Details





Titel:

30 DECEMBER 1946. - [Besluitwet betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars.] <W 29-06-1984, art. 1er> (NOTA : art. 2 gewijzigd met uitwerking op een onbepaalde datum voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD2008-03-06/36, art. 2, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-12-1989 en tekstbijwerking tot 28-05-2024)



Inhoudstafel:

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied.
Art. 1-2
Art. 2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 2bis
Art. 2bis Vlaams Gewest
Hoofdstuk 2. (Geregeld vervoer) <W 29-06-1984, art. 2>
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 7
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 8
Art. 8 Vlaams Gewest
Art. 9
Art. 9 Vlaams Gewest
Art. 10
Art. 10 Vlaams Gewest
Hoofdstuk 3. (Bijzondere vormen van geregeld vervoer.) <W 29-06-1984, art. 2>
Art. 11
Art. 11 Vlaams Gewest
Art. 12
Art. 12 Vlaams Gewest
Art. 13
Art. 13 WAALS GEWEST
Art. 13 Vlaams Gewest
Hoofdstuk 4. - (ongeregeld vervoer.) <W 29-06-1984, art. 2>
Art. 14-15
Hoofdstuk 5. Bepaling betreffende de spoorwegmaatschappijen, de nationale maatschappij van buurtspoorwegen en de ondernemingen van tramwegen en trolleybussen.
Art. 16
Art. 16 Vlaams Gewest
Art. 17
Art. 17 Vlaams Gewest
Hoofdstuk 6. Gemeenschappelijke bepalingen voor (het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer en het ongeregeld vervoer.) <W 29-06-1984, art. 2>
Art. 18
Art. 18 Vlaams Gewest
Art. 19
Art. 19 Vlaams Gewest
Art. 20
Art. 20 Vlaams Gewest
Art. 21
Art. 21 Vlaams Gewest
Art. 22
Art. 22 Vlaams Gewest
Hoofdstuk 7. Taxi- of huurautodiensten.
Art. 23-27
Hoofdstuk 8. Gemeenschappelijke bepalingen voor al de bij de besluitwet bedoelde diensten.
Art. 28-29
Hoofdstuk 9. Politie en beteugeling.
Art. 30, 30bis, 31
Art. 31 WAALS GEWEST
Art. 31bis
Art. 31bis Vlaams Gewest
Hoofdstuk 10. Allerhande bepalingen.
Art. 32
Art. 32 WAALS GEWEST
Art. 32 Vlaams Gewest
Art. 33
Art. 33 Vlaams Gewest
Art. 34



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Hoofdstuk 1. _ Toepassingsgebied.
Artikel 1.Niemand mag bezoldigd vervoer van personen over den weg met behulp van automobielen met of zonder aanhangwagens of met behulp van elk ander voertuig met afzonderlijke mechanische trekkracht verrichten, zonder een overeenkomstig deze besluitwet verleende machtiging te hebben verkregen.

  (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest, voor wat het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer betreft, bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002)
  (NOTA : Opgeheven voor wat de Federale Overheid betreft en voor wat betreft de vervoersactiviteiten bedoeld in artikel 2 van de W 2013-07-15/20, bij W 2013-07-15/20, art. 42, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)

Art.2.Vallen onder toepassing van deze besluitwet :
  A. Het (geregeld vervoer); <W 29-06-1984, art. 2>
  B. De (bijzondere vormen van geregeld vervoer); <W 29-06-1984, art. 2>
  C. Het ongeregeld vervoer [1 ...]1
  D. (...) <W 29-06-1969, art. 24>
  Vallen buiten de besluitwet :
  1° De vervoerdiensten, door een werkgever met eigen materieel en op eigen verantwoordelijkheid uitsluitend ten behoeve van zijn personeel ingericht en geëxploiteerd, voor zoover daar voor dit laatste geen geldelijke of bezwarende last uit voortvloeit;
  2° De vervoerdiensten van en naar de stations, door de hotels uitsluitend ten behoeve van hun cliënteele verzekerd; de vervoerdiensten van en naar de luchthavens, door de luchtvaartondernemingen uitsluitend ten behoeve van haar cliënteele verzekerd; de ambulanciediensten der hospitalen en klinieken en, in 't algemeen alle dergelijke vervoerdiensten waarvoor de tusschenkomst van een ondernemer van vervoer te lande niet vereischt is.
  De Koning kan echter aan de onder 1° en 2° hiervoren bedoelde vervoerdiensten al of een gedeelte opleggen van de bij artikel 28 en 29 voorziene verplichtingen welke op de diensten, waarvoor een machtiging vereischt is, rusten, inzonderheid die betreffende de technische eischen in verband met de veiligheid voor het gebezigd materieel, het dekken van de burgerlijke aansprakelijkheid alsmede de geneeskundige schifting van en het geneeskundig toezicht op de autobestuurders.
  3° De diensten ingericht op eigen initiatief, ter gelegenheid van onvoorziene gebeurtenissen of om in de toevallige ontoereikendheden of de momenteele schorsing van openbare vervoerdiensten te voorzien. In dit geval behoort de inrichter van die diensten daarvan den dag zelf en bij ter post aangeteekenden brief kennis te geven aan den Minister van Verkeerswezen, die over de opheffing van de diensten of over het verleenen van de in artikel 8 bedoelde tijdelijke machtiging beslist.
  ----------
  (1)<opgeheven voor wat de federale overheid betreft W 2013-07-15/20, art. 42, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°>

Art. 2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   Vallen onder toepassing van deze besluitwet :  A. Het (geregeld vervoer); <W 29-06-1984, art. 2>  B. De (bijzondere vormen van geregeld vervoer); <W 29-06-1984, art. 2>  C. Het ongeregeld vervoer   D. (...) <W 29-06-1969, art. 24>  Vallen buiten de besluitwet :  1° De vervoerdiensten, door een werkgever met eigen materieel en op eigen verantwoordelijkheid uitsluitend ten behoeve van zijn personeel ingericht en geëxploiteerd, voor zoover daar voor dit laatste geen geldelijke of bezwarende last uit voortvloeit;  2° De vervoerdiensten van en naar de stations, door de hotels uitsluitend ten behoeve van hun cliënteele verzekerd; de vervoerdiensten van en naar de luchthavens, door de luchtvaartondernemingen uitsluitend ten behoeve van haar cliënteele verzekerd; de ambulanciediensten der hospitalen en klinieken en, in 't algemeen alle dergelijke vervoerdiensten waarvoor de tusschenkomst van een ondernemer van vervoer te lande niet vereischt is.  De Koning kan echter aan de onder 1° en 2° hiervoren bedoelde vervoerdiensten al of een gedeelte opleggen van de bij artikel 28 en 29 voorziene verplichtingen welke op de diensten, waarvoor een machtiging vereischt is, rusten, inzonderheid die betreffende de technische eischen in verband met de veiligheid voor het gebezigd materieel, het dekken van de burgerlijke aansprakelijkheid alsmede de geneeskundige schifting van en het geneeskundig toezicht op de autobestuurders.  3° De diensten ingericht op eigen initiatief, ter gelegenheid van onvoorziene gebeurtenissen of om in de toevallige ontoereikendheden of de momenteele schorsing van openbare vervoerdiensten te voorzien. In dit geval behoort de inrichter van die diensten daarvan den dag zelf en bij ter post aangeteekenden brief kennis te geven aan den Minister van Verkeerswezen, die over de opheffing van de diensten of over het verleenen van de in artikel 8 bedoelde tijdelijke machtiging beslist.  [1 4° De diensten van geregeld vervoer of de bijzondere vormen van geregeld vervoer per autobus of autocar die geheel of gedeeltelijk uitgeoefend worden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en die door de keuze van het traject en de stopplaatsen of door het aanbieden van aanvullende diensten in hoofdzaak gericht zijn op reizigers die bezienswaardigheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wensen te bezichtigen of er informatie over wensen te verkrijgen. Voor deze diensten wordt onder " bezienswaardigheden " verstaan : gebouwen of monumenten die voor bezoekers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest omwille van hun uiterlijke kenmerken opvallend zijn.]1
  ----------
  (1)<ORD 2008-03-06/36, art. 2, 004; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art. 2_VLAAMS_GEWEST.  Vallen onder toepassing van deze besluitwet :  A. [2 ...]2  B. [2 ...]2  C. Het ongeregeld vervoer [1 ...]1  D. (...) <W 29-06-1969, art. 24>  [2 ...]2  ----------
  (1)<W 2013-07-15/20, art. 42, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°>
  (2)<DVR 2001-04-20/45, art. 67, 1°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art. 2bis.<W 29-06-1984, art. 3> De reglementering betreffende het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer of het ongeregeld vervoer kan door de Koning geheel of gedeeltelijk toepasselijk worden verklaard op het door Hem bepaalde vervoer van personen over de weg dat wordt verricht door personen die niet het beroep van vervoerder van personen over de weg uitoefenen.
(NOTA : de woorden "ongeregelde diensten" opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 4°; Inwerkingtreding : 01-09-2014)

Art. 2bis_VLAAMS_GEWEST.    <W 29-06-1984, art. 3> De reglementering betreffende [1 ...]1 het ongeregeld vervoer kan door de Koning geheel of gedeeltelijk toepasselijk worden verklaard op het door Hem bepaalde vervoer van personen over de weg dat wordt verricht door personen die niet het beroep van vervoerder van personen over de weg uitoefenen.
  ----------
  (1)<DVR 2001-04-20/45, art. 67, 4°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Hoofdstuk 2. _ (Geregeld vervoer)
Art.3.<W 29-06-1984, art. 4> § 1. Onder geregeld vervoer wordt het gemeenschappelijk vervoer van personen verstaan, volgens een frequentie en in een bepaalde relatie, waarbij reizigers aan de eindpunten en eventueel onderweg, op vooraf gekende stopplaatsen, kunnen in- en uitstappen.
  § 2. Bij het in § 1 bedoelde vervoer dienen de door de bevoegde overheid vastgestelde dienstregelingen en tarieven te worden nageleefd.

Art. 3_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.4.Voor het (geregeld vervoer) wordt machtiging verleend, welk ook de aard van de bereden wegen weze : <W 29-06-1984, art. 2>
  a) door de gemeenteraden, wanneer de reisweg binnen het grondgebied der gemeente blijft;
  b) door de bestendige deputatie van den provincialen raad, wanneer de reisweg over het grondgebied van meer dan een gemeente eener zelfde provincie loopt;
  c) door den Koning, wanneer het grondgebied van meer dan een provincie bereden wordt.

Art. 4_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.5.De door de gemeenteraden verleende machtigingen worden de bestendige deputatie van den provincialen raad voorgelegd voor advies en den Koning, voor goedkeuring.
  De door de bestendige deputatie der provinciale raden verleende machtigingen worden de betrokken gemeenten vooraf voor advies voorgelegd. Zij moeten door den Koning worden goedgekeurd.
  De door den Koning te verleenen machtigingen worden de betrokken gemeenten en provinciën vooraf voor advies voorgelegd. Van het advies der bestendige deputatie of van dat der gemeenten wordt evenwel afgezien, indien dat advies niet binnen drie maand wordt uitgebracht.
  De door de gemeenteraden of de bestendige deputaties verleende machtigingen zijn geldig van rechtswege, indien binnen een termijn van drie maand, nadat de beraadslaging van den bevoegden gemeenteraad of van de bevoegde bestendige deputatie bij het Ministerie van Verkeerswezen is toegekomen, niet een andersluidende beslissing is gevallen of een met redenen omkleed besluit werd genomen waarbij de Koning een nieuwen termijn van ten hoogste drie maand bepaalt om uitspraak te doen.

Art. 5_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.6.Van de beslissing van den gemeenteraad of de bestendige deputatie, waarbij de machtiging tot het inrichten van een (geregeld vervoer) wordt geweigerd, staat voor den aanvrager hooger beroep open op de bestendige deputatie of op den Koning, volgens het geval. <W 29-06-1984, art. 2>
  Om geldig te zijn, moet dat beroep ingesteld worden binnen tien dagen na de kennisgeving van de beslissing aan belanghebbende. In geval van hooger beroep, treedt de bestendige deputatie of de Koning in de plaats van den gemeenteraad of de bestendige deputatie om de machtiging toe te staan of te weigeren.
  Hetzelfde hooger beroep staat voor den aanvrager open indien door den gemeenteraad of de bestendige deputatie geen beslissing werd genomen binnen zes maanden na de ontvangst van de aanvraag om machtiging; dat beroep dient ingesteld uiterlijk tien dagen na de verstrijking van den termijn van zes maand.

Art. 6_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.7.Vooraleer een machtiging tot oprichting van een (geregeld vervoer) wordt verleend, wordt door de bevoegde overheid een onderzoek ingesteld, dat inzonderheid loopt over het nut, den reisweg, het bedrag der tarieven, de exploitatievoorwaarden van den dienst. <W 29-06-1984, art. 2>
  De modaliteiten der onderzoeken worden vastgesteld door den Koning.

Art. 7_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.8.In afwachting van den uitslag van het onderzoek, kan de Minister van Verkeerswezen een voorloopige machtiging verleenen voor een duur van ten hoogste negen maand.
  De Minister van Verkeerswezen kan insgelijks, zonder andere voorafgaande formaliteit, tijdelijke machtigingen verleenen voor diensten waarvan de duur zes maand niet overschrijdt, en inzonderheid voor de in artikel 2, 3°, van deze besluitwet bedoelde diensten.

Art. 8_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.9.Machtiging tot het oprichten van een (geregeld vervoer) wordt slechts verleend ingevolge een openbare aanbesteding waarvan de modaliteiten door den Koning worden vastgesteld. <W 29-06-1984, art. 2>
  De machtiging kan evenwel zonder openbare aanbesteding worden verleend :
  1° indien het een stadsdienst geldt, aan den exploitant van een regelmatig vergunden of geautoriseerden openbaren personenvervoerdienst die reeds het grootste gedeelte van het betrokken verkeer verzekert;
  2° indien het een voorsteden- of intercommunalen dienst geldt, aan den exploitant van een regelmatig vergunden of geautoriseerden openbaren personenvervoerdienst die reeds het grootste gedeelte der bevolking bedient waarvoor de nieuwe dienst wordt ingericht;
  3° indien het de verlenging van den duur van een bestaanden dienst geldt, aan den exploitant die houder is van de vervallen machtiging, voor zoover deze algeheele voldoening heeft gegeven en geen voorkeurrecht werd toegekend aan de onder 1° en 2° hiervoren bedoelde exploitanten.
  Wordt met den exploitant van een regelmatig vergunden of geautoriseerden openbaren personenvervoerdienst gelijkgesteld, hij die de concessie of de inoverwegingneming, als spoorweg, tramweg of trolleybus, heeft verkregen van een lijn welke wegens de omstandigheden niet kon aangelegd worden.
  Om de onder 3° voorziene verlenging te kunnen bekomen, moet de exploitant zijn aanvraag indienen in den loop van de twee jaar die het laatste jaar van zijn machtiging voorafgaan.
  Door de bevoegde overheid wordt een beslissing genomen binnen twaalf maand na de ontvangst van de aanvraag.

Art. 9_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.10.Het bepaalde in het tweede lid van artikel 52 en in het derde lid van artikel 57 der Grondwet is toepasselijk op (geregeld vervoer) waarvoor krachtens deze besluitwet machtiging is verleend. <W 29-06-1984, art. 2>

Art. 10_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Hoofdstuk 3. _ (Bijzondere vormen van geregeld vervoer.)
Art.11.<W 29-06-1984, art. 5> § 1. Onder bijzondere vormen van geregeld vervoer wordt het gemeenschappelijk vervoer van personen verstaan, wie dit ook organiseert, van bepaalde categorieën personen met uitsluiting van andere reizigers, voor zover het vervoer geschiedt op de in artikel 3 bepaalde wijze.
  § 2. Bij dergelijk vervoer kan het naleven van dienstregelingen verplicht worden gesteld.
  § 3. Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in artikel 13, § 3, kan ook het naleven van tarieven verplicht worden gesteld.
  § 4. De aanpassing van het vervoer aan de veranderlijke behoeften van de belanghebbenden doet geen afbreuk aan het geregelde karakter van een bijzondere vorm van geregeld vervoer.

Art. 11_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.12.Voor de (bijzondere vormen van geregeld vervoer), om het even welken reisweg zij volgen of welk grondgebied zij berijden, wordt de machtiging verleend door den Minister van Verkeerswezen na een onderzoek dat inzonderheid loopt over hun nut en hun opportuniteit uit het oogpunt van de coördinatie der vervoermiddelen. <W 29-06-1984, art. 2>

Art. 12_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.13.§ 1. (De machtiging tot het inrichten van (bijzondere vormen van geregeld vervoer), uitgezonderd deze bedoeld bij de wet van 26 april 1962 betreffende het gemeenschappelijk vervoer van de leerlingen van de onderwijsinrichtingen, worden bij prioriteit toegekend : <W 29-06-1984, art. 2>
  1° in zones welke bediend worden door een maatschappij voor intercommunaal vervoer : aan deze maatschappij;
  2° buiten deze zones : aan de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen.) <W 27-12-1977, art. 1>
  § 2. (Deze maatschappijen mogen bedoelde diensten aan privémaatschappijen verpachten.) <W 27-12-1977, art. 1>
  § 3. (De machtigingen voor bijzondere vormen van geregeld vervoer worden afgegeven onder de volgende voorwaarden :
  1. De vervoerder moet voldoen aan de door de Koning gestelde eisen inzake zowel de toegang tot het beroep van vervoerder van personen over de weg als de kwaliteit van het materieel, de veiligheid en de tarieven.
  2. Inzake werknemersvervoer kan enkel machtiging verleend worden voor bijzondere vormen van geregeld vervoer georganiseerd door de werkgevers.
  De werkgevers kunnen van de vervoerde personen een bijdrage in de vervoerkosten eisen; deze bijdrage mag echter individueel niet hoger liggen dan de prijs van een gelijkwaardig abonnement op het openbaar vervoernet van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en collectief niet meer bedragen dan de helft van de kostprijs van het vervoer.
  Deze bepaling doet geen afbreuk aan de collectieve overeenkomsten betreffende de tussenkomst van de werkgevers in de vervoerkosten.
  Ingeval de werkgever beslist af te zien van de organisatie van een bijzondere vorm van geregeld vervoer voor werknemers, dient hij de vervoerder een behoorlijk gemotiveerde vooropzegging van drie maanden te geven.) <W 29-06-1984, art. 6>
  § 4. (Voor de (bijzondere vormen van geregeld vervoer), uitgezonderd de diensten bedoeld bij de bovengenoemde wet van 26 april 1962, verkrijgt elke houder van een pachtovereenkomst, geldig tijdens de maand die de datum van de inwerkingtreding van deze wet voorafgaat, op zijn aanvraag, een nieuwe pachtovereenkomst voor een termijn van twee jaar, die in voorkomend geval om de twee jaar kan worden verlengd, indien hij aan de door artikel 21, 3° lid, gestelde eisen blijft voldoen, en het vervoer waarop de overeenkomst slaat, gerechtvaardigd blijft. <W 29-06-1984, art. 2>
  De bovenvermelde termijn van twee jaar wordt evenwel herleid tot één jaar indien het gaat om vervoer van leerlingen van en naar zwembaden.) <W 27-12-1977, art. 1>

Art. 13_WAALS_GEWEST.    § 1. (De machtiging tot het inrichten van (bijzondere vormen van geregeld vervoer), uitgezonderd deze bedoeld bij [1 het decreet van 1 april 2004 betreffende het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen]1, worden bij prioriteit toegekend : <W 29-06-1984, art. 2>  1° in zones welke bediend worden door een maatschappij voor intercommunaal vervoer : aan deze maatschappij;  2° buiten deze zones : aan de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen.) <W 27-12-1977, art. 1>  § 2. (Deze maatschappijen mogen bedoelde diensten aan privémaatschappijen verpachten.) <W 27-12-1977, art. 1>  § 3. (De machtigingen voor bijzondere vormen van geregeld vervoer worden afgegeven onder de volgende voorwaarden :  1. De vervoerder moet voldoen aan de door de Koning gestelde eisen inzake zowel de toegang tot het beroep van vervoerder van personen over de weg als de kwaliteit van het materieel, de veiligheid en de tarieven.  2. Inzake werknemersvervoer kan enkel machtiging verleend worden voor bijzondere vormen van geregeld vervoer georganiseerd door de werkgevers.  De werkgevers kunnen van de vervoerde personen een bijdrage in de vervoerkosten eisen; deze bijdrage mag echter individueel niet hoger liggen dan de prijs van een gelijkwaardig abonnement op het openbaar vervoernet van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en collectief niet meer bedragen dan de helft van de kostprijs van het vervoer.  Deze bepaling doet geen afbreuk aan de collectieve overeenkomsten betreffende de tussenkomst van de werkgevers in de vervoerkosten.  Ingeval de werkgever beslist af te zien van de organisatie van een bijzondere vorm van geregeld vervoer voor werknemers, dient hij de vervoerder een behoorlijk gemotiveerde vooropzegging van drie maanden te geven.) <W 29-06-1984, art. 6>  § 4. (Voor de (bijzondere vormen van geregeld vervoer), uitgezonderd de diensten bedoeld bij [1 het bovengenoemd decreet van 1 april 2004]1, verkrijgt elke houder van een pachtovereenkomst, geldig tijdens de maand die de datum van de inwerkingtreding van deze wet voorafgaat, op zijn aanvraag, een nieuwe pachtovereenkomst voor een termijn van twee jaar, die in voorkomend geval om de twee jaar kan worden verlengd, indien hij aan de door artikel 21, 3° lid, gestelde eisen blijft voldoen, en het vervoer waarop de overeenkomst slaat, gerechtvaardigd blijft. <W 29-06-1984, art. 2>  De bovenvermelde termijn van twee jaar wordt evenwel herleid tot één jaar indien het gaat om vervoer van leerlingen van en naar zwembaden.) <W 27-12-1977, art. 1>
  ----------
  (1)<DWG 2004-04-01/70, art. 43, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2004>


Art. 13_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Hoofdstuk 4. - (ongeregeld vervoer.)
Art.14.<W 29-06-1984, art. 7> § 1. Onder ongeregeld vervoer wordt het gemeenschappelijk vervoer van personen verstaan dat noch aan de definitie van het geregeld vervoer van artikel 3, noch aan de definitie van de bijzondere vormen van geregeld vervoer van artikel 11 beantwoordt.
   § 2. Het ongeregeld vervoer omvat :
   A. Het vervoer in gesloten rondritten, dat wil zeggen vervoer met hetzelfde voertuig dat dezelfde groep reizigers over het gehele traject vervoert en naar de plaats van vertrek terugbrengt;
   B. Het vervoer waarbij de heenreis met reizigers en de terugreis zonder reizigers plaatsvindt;
   C. Andere, door de Koning te bepalen vormen van ongeregeld vervoer.
   § 3. Dit vervoer kan met een zekere regelmaat plaatsvinden zonder dat daardoor het karakter van ongeregeld vervoer verloren gaat.
(NOTA : opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)

Art.15.<W 27-12-1977, art. 2> De machtigingen tot het exploiteren van (ongeregeld vervoer) worden door de Minister van Verkeerswezen afgegeven aan de aanvragers die aan de door de Koning gestelde eisen voldoen. <W 29-06-1984, art. 2>
   Die eisen hebben betrekking op het zedelijk gedrag, de beroepsbekwaamheid en de solvabiliteit van de aanvrager, de kwaliteit van het materieel, de veiligheid en de tarieven.
   De Koning kan opportuniteitsmaatstaven vaststellen volgens welke machtiging kan worden verleend voor nieuwe diensten of voor uitbreiding van bestaande ondernemingen.
   In afwachting van de uitslag van het onderzoek kan de Minister van Verkeerswezen een voorlopige machtiging afgeven voor de duur van zes maanden. Deze machtiging is hernieuwbaar.
   De minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde kan machtigingen voor autocardiensten voor één of meer bepaalde reizen afgeven.
(NOTA : opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)

Hoofdstuk 5. _ Bepaling betreffende de spoorwegmaatschappijen, de nationale maatschappij van buurtspoorwegen en de ondernemingen van tramwegen en trolleybussen.
Art.16.De spoorwegmaatschappijen, de Nationale Maatschappij van buurtspoorwegen en de ondernemingen van tramwegen en trolleybussen zijn, wat (het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer en het ongeregeld vervoer) betreft, aan het gemeen recht onderworpen en kunnen machtiging verkrijgen om dergelijke diensten rechtstreeks of onrechtstreeks te exploiteeren. <W 29-06-1984, art. 2>
  De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen mag ook belangen nemen bij dergelijke diensten.
  Al de bepalingen der wetten van 11 Augustus 1924 en 20 Juli 1927 die betrekking hebben op het aan de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen verleend voorkeurrecht en de aan die maatschappij opgelegde verplichtingen voor het herstellen van wegen, worden ingetrokken.
(NOTA : de woorden "ongeregelde diensten" opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 4°; Inwerkingtreding : 01-09-2014)

Art. 16_VLAAMS_GEWEST.  De spoorwegmaatschappijen, [1 ...]1 zijn, wat (het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer en het ongeregeld vervoer) betreft, aan het gemeen recht onderworpen en kunnen machtiging verkrijgen om dergelijke diensten rechtstreeks of onrechtstreeks te exploiteeren. <W 29-06-1984, art. 2>  De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen mag ook belangen nemen bij dergelijke diensten.  [2 ...]2
  ----------
  (1)<DVR 2001-04-20/45, art. 67; 3°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>
  (2)<DVR 2001-04-20/45, art. 70,12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.17.Het algemeen reglement en het politiereglement op de exploitatie (der geregelde vervoeren), genomen ter uitvoering van deze besluitwet, zijn toepasselijk op de autobusdiensten welke de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en de concessiehoudende ondernemingen en vereenigingen van tramweglijnen bij toepassing van de wet van 29 Augustus 1931 mogen oprichten. <W 29-06-1984, art. 2>
  De reiswegen der autobusdiensten waarvoor machtiging is verleend bij toepassing van de wet van 29 Augustus 1931, waarbij het aan de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en aan de concessiehouders van tramlijnen toegelaten is autobusdiensten op te richten tot verbetering van de exploitatievoorwaarden van hun spoorlijnen, mogen, tegen de voorwaarden van die wet, verlengd of gewijzigd worden, voor zoover daar geen ontaarding van het oorspronkelijk karakter van die diensten uit voortvloeit.

Art. 17_VLAAMS_GEWEST.   Het algemeen reglement en het politiereglement op de exploitatie (der geregelde vervoeren), genomen ter uitvoering van deze besluitwet, zijn toepasselijk op de autobusdiensten welke de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en de concessiehoudende ondernemingen en vereenigingen van tramweglijnen bij toepassing van de wet van 29 Augustus 1931 mogen oprichten. <W 29-06-1984, art. 2>  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>


Hoofdstuk 6. _ Gemeenschappelijke bepalingen voor (het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer en het ongeregeld vervoer.)
Art.18.De machtigingen tot het inrichten van geregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer en ongeregeld vervoer worden verleend voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
(NOTA : de woorden "ongeregelde diensten" opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 4°; Inwerkingtreding : 01-09-2014)

Art. 18_VLAAMS_GEWEST.   De machtigingen tot het inrichten van [1 ...]1 ongeregeld vervoer worden verleend voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
  ----------
  (1)<DVR 2001-04-20/45, art. 67; Inwerkingtreding : 10-09-2002>


Art.19.(De Koning bepaalt de algemene voorwaarden die in het algemeen belang aan exploitanten van (geregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer en ongeregeld vervoer) worden opgelegd. Deze algemene voorwaarden kunnen met name inhouden, vaststelling of opdracht aan de Minister tot vaststelling van het tarief der retributies te heffen voor gehele of gedeeltelijke dekking van de bestuurs-, controle- of toezichtskosten welke de toepassing van de wets- of reglementsbepalingen aangaande deze diensten mede brengt.) <W 20-12-1957, art. 4, § 1> <W 29-06-1984, art. 2>
  Die algemeene voorwaarden worden aangevuld met bijzondere voorwaarden voor iedere onderneming.
  Voor (het geregeld vervoer) worden die bijzondere voorwaarden vastgesteld : <W. 29-06-1984, art. 2>
  door den Minister van Verkeerswezen, als het interprovinciale diensten geldt;
  door de bestendige deputaties van de provinciale raden, als het provinciale diensten geldt;
  door de gemeenteraden, als het gemeentelijke diensten geldt.
  De door de bestendige deputaties en de provinciale raden vastgestelde bijzondere voorwaarden moeten door den Minister van Verkeerswezen goedgekeurd worden.
  Voor de (bijzondere vormen van geregeld vervoer en het ongeregeld vervoer) worden die bijzondere voorwaarden vastgesteld door den Minister van Verkeerswezen. <W 29-06-1984, art. 2>
  De algemeene en de bijzondere voorwaarden mogen geen bepalingen bevatten waardoor de bevoegde overheden verhinderd worden machtigingen voor het inrichten van concurreerende diensten uit te reiken, indien het algemeen belang het verlenen ervan wettigt.
(NOTA : de woorden "ongeregelde diensten" opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 4°; Inwerkingtreding : 01-09-2014)

Art. 19_VLAAMS_GEWEST.  (De Koning bepaalt de algemene voorwaarden die in het algemeen belang aan exploitanten van ([1 ...]1 ongeregeld vervoer) worden opgelegd. Deze algemene voorwaarden kunnen met name inhouden, vaststelling of opdracht aan de Minister tot vaststelling van het tarief der retributies te heffen voor gehele of gedeeltelijke dekking van de bestuurs-, controle- of toezichtskosten welke de toepassing van de wets- of reglementsbepalingen aangaande deze diensten mede brengt.) <W 20-12-1957, art. 4, § 1> <W 29-06-1984, art. 2>  Die algemeene voorwaarden worden aangevuld met bijzondere voorwaarden voor iedere onderneming.  [2 ...]2  [2 ...]2  Voor de ([1 ...]1 het ongeregeld vervoer) worden die bijzondere voorwaarden vastgesteld door den Minister van Verkeerswezen. <W 29-06-1984, art. 2>  De algemeene en de bijzondere voorwaarden mogen geen bepalingen bevatten waardoor de bevoegde overheden verhinderd worden machtigingen voor het inrichten van concurreerende diensten uit te reiken, indien het algemeen belang het verlenen ervan wettigt.
  ----------
  (1)<DVR 2001-04-20/45, art. 67, 4° en 5°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>
  (2)<DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.20.In de bij toepassing van artikel 19 hiervoren vast te stellen voorwaarden kan een vergoeding wegens zichtkosten en staanrecht ten bate van de gemeenten voorzien worden.
  De Minister van Verkeerswezen kan een concurrentievergoeding opleggen ten bate van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen, de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, de concessiehoudende maatschappijen en vereenigingen van tramweglijnen waarbij de Staat geïnteresseerd is.
  Die vergoeding kan eventueel onder twee of meer van die maatschappijen of vereenigingen verdeeld worden.

Art. 20_VLAAMS_GEWEST.   In de bij toepassing van artikel 19 hiervoren vast te stellen voorwaarden kan een vergoeding wegens zichtkosten en staanrecht ten bate van de gemeenten voorzien worden.  De Minister van Verkeerswezen kan een concurrentievergoeding opleggen ten bate van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen, de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, de concessiehoudende maatschappijen en vereenigingen van tramweglijnen waarbij de Staat geïnteresseerd is.  Die vergoeding kan eventueel onder twee of meer van die maatschappijen of vereenigingen verdeeld worden.     (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest, voor wat de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen betreft, DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002)

Art.21.Alle definitieve of tijdelijke overdracht van machtiging moet worden goedgekeurd door de overheden die de machtiging verleend en goedgekeurd hebben.
  Alle overlating van exploitatie, onder om 't even welken vorm, dient goedgekeurd door den Minister van Verkeerswezen, behalve die gedaan door de in artikel 16 bedoelde maatschappijen en ondernemingen.
  De Minister van Verkeerswezen kan zich echter tegen de overlating van exploitatie verzetten, als de overnemer niet de onontbeerlijke moreele en materieele waarborgen biedt.

Art. 21_VLAAMS_GEWEST.   Alle definitieve of tijdelijke overdracht van machtiging moet worden goedgekeurd door de overheden die de machtiging verleend en goedgekeurd hebben.  Alle overlating van exploitatie, onder om 't even welken vorm, dient goedgekeurd door den Minister van Verkeerswezen, behalve die gedaan door de in artikel 16 bedoelde maatschappijen en ondernemingen.  De Minister van Verkeerswezen kan zich echter tegen de overlating van exploitatie verzetten, als de overnemer niet de onontbeerlijke moreele en materieele waarborgen biedt.     (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest, voor wat de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen betreft, DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002)

Art.22.(Bij ernstige overtreding van de bepalingen en voorwaarden van de akte van machtiging, kan deze, de houder van de machtiging gehoord, zonder schadeloosstelling worden ingetrokken :
  door de Koning, wanneer het gaat om een machtiging van een (geregeld vervoer); <W 29-06-1984, art. 2>
  door de Minister van Verkeerswezen, wanneer het gaat om een machtiging voor (een bijzondere vorm van geregeld vervoer of een ongeregeld vervoer), of om de voorlopige of tijdelijke machtiging bedoeld in artikel 8.) <W 27-12-1977, art. 3> <W 29-06-1984, art. 2>
  Indien de intrekking van de machtiging de definitieve opheffing van (geregeld vervoer) in zich sluit, worden de betrokken gemeenten en bestendige deputaties geraadpleegd. Deze overheidslichamen worden geacht af te zien van het recht om gehoord te worden, zoo zij hun advies niet binnen een termijn van een maand uitbrengen. <W 29-06-1984, art. 2>
  Als maatregel van algemeen nut kan de Koning de machtiging te allen tijde en zonder vergoeding intrekken; het staat hem eveneens vrij de voorwaarden van de intrekking vast te stellen.
(NOTA : de woorden "ongeregelde diensten" opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 4°; Inwerkingtreding : 01-09-2014)

Art. 22_VLAAMS_GEWEST.  (Bij ernstige overtreding van de bepalingen en voorwaarden van de akte van machtiging, kan deze, de houder van de machtiging gehoord, zonder schadeloosstelling worden ingetrokken :  [1 ...]1); <W 29-06-1984, art. 2>  door de Minister van Verkeerswezen, wanneer het gaat om een machtiging voor (een [1 ...]1 of een ongeregeld vervoer), of om de voorlopige of tijdelijke machtiging bedoeld in artikel 8.) <W 27-12-1977, art. 3> <W 29-06-1984, art. 2>  Indien de intrekking van de machtiging de definitieve opheffing van (geregeld vervoer) in zich sluit, worden de betrokken gemeenten en bestendige deputaties geraadpleegd. Deze overheidslichamen worden geacht af te zien van het recht om gehoord te worden, zoo zij hun advies niet binnen een termijn van een maand uitbrengen. <W 29-06-1984, art. 2>  Als maatregel van algemeen nut kan de Koning de machtiging te allen tijde en zonder vergoeding intrekken; het staat hem eveneens vrij de voorwaarden van de intrekking vast te stellen.    (NOTA : opgeheven voor het Vlaams gewest, voor wat het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer betreft DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002)
  ----------
  (1)<DVR 2001-04-20/45, art. 67, 6°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>


Hoofdstuk 7. _ Taxi- of huurautodiensten.
Art.23. (opgeheven) <W 23-06-1969, art. 24>

Art.24. (opgeheven) <W 23-06-1969, art. 24>

Art.25. (opgeheven) <W 23-06-1969, art. 24>

Art.26. (opgeheven) <W 23-06-1969, art. 24>

Art.27. (opgeheven) <W 23-06-1969, art. 24>

Hoofdstuk 8. _ Gemeenschappelijke bepalingen voor al de bij de besluitwet bedoelde diensten.
Art.28.(De Koning bepaalt de vereisten inzake verzekering waaraan de voertuigen die voor de verschillende in deze besluitwet genoemde diensten worden gebruikt, moeten voldoen.) <W 21-06-1985, art. 6>
   De Koning, of de Minister wie hij daartoe opdracht geeft, stelt het tarief vast van de ten bate van de Staat of van de erkende controle-instellingen te heffen retributies voor gehele of gedeeltelijke dekking van de bestuurs-, controle- of toezichtskosten welke de toepassing van de krachtens het vorige lid uitgevaardigde bepalingen medebrengt.

Art.29. <W 20-12-1957, art. 4, § 3> Bestuurders van voor deze diensten gebruikte voertuigen zijn onderworpen aan de reglementsbepalingen, door de Koning inzake geneeskundig toezicht en geneeskundige schifting uitgevaardigd.
  De Koning, of de Minister wie hij daartoe opdracht geeft, stelt het tarief vast van de retributies, te heffen voor gehele of gedeeltelijke dekking van de bestuurs-, controle- of toezichtskosten welke de ter uitvoering van die bepalingen gedane verrichtingen medebrengen.

Hoofdstuk 9. _ Politie en beteugeling.
Art.30.De politiereglementen betreffende de exploitatie van de krachtens deze besluitwet geautoriseerde diensten worden door den Koning vastgesteld.
   De overtredingen van die reglementen alsmede van de bepalingen van de besluiten genomen krachtens deze besluitwet worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zes en twintig frank tot tien duizend frank of met één van die straffen alleen, onverminderd de gebeurlijke schadevergoeding.
   De exploitatie zonder machtiging van de bij deze besluitwet bedoelde diensten wordt gestraft met dezelfde straffen, onverminderd de gebeurlijke schadevergoeding.
   Bij zware overtreding kan de rechter bovendien de verbeurdverklaring van het voertuig bevelen.
   De bepalingen van hoofdstuk VII, van boek I, alsmede van artikel 85 van het Strafwetboek, vinden toepassing ten aanzien van die overtredingen. In geval van exploitatie zonder machtiging, mag de straf evenwel niet kleiner zijn dan de correctioneele straffen.
   In geval van herhaling binnen twee jaar te rekenen van de veroordeling, wordt de exploitant gestraft met een straf die niet kleiner mag zijn dan het dubbele van de vroeger wegens dezelfde overtreding uitgesproken straf.
   (De wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie is niet van toepassing in geval van exploitatie zonder machtiging.) <W 28-06-1984, art. 3>
   In geval van exploitatie zonder machtiging, worden de veroordelingen tot schadeloosstelling tegen de overtreders uitgesproken, hetzij ten bate van de openbare machten, hetzij ten bate van exploitanten die een machtiging bezitten en door de overtreding schade hebben geleden, bij voorrecht verhaalbaar op de opbrengst van den verkoop op inbeslagneming van de rijtuigen die gediend hebben om de overtreding te begaan, zelfs indien de rijtuigen niet het eigendom van de overtreders zijn.
   De (politierechtbanken) nemen kennis van die overtredingen. <W 10-10-1967, art. 3-91, § 31>
   (lid 10 tot 12 opgeheven) <W 23-06-1969, art. 24>
(NOTA : Opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)

Art. 30bis.[1 § 1. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel, wordt onder opdrachtgever verstaan elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, elke persoon handelend voor rekening van een vereniging van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elke onder de publieke overheid ressorterende instelling, ongeacht of deze een eigen rechtspersoonlijkheid bezit of niet of afhangt van een overheid met rechtspersoonlijkheid en die een vervoerovereenkomst afsluit met een ondernemer van personenvervoer over de weg of met een reisbemiddelaar.
   Er wordt onderscheid gemaakt tussen de professionele opdrachtgever en de niet-professionele opdrachtgever.
   Onder professionele opdrachtgever wordt verstaan :
   1° de opdrachtgever die een vervoerovereenkomst afsluit met een ondernemer van personenvervoer over de weg en waarvan de activiteit bestaat uit het tegen betaling of op regelmatige basis organiseren, bestellen of laten uitvoeren van reizen, inzonderheid over de weg;
   2° de ondernemer van personenvervoer over de weg die een overeenkomst van onderaanneming afsluit.
   Onder niet-professionele opdrachtgever wordt verstaan de opdrachtgever die een vervoerovereenkomst afsluit met een ondernemer van personenvervoer over de weg of met een reisbemiddelaar en waarvan de activiteit er niet in bestaat het tegen betaling of op regelmatige basis organiseren, bestellen of laten uitvoeren van reizen, inzonderheid over de weg.
   § 2. De professionele opdrachtgever wordt bestraft overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 indien hij, op het ogenblik van het afsluiten van de vervoerovereenkomst betreffende een vervoer dat onder de toepassing valt van de reglementen en bepalingen bedoeld in artikel 30, tweede lid, heeft nagelaten, zelfs door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, zich ervan te vergewissen dat de vervoerder beschikt over het origineel van de hem door de bevoegde overheid afgegeven communautaire vervoervergunning; op aanvraag van de opdrachtgever, dient de vervoerder hem een fotokopie te overhandigen van het origineel van deze vervoervergunning.
   § 3. Op het ogenblik van het afsluiten van de vervoerovereenkomst betreffende een vervoer dat onder de toepassing valt van de reglementen en bepalingen bedoeld in artikel 30, tweede lid, dient de vervoerder een fotokopie te overhandigen aan de niet-professionele opdrachtgever van het origineel van de hem door de bevoegde overheid afgegeven communautaire vervoervergunning.
   § 4. De professionele opdrachtgever, de niet-professionele opdrachtgever evenals hun mandatarissen die bevoegd zijn om tijdens de reis instructies te geven aan de bestuurder van het voertuig worden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 gestraft, indien zij instructies hebben gegeven of daden hebben gesteld, die hebben geleid tot :
   1° de overschrijding van het toegelaten maximum aantal te vervoeren personen, zoals vermeld op het schouwingsbewijs van het voertuig;
   2° de niet-naleving van de voorschriften betreffende de rij- en rusttijden van de bestuurders van voertuigen;
   3° de overschrijding van de toegestane maximumsnelheid van de voertuigen.
   § 5. De vervoerder en de professionele opdrachtgever worden gestraft, overeenkomstig de bepalingen van artikel 30, indien de vervoerder een vervoer heeft uitgevoerd tegen een ongeoorloofd lage prijs of indien de professionele opdrachtgever de vervoerder heeft aangezet een vervoer uit te voeren tegen een ongeoorloofd lage prijs.
   Onder " ongeoorloofd lage prijs " dient te worden verstaan een prijs die onvoldoende is om tegelijkertijd te dekken :
   - de niet te vermijden posten van de kostprijs van het voertuig, in het bijzonder de banden, de brandstof, het onderhoud, de afschrijving en de huur;
   - de kosten voortvloeiende uit wettelijke of reglementaire verplichtingen, in het bijzonder sociale, fiscale, verzekerings- en veiligheidskosten;
   - de kosten voortvloeiende uit het bestuur en de leiding van de onderneming.
   § 6. De houder van het getuigschrift of bewijs van vakbekwaamheid die, in het kader van de reglementering nopens de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg, aangesteld werd om de vervoerwerkzaamheden van de onderneming permanent en daadwerkelijk te leiden en die, zelfs door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, deze leiding niet permanent en daadwerkelijk op zich heeft genomen, wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van artikel 30.
   § 7. Elke contractuele bepaling die leidt tot een vermindering of het tenietdoen van de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever waarin dit artikel voorziet, wordt nietig verklaard.
   § 8. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer bedoeld in artikel 6, § 1, X, eerste lid, 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en, in deze context, op het grensoverschrijdend vervoer op korte afstand.]1
(NOTA : opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-05-06/03, art. 1; Inwerkingtreding : 29-05-2009>

Art.31.De ambtenaars en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van deze besluitwet worden door den Koning aangesteld. Zij maken de processen-verbaal op tot vaststelling van de overtredingen van deze besluitwet en van haar uitvoeringsbesluiten.
   De Koning stelt eveneens de exploitanten of dezer bedienden aan die, samen met voormelde ambtenaars en beambten, de overtredingen van de politiereglementen kunnen vaststellen, overeenkomstig het eenig artikel van de wet van 15 augustus 1897 betreffende de wegenpolitie.
   De ambtenaars, beambten en andere personen aangesteld om toezicht te houden op de uitvoering van deze besluitwet kunnen, bij de uitoefening van hun functies, op risico en kosten van den overtreder overgaan tot inbeslagneming van de voertuigen welke gediend hebben om de overtreding te begaan.
   De leden van de Rijkswacht en van de plaatselijke politie moeten hen behulpzaam zijn.
   De processen-verbaal hebben kracht van bewijs tot het tegendeel bewezen is.
   Een afschrift er van wordt aan de overtreders gezonden binnen drie dagen na de vaststelling van de overtredingen.
(NOTA : opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)

Art. 31_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DWG 1999-02-04/33, art. 2; Inwerkingtreding : 26-02-1999>

Art. 31bis.§ 1. Bij het vaststellen van een der speciaal door de Koning aangewezen overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze besluitwet kan, indien het feit geen schade aan derden heeft veroorzaakt en met instemming van de overtreder, een som geheven worden, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen een door de Koning bepaalde termijn.
   Het bedrag van deze som, dat niet hoger mag zijn dan het maximum van de geldboete die op die overtreding staat, vermeerderd met de opdeciemen, alsook de nadere regels inzake heffing worden door de Koning bepaald.
   De ambtenaren en beambten die tot een der door de Koning bepaalde categorieën behoren en door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep daartoe individueel zijn gemachtigd, zijn belast met de toepassing van dit artikel en van de ter uitvoering ervan genomen maatregelen.
   § 2. Door betaling vervalt de strafvordering, tenzij het openbaar ministerie binnen een maand, te rekenen van de dag van de betaling, de betrokkene kennis geeft van zijn voornemen die vordering in te stellen. De kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekende brief; zij wordt geacht te zijn gedaan de eerste werkdag na de dag van afgifte ter post.
   § 3. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, moet hij aan de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren of beambten een som in consignatie geven bestemd om de eventuele geldboete en gerechtskosten te dekken.
   Het bedrag van de som die in consignatie moet worden gegeven en de nadere regels inzake heffing, worden door de Koning bepaald.
   Het door de overtreder bestuurde voertuig wordt op zijn kosten en risico ingehouden tot deze som betaald is en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn of, indien dit niet gebeurt, gedurende zesennegentig uren te rekenen vanaf de vaststelling van de overtreding. Bij het verstrijken van deze termijn mag de inbeslagneming van het voertuig bevolen worden door het openbaar ministerie.
   Een bericht van inbeslagneming wordt binnen de twee werkdagen aan de eigenaar van het voertuig gezonden.
   Het risico en de kosten voor het voertuig blijven tijdens de duur van het beslag ten laste van de overtreder. Het beslag wordt opgeheven nadat het bewijs geleverd werd dat de som die in consignatie moet worden gegeven en de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald werden.
   § 4. Leidt de strafvordering tot veroordeling van de betrokkene :
   1° dan wordt de geheven of in consignatie gegeven som toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken geldboete; het eventueel overschot wordt terugbetaald;
   2° dan wordt, indien het voertuig in beslag genomen werd bij het vonnis bevolen dat de Administratie van de Domeinen het voertuig moet verkopen indien de geldboete en de gerechtskosten niet binnen een termijn van veertig dagen vanaf de uitspraak van het vonnis betaald werd; deze beslissing is uitvoerbaar niettegenstaande elk rechtsmiddel.
   De opbrengst van de verkoop wordt toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten, op de uitgesproken geldboeten en op de eventuele bewaringskosten van het voertuig; het eventueel overschot wordt terugbetaald.
   § 5. In geval van vrijspraak wordt de geheven of in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig teruggeven; de eventuele bewaringskosten van het voertuig vallen ten laste van de Staat.
   In geval van voorwaardelijke veroordeling wordt de geheven of in consignatie gegeven som teruggeven na aftrek van de gerechtskosten; het in beslag genomen voertuig wordt teruggeven nadat de gerechtskosten betaald zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn.
   § 6. In geval van toepassing van artikel 166 van het Wetboek van Strafvordering wordt de geheven som toegerekend op de door het openbaar ministerie vastgestelde som en wordt het eventuele overschot terugbetaald. <Lezen artikel 216bis>
   § 7. De in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig worden teruggeven wanneer het openbaar ministerie beslist geen vervolging in te stellen of wanneer de strafvordering vervallen of verjaard is.
   § 8. De bepalingen van dit artikel gelden niet wanneer de overtreding wordt begaan door een militair die zich verplaatst voor de behoeften van de dienst, of door een van de personen bedoeld in [1 artikel 479]1 van het Wetboek van Strafvordering.
(NOTA : opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)
  ----------
  (1)<W 2024-05-15/03, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 07-06-2024>

Art. 31bis_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Hoofdstuk 10. _ Allerhande bepalingen.
Art.32.Een comité, genaamd "Comité van advies van de personenvervoerdiensten over den weg", wordt door den Koning opgericht om advies uit te brengen over al de kwesties betreffende de bij deze besluitwet bedoelde diensten, welke door den Minister aan dat comité voorgelegd worden.
   (Dit comité is eveneens belast met het uitbrengen van advies over alle aangelegenheden betreffende de taxidiensten bedoeld bij wet van 27 december 1974, die het voorgelegd krijgt door de Minister.) <KB239 31-12-1983, art. 1>
(NOTA : opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)

Art. 32_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DWG 1992-11-26/34, art. 10; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art. 32_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art.33.Al de krachtens de wetten van 11 augustus 1924, 15 september 1924, 20 juli 1927 en 21 maart 1932 verleende machtigingen worden ingetrokken.
   De houders van de vroegere machtigingen genieten het onder 3° van artikel 9 voorziene voorkeurrecht voor het bekomen van de overeenkomstig deze besluitwet te verleenen machtigingen.
   De op 1 januari 1947 in bedrijf zijnde geautoriseerde autobusdiensten mogen onder de huidige voorwaarden in bedrijf worden gehouden tot op het oogenblik dat een beslissing zal genomen zijn over de aanvraag welke de houders van die diensten moeten indienen ten einde hun ondernemingen overeenkomstig de bepalingen van deze besluitwet te zien regulariseren. De te dien einde in te dienen aanvraag moet bij de bevoegde overheid toegekomen zijn binnen een termijn van één maand te rekenen van den datum waarop deze besluitwet in werking treedt.
(NOTA : opgeheven voor wat de federale overheid betreft bij W 2013-07-15/20, art. 42, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2014; zie KB 2014-05-22/35, art. 52, 1°)

Art. 33_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2001-04-20/45, art. 70, 12°; Inwerkingtreding : 10-09-2002>

Art. 34. Deze besluitwet trekt in en vervangt de wet van 21 maart 1932 houdende herziening van de wetgeving betreffende de openbare autobus- en autocardiensten, gewijzigd en aangevuld bij Koninklijk besluit nr. 313 van 31 maart 1936, en bij de besluitwet van 14 februari 1946.
  Zij treedt in werking op 1 januari 1947, voor hetgeen de openbare autobusdiensten, de bijzondere autobusdiensten en de autocardiensten betreft, en op 1 mei 1947 voor de openbare taxi- of huurautodiensten.