 6 van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten, gewijzigd bij de besluiten van 30 september 2005 en 1 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In het eerste lid worden de woorden " vermeerderd met een forfaitair bedrag van 110 euro " opgeheven;
2° Het tweede lid wordt opgeheven.
Art.4. In artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit van 1 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, worden het derde en het vierde lid opgeheven.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6. De Minister bevoegd voor Justitie, de Minister bevoegd voor Financiën en de Minister bevoegd voor Mobiliteit zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 oktober 2009.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
H. VAN ROMPUY
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
E. SCHOUPPE