28 JUNI 2018. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen
Art. 1-30
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG.
Art.2. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen wordt vervangen door wat volgt:
" Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- "Minister", de Brusselse minister die de verkeersreglementering onder zijn bevoegdheid heeft;
- "instelling", elke vennootschap aan wie door de Minister de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen werd toevertrouwd;
- "technische tijd", de theoretische gemiddelde tijd toegekend voor een bepaalde prestatie van technische keuring en door de minister of zijn gemachtigde gedefinieerd, overeenkomstig artikel 5 van het onderhavige besluit;
- "keuring op verplaatsing": de technische keuring, uitgevoerd voor voertuigen van categorieën N2, N3, M2, M3, 03 en 04, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen in de lokalen van een onderneming waarmee een erkende controle-instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.
Art.3. In artikel 3 van het zelfde besluit, zijn de woorden " het nationaal grondgebied " vervangen door " het grondgebied van het Brusselse Gewest ".
Art.4. Artikel 4, tweede alinea, wordt vervangen door " De instelling stuurt te zijner tijde, per post of elektronische middelen, een oproep voor elk voertuig dat aan de controle is onderworpen, voor het ambtsgebied dat haar is toegewezen, op basis van de gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen, zoals gedefinieerd in de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.
Art.5. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "coördineren hun activiteiten" vervangen door de woorden "voeren hun activiteiten uit".
Art.6. In artikel 7 van hetzelfde besluit, is het woord " voldoende " geschrapt.
Art.7. In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, derde alinea, worden de woorden " in § 2, punt 4.1. " vervangen door " in bijlage 1, punt 5.1. "
2° de tweede paragraaf is vervangen door wat volgt : " De minimumuitrusting van een controlestation is vermeld in bijlage 1 bij onderhavig besluit. "
3° paragraaf 4 is vervangen door wat volgt :
De instelling moet dagelijks haar controleapparatuur nazien en één keer per jaar haar controleapparatuur laten nazien door een controle-instelling aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde, of door een controle-instelling die het jaarlijks verslag aan de minister of zijn gemachtigde stuurt. De kosten van dit nazicht zijn te haren laste.
Art.8. Artikel 9 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" Voor de inplanting van de controlestations zijn de instellingen ertoe gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde. "
Art.9. Artikel 10 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :
"De instelling is ertoe gehouden aan de Minister of zijn gemachtigde maatregelen voor te stellen om de capaciteit van haar installaties te verhogen wanneer de belasting van een station op basis van 45 openingsuren per week 6.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn overtreft, hetzij door het aantal inspectielijnen in het bestaande station te verhogen, hetzij door de oprichting van een nieuw controlestation. De technische tijd van de prestaties die worden uitgevoerd op inspectielijnen op verplaatsing die gebonden zijn aan een station, evenals die lijnen moeten worden uitgesloten van de berekening van de last van dit station.
Behalve wanneer de vermoedelijke toename van de activiteit een andere capaciteit zou rechtvaardigen, moet de capaciteit van de nieuw geplande installaties gebaseerd zijn op :
a) voor de constructie van het gebouw, een minimale belasting van 3.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn;
b) voor de uitrusting van de inspectielijnen, een minimale belasting van 3.500 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn.
Een nieuw station moet minstens drie lijnen omvatten, behalve wanneer het de vervanging van een bestaand controlestation betreft.
De instelling die een nieuwe constructie, aanpassingswerken of een uitbreiding overweegt, moet het ontwerp hiervan voor goedkeuring voorleggen aan de Minister of zijn gemachtigde; de goedkeuring stelt vast binnen welke termijn de werken moeten uitgevoerd worden.
De instelling legt de projecten voor de aanleg van één of meer inspectielijnen op verplaatsing ter goedkeuring aan de Minister of zijn gemachtigde voor. ".
Art.10. Artikel 11 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" § 1. Met uitzondering van de onroerende goederen die worden gebruikt in het kader van de keuring op verplaatsing, dienen de onroerende goederen bestemd voor de uitvoering van hun opdrachten door de instellingen in volle eigendom te worden verworven.
Voor de toepassing van vorig lid worden de, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande erfpachten, met een verwerving in volle eigendom gelijkgesteld.
§ 2. Als de verkrijging in volle eigendom van een onroerend goed onmogelijk is, mag de instelling, indien het goed onmisbaar is voor de uitvoering van haar opdracht, het in huur nemen.
Zowel het beginsel van de huur als het bedrag van de huurprijs dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Minister of zijn gemachtigde.
Een exemplaar van de huurovereenkomst dient, behoorlijk geregistreerd, te worden afgegeven aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit. "
Art.11. Artikel 12 van hetzelfde besluit is ingetrokken.
Art.12. Artikel 14 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" De instelling moet beschikken over personeel dat over de beroepsbekwaamheid beschikt vermeld in bijlage 2.
Om gemachtigd te zijn periodieke technische keuringen uit te voeren, moet een inspecteur aan de volgende voorwaarden voldoen:
- een stageperiode doorgebracht hebben
- een opleiding gevolgd hebben
- geslaagd zijn voor de evaluaties of de examens waarvan de inhoud en de nadere regels door de Minister of zijn gemachtigde worden goedgekeurd.
Het slagen voor de examens of voor de evaluaties geeft aanleiding tot de afgifte van een getuigschrift van bekwaamheid waarvan bijlage 2 de minimale inhoud bepaalt.
De instelling is verantwoordelijk voor de oorspronkelijke en permanente beroepsopleiding van haar personeel. De Minister of zijn gemachtigde keurt de nadere regels van die opleiding goed.
Art.13. In punt a) van artikel 17 van hetzelfde besluit wordt het woord "in" twee maal vervangen door de woorden "in verband met".
Art.14. In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt het woord "minstens" ingevoegd tussen het woord "moet" en de woorden "een verzekering".
Art.15. Artikel 21 van het zelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, is vervangen door wat volgt :
" § 1. De instelling dient uiterlijk op 15 december voorafgaand aan het boekjaar bij de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit een begrotingsraming in betreffende de ontvangsten en uitgaven.
§ 2. Als een evenement dat plaatsvindt na de indiening van de raming die begroting ongunstig beïnvloedt, brengt de instelling de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit daarvan onmiddellijk op de hoogte en bezorgt ze hem bijgevolg een aangepaste begroting.
§ 3. Bij uitblijven van een beslissing van de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit binnen de zestig dagen na de ontvangst van de begroting, is de ingediende versie ervan ambtshalve goedgekeurd.".
Art.16. Artikel 22 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :
"De instelling draagt elke maand bij tot de financiering van het door Brussel Mobiliteit gevoerde gewestelijke verkeersveiligheids- en bewustmakingsbeleid. Deze bijdrage bedraagt jaarlijks zes procent van de netto-ontvangsten, namelijk de geïnde vergoedingen na aftrek van de btw en de bijdragen bedoeld in dit artikel.
Overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal van Brussel Mobiliteit wordt de bijdrage in het Verkeersveiligheidsfonds bij Brussel Mobiliteit gestort".
Art.17. Artikel 23 van hetzelfde besluit is ingetrokken.
Art.18. Artikel 24 van hetzelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" De regularisatie van de exploitatievoorwaarden van de instelling gebeurt door het totaal bedrag van de door haar in rekening te brengen kosten en vergoedingen vast te leggen in haar exploitatierekening opgesteld overeenkomstig artikel 25.
Indien het jaarlijks totaal van de in artikel 22 bedoelde netto-ontvangsten hoger is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, stort de instelling het overschot in het Fonds bedoeld in artikel 22.
Indien het totaal lager is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, wordt het negatief saldo gedekt door ditzelfde Fonds, dat het overeenkomstig bedrag aan de betrokken instelling stort.
De regularisatie gebeurt per boekjaar.
De kosten en de vergoedingen bedoeld in het eerste lid, worden vermeld in bijlage 4. "
Art.19. De inleidende zin van artikel 26, derde alinea, van het zelfde besluit wordt vervangen wat volgt :
" De instelling deelt mee aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit : "
Art.20. Artikel 27 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" Een door de Minister of zijn gemachtigde aangestelde bedrijfsrevisor kijkt na of de kosten en uitgaven die in de exploitatierekening voorkomen, voldoen aan de normen die in bijlage 4 vermeld worden.
Hij controleert eveneens de juistheid van de ontvangsten. Hij heeft toegang tot alle nodige bedrijfsdocumenten.
Hij stelt jaarlijks, voor elke instelling, een verslag op over zijn opdracht.
Hij maakt dit verslag over aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit voor 1 juli van het jaar volgend op het betrokken boekjaar. "
Art.21. In artikel 28 van het zelfde besluit, is het woord " gezamenlijk " geschrapt.
Art.22. Artikel 29 van het zelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" § 1. Bij beslissing van de Minister of zijn gemachtigde, na de argumenten van de betrokken instelling te hebben gehoord en na advies van de in artikel 2, § 2, tweede lid, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, bedoelde Paritaire Raadgevende Commissie, kan elke overtreding van de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 15, bestraft worden met een administratieve boete gaande van zevenhonderdvijftig tot zevenduizend vijfhonderd euro.
De aanmaning tot betaling binnen de dertig dagen wordt aan de instelling betekend met een aangetekende brief.
De administratieve boete kan eveneens bestaan uit een dagelijkse boete gaande van vijfenzeventig tot zevenhonderdvijftig euro, verschuldigd binnen de dertig dagen, vanaf de dag volgend op de betekening van de beslissing door een aangetekende brief tot op de dag dat een einde wordt gesteld aan de overtreding die er de aanleiding toe gaf.
§ 2. De Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in § 1 is samengesteld uit vier vertegenwoordigers van de Minister, waarvan twee titularissen en twee plaatsvervangers, bekleed met een graad van tenminste rang A, en vier vertegenwoordigers van de instellingen, waarvan twee titularissen en twee plaatsvervangers. De Minister benoemt de leden van deze Commissie, op voorstel van de instellingen wat hun vertegenwoordigers betreft.
De Commissie wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister met de hoogste graad, of bij gelijke graad, door diegene met de meeste graadanciënniteit.
De leden van de Commissie worden samengeroepen door de Minister of door de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit, wanneer er overwogen wordt een boete op te leggen, zoals bedoeld in § 1. Die oproeping wordt minstens tien dagen voor de datum van de vergadering bij aangetekend schrijven gezonden; bij gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan de Commissie op een vroegere datum bijeengeroepen worden.
De personen bedoeld in artikel 13, behorende tot een instelling waartegen een sanctie wordt overwogen, worden op dezelfde wijze opgeroepen om voor de Commissie te verschijnen teneinde er hun verdedigingsargumenten te laten horen.
De oproeping vermeldt duidelijk de ten laste gelegde feiten evenals de aard van de overwogen sanctie; de beschuldigde instelling moet over de vereiste tijd kunnen beschikken om haar verdediging voor te bereiden, met inbegrip van de mogelijkheid de eventuele dossiers betreffende de ten laste gelegde feiten te raadplegen.
Het plaatsvervangend lid wordt uitgenodigd om te zetelen wanneer het effectieve lid verhinderd is; het lid waarvan de belangen in het geding zijn, is ambtshalve verhinderd.
De Commissie kan slechts zetelen wanneer er tenminste vier leden aanwezig zijn, evenals een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Minister en van de instellingen. De adviezen worden uitgebracht bij absolute meerderheid; de stem van de voorzitter is doorslaggevend bij staking van stemmen.
Wanneer de Commissie niet in aantal is, wordt zij binnen de vijf kalenderdagen opnieuw samengeroepen en zetelt zij ongeacht het aantal aanwezige leden. "
Art.23. Artikel 30 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" De erkenning van een instelling kan door de Minister of zijn gemachtigde worden ingetrokken, na advies uitgebracht conform artikel 29, § 2, door de Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in artikel 29, § 1, indien de basisvoorwaarden van de uitvoering van de technische controle, vermeld in de artikelen 6, 7, 8, 11, 13, 14, 20, 21 en 22 niet meer vervuld zijn.
De intrekking wordt aan de instelling betekend met een aangetekende brief.
In geval van intrekking van de erkenning van een instelling, is iedere andere instelling ertoe gehouden om, op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, de continuïteit van de dienst te verzekeren gedurende een tijdspanne van maximum twaalf maanden, vanaf de datum van intrekking van de erkenning.
De intrekking van de erkenning wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; de bekendmaking omvat tevens een oproep tot de kandidaten om het vrijgekomen ambtsgebied van de instelling wiens erkenning is ingetrokken te bedienen. "
Art.24. Artikel 32 van het zelfde besluit is gewijzigd als volgt :
" Zijn erkend zonder te moeten voldoen aan de voorwaarde vereist in artikel 31 om de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uit te oefenen, de instellingen die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uitoefenen, conform de regels die tot op die datum van toepassing zijn, te weten :
- de N.V. "AUTOMOBIEL CONTROLE EN TECHNIEK" afgekort A.C.T., Kolonel Bourgstraat 118 te 1140 Schaarbeek;
- de N.V. "SCHOUWINGSCENTRUM VOOR AUTO'S", afgekort S.A., Luitenant Lotinstraat 21 te 1190 Vorst;
- de NV "AIBV", Sylvain Dupuislaan 235, 1070 Brussel;
- de NV "AUTOSECURITE SA, Bureau d'Etude et de Contrôle en vue de la Sécurité Routière", afgekort AS, 1 avenue du Parc 33, 4800 Verviers;
- de NV "AUTOVEILIGHEID", afgekort AV, Lammerdries 7 - Industrieterrein Geel West 4, 2440 Geel;
- de NV "BUREAU VOOR TECHNISCHE CONTROLE", afgekort BTC, Lammerdries 7 - Industrieterrein Geel West 4, 2440 Geel;
- de NV "CENTRUM VOOR TECHNISCHE AUTOMOBIELINSPECTIE", afgekort CTA,
Ambachtenlaan 10, 3001 Heverlee-Haasrode;
- de NV "KEURINGSBUREAU MOTORVOERTUIGEN", afgekort KM, Zandvoordestraat 442a, 8400 Oostende;
- de nv "Studiebureel voor Automobieltransport", afgekort SBAT, Poortakkerstraat 129, 9051 Sint-Denijs-Westrem.".
Art.25. Bijlage 1 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt
"Art. N1. Bijlage 1. Minimumuitrusting van een controlestation
De minimumuitrusting van een controlestation omvat installaties, meettoestellen, ijkgereedschap en de volgende uitrusting:
1. Per instelling :
ijkgereedschap voor:
1.1. De remmeters;
1.2. De inrichtingen voor het controleren van de koplampen van auto's;
1.3. De opaciteitsmeters voor de uitstoot van dieselmotoren;
1.4. De koolstofmonoxidemeters.
2. Per controlestation:
2.1. Een LPG/LNG/CNG-gaslekdetector;
2.2. Een weegbrug of een asweger met een minimumcapaciteit van 10 ton;
2.3. Een toerenteller en een geluidsmeter van klasse 2 indien het geluidsniveau wordt gemeten;
2.4. Een vertragingsmeter;
2.5. Een verrijdbare krik;
2.6. Twee schuifpassers;
2.7. Twee dubbele decameters;
2.8. Een kaliber voor het controleren van de oplegger- en aanhangwagenkoppelingen;
2.9. Een telescopische schuifmaat;
2.10. Een elektronische multimeter;
2.11. Een stel alfanumerieke slagstempels;
2.12. Een luchtcompressor;
2.13. Een inrichting om een verbinding tot stand te brengen met de elektronische voertuiginterface zoals een OBD-scanner.
3. Per vier inspectielijnen:
Een opaciteitsmeter voor de uitstoot van dieselmotoren.
4. Per drie inspectielijnen:
4.1. Een rollenremmeter;
4.2. Een inrichting voor het controleren van de koplampen van auto's;
4.3. Een koolstofmonoxidemeter;
4.4. Eén of meer toestellen voor het controleren van de ophanging van personenauto's en auto's voor dubbel gebruik.
5. Per inspectielijn:
5.1. Een inspectieput, een inspectiekelder of een hefbrug, elk uitgerust met vaste en verplaatsbare verlichting, minstens een krik en minstens een paar spelingsdetectoren;
5.2. Een dieptemeter voor het meten van de profieldiepte van banden.
6. Een stel van twee bolle spiegels per inspectielijn of per remmeter.
7. Een manometer met toebehoren per zware- of universele remmeter.
8. Per lijn van keuring op verplaatsing: naast wat in punt 5 van deze bijlage wordt bedoeld, het geheel van het materiaal nodig voor de uitvoering van de op die lijn verrichtbare controles ten opzichte van de erkenning die voor deze lijn is verleend.".
Art.26. Bijlage 2 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" Art. N2. Bijlage 2. Beroepsbekwaamheid van het personeel.
1. Directiepersoneel :
a) Een technische directeur : de technische directeur moet houder zijn van een diploma van burgerlijk ingenieur of van een hiermee gelijkgesteld diploma erkend door de betrokken Lidstaat van de Europese Unie of houder zijn van een diploma van hoger technisch onderwijs en beschikken over een voldoende ervaring aanvaard door de directeur van Brussel Mobiliteit bevoegd voor de technische keuring. Hij dient bekwaam te zijn om de uitvoering van alle technische taken te verzekeren en te coördineren.
b) Een administratieve directeur : de administratieve directeur moet houder zijn van een diploma van universitair onderwijs. Hij dient bekwaam te zijn om alle administratieve taken te verzekeren en te coördineren.
c) Eventueel een adjunct bij de directie administratief : de adjunct bij de directie administratief bezit minstens een diploma van hoger niet-universitair onderwijs.
d) Eventueel een adjunct bij de directie technisch : de adjunct bij de directie technisch bezit minstens een diploma van hoger niet-universitair onderwijs (technische richting).
2. Technisch personeel :
a) Een verantwoordelijke per station die houder dient te zijn van minstens het diploma van hoger technisch onderwijs (specialisatie mechanica, elektriciteit, elektromechanica). Hij is belast met het waken over en zo nodig deelnemen aan de goede uitvoering van de controleverrichtingen, het geregeld nazien van de controletoestellen en de correcte opstelling van de documenten. Tevens is hij verantwoordelijk voor het gewoon onderhoud van de lokalen en het materieel van het station.
b) Inspecteurs die over de volgende vakbekwaamheid moeten beschikken:
1° minstens over een diploma van het hoger secundair onderwijs beschikken, en over gecertifieerde kennis die relevant is voor wegvoertuigen op de volgende gebieden:
- mechanica,
- dynamica,
- voertuigendynamica,
- verbrandingsmotoren,
- materialen en bewerking van materialen,
- elektronica,
- elektriciteit,
- elektronische onderdelen van voertuigen,
- IT-toepassingen.
2° minstens drie jaar ervaring hebben of een gelijkwaardig niveau aantonen zoals een mentoraat of een bekrachtigde scholingsgraad en een passende opleiding op het vlak van voertuigen zoals hierboven omschreven.
Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig alle keuringsverrichtingen uit op de voertuigtypes waarvoor zij gekwalificeerd zijn, inclusief deze die interpretatie vereisen. Bovendien nemen de inspecteurs deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station.
c) Adjunct-inspecteurs die houder dienen te zijn van minstens het diploma van hoger secundair onderwijs. Zij staan de inspecteurs bij in de uitvoering van de controleverrichtingen. Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig de verrichtingen uit waarvan de uitslagen geen interpretatie vereisen en waarvan de dagelijkse herhaling een vorming vergt die vooral door gewoonte en ervaring verkregen wordt.
Buiten deze verrichtingen, mag de adjunct-inspecteur slechts werken met een bediende van een hogere categorie met wie hij in ploegverband werkt. Bovendien nemen de adjunct-inspecteurs deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station.
3. Administratief personeel :
Administratieve bedienden die beschikken over de kwalificaties die noodzakelijk zijn voor de taken waarvoor ze worden aangeworven. Zij voeren alle administratieve taken uit die betrekking hebben op de opdrachten van de instelling.
4. Opleiding van het technisch personeel:
De opleiding of het passende examen heeft minstens betrekking op de volgende punten:
a) Voertuigtechnologie:
- remsysteem,
- stuurinrichtingen,
- gezichtsveld,
- lichtinstallaties, lichtapparatuur en elektronische onderdelen,
- assen, wielen en banden,
- onderstel en koetswerk,
- overlast en uitstoot,
- bijkomende eisen voor bijzondere voertuigen;
b) Controlemethodes;
c) Beoordeling van de gebreken;
d) Geldende wettelijke eisen met betrekking tot de goedkeuring van het voertuig;
e) Geldende wettelijke eisen met betrekking tot de technische keuring;
f) Bestuurlijke bepalingen met betrekking tot de goedkeuring, registratie en technische keuring van voertuigen;
g) IT-toepassingen met betrekking tot de controle en de administratie.
5. Getuigschrift van bekwaamheid
Het getuigschrift of een gelijkwaardig document dat aan een inspecteur wordt bezorgd die gemachtigd is technisch te keuren, bevat minstens de volgende inlichtingen:
- de identificatie van de inspecteur (naam en voornaam);
- de voertuigcategorieën die de inspecteur mag keuren;
- de naam van de overheid die het getuigschrift uitreikt;
- de datum van afgifte. ".
Art.27. Bijlage 3 van het zelfde besluit is vervangen door wat volgt :
" Art. N3. Bijlage 3. Criteria betreffende het personeel van de controlestations en de hoofdburelen van de instellingen.
Art. 1N3.
1. Kwantitatieve criteria van het personeel.
Voor het bepalen van de kwantitatieve criteria, dat wil zeggen het aantal personeelsleden zonder rekening te houden met de graad, zal men de beschikbare tijd (cfr. 1.1.) vergelijken met de nodige tijd (cfr. 1.2.) die bepaald wordt in functie van de duur van elke prestatie waarvan het aantal bepaald wordt door het aantal geïnde vergoedingen.
1.1. Beschikbare tijd
Het aantal werkuren per jaar en per personeelslid is gelijk aan :
N = 43,6 X (M - 1,125) afgerond naar de hogere eenheid.
Daarin zijn :
a) 43,6 = het aantal werkweken per jaar, dat wil zeggen : 52,2 weken - 4,4 verlofweken (gemiddeld) - 2,2 weken feestdagen - 2 weken afwezigheden van allerlei aard met uitzondering van afwezigheden langer dan 1 maand (gemiddeld);
b) M = het aantal te presteren werkuren per week in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst die in voege is;
c) 1,125 = gemiddelde tijd die per week is voorbehouden voor de koffiepauze (9 X 0,125 uur = 1,125 uur).
1.2. Nodige tijd
1.2.1. Technische tijd
De totale tijd per jaar nodig voor het uitvoeren van de technische taken voor een gegeven station is gelijk aan de som van het aantal prestaties van elke categorie vermenigvuldigd met de toegekende technische tijd voor elk soort prestatie. Dit bedrag wordt uitgedrukt in uren.
1.2.2. Administratieve tijd
1.2.2.1. Administratieve tijd in het station.
De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het station wordt gelijkgesteld met 20 % van de technische tijd toegekend voor het station.
1.2.2.2. Administratieve tijd in het hoofdbureel.
De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het hoofdbureel wordt gelijkgesteld met 20 % van de technische tijd toegekend voor de ganse instelling.
1.2.3. Tijd voor kaderfuncties
1.2.3.1. Tijd voor kaderfuncties in het station.
Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 9,5 % van de technische tijd die voor het station is toegekend.
1.2.3.2. Tijd voor kaderfuncties in het hoofdbureel.
Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 12,5 % van de administratieve tijd die voor het hoofdbureel is toegekend.
1.2.4. Totale tijd
1.2.4.1. Totale tijd in het station.
De totale tijd nodig in een station (t(s)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.1., 1.2.2.1. en 1.2.3.1.
1.2.4.2. Totale tijd in het hoofdbureel.
De totale tijd nodig in een hoofdbureel (t(b)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.2.2. en 1.2.3.2.
1.3. Berekening van het personeelseffectief
1.3.1. Personeelseffectief per controlestation
1.3.1.1. Totaal effectief (Ps).
Ps wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.1. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtstbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond).
1.3.1.2. Aantal kaderpersoneel (Ks).
Ks wordt bepaald aan de hand van volgende tabel :
Totaal effectief Ps | Aantal kader personeel Ks | Verdeling | Effectif Total Ps | Nombre de personnel cadre - Ks | Répartition | ||
chef | Onder-chef | chef | Sous-chef | ||||
Ps<8 | 1 | 0 | 1 | Ps<8 | 1 | 0 | 1 |
8 <= Ps < 24 | 2 | 1 | 1 | 8 <= Ps < 24 | 2 | 1 | 1 |
24 <= Ps < 40 | 3 | 1 | 2 | 24 <= Ps < 40 | 3 | 1 | 2 |
40<= Ps < 56 | 4 | 1 | 3 | 40<= Ps < 56 | 4 | 1 | 3 |
56<= Ps | 5 | 1 | 4 | 56<= Ps | 5 | 1 | 4 |
Totaal effectief Pb | Aantal kader-personeel Kb | Verdeling | Effectif Total Pb | Nombre personnel cadre Kb | Répartition | ||
Dienst-chef | Adjunct Dienst-chef | Chef de service | Chef de service adjoint | ||||
4 <= Pb < 15 | 1 | 1 | 0 | 4 <= Pb < 15 | 1 | 1 | 0 |
15 <= Pb < 25 | 2 | 1 | 1 | 15 <= Pb < 25 | 2 | 1 | 1 |
25 en meer | 3 | 1 | 2 | 25 et plus | 3 | 1 | 2 |