Artikels:
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- "Minister", de Minister die de verkeersreglementering onder zijn bevoegdheid heeft;
- "instelling", elke vennootschap aan wie door Ons de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen werd toevertrouwd;
- "technische tijd", de theoretische gemiddelde tijd toegekend voor een bepaalde prestatie van technische controle.
De lijst van de prestaties evenals de toegekende technische tijden van elk onder hen worden vermeld in bijlage 1.
Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - "Minister", de Brusselse minister die de verkeersreglementering onder zijn bevoegdheid heeft; - "instelling", elke vennootschap aan wie door de Minister de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen werd toevertrouwd; - "technische tijd", de theoretische gemiddelde tijd toegekend voor een bepaalde prestatie van technische keuring en door de minister of zijn gemachtigde gedefinieerd, overeenkomstig artikel 5 van het onderhavige besluit; - "keuring op verplaatsing": de technische keuring, uitgevoerd voor voertuigen van categorieën N2, N3, M2, M3, 03 en 04, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen in de lokalen van een onderneming waarmee een erkende controle-instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 1_WAALS_GEWEST. [1 Bij dit besluit wordt Richtlijn 2014/45/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG gedeeltelijk omgezet.]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK 1_VLAAMS_GEWEST.[1 - Definities]1
----------
(1)
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. [1 In dit besluit wordt verstaan onder: 1° "Minister": de Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid; 2° "Departement": het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie; 3° "instelling": elke vennootschap waaraan door de Minister de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen is toevertrouwd; 4° [3 technische tijd: de theoretische gemiddelde tijd die toegekend is voor een bepaalde prestatie van technische controle en die door de Minister of zijn gemachtigde overeenkomstig artikel 5 wordt bepaald;]3]1 [2 5° onderneming: een entiteit die een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met een instelling over de keuring op verplaatsing; 6° keuring op verplaatsing: de technische keuringen, uitgevoerd door personeelsleden van een erkende instelling, in de lokalen van een onderneming.]2
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 65, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
(2)<BVR 2017-01-20/23, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(3)<BVR 2018-04-27/14, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art. 1/1_WAALS_GEWEST.[1 Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de Minister : de Minister bevoegd voor de Verkeersveiligheid; 2° de instelling : elke vennootschap waaraan de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen door de Regering wordt toevertrouwd; 3° de technische tijd : de theoretische gemiddelde tijd die toegekend is voor een bepaalde prestatie van technische controle en die door de Minister of diens afgevaardigde overeenkomstig artikel 5 wordt bepaald; 4° de keuring op verplaatsing : de technische keuring, uitgevoerd voor voertuigen van categorieën N2, N3, M2, M3, 03 en 04 in de lokalen van een onderneming waarmee een erkende controle-instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.]1
[2 de Administratie: de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur;
6° het Departement: het Departement Regelgeving en Regulering van het vervoer;
7° [3 de IT-Commissie: de commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van de Administratie en instellingen. De werking van deze commissie wordt geregeld door een huishoudelijk reglement dat door de minister is goedgekeurd]3.
[3 8° de afgevaardigde: de ambtenaar van de Administratie die gemachtigd is bij bijlage 6;
9° de passende keuringsdocumenten;
a) de documenten zoals bedoeld in artikel 23 novies van het koninklijk besluit van 15 maart 1968;
b) de documenten zoals bedoeld in artikel 9 van het besluit van de Waalse Regering van 18 november 2022;
10° de boekhoudingshandleiding: het document zoals vastgesteld bij bijlage 4, dat het volgende omvat:
a) alle regels voor de toerekening van uitgaven en inkomsten in de exploitatieboekhouding van de instellingen;
b) de modaliteiten voor de invoering van initiële en aangepaste begrotingen;
c) de uitvoeringsmodaliteiten van de begroting;
d) de modaliteiten voor de regularisatie van de exploitatierekening;
11° het kwaliteitshandboek: het door de Minister goedgekeurd document dat het volgende omvat:
a) een lijst van indicatoren voor de kwaliteit van de dienstverlening en goed beheer;
b) de vaste of variabele drempels die de instellingen moeten bereiken bij de uitvoering van hun opdrachten;
12° gedelegeerde activiteiten:
a) de technische controle-activiteiten zoals bedoeld bij de artikelen 23 tot 23 undecies van het koninklijk besluit van 15 maart 1968;
b) de technische controle-activiteiten zoals bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering van 18 november 2022;
c) de goedkeuringsactiviteiten zoals bedoeld in de artikelen 7, 8 en 13 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 en artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen;
d) activiteiten in verband met het rijbewijs zoals bedoeld bij het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en van het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B;
e) activiteiten in verband met controles langs de weg zoals bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering van 13 april 2023 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in België of in het buitenland ingeschreven zijn
13° koninklijk besluit van 15 maart 1968: het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;
14° het besluit van de Waalse Regering van 18 november 2022: het besluit van de Waalse Regering van 18 november 2022 betreffende de technische controle van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers en tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen;
15° het Fonds voor verkeersveiligheid: het Fonds voor verkeersveiligheid opgericht bij artikel 4 van het decreet van 29 oktober 2015 houdende oprichting van begrotingsfondsen inzake wegen en waterwegen;
16° netto-inkomsten: bedragen ten laste van de volgende rekeningen:
a) 700 Bruto-ontvangsten uit technische keuringen en rijbewijzen;
b) 701 Andere ontvangsten uit gedelegeerde activiteiten;
c) 741 Meerwaarden op materiële en immateriële vaste activa;
d) 746 Ontvangsten uit de afgifte van Car-Pass zoals bedoeld in artikel 6, § 3, eerste lid van de wet van 11 juni 2004 betreffende de informatieverstrekking bij de verkoop van tweedehandsvoertuigen. ]3
[3 ...]3
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-03-30/13, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2023-08-31/33, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 23-11-2023>
(3)<BWG 2024-06-06/36, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
HOOFDSTUK 2_VLAAMS_GEWEST.[1 - De instelling]1
----------
(1)
Art.2. De controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen wordt op voorstel van de Minister toevertrouwd aan de door Ons erkende instellingen, op basis van de voorwaarden die vastgesteld zijn door dit besluit.
Art.2_WAALS_GEWEST. [1 De opdracht van openbare dienst met betrekking tot de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen wordt op voorstel van de Minister toevertrouwd aan]1 de door Ons erkende instellingen, op basis van de voorwaarden die vastgesteld zijn door dit besluit.
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.3. Aan iedere instelling wordt een ambtsgebied toegekend. Het geheel van deze gebieden moet de totaliteit van het nationaal grondgebied bestrijken.
Art. 3_VLAAMS_GEWEST. Aan iedere instelling wordt een ambtsgebied toegekend. Het geheel van deze gebieden moet de totaliteit van [1 het grondgebied van het Vlaamse Gewest]1 bestrijken.
----------
(1)<BVR 2018-04-27/14, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Aan iedere instelling wordt een ambtsgebied toegekend. Het geheel van deze gebieden moet de totaliteit van [1 het grondgebied van het Brusselse Gewest]1 bestrijken.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 3_WAALS_GEWEST. Aan iedere instelling wordt een ambtsgebied toegekend. Het geheel van deze gebieden moet de totaliteit van [1 het grondgebied van het Waalse Gewest]1 bestrijken.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.4. De instelling moet de gebruikers diensten van optimale kwaliteit verzekeren; zij schikt zich naar de richtlijnen die haar hierover verstrekt worden door de Minister of zijn gemachtigde. Zij waakt er inzonderheid over de wachttijden te beperken; er mag geen jaarlijkse sluiting worden voorzien; de uurregelingen moeten door de Minister of zijn gemachtigde worden goedgekeurd.
De instelling stuurt te zijner tijde een oproep voor elk voertuig dat aan de controle is onderworpen, voor het ambtsgebied dat haar is toegewezen, op basis van de gegevens die haar door de Minister of zijn gemachtigde worden medegedeeld.
Zij voert de controle uit van elk voertuig dat bij een station wordt aangeboden tijdens de toegangsuren, zelfs indien dit voertuig van een ander ambtsgebied afhangt.
Zij levert na controle de gepaste schouwingsdocumenten af.
Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De instelling moet de gebruikers diensten van optimale kwaliteit verzekeren; zij schikt zich naar de richtlijnen die haar hierover verstrekt worden door de Minister of zijn gemachtigde. Zij waakt er inzonderheid over de wachttijden te beperken; er mag geen jaarlijkse sluiting worden voorzien; de uurregelingen moeten door de Minister of zijn gemachtigde worden goedgekeurd. [1 De instelling stuurt te zijner tijde, per post of elektronische middelen, een oproep voor elk voertuig dat aan de controle is onderworpen, voor het ambtsgebied dat haar is toegewezen, op basis van de gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen, zoals gedefinieerd in de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.]1 Zij voert de controle uit van elk voertuig dat bij een station wordt aangeboden tijdens de toegangsuren, zelfs indien dit voertuig van een ander ambtsgebied afhangt. Zij levert na controle de gepaste schouwingsdocumenten af.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 4_WAALS_GEWEST.[1 § 1.[2 De instelling verzekert de gebruikers diensten van optimale kwaliteit. Zij schikt zich naar de richtlijnen die haar hierover verstrekt worden door de Minister of diens afgevaardigde. Zij waakt er inzonderheid over de wachttijden en afspraaktijden te beperken. De wachttijd komt overeen met de tijd tussen het precieze tijdstip dat werd vastgelegd bij het maken van de afspraak en het tijdstip waarop de controleebegint. Wanneer de controle wordt uitgevoerd zonder afspraak, komt de wachttijd overeen met de tijd die verstrijkt tussen het aanbieden van het voertuig op de locatie en het tijdstip waarop de controle begint. De Minister bepaalt de voorwaarden met betrekking tot de afspraaktijden. Er mag geen jaarlijkse sluiting worden voorzien. De uurregelingen moeten door de Minister of diens afgevaardigde worden goedgekeurd.]2. § 2. De instelling stuurt, volgens de door de Minister of zijn afgevaardigde vastgestelde procedures, voor elk aan de controle onderworpen voertuig een [2 waarschuwing vervaldag]2 voor het ambtsgebied dat haar is toegewezen, op basis van de gegevens van de Kruispuntbank van de Voertuigen, zoals bepaald bij de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de Voertuigen. § 1. De instelling voert de controle van voertuigen uit, tijdens de toegangsuren, zelfs indien dit voertuig van een ander ambtsgebied afhangt, volgens de volgende bepalingen : 1° uitsluitend op afspraak voor de keuring van voertuigen van de categorieën M1 en N1 die aan een keuringsstation worden aangeboden, voor volledige keuringen in de zin van artikel 23 bis, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren bedoeld in de artikelen 23ter en 23sexies, § 1, 2°, 3° en 6° van hetzelfde besluit moeten voldoen. 2° uitsluitend op afspraak voor de keuring van voertuigen van categorie L die worden aangeboden in een keuringsstation, voor volledige keuringen in de zin van artikel 5, § 1, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 18 november 2022 betreffende de technische controle van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers en tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen; 3° op afspraak of vrije voorstelling voor alle andere controles. In afwijking van paragraaf 1, 1°, kan de keuring van prioritaire voertuigen bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, zonder afspraak geschieden. De modaliteiten inzake afspraak worden vastgesteld door de Minister of zijn afgevaardigde. § 4. De instelling overhandigt na de keuring de passende keuringsdocumenten.]1
----------
(1)<BWG 2023-02-09/23, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 12-03-2023>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 4_VLAAMS_GEWEST. [1 De instelling moet de gebruikers diensten van optimale kwaliteit verzekeren; zij schikt zich naar de richtlijnen die haar hierover door Ons worden verstrekt.]1 Zij waakt er inzonderheid over de wachttijden te beperken; er mag geen jaarlijkse sluiting worden voorzien; de uurregelingen moeten door de Minister of zijn gemachtigde worden goedgekeurd. De instelling stuurt te zijner tijde een oproep voor elk voertuig dat aan de controle is onderworpen, voor het ambtsgebied dat haar is toegewezen, op basis van de gegevens die haar door de Minister of zijn gemachtigde worden medegedeeld. Zij voert de controle uit van elk voertuig dat bij een station wordt aangeboden tijdens de toegangsuren, zelfs indien dit voertuig van een ander ambtsgebied afhangt. Zij levert na controle de gepaste schouwingsdocumenten af.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 66, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art.5. De instellingen coördineren hun activiteiten volgens de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde.
Art. 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De instellingen [1 voeren hun activiteiten uit]1 volgens de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 5_WAALS_GEWEST. De instellingen [1 oefen [2 de aan hen gedelegeerde activiteiten]2 uit]1 volgens de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.6. Iedere instelling moet over minstens één uitbatingszetel beschikken met een controlestation en minstens tien inspectielijnen, die mogen verdeeld zijn over meerdere controlestations.
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. Iedere instelling moet over minstens één uitbatingszetel beschikken met een controlestation en minstens tien inspectielijnen, [1 ,de keuringslijnen op verplaatsing niet meegerekend]1 die mogen verdeeld zijn over meerdere controlestations.
----------
(1)<BVR 2017-01-20/23, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.7. Een controlestation is samengesteld uit volgende elementen :
a) voldoende parkeerruimte buiten de openbare weg, zowel voor de nog te keuren voertuigen als voor deze op de aflevering van de gepaste documenten wachten;
b) één of meer inspectielijnen, dienstlokalen evenals gemeenschapslokalen voor het personeel;
c) toiletruimtes toegankelijk voor het publiek.
Art.7_WAALS_GEWEST. Een controlestation is samengesteld uit volgende elementen : a) voldoende parkeerruimte buiten de openbare weg, zowel voor de nog te keuren voertuigen als voor deze op de aflevering van [1 de gepaste bezoekdocumenten]1wachten; b) [1 ) één of meer inspectielijnen, dienstlokalen evenals gemeenschapslokalen voor het personeel; Onder "dienstlokalen", wordt verstaan de dienstruimten die door de personeelsleden van het keurstation worden gebruikt die mogelijk toegankelijk zijn voor het publiek, waaronder het kantoor van de stationschef, met toestemming, onthaalbalies en kassa's. Onder gemeenschapslokalen wordt verstaan de ruimten die uitsluitend toegankelijk zijn voor het personeel van het station, waaronder de refter, kleedkamers en toiletten]1 c) toiletruimtes toegankelijk voor het publiek.
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Een controlestation is samengesteld uit volgende elementen : a) [1 ...]1 parkeerruimte buiten de openbare weg, zowel voor de nog te keuren voertuigen als voor deze op de aflevering van de gepaste documenten wachten; b) één of meer inspectielijnen, dienstlokalen evenals gemeenschapslokalen voor het personeel; c) toiletruimtes toegankelijk voor het publiek.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art.8. § 1. Een inspectielijn bestaat uit een opeenvolging van werkruimtes die toelaten de voorgeschreven controles uit te voeren.
Zij moet uitgerust zijn met alle meet- of controletoestellen die vermeld worden in § 2.
Met uitzondering van de werkruimte waarin de inrichting vermeld in § 2, punt 4.1., zich bevindt, mogen bepaalde ruimtes, binnen de perken voorgeschreven door § 2, gemeenschappelijk gebruikt worden door voertuigen van verschillende inspectielijnen of mogen toestellen van een inspectielijn naar een andere verplaatst worden op voorwaarde dat de vlotte doorstroming van de voertuigen daardoor op geen enkele inspectielijn wordt gehinderd of beperkt.
Elk station moet uitgerust zijn met minstens één lijn waarop voertuigen kunnen gecontroleerd worden met een maximale toegelaten massa van meer dan 3.500 kg.
§ 2. De minimumuitrusting van een controlestation omvat installaties, meettoestellen, ijkgereedschap en de volgende uitrusting.
1. Per controle-station :
1.1. een L.P.G. gasdetector en ijkgereedschap;
1.2. een weegbrug of een asweger met een minimumcapaciteit van 10 ton;
1.3. een toerenteller en een geluidsmeter;
1.4. een vertragingsmeter;
1.5. een verrijdbare cric en assteunen;
1.6. twee schuifpassers;
1.7. twee dubbele stalen decameters;
1.8. een kaliber voor het controleren van de oplegger- en aanhangwagenkoppelingen;
1.9. een telescopische schuifmaat;
1.10. een elektronische multimeter;
1.11. een stel alfanumerieke slagstempels;
1.12. een luchtcompressor;
1.13. ijkgereedschap.
2. Per vier inspectielijnen :
een opaciteitsmeter voor de rook van dieselmotoren en ijkgereedschap.
3. Per drie inspectielijnen :
3.1. een rollenremmeter en ijkgereedschap;
3.2. een inrichting voor het controleren van de schijnwerpers van auto's en ijkgereedschap;
3.3. een koolmonoxyde meettoestel en ijkgereedschap;
3.4. één of meer toestellen voor het controleren van de ophanging van personenauto's en auto's voor dubbel gebruik en ijkgereedschap.
4. Per inspectielijn :
4.1. een inspectieput, een inspectiekelder of een hefbrug, elk uitgerust met vaste en verplaatsbare verlichting, minstens een cric en minstens een paar spelingsdetectoren;
4.2. een dieptemeter voor het meten van de diepte van het banden-profiel.
5. Een stel van twee bolvormige spiegels per inspectielijn of per remmeter.
6. Een manometer met toebehoren per zware- of universele remmeter.
§ 3. De Minister of zijn gemachtigde keurt de constructievoorschriften en de voorwaarden goed waaraan de apparatuur en de controletoestellen moeten voldoen.
§ 4. De instelling moet dagelijks haar controleapparatuur nazien en één keer per jaar haar controleapparatuur laten nazien door een erkende controle-instelling aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde. De kosten van dit nazicht zijn te haren laste.
§ 5. De installaties en hun uitrusting dienen op elk moment de goede uitvoering van de opdrachten van de instellingen mogelijk te maken en een optimale dienstverlening aan de gebruiker te verzekeren, overeenkomstig de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde. De toestellen moeten inzonderheid voldoen aan het nazicht bedoeld in § 4.
§ 6. Op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, moeten de instellingen om het even welk ander materieel installeren, in functie van de evolutie van de techniek, de behoeften van de controle en het aantal inspectielijnen.
Art. 8_VLAAMS_GEWEST. § 1. Een inspectielijn bestaat uit een opeenvolging van werkruimtes die toelaten de voorgeschreven controles uit te voeren. Zij moet uitgerust zijn met alle meet- of controletoestellen die vermeld worden in § 2. Met uitzondering van de werkruimte waarin de inrichting vermeld in § 2, [1 5°, a)]1., zich bevindt, mogen bepaalde ruimtes, binnen de perken voorgeschreven door § 2, gemeenschappelijk gebruikt worden door voertuigen van verschillende inspectielijnen of mogen toestellen van een inspectielijn naar een andere verplaatst worden op voorwaarde dat de vlotte doorstroming van de voertuigen daardoor op geen enkele inspectielijn wordt gehinderd of beperkt. Elk station moet uitgerust zijn met minstens één lijn waarop voertuigen kunnen gecontroleerd worden met een maximale toegelaten massa van meer dan 3.500 kg. § 2. [1 De minimumuitrusting van een controlestation omvat installaties, meettoestellen, ijkgereedschap en de volgende uitrusting: 1° per instelling ijkgereedschap voor: a) de remmeters; b) de installaties voor het controleren van de schijnwerpers van auto's; c) de opaciteitsmeters voor de rook van dieselmotoren; d) het koolmonoxide meettoestel; [3 e) de deeltjesteller;]3 Het in dit punt vermelde ijkgereedschap moet niet steeds in de instelling aanwezig zijn voor zover het wordt aangeleverd door de leverancier wanneer een ijking moet worden uitgevoerd. 2° per controlestation: a) een lpg-, lng- en cng-gasdetector [2 ...]2; b) een weegbrug of een asweger met een minimumcapaciteit van 10 ton; c) een toerenteller en een geluidsmeter; d) een vertragingsmeter; e) een verrijdbare krik en assteunen; f) twee schuifpassers; g) twee dubbele decameters; h) een kaliber voor het controleren van de oplegger- en aanhangwagenkoppelingen; i) een telescopische schuifmaat; j) een elektronische multimeter; k) een stel alfanumerieke slagstempels; l) een luchtcompressor; m) een installatie om te verbinden met de elektronische voertuiginterface zoals een OBD-scanner; 3° [3 per vier inspectielijnen: a) een opaciteitsmeter voor de rook van dieselmotoren; b) een deeltjesteller;]3 4° per drie inspectielijnen: a) een rollenremmeter; b) een installatie voor het controleren van de schijnwerpers van auto's; c) een koolmonoxide meettoestel; d) een of meer toestellen voor het controleren van de ophanging van personenauto's en auto's voor dubbel gebruik; 5° per inspectielijn: a) een inspectieput, een inspectiekelder of een hefbrug, elk uitgerust met vaste en verplaatsbare verlichting, minstens een krik en minstens een paar [2 voldoende sterke]2 spelingsdetectoren; b) een dieptemeter voor het meten van de diepte van het bandenprofiel; 6° een stel van twee bolvormige spiegels per inspectielijn of per remmeter; 7° een manometer met toebehoren per zware of universele remmeter; 8° per gedelokaliseerde keuringslijn: naast wat in punt 5 vermeld is, het geheel van het materiaal dat nodig is voor de uitvoering van de op die lijn verrichtbare controles ten opzichte van de erkenning die voor die lijn is verleend.]1 [4 De minimumuitrusting van een controlestation voor de keuring van motorfietsen, driewielers en vierwielers omvat: 1° een lpg-, lng-, cng-gasdetector; 2° een geluidsmeter; 3° een rollenrembank; 4° een toestel om koplampen van motorfietsen te controleren; 5° 4-gasanalyseapparatuur; 6° een opaciteitsmeter; 7° een dieptemeter; 8° een stel van twee bolvormige spiegels; 9° een hefinrichting of een uitrusting die het mogelijk maakt de onderkant van het voertuig te inspecteren, uitgerust met vaste of verplaatsbare verlichting. Het bijhorende ijkgereedschap is beschikbaar per erkende keuringsinstelling. Het is aanwezig in de erkende keuringsinstelling of wordt aangeleverd door de leverancier als een ijking wordt uitgevoerd.]4 § 3. De Minister of zijn gemachtigde keurt de constructievoorschriften en de voorwaarden goed waaraan de apparatuur en de controletoestellen moeten voldoen. § 4. De instelling moet dagelijks haar controleapparatuur nazien en één keer per jaar haar controleapparatuur laten nazien door een erkende controle-instelling aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde. De kosten van dit nazicht zijn te haren laste. § 5. De installaties en hun uitrusting dienen op elk moment de goede uitvoering van de opdrachten van de instellingen mogelijk te maken en een optimale dienstverlening aan de gebruiker te verzekeren, overeenkomstig de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde. De toestellen moeten inzonderheid voldoen aan het nazicht bedoeld in § 4. § 6. Op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, moeten de instellingen om het even welk ander materieel installeren, in functie van de evolutie van de techniek, de behoeften van de controle en het aantal inspectielijnen.
----------
(1)<BVR 2018-04-27/14, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
(2)<BVR 2022-01-14/28, art. 5,2°, 012; Inwerkingtreding : 03-04-2022>
(3)<BVR 2022-01-14/28, art. 5,1°, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
(4)<BVR 2022-02-04/59, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 8_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. Een inspectielijn bestaat uit een opeenvolging van werkruimtes die toelaten de voorgeschreven controles uit te voeren. Zij moet uitgerust zijn met alle meet- of controletoestellen die vermeld worden in § 2. Met uitzondering van de werkruimte waarin de inrichting vermeld [1 in bijlage 1, punt 5.1.]1, zich bevindt, mogen bepaalde ruimtes, binnen de perken voorgeschreven door § 2, gemeenschappelijk gebruikt worden door voertuigen van verschillende inspectielijnen of mogen toestellen van een inspectielijn naar een andere verplaatst worden op voorwaarde dat de vlotte doorstroming van de voertuigen daardoor op geen enkele inspectielijn wordt gehinderd of beperkt. Elk station moet uitgerust zijn met minstens één lijn waarop voertuigen kunnen gecontroleerd worden met een maximale toegelaten massa van meer dan 3.500 kg. § 2. [1 De minimumuitrusting van een controlestation is vermeld in bijlage 1 bij onderhavig besluit.]1 § 3. De Minister of zijn gemachtigde keurt de constructievoorschriften en de voorwaarden goed waaraan de apparatuur en de controletoestellen moeten voldoen. § 4. [1 De instelling moet dagelijks haar controleapparatuur nazien en één keer per jaar haar controleapparatuur laten nazien door een controle-instelling aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde, of door een controle-instelling die het jaarlijks verslag aan de minister of zijn gemachtigde stuurt. De kosten van dit nazicht zijn te haren laste.]1 § 5. De installaties en hun uitrusting dienen op elk moment de goede uitvoering van de opdrachten van de instellingen mogelijk te maken en een optimale dienstverlening aan de gebruiker te verzekeren, overeenkomstig de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde. De toestellen moeten inzonderheid voldoen aan het nazicht bedoeld in § 4. § 6. Op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, moeten de instellingen om het even welk ander materieel installeren, in functie van de evolutie van de techniek, de behoeften van de controle en het aantal inspectielijnen.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 8_WAALS_GEWEST. § 1. Een inspectielijn bestaat uit een opeenvolging van werkruimtes die toelaten de voorgeschreven controles uit te voeren. Zij moet uitgerust zijn met alle meet- of controletoestellen die vermeld worden [2 in bijlage 1]2. Met uitzondering van de werkruimte waarin de inrichting vermeld [2 in bijlage 1, punt 5.1]2, zich bevindt, mogen bepaalde ruimtes, binnen de perken voorgeschreven door [2 bijlage 1]2, gemeenschappelijk gebruikt worden door voertuigen van verschillende inspectielijnen of mogen toestellen van een inspectielijn naar een andere verplaatst worden op voorwaarde dat de vlotte doorstroming van de voertuigen daardoor op geen enkele inspectielijn wordt gehinderd of beperkt. Elk station moet uitgerust zijn met minstens één lijn waarop voertuigen kunnen gecontroleerd worden met een maximale toegelaten massa van meer dan 3.500 kg. [2 In afwijking van het vierde lid, kan de Minister toestemming verlenen voor de vestiging van een station dat niet beschikt over ten minste één lijn waarop voertuigen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg kunnen worden gecontroleerd, indien een ander station dat wel over een dergelijke lijn beschikt, gelegen is binnen een straal van minder dan vijftien kilometer van het station waarop deze afwijking betrekking heeft. ]2 § 2. [1 De minimumuitrusting van een controlestation wordt vermeld in bijlage 1 bij dit besluit.]1 § 3. De Minister of zijn gemachtigde keurt de constructievoorschriften en de voorwaarden goed waaraan de apparatuur en de controletoestellen moeten voldoen. § 4. De instelling moet dagelijks haar controleapparatuur nazien en één keer per jaar haar controleapparatuur laten nazien door een [1 ...]1 controle-instelling aangeduid door de Minister of zijn gemachtigde. De kosten van dit nazicht [2 zijn ten laste van de instelling]2. § 5. [2 De installaties en hun uitrusting maken, te allen tijde, de uitvoering mogelijk van de aan de instellingen gedelegeerde activiteiten en zorgen voor een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de gebruikers, overeenkomstig de richtlijnen van de Minister of diens afgevaardigde. De toestellen moeten inzonderheid voldoen aan het nazicht bedoeld in paragraaf 4]2. § 6. Op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, moeten de instellingen om het even welk ander materieel installeren, in functie van de evolutie van de techniek, de behoeften van de controle en het aantal inspectielijnen.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.9. Voor de inplanting van de controlestations zijn de instellingen ertoe gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de Minister.
Art.9_WAALS_GEWEST. Voor de [1 geografische]1 inplanting van de controlestations zijn de instellingen ertoe gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de Minister.
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Voor de inplanting van de controlestations zijn de instellingen ertoe gehouden zich te schikken naar de richtlijnen van de Minister of zijn gemachtigde.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 9_VLAAMS_GEWEST. Voor de inplanting van de controlestations zijn de instellingen ertoe gehouden zich te schikken naar de [1 door Ons verstrekte]1 richtlijnen [1 ...]1.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 67, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art.10. De instelling is ertoe gehouden aan de Minister maatregelen voor te stellen om de capaciteit van haar installaties te verhogen wanneer de belasting van een station 6.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn overtreft, hetzij door het aantal lijnen in het bestaande station te verhogen, hetzij door de oprichting van een nieuw controlestation.
Behalve wanneer de vermoedelijke toename van de activiteit een andere capaciteit zou rechtvaardigen, moet de capaciteit van de nieuw geplande installaties gebaseerd zijn op :
a) voor de constructie van het gebouw, een minimale belasting van 3.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn;
b) voor de uitrusting van de inspectielijnen, een minimale belasting van 3.500 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn.
Een nieuw station moet minstens drie lijnen omvatten, behalve wanneer het de vervanging van een bestaand controlestation betreft; anderzijds mag een nieuw station niet meer dan tien lijnen omvatten.
De instelling die een nieuwe constructie, aanpassingswerken of een uitbreiding overweegt, moet het ontwerp hiervan voor goedkeuring voorleggen aan de Minister; de goedkeuring stelt vast binnen welke termijn de werken moeten uitgevoerd worden.
Art. 10_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De instelling is ertoe gehouden aan de Minister of zijn gemachtigde maatregelen voor te stellen om de capaciteit van haar installaties te verhogen wanneer de belasting van een station op basis van 45 openingsuren per week 6.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn overtreft, hetzij door het aantal inspectielijnen in het bestaande station te verhogen, hetzij door de oprichting van een nieuw controlestation. De technische tijd van de prestaties die worden uitgevoerd op inspectielijnen op verplaatsing die gebonden zijn aan een station, evenals die lijnen moeten worden uitgesloten van de berekening van de last van dit station. Behalve wanneer de vermoedelijke toename van de activiteit een andere capaciteit zou rechtvaardigen, moet de capaciteit van de nieuw geplande installaties gebaseerd zijn op : a) voor de constructie van het gebouw, een minimale belasting van 3.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn; b) voor de uitrusting van de inspectielijnen, een minimale belasting van 3.500 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn. Een nieuw station moet minstens drie lijnen omvatten, behalve wanneer het de vervanging van een bestaand controlestation betreft. De instelling die een nieuwe constructie, aanpassingswerken of een uitbreiding overweegt, moet het ontwerp hiervan voor goedkeuring voorleggen aan de Minister of zijn gemachtigde; de goedkeuring stelt vast binnen welke termijn de werken moeten uitgevoerd worden. De instelling legt de projecten voor de aanleg van één of meer inspectielijnen op verplaatsing ter goedkeuring aan de Minister of zijn gemachtigde voor.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 10_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De instelling is ertoe gehouden aan de Minister of diens afgevaardigde maatregelen voor te stellen om de capaciteit van haar instellingen te verhogen wanneer de belasting van een station zesduizend uren technische tijd per jaar en per toegewezen inspectielijn overtreft, gebaseerd op openingstijden van vijfenveertig uur per week, hetzij door het aantal inspectielijnen in het bestaande station uit te breiden, hetzij door een nieuw inspectiestation op te richten. Onder toegewezen inspectielijn wordt verstaan een inspectielijn die gebruikt wordt voor de keuring van voertuigen van specifieke categorieën zoals bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968. De technische tijd van de prestaties uitgevoerd op gedelokaliseerde inspectielijnen gebonden aan een station evenals deze lijnen moeten uitgesloten worden van de berekening van de last van dit station. Tenzij de waarschijnlijke groei van de activiteit een andere installatie rechtvaardigt, moet de capaciteit van de beoogde nieuwe installaties worden gebaseerd op: a) voor de bouw van het gebouw, een minimumbelasting van drieduizend uur technische tijd per jaar en per inspectielijn; a) voor de uitrusting van de inspectielijnen, een minimale belasting van drieduizend vijfhonderd uren technische tijd per jaar en per inspectieslijn. Een nieuw station moet minstens drie lijnen omvatten, behalve wanneer het de vervanging van een bestaand controlestation betreft. § 2. De instelling die een nieuwe constructie, aanpassingswerken of een uitbreiding overweegt, moet het ontwerp hiervan voor goedkeuring voorleggen aan de Minister. De goedkeuring stelt vast binnen welke termijn de werken moeten uitgevoerd worden. Het aanbestedingsdossier van het project moet de volgende elementen bevatten: a) in geval van voorafgaande verwerving van een bouwperceel, de goedkeuring bedoeld in artikel 11, § 1, derde lid; b) in geval van werkzaamheden waarvoor dit vereist is, de bouwvergunning, de globale vergunning en de exploitatievergunning; c) in geval van wijzigingen aan bestaande installaties, een plaatsbeschrijving en de plannen van de installaties voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd; d) een projectie en de plannen van de installaties, na uitvoering van de werkzaamheden; e) de geraamde begroting voor de werkzaamheden volgens het schema van bijlage 4, punt IX, de financieringsbron(nen), alsook de afschrijvingstermijn voor de activa; f) de verantwoording van de technische tijd per lijn, vóór en na voltooiing van de werkzaamheden; g) een motivering van de noodzaak van de werkzaamheden; h) de inventaris van de keuringsapparatuur die op het station aanwezig is na uitvoering van de werkzaamheden; i) het tijdschema voor de werkzaamheden met vermelding van de verwachte begindatum van de werkzaamheden, de termijnen voor de uitvoering van de werkzaamheden en de geschatte datum van voltooiing van de werkzaamheden; j) de impact van het project op het gebied van menselijke hulpbronnen. De Minister of diens afgevaardigde kan de instelling verzoeken om aanvullende informatie of documenten om het aanbestedingsdossier te vervolledigen. Het aanbestedingsdossier wordt ingediend bij de Minister of diens afgevaardigde zodra de stedenbouwkundige vergunning of de globale vergunning is verkregen, indien vereist, en uiterlijk drie maanden vóór de verwachte begindatum van de werkzaamheden. De volledigheid van het dossier wordt door de administratie aan de organisatie meegedeeld binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan of, in voorkomend geval, de ontvangst van documenten of aanvullende informatie. De Minister deelt zijn beslissing mee aan de instelling binnen twee maanden na ontvangst van het volledige of aangevulde indieningsdossier. De kosten van de werkzaamheden verricht buiten de goedkeuring bedoeld in het eerste lid worden uitgesloten van de lasten bedoeld in artikel 25, tweede lid, met uitzondering van de uitgaven die noodzakelijk zijn gemaakt om het aanbestedingsdossier te vervolledigen. § 3. De instelling legt de projecten voor de aanleg van één of meer gedelokaliseerde keuringslijnen ter goedkeuring aan de Minister of diens afgevaardigde voor. § 4. De instelling maakt binnen drie maanden na de voorlopige oplevering van de door de Minister goedgekeurde werkzaamheden een vergelijkende analyse op tussen de begrote bedragen zoals bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, punt e), en de kosten van de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede een rechtvaardiging voor de waargenomen significante verschillen. Onder significante verschillen wordt verstaan elke afwijking naar boven of naar beneden van tien procent of meer voor elk van de posten die zijn opgenomen in de in het tweede lid, tweede lid, punt e), bedoelde geraamde begroting en de uitvoering daarvan]1.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 10_VLAAMS_GEWEST. De instelling is ertoe gehouden aan [1 Ons]1 maatregelen voor te stellen om de capaciteit van haar installaties te verhogen wanneer de belasting van een station 6.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn overtreft, [3 en dit, op grond van openingsuren van 45 uren per week,]3 hetzij door het aantal lijnen in het bestaande station te verhogen, hetzij door de oprichting van een nieuw controlestation. [3 De technische tijd van de prestaties die worden uitgevoerd op gedelokaliseerde keuringslijnen die gebonden zijn aan een station evenals deze lijnen worden uitgesloten van de berekening van de last van dit station.]3 Behalve wanneer de vermoedelijke toename van de activiteit een andere capaciteit zou rechtvaardigen, moet de capaciteit van de nieuw geplande installaties gebaseerd zijn op : a) voor de constructie van het gebouw, een minimale belasting van 3.000 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn; b) voor de uitrusting van de inspectielijnen, een minimale belasting van 3.500 uren technische tijd per jaar en per inspectielijn. Een nieuw station moet minstens drie lijnen omvatten, behalve wanneer het de vervanging van een bestaand controlestation betreft [3 ...]3. [2 De keuringslijnen op verplaatsing worden niet meegerekend om deze aantallen te bepalen.]2 De instelling die een nieuwe constructie, aanpassingswerken of een uitbreiding overweegt, moet het ontwerp hiervan voor goedkeuring voorleggen aan [1 Ons]1; de goedkeuring stelt vast binnen welke termijn de werken moeten uitgevoerd worden.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 68, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
(2)<BVR 2017-01-20/23, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(3)<BVR 2018-04-27/14, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art.11.
§ 1. De onroerende goederen bestemd voor de uitvoering van hun opdrachten, dienen door de instellingen in volle eigendom te worden verworven.
Voor de toepassing van vorig lid worden de op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande erfpachten met een verwerving in volle eigendom gelijkgesteld.
§ 2. Als de verkrijging in volle eigendom van een onroerend goed onmogelijk is, mag de instelling, indien het goed onmisbaar is voor de uitvoering van haar opdracht, het in huur nemen.
Zowel het beginsel van de huur als het bedrag van de huurprijs dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Minister.
Een exemplaar van de huurovereenkomst dient, behoorlijk geregistreerd, te worden afgegeven aan de Directeur-generaal van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur.
Art. 11_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Met uitzondering van de onroerende goederen die worden gebruikt in het kader van de keuring op verplaatsing, dienen de onroerende goederen bestemd voor de uitvoering van hun opdrachten door de instellingen in volle eigendom te worden verworven. Voor de toepassing van vorig lid worden de, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande erfpachten, met een verwerving in volle eigendom gelijkgesteld. § 2. Als de verkrijging in volle eigendom van een onroerend goed onmogelijk is, mag de instelling, indien het goed onmisbaar is voor de uitvoering van haar opdracht, het in huur nemen. Zowel het beginsel van de huur als het bedrag van de huurprijs dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Minister of zijn gemachtigde. Een exemplaar van de huurovereenkomst dient, behoorlijk geregistreerd, te worden afgegeven aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 11_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De onroerende goederen bestemd voor de uitvoering van gedelegeerde activiteiten, met uitzondering van de goederen die worden gebruikt voor gedelokaliseerde keuring, worden door de instellingen in volle eigendom verworven. Voor de toepassing van het eerste lid, worden de op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande erfpachten met een verwerving in volle eigendom gelijkgesteld. De Minister geeft voorafgaande toestemming voor de verwerving van grond. De kosten van de verwervingen die zijn gedaan zonder de toestemming bedoeld in het derde lid worden uitgesloten van de lasten bedoeld in artikel 25, tweede lid, met uitzondering van de uitgaven die noodzakelijk zijn gemaakt om het aanbestedingsdossier te vervolledigen. Het aanbestedingsdossier dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd, moet de volgende informatie bevatten: a) een schatting van het goed door het Aankoopcomité van Onroerende Goederen (CAI) of bij gebreke daarvan, door een vastgoeddeskundige; b) het kadastraal plan van het goed; c) een schatting van de aankoopprijs, alle kosten inbegrepen; d) de geschatte verwervingsdatum; e) een rechtvaardiging voor de verwerving. De Minister of diens afgevaardigde kan de instelling verzoeken om aanvullende informatie of documenten om het aanbestedingsdossier te vervolledigen. De volledigheid van het dossier wordt door de administratie aan de instelling meegedeeld binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst ervan of, in voorkomend geval, de ontvangst van documenten of aanvullende informatie. De Minister deelt zijn beslissing mee aan de instelling binnen twee maanden na ontvangst van het volledige of aangevulde indieningsdossier. § 2. Als de verkrijging in volle eigendom van een onroerend goed onmogelijk is, mag de instelling, indien het goed onmisbaar is voor de uitvoering van de aan de instelling gedelegeerde activiteiten, het in huur nemer of leasen. Zowel het beginsel van de huur en het leasen als het bedrag van de huurprijs dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Minister of diens afgevaardigde. Een exemplaar van de huurovereenkomst, behoorlijk geregistreerd, of van de leasingovereenkomst dient te worden overhandigd aan de Minister of diens afgevaardigde]1.
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 11_VLAAMS_GEWEST. § 1. De onroerende goederen bestemd voor de uitvoering van hun opdrachten, [2 met uitzondering van, degene gebruikt in het kader van de keuring op verplaatsing,]2 dienen door de instellingen in volle eigendom te worden verworven. Voor de toepassing van vorig lid worden de op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande erfpachten met een verwerving in volle eigendom gelijkgesteld. § 2. Als de verkrijging in volle eigendom van een onroerend goed onmogelijk is, mag de instelling, indien het goed onmisbaar is voor de uitvoering van haar opdracht, het in huur nemen. Zowel het beginsel van de huur als het bedrag van de huurprijs dienen vooraf goedgekeurd te worden door [1 Ons]1. Een exemplaar van de huurovereenkomst dient, behoorlijk geregistreerd, te worden afgegeven aan [1 het Departement]1.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 69, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
(2)<BVR 2018-04-27/14, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art.12. Op vraag van de Minister stellen de instellingen gratis afdoend beschermde lokalen met de geëigende vaste binneninrichting en de geëigende nutsvoorziening ter beschikking van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur, voor een deconcentratie op provinciaal vlak van de loketten van de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen.
Art. 12_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 12_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij BWG 2024-06-06/36, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2027>
Art.13. De personen die de instelling tegenover de openbare overheid vertegenwoordigen, moeten de Belgische nationaliteit bezitten of onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie.
Zij moeten een actieve kennis bezitten van de taal of talen van het ambtsgebied van de instelling.
Zij moeten van goed gedrag en zeden zijn : zij dienen een bewijs van goed gedrag en zeden voor te leggen dat bestemd is voor een openbare dienst en dat minder dan drie maanden oud is.
Indien deze personen afkomstig zijn van of gevestigd zijn in een andere Lidstaat van de Europese Unie en behalve indien de Belgische overheden preciese gegevens zouden bekend zijn, worden ook als evenwaardig aan het Belgisch bewijs van goed gedrag en zeden aanvaard :
a) een uittreksel uit het strafregister of, bij ontstentenis ervan, een evenwaardig document afgeleverd door de bevoegde gerechtelijke of administratieve overheden van het land van oorsprong of herkomst;
b) wanneer het document bedoeld onder a) niet wordt afgeleverd door het land van oorsprong of herkomst, een verklaring onder eed of, in de Lidstaten waar een dergelijke eed niet bestaat, een plechtige verklaring van deze personen voor een gerechtelijke of administratieve overheid of, zo het geval zich voordoet, een notaris van het land van oorsprong of herkomst, die een attest aflevert waarin akte wordt genomen van deze eed of plechtige verklaring.
Art.13_WAALS_GEWEST. De personen die de instelling tegenover de openbare overheid vertegenwoordigen, [1 namelijk haar directeur-generaal, haar administratieve en technische directeuren,]1 moeten de Belgische nationaliteit bezitten of onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie. Zij moeten een actieve kennis bezitten van de taal of talen van het ambtsgebied van de instelling. Zij moeten van goed gedrag en zeden zijn : zij dienen een bewijs van goed gedrag en zeden voor te leggen dat bestemd is voor een openbare dienst en dat minder dan drie maanden oud is. Indien deze personen afkomstig zijn van of gevestigd zijn in een andere Lidstaat van de Europese Unie en behalve indien de Belgische overheden preciese gegevens zouden bekend zijn, worden ook als evenwaardig aan het Belgisch bewijs van goed gedrag en zeden aanvaard : a) een uittreksel uit het strafregister of, bij ontstentenis ervan, een evenwaardig document afgeleverd door de bevoegde gerechtelijke of administratieve overheden van het land van oorsprong of herkomst; b) wanneer het document bedoeld onder a) niet wordt afgeleverd door het land van oorsprong of herkomst, een verklaring onder eed of, in de Lidstaten waar een dergelijke eed niet bestaat, een plechtige verklaring van deze personen voor een gerechtelijke of administratieve overheid of, zo het geval zich voordoet, een notaris van het land van oorsprong of herkomst, die een attest aflevert waarin akte wordt genomen van deze eed of plechtige verklaring.
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 11, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.14. De instelling moet beschikken over personeel dat over de beroepsbekwaamheid beschikt vermeld in bijlage 2.
Dit personeel wordt - na een stageperiode - door de instelling aangenomen door middel van examens waarvan de inhoud en de modaliteiten zijn goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
De instelling is verantwoordelijk voor de professionele vorming van zijn personeel : de inhoud en de modaliteiten van deze vorming worden goedgekeurd door de Minister of zijn gemachtigde.
Art. 14_VLAAMS_GEWEST. [1 De instelling beschikt over personeel met de beroepsbekwaamheid, vermeld in bijlage 2, punt 1 tot en met 3.
Om de technische controles uit te voeren, hebben de controleurs aan de volgende voorwaarden voldaan:
1° ze hebben een stageperiode gevolgd;
2° ze hebben een opleiding gevolgd, die voldoet aan bijlage 2, punt 4;
3° ze zijn geslaagd voor de examens, die voldoen aan bijlage 2, punt 4.
De instelling is verantwoordelijk voor de opleiding en nascholing van haar personeel.
De inhoud en de modaliteiten van de opleiding, nascholing en examens worden door de Minister of zijn gemachtigde goedgekeurd.
Wie slaagt voor de examens, ontvangt een getuigschrift van beroepsbekwaamheid, waarvan de minimale inhoud in bijlage 2, punt 5, wordt bepaald.]1
----------
(1)<BVR 2018-04-27/14, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art. 14_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De instelling moet beschikken over personeel dat over de beroepsbekwaamheid beschikt vermeld in bijlage 2. Om gemachtigd te zijn periodieke technische keuringen uit te voeren, moet een inspecteur aan de volgende voorwaarden voldoen: - een stageperiode doorgebracht hebben - een opleiding gevolgd hebben - geslaagd zijn voor de evaluaties of de examens waarvan de inhoud en de nadere regels door de Minister of zijn gemachtigde worden goedgekeurd. Het slagen voor de examens of voor de evaluaties geeft aanleiding tot de afgifte van een getuigschrift van bekwaamheid waarvan bijlage 2 de minimale inhoud bepaalt. De instelling is verantwoordelijk voor de oorspronkelijke en permanente beroepsopleiding van haar personeel. De Minister of zijn gemachtigde keurt de nadere regels van die opleiding goed.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 14_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De instelling beschikt over personeel dat van goed gedrag en zeden is en dat over de beroepsbekwaamheid vermeld in bijlage 2 beschikt. Om de periodieke technische controles uit te voeren hebben de controleurs aan de volgende voorwaarden voldaan: 1° ze hebben een stageperiode gevolgd; 2° ze hebben een opleiding gevolgd die door de Minister of diens afgevaardigde worden goedgekeurd; 3° ze zijn geslaagd voor de examens waarvan de inhoud en de modaliteiten door de Minister of diens afgevaardigde worden goedgekeurd. Het slagen voor de examens geeft aanleiding tot de afgifte van een getuigschrift van vakbekwaamheid waarvan de minimale inhoud in bijlage 2 wordt bepaald. De instelling is verantwoordelijk voor de oorspronkelijke en doorlopende beroepsopleiding van haar personeel. De in bijlage 2 bepaalde minimale inhoud en de modaliteiten van die opleidingen worden door de Minister of diens afgevaardigde goedgekeurd. § 2. De instelling neemt de instructies van de minister of zijn gedelegeerde met betrekking tot de organisatie van de opleiding van het personeel in acht, teneinde uniformiteit in de uitvoering van de aan hen gedelegeerde activiteiten te waarborgen.]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.15. De personen in dienst in de instellingen op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, die voldoen aan de criteria van beroepsbekwaamheid die vereist zijn tot deze datum, worden geacht te voldoen aan de criteria die gesteld worden door dit besluit.
Art.16. De instelling is verplicht een voldoende aantal personeelsleden in dienst te hebben om de goede uitvoering van haar taak te verzekeren, overeenkomstig bijlage 3.
Art.17. Noch de instelling, noch de personen die de instelling vertegenwoordigen, noch haar directeurs, noch haar personeel mogen :
a) een bedrijvigheid uitoefenen in een onderneming die auto's uitbaat, in een onderneming voor de bouw, herstelling of levering van aan de technische controle onderworpen voertuigen, toebehoren of onderdelen ervan;
b) een bedrijvigheid uitoefenen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen;
c) een bedrijvigheid uitoefenen in een autorijschool.
Art. 17_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Noch de instelling, noch de personen die de instelling vertegenwoordigen, noch haar directeurs, noch haar personeel mogen : a) een bedrijvigheid uitoefenen [1 in verband met]1 een onderneming die auto's uitbaat, [1 in verband met]1 een onderneming voor de bouw, herstelling of levering van aan de technische controle onderworpen voertuigen, toebehoren of onderdelen ervan; b) een bedrijvigheid uitoefenen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen; c) een bedrijvigheid uitoefenen in een autorijschool.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 17_WAALS_GEWEST. Noch de instelling, noch de personen die de instelling vertegenwoordigen, noch haar directeurs, noch haar personeel mogen : a) een bedrijvigheid uitoefenen [1 in verband met]1 een onderneming die auto's uitbaat, in een onderneming voor de bouw, herstelling of levering van aan de technische controle onderworpen voertuigen, toebehoren of onderdelen ervan; b) een bedrijvigheid uitoefenen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen; c) een bedrijvigheid uitoefenen in een autorijschool.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 17_VLAAMS_GEWEST. [2 De instelling waarborgt objectiviteit en onpartijdigheid bij de uitvoering van de technische controles.]2 Noch de instelling, noch de personen die de instelling vertegenwoordigen, noch haar directeurs, noch haar personeel mogen : a) een bedrijvigheid uitoefenen in een [1 firma]1 die [3 aan de technische controle onderworpen voertuigen]3 uitbaat, in een [1 firma]1 voor de bouw, herstelling of levering van aan de technische controle onderworpen voertuigen, toebehoren of onderdelen ervan; b) een bedrijvigheid uitoefenen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen; c) [3 een bedrijvigheid uitoefenen in een rijschool voor de voertuigen die aan de technische controle zijn onderworpen]3.
----------
(1)<BVR 2017-01-20/23, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2018-04-27/14, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
(3)<BVR 2022-02-04/59, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.18. De instelling mag niemand in dienst houden die niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 17 of die blijk heeft gegeven van een zware fout in de uitoefening van zijn functie.
Art.19. De instelling moet een verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid afsluiten tot dekking van lichamelijke letsels voor een bedrag van (2 500 000,00 EUR) geïndexeerd per schadegeval, evenals voor materiële schade voor een bedrag van (1 250 000,00 EUR) geïndexeerd per schadegeval. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.19_WAALS_GEWEST. De instelling moet een verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid afsluiten tot dekking van lichamelijke letsels voor een [1 minimum"]1 bedrag van (2 500 000,00 EUR) geïndexeerd per schadegeval, evenals voor materiële schade voor een [1 minimum]1 bedrag van (1 250 000,00 EUR) geïndexeerd per schadegeval. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 13, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 19_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De instelling moet [1 minstens]1 een verzekering tegen burgerrechtelijke aansprakelijkheid afsluiten tot dekking van lichamelijke letsels voor een bedrag van (2 500 000,00 EUR) geïndexeerd per schadegeval, evenals voor materiële schade voor een bedrag van (1 250 000,00 EUR) geïndexeerd per schadegeval. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art.20. De instelling is ertoe gehouden een solvabiliteitsratio van vijfentwintig procent aan te houden.
Onder solvabiliteitsratio dient te worden verstaan, de verhouding tussen het eigen vermogen van de instelling en haar balanstotaal.
Art.20_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De instelling moet de indicatoren uit het kwaliteitshandboek opstellen, controleren en er toezicht op houden. Voordat de indicatoren door de Minister worden ingevoerd, worden ze onderworpen aan overleg met erkende instellingen om de haalbaarheid van hun technische implementatie en hun economische levensvatbaarheid te garanderen. Deze indicatoren meten met name de kwaliteitsniveau van de dienstverlening aan de gebruikers, de naleving van de implementatie van de richtlijnen van de overheid en het goede beheer van aan de instellingen gedelegeerde activiteiten. De mate waarin de aan deze indicatoren gekoppelde doelstellingen worden behaald, beïnvloedt de bezoldiging van de instelling overeenkomstig paragraaf 2. § 2. De bezoldiging van de instellingen bestaat uit een basisbedrag en een variabel deel. Het basisbedrag vertegenwoordigt zes procent van de netto-inkomsten voor alle gedelegeerde activiteiten samen. Dit basisbedrag wordt verhoogd of verlaagd met een variabel gedeelte tot maximaal één punt vijf procent van de netto-inkomsten, afhankelijk van de naleving van de drempels die zijn vastgesteld door de indicatoren die door de Minister zijn goedgekeurd in het kwaliteitshandboek]1.
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.21. De instelling dient ten laatste op 5 januari van het boekjaar waarop ze betrekking heeft haar begroting van inkomsten en uitgaven voor goedkeuring in bij de Directeur-generaal van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur.
(Bij ontstentenis van een beslissing van de Directeur-generaal van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de infrastructuur binnen de zestig dagen na de ontvangst van de begroting, wordt deze ambtshalve goedgekeurd zoals zij werd ingediend.) <KB 1995-04-06/50, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
Art. 21_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. De instelling dient uiterlijk op 15 december voorafgaand aan het boekjaar bij de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit een begrotingsraming in betreffende de ontvangsten en uitgaven. § 2. Als een evenement dat plaatsvindt na de indiening van de raming die begroting ongunstig beïnvloedt, brengt de instelling de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit daarvan onmiddellijk op de hoogte en bezorgt ze hem bijgevolg een aangepaste begroting. § 3. Bij uitblijven van een beslissing van de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit binnen de zestig dagen na de ontvangst van de begroting, is de ingediende versie ervan ambtshalve goedgekeurd.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 21_WAALS_GEWEST.[1 § 1. De instelling dient uiterlijk op 30 september van elk jaar een voorlopige initiële begroting van de inkomsten en uitgaven voor het komende boekjaar in, ter analyse en goedkeuring door de Minister of diens afgevaardigde.
De budgettering van de IT-uitgaven in de voorlopige initiële begroting zoals bedoeld in het eerste lid moet vooraf worden goedgekeurd door de IT-Commissie, die de geschiktheid van de ontwikkeling van toepassingen en IT--park en de daarmee gemoeide bedragen valideert.
§ 2. De instelling dient, uiterlijk op 15 juli van elk jaar, een aangepaste voorlopige begroting van de inkomsten en uitgaven voor het lopende boekjaar in, ter analyse en goedkeuring door de Minister of diens afgevaardigde.
Indien de ingediende aangepaste begroting naar behoren een tekort vertoont en dit tekort niet volledig kan worden gedekt door de in artikel 24, § 2 bedoelde reserve van de instelling, beslist de Waalse Regering over de financiering, vanuit de Waalse gewestbegroting van het Fonds voor Verkeersveiligheid, van het saldo dat niet gedekt is door de beschermde reserve van de instelling.
§ 3. De Minister of diens afgevaardigde kan in de loop van het boekjaar de instelling verzoeken één of meer aangepaste voorlopige begrotingen te verkrijgen]1.
----------
(1)<BWG 2023-08-31/33, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 23-11-2023>
Art. 21_VLAAMS_GEWEST. De instelling dient ten laatste op 5 januari van het boekjaar waarop ze betrekking heeft haar begroting van inkomsten en uitgaven voor goedkeuring in bij [1 het Departement]1. (Bij ontstentenis van een beslissing van [1 het Departement]1 binnen de zestig dagen na de ontvangst van de begroting, wordt deze ambtshalve goedgekeurd zoals zij werd ingediend.) <KB 1995-04-06/50, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art.22.
<Opgeheven bij W 2020-07-31/32, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 22_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De instelling draagt elke maand bij tot de financiering van het door Brussel Mobiliteit gevoerde gewestelijke verkeersveiligheids- en bewustmakingsbeleid. Deze bijdrage bedraagt jaarlijks zes procent van de netto-ontvangsten, namelijk de geïnde vergoedingen na aftrek van de btw en de bijdragen bedoeld in dit artikel. Overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal van Brussel Mobiliteit wordt de bijdrage in het Verkeersveiligheidsfonds bij Brussel Mobiliteit gestort.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 22_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Het totale bedrag aan exploitatiekosten in de voorlopige begroting die door de Minister of diens afgevaardigde is goedgekeurd, is beperkt voor de instelling. § 2. Tijdens de uitvoering zijn herverdelingen tussen de verschillende uitgavenrekeningen van de goedgekeurde begroting mogelijk. § 3. Tijdens de uitvoering stelt het orgaan dat wordt geconfronteerd met een uitzonderlijke, dringende, onvermijdbare, onontbeerlijke en onvoorziene gebeurtenis of met een gebeurtenis die voortvloeit uit een verzoek van de minister of diens afgevaardigde en die aanzienlijke gevolgen heeft voor de goedgekeurde begroting, de minister of diens afgevaardigde daarvan onmiddellijk in kennis. Onder aanzienlijke gevolgen wordt verstaan elke variatie die het gebudgetteerde resultaat met meer dan tien procent negatief beïnvloedt of die leidt tot een overschrijding van het totale bedrag aan bedrijfskosten van de goedgekeurde voorlopige begroting. Wanneer de instelling wordt geconfronteerd met de in het eerste lid bedoelde gebeurtenis en deze gebeurtenis leidt tot een verwacht exploitatieverlies dat niet volledig kan worden gedekt door de beschermde reserverekening, dient zij onverwijld een aangepaste voorlopige begroting in bij de Minister of diens afgevaardigde waarbij zij zijn aandacht richt op het dringend karakter van de verwerking ervan. De in het derde lid bedoelde voorlopige begroting wordt binnen tien dagen na ontvangst door de Minister of diens afgevaardigde geanalyseerd en goedgekeurd. Indien de aldus goedgekeurde aangepaste voorlopige begroting een exploitatietekort vertoont dat niet volledig gedekt wordt door de beschermde reserverekening, leidt de Minister of diens afgevaardigde de procedure zoals bedoeld in artikel 21, § 2, tweede lid, in. § 4. De organisatie moet kunnen rechtvaardigen dat voor elke uitgave van 75.000 euro of meer exclusief btw een aanbesteding is uitgeschreven door ten minste drie potentiële dienstverleners, of de monopolistische of oligopolistische situatie, de technische exclusiviteit of de dwingende urgentie van de kosten. § 5. Elk ontwerp van niet-gebudgetteerde uitgaven waarvan het bedrag hoger is dan of gelijk is aan 75.000 euro exclusief btw wordt vóór de uitvoering ervan, ter goedkeuring van de Minister of diens afgevaardigde voorgelegd].1
----------
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 22_VLAAMS_GEWEST. [1 De instelling draagt bij tot de financiering van de uitgaven voor de werking, de subsidies en de investeringen ten bate van de verkeersveiligheid. Die bijdrage bedraagt zes procent van de netto-ontvangsten, zijnde de geïnde vergoedingen na aftrek van de btw en de bijdragen, vermeld in [2 artikel 8 van het decreet van 8 juli 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2016]2.]1
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 71, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
(2)<BVR 2017-01-20/23, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
Art.23. De instelling stort een financiële bijdrage in het Fonds voor Voorziening en van Openbaar Nut voor de Inspectie van Automobielen, afgekort F.I.A., vereniging zonder winstoogmerk, opgericht op 7 juli 1970 en waarvan de statuten en hun wijzigingen bekendgemaakt werden in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 16 juli 1970, 25 januari 1973 en 15 juli 1993.
Deze bijdrage is bestemd voor de regularisatie van de exploitatievoorwaarden van de instellingen. Zij bedraagt (0,25 EUR) per prestatie die voortvloeit uit de door Ons aan de instellingen toevertrouwde opdrachten. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 23_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 23_WAALS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 23_VLAAMS_GEWEST.
<Opgeheven bij BVR 2017-01-20/23, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
Art.24. De regularisatie van de exploitatievoorwaarden van de instelling gebeurt door het totaal van de door haar in rekening te brengen kosten en vergoedingen vast te stellen overeenkomstig artikel 25.
Indien het jaarlijks totaal van de in artikel 22 bedoelde netto-ontvangsten hoger is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, stort de instelling het overschot aan het Fonds bedoeld in artikel 23.
Indien het totaal lager is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, wordt het negatief saldo gedekt door ditzelfde Fonds, dat het overeenkomstig bedrag aan de betrokken instelling stort.
De regularisatie gebeurt per boekjaar.
De kosten en de vergoedingen bedoeld in het eerste lid, worden vermeld in bijlage 4.
Art. 24_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De regularisatie van de exploitatievoorwaarden van de instelling gebeurt door het totaal bedrag van de door haar in rekening te brengen kosten en vergoedingen vast te leggen in haar exploitatierekening opgesteld overeenkomstig artikel 25. Indien het jaarlijks totaal van de in artikel 22 bedoelde netto-ontvangsten hoger is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, stort de instelling het overschot in het Fonds bedoeld in artikel 22. Indien het totaal lager is dan het bedrag bedoeld in het eerste lid, wordt het negatief saldo gedekt door ditzelfde Fonds, dat het overeenkomstig bedrag aan de betrokken instelling stort. De regularisatie gebeurt per boekjaar. De kosten en de vergoedingen bedoeld in het eerste lid, worden vermeld in bijlage 4.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 24_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De Minister of diens afgevaardigde regulariseert de exploitatierekeningen van de instelling voor elk boekjaar uiterlijk op 1 december van het jaar dat volgt op het exploitatiejaar. Voor deze datum deelt de Minister of diens afgevaardigde aan de instelling het bedrag mee dat moet worden gestort op of afgetrokken van de beschermde reserverekening alsook het bedrag dat moet worden gestort op of afgetrokken van het Fonds voor Verkeersveiligheid. § 2. De in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde beschermde reserverekening wordt ingesteld met het oog op het verkrijgen van een beschermde reserve ter hoogte van vijftien procent van de laatste jaaromzet van de instelling. De Minister kan het niveau van de in het eerste lid bedoelde beschermde reserve verhogen. Elk ander debet van de beschermde reserverekening dan dat bedoeld voor de dekking van een negatief resultaat zoals bedoeld in bijlage 4, punt VII, en dat leidt tot een beschermde reserverekening lager dan vijftien procent van de laatste omzet, kan slechts geschieden in geval van gehele of gedeeltelijke schorsing van de aan de instelling gedelegeerde activiteiten of in geval van intrekking van haar erkenning, zoals bedoeld in artikel 30]1.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2020-12-16/21, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
----------
(1)<BWG 2024-06-06/36, art. 17, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 24_VLAAMS_GEWEST.
<Opgeheven bij BVR 2017-01-20/23, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.25. De instelling stelt haar exploitatierekening op bij toepassing van de gebruikelijke regels van de dubbele boekhouding. Zij bevat twee kolommen : de eerste is de overschrijving van de ontvangsten en de lasten vervat in de boekhouding van de instelling; de tweede, de lasten zoals zij voortspruiten uit de normen die in bijlage 4 vermeld worden.
Er dient in de exploitatierekening een afzonderlijke boekhouding te worden gehouden voor de bewerkingen met betrekking tot de verschillende door Ons toevertrouwde opdrachten.
Bij de opstelling van haar exploitatierekening, past de instelling een door de Minister (...) goedgekeurd boekhoudkundig schema toe. <KB 1995-04-06/50, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
Art. 25_VLAAMS_GEWEST. De instelling stelt haar exploitatierekening op bij toepassing van de gebruikelijke regels van de dubbele boekhouding. Zij bevat twee kolommen : de eerste is de overschrijving van de ontvangsten en de lasten vervat in de boekhouding van de instelling; de tweede, de lasten zoals zij voortspruiten uit de normen die in bijlage 4 vermeld worden. Er dient in de exploitatierekening een afzonderlijke boekhouding te worden gehouden voor de bewerkingen met betrekking tot de verschillende door Ons toevertrouwde opdrachten. Bij de opstelling van haar exploitatierekening, past de instelling een door de Minister (...) [1 of zijn gemachtigde]1 goedgekeurd boekhoudkundig schema toe. <KB 1995-04-06/50, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
----------
(1)<BVR 2022-01-14/28, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 03-04-2022>
Art. 25_WAALS_GEWEST. [1 Elk jaar vóór 1 april stelt de instelling haar exploitatierekening op voor het vorige boekjaar, bij toepassing van de gebruikelijke regels van de dubbele boekhouding. Het wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de boekhoudingshandleiding in bijlage 4, punt IV, b). Alleen de kosten en inkomsten verdeeld over gedelegeerde activiteiten die zijn opgenomen in het boekhoudschema en de toerekeningsregels van bijlage 4 worden in de exploitatierekening opgenomen. Exploitatiekosten die niet rechtstreeks aan een bepaalde activiteit kunnen worden toegerekend, worden onderling verdeeld met behulp van een verdeelsleutel op basis van de omzet, zoals vastgelegd in bijlage 4, punt IV, c)]1.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.26. De instelling stelt alle documenten op die betrekking hebben op haar opdrachten en die door de Minister of zijn gemachtigde voorgeschreven zijn.
De instelling verstrekt alle inlichtingen over haar opdrachten, die haar door de Minister of zijn gemachtigde gevraagd worden.
De instelling deelt aan de Directeur-generaal van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur mee :
a) maandelijks, voor de 16de van de volgende maand, het aantal prestaties dat in elke activiteitszetel werd gerealiseerd;
b) jaarlijks, voor 1 februari, de lijst met de werkelijke aanwezigheden van het personeel tijdens het afgelopen boekjaar in elke activiteitszetel;
c) jaarlijks, voor 1 april, haar exploitatierekening van het afgelopen boekjaar;
d) jaarlijks, voor 1 juli, haar jaarrekening, balans en resultatenrekening van het afgelopen boekjaar, evenals een gedetailleerd verslag van het geheel van haar activiteiten.
Art. 26_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De instelling stelt alle documenten op die betrekking hebben op haar opdrachten en die door de Minister of zijn gemachtigde voorgeschreven zijn. De instelling verstrekt alle inlichtingen over haar opdrachten, die haar door de Minister of zijn gemachtigde gevraagd worden. [1 De instelling deelt mee aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit :]1 a) maandelijks, voor de 16de van de volgende maand, het aantal prestaties dat in elke activiteitszetel werd gerealiseerd; b) jaarlijks, voor 1 februari, de lijst met de werkelijke aanwezigheden van het personeel tijdens het afgelopen boekjaar in elke activiteitszetel; c) jaarlijks, voor 1 april, haar exploitatierekening van het afgelopen boekjaar; d) jaarlijks, voor 1 juli, haar jaarrekening, balans en resultatenrekening van het afgelopen boekjaar, evenals een gedetailleerd verslag van het geheel van haar activiteiten.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 26_WAALS_GEWEST. De instelling stelt alle documenten op die betrekking hebben op haar opdrachten en die door de Minister of zijn gemachtigde voorgeschreven zijn. De instelling verstrekt alle inlichtingen over haar opdrachten, die haar door de Minister of zijn gemachtigde gevraagd worden. De instelling deelt aan de Directeur-generaal van [1 het Operationeel Directoraat-generaal Mobiliteit en Waterwegen van de Waalse Overheidsdienst]1 mee : a) maandelijks, voor de 16de van de volgende maand, het aantal prestaties dat in elke activiteitszetel werd gerealiseerd; b) jaarlijks, voor 1 februari, de lijst met de werkelijke aanwezigheden van het personeel tijdens het afgelopen boekjaar in elke activiteitszetel; c) jaarlijks, voor 1 april, haar exploitatierekening van het afgelopen boekjaar; d) jaarlijks, voor 1 juli, haar jaarrekening, balans en resultatenrekening van het afgelopen boekjaar, evenals een gedetailleerd verslag van het geheel van haar activiteiten.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 26_VLAAMS_GEWEST. De instelling stelt alle documenten op die betrekking hebben op haar opdrachten en die door [1 Ons]1 voorgeschreven zijn. De instelling verstrekt alle inlichtingen over haar opdrachten, die haar door de Minister of zijn gemachtigde gevraagd worden. De instelling deelt aan [1 [2 Minister of diens afgevaardigde]2-1 mee : a) maandelijks, voor de 16de van de volgende maand, het aantal prestaties dat [2 tijdens het afgelopen boekjaar]2 in elke activiteitszetel werd gerealiseerd; b) jaarlijks, voor 1 februari, de lijst met de werkelijke aanwezigheden van het personeel tijdens het afgelopen boekjaar in elke activiteitszetel; c) [2 jaarlijks, vóór 1 april, haar exploitatierekening van het afgelopen boekjaar, samen met de bewijsstukken voor elke rekening]2; d) jaarlijks, voor 1 juli, haar jaarrekening, balans en resultatenrekening van het afgelopen boekjaar, evenals een gedetailleerd verslag van het geheel van haar activiteiten. [2 Wat het derde lid, c), betreft, worden in de bewijsstukken voor elke rekening de significante verschillen tussen de goedgekeurde voorlopige begroting en de uitvoering ervan nader bepaald. Onder "significante verschillen" wordt verstaan: elk verschil van meer dan tien procent tussen de laatste goedgekeurde voorlopige begroting en de uitgevoerde begroting voor elk van de in bijlage 4, punt IV, e), vermelde rekeningen.]2
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 72, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 19, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 26/1_VLAAMS_GEWEST. [1 Uiterlijk 20 mei 2021 delen de erkende instellingen voor autokeuring de informatie die vermeld is in de door hen afgegeven keuringsbewijzen elektronisch mee aan het Departement. Het Departement bepaalt de modaliteiten daarvoor en bepaalt de vormen waarin de informatie opgesteld en aan het Departement bezorgd moet worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-04-27/14, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art.27. Een door de Minister aangestelde bedrijfsrevisor kijkt na of de kosten en uitgaven die in de exploitatierekening voorkomen, voldoen aan de normen die in bijlage 4 vermeld worden.
Hij controleert eveneens de juistheid van de ontvangsten. Hij heeft toegang tot alle nodige bedrijfsdocumenten.
Hij stelt jaarlijks, voor elke instelling, een verslag op over zijn opdracht.
Hij maakt dit verslag over aan de Directeur-generaal van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur, voor 1 juli van het jaar volgend op het betrokken boekjaar.
Art. 27_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Een door de Minister of zijn gemachtigde aangestelde bedrijfsrevisor kijkt na of de kosten en uitgaven die in de exploitatierekening voorkomen, voldoen aan de normen die in bijlage 4 vermeld worden. Hij controleert eveneens de juistheid van de ontvangsten. Hij heeft toegang tot alle nodige bedrijfsdocumenten. Hij stelt jaarlijks, voor elke instelling, een verslag op over zijn opdracht. Hij maakt dit verslag over aan de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit voor 1 juli van het jaar volgend op het betrokken boekjaar.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 27_WAALS_GEWEST. [1 . § 1. De minister of diens afgevaardigde benoemt een bedrijfsrevisor om: a) na te gaan of de kosten en uitgaven die ten laste komen van de exploitatierekening van de instellingen bedoeld in artikel 26, derde lid, c), overeenstemmen met de bepalingen van de in bijlage 4 opgenomen boekhoudingshandleiding; b) de nauwkeurigheid van de netto-inkomsten en de exploitatieopbrengsten te controleren; c) de exploitatierekening, zoals opgesteld na de uitvoering van zijn opdracht, te vergelijken met de voorlopige begroting van de instelling die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 21, § 1, eerste lid; d) de correcte toepassing van de artikelen 22 en 25 te verifiëren; e) na te gaan of de kosten die zijn opgenomen in de exploitatierekening van de instellingen bedoeld in artikel 26, derde lid, c), niet in een andere exploitatierekeningen zijn opgenomen; f) te controleren of een validatie is toegekend aan de instelling wanneer een van de bepalingen van bijlage 4 dit vereist. Daartoe heeft de revisor toegang tot alle professionele of boekhoudkundige documenten van de instellingen die hij noodzakelijk acht voor de uitvoering van de hem toevertrouwde opdracht. § 2. De revisor stelt jaarlijks, voor elke organisatie, een rapport op over zijn opdracht, waarin het volgende is opgenomen: a) de lijst van de verbeteringen; b) de aangepaste resultatenrekening; c) de vergelijking tussen de aangepaste werkelijke exploitatierekening en de goedgekeurde begroting; d) het positieve overschot of negatieve resultaat van het boekjaar; e) het overzicht van de beschermde reserverekening op 31 december van het boekjaar; f) de naleving van de criteria inzake personeel zoals opgenomen in bijlage 3, punt 4.1. Hj bezorgt dit rapport vóór 1 oktober van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar aan de Minister of diens afgevaardigde. ]1.
----------
Art. 27_VLAAMS_GEWEST. Een door de Minister aangestelde bedrijfsrevisor kijkt na of de kosten en uitgaven die in de exploitatierekening voorkomen, voldoen aan de normen die in bijlage 4 vermeld worden. Hij controleert eveneens de juistheid van de ontvangsten. Hij heeft toegang tot alle nodige bedrijfsdocumenten. Hij stelt jaarlijks, voor elke instelling, een verslag op over zijn opdracht. Hij maakt dit verslag over aan [1 het Departement]1, voor 1 juli van het jaar volgend op het betrokken boekjaar.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 73, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art.28. De instellingen richten de opleiding van hun personeel gezamenlijk in, overeenkomstig de richtlijnen ter zake van de Minister of zijn gemachtigde, teneinde de éénvormigheid in de uitvoering van de opdrachten die hun door Ons zijn toevertrouwd te verzekeren.
Art. 28_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De instellingen richten de opleiding van hun personeel [1 ...]1 in, overeenkomstig de richtlijnen ter zake van de Minister of zijn gemachtigde, teneinde de éénvormigheid in de uitvoering van de opdrachten die hun door Ons zijn toevertrouwd te verzekeren.
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 28_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij BWG 2024-06-06/36, art. 21, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.29.
§ 1. Bij beslissing van de Minister, en na advies van de in artikel 2, § 2, tweede lid, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, bedoelde Paritaire Raadgevende Commissie, kan elke overtreding van de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 15, gestraft worden met een administratieve boete gaande van dertigduizend tot driehonderdduizend frank.
De aanmaning tot betaling binnen de dertig dagen wordt aan de instelling betekend met een bij De Post aangetekende brief.
De administratieve boete kan eveneens bestaan uit een dagelijkse boete gaande van drieduizend tot dertigduizend frank, verschuldigd binnen de dertig dagen, vanaf de dag volgend op de betekening van de beslissing door een bij De Post aangetekende brief tot op de dag dat een einde wordt gesteld aan de overtreding die er de aanleiding toe gaf.
§ 2. De Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in § 1, is samengesteld uit zes vertegenwoordigers van de Minister, waarvan drie titularissen en drie plaatsvervangers, bekleed met een graad van tenminste rang 11, en zes vertegenwoordigers van de instellingen, waarvan drie titularissen en drie plaatsvervangers. De Minister benoemt de leden van deze Commissie, op voorstel van de instellingen wat hun vertegenwoordigers betreft.
De Commissie wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister met de hoogste graad, of bij gelijke graad, door diegene met de meeste graadanciënniteit.
De leden van de Commissie worden samengeroepen door de Minister of door de Directeur-generaal van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur, wanneer er overwogen wordt een boete op te leggen, zoals bedoeld in § 1. Deze samenroeping gebeurt met een bij De Post aangetekende brief, minstens tien kalenderdagen voor de datum van de vergadering; ingeval van gerechtvaardigde hoogdringendheid, kan de Commissie voor een vroegere datum worden samengeroepen, zonodig door middel van een telefax.
De personen bedoeld in artikel 13, behorende tot een instelling waartegen een sanctie wordt overwogen, worden op dezelfde wijze opgeroepen om voor de Commissie te verschijnen teneinde er hun verdedigingsargumenten te laten horen.
De oproeping vermeldt duidelijk de ten laste gelegde feiten evenals de aard van de overwogen sanctie; de beschuldigde instelling moet over de vereiste tijd kunnen beschikken om haar verdediging voor te bereiden, met inbegrip van de mogelijkheid de eventuele dossiers betreffende de ten laste gelegde feiten te raadplegen.
Het plaatsvervangend lid wordt uitgenodigd om te zetelen wanneer het effectieve lid verhinderd is; het lid waarvan de belangen in het geding zijn, is ambtshalve verhinderd.
De Commissie kan slechts zetelen wanneer er tenminste vier leden aanwezig zijn, evenals een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Minister en van de instellingen; zonodig moet een lid zich onthouden om te zetelen om de pariteit te herstellen. De adviezen worden uitgebracht bij absolute meerderheid; de stem van de voorzitter is doorslaggevend bij staking van stemmen.
Wanneer de Commissie niet in aantal is, wordt zij binnen de vijf kalenderdagen opnieuw samengeroepen en zetelt zij ongeacht het aantal aanwezige leden.
Art. 29_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Bij beslissing van de Minister of zijn gemachtigde, na de argumenten van de betrokken instelling te hebben gehoord en na advies van de in artikel 2, § 2, tweede lid, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, bedoelde Paritaire Raadgevende Commissie, kan elke overtreding van de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 15, bestraft worden met een administratieve boete gaande van zevenhonderdvijftig tot zevenduizend vijfhonderd euro. De aanmaning tot betaling binnen de dertig dagen wordt aan de instelling betekend met een aangetekende brief. De administratieve boete kan eveneens bestaan uit een dagelijkse boete gaande van vijfenzeventig tot zevenhonderdvijftig euro, verschuldigd binnen de dertig dagen, vanaf de dag volgend op de betekening van de beslissing door een aangetekende brief tot op de dag dat een einde wordt gesteld aan de overtreding die er de aanleiding toe gaf. § 2. De Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in § 1 is samengesteld uit vier vertegenwoordigers van de Minister, waarvan twee titularissen en twee plaatsvervangers, bekleed met een graad van tenminste rang A, en vier vertegenwoordigers van de instellingen, waarvan twee titularissen en twee plaatsvervangers. De Minister benoemt de leden van deze Commissie, op voorstel van de instellingen wat hun vertegenwoordigers betreft. De Commissie wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister met de hoogste graad, of bij gelijke graad, door diegene met de meeste graadanciënniteit. De leden van de Commissie worden samengeroepen door de Minister of door de Directeur-generaal van Brussel Mobiliteit, wanneer er overwogen wordt een boete op te leggen, zoals bedoeld in § 1. Die oproeping wordt minstens tien dagen voor de datum van de vergadering bij aangetekend schrijven gezonden; bij gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan de Commissie op een vroegere datum bijeengeroepen worden. De personen bedoeld in artikel 13, behorende tot een instelling waartegen een sanctie wordt overwogen, worden op dezelfde wijze opgeroepen om voor de Commissie te verschijnen teneinde er hun verdedigingsargumenten te laten horen. De oproeping vermeldt duidelijk de ten laste gelegde feiten evenals de aard van de overwogen sanctie; de beschuldigde instelling moet over de vereiste tijd kunnen beschikken om haar verdediging voor te bereiden, met inbegrip van de mogelijkheid de eventuele dossiers betreffende de ten laste gelegde feiten te raadplegen. Het plaatsvervangend lid wordt uitgenodigd om te zetelen wanneer het effectieve lid verhinderd is; het lid waarvan de belangen in het geding zijn, is ambtshalve verhinderd. De Commissie kan slechts zetelen wanneer er tenminste vier leden aanwezig zijn, evenals een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Minister en van de instellingen. De adviezen worden uitgebracht bij absolute meerderheid; de stem van de voorzitter is doorslaggevend bij staking van stemmen. Wanneer de Commissie niet in aantal is, wordt zij binnen de vijf kalenderdagen opnieuw samengeroepen en zetelt zij ongeacht het aantal aanwezige leden.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 29_WAALS_GEWEST. § 1. Bij beslissing van de [1 Minister of diens afgevaardigde]1, en na advies van de in artikel 2, § 2, tweede lid, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, bedoelde Paritaire Raadgevende Commissie, kan elke overtreding van de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 15, gestraft worden met een administratieve boete gaande van [1 750 tot 7.500 euro]1. De aanmaning tot betaling binnen de dertig dagen wordt aan de instelling betekend [1 ...]1 [2 met een aangetekende brief]2. De administratieve boete kan eveneens bestaan uit een dagelijkse boete gaande van [1 75 tot 750 euro]1, verschuldigd binnen de dertig dagen, vanaf de dag volgend op de betekening van de beslissing [1 ...]1 tot op de dag dat een einde wordt gesteld aan de overtreding die er de aanleiding toe gaf. § 2. [1 De in § 1 bedoelde Paritaire Raadgevende Commissie bestaat uit : 1° vier vertegenwoordigers van de Minister, onder wie twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden met minstens een graad van rang A; 2° vier vertegenwoordigers van de instellingen, onder wie twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden. De Minister benoemt de leden van die Commissie op voorstel van de instellingen voor de vertegenwoordigers van laatstgenoemden. De Commissie wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister met de hoogste graad of, bij gelijke graad, door de oudste in graad. Het plaatsvervangend lid wordt verzocht om bij verhindering van het gewoon lid te zetelen; het lid van wie de belangen in het geding zijn, wordt van ambtshalve verhinderd. De Commissie kan alleen zetelen indien minstens vier leden en een aantal vertegenwoordigers van de Minister gelijk aan het aantal instellingen aanwezig zijn. De adviezen worden bij absolute meerderheid van de stemmen uitgebracht, waarbij de stem van de voorzitter bij meerderheid van stemmen doorslaggevend is. Indien de Commissie in onvoldoende aantal is, wordt ze binnen tien dagen bij aangetekend schrijven bijeengeroepen en zetelt ze ongeacht het aantal aanwezige leden. Indien er overwogen wordt om een boete zoals bedoeld in § 1 op te leggen, roept de Minister of [2 of diens afgevaardigde]2 de leden van de Commissie op. Die oproeping wordt minstens tien dagen voor de datum van de vergadering bij aangetekend schrijven gezonden; bij gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan de Commissie op een vroegere datum bijeengeroepen worden. De in artikel 13 bedoelde personen die onder de instelling waartegen een sanctie wordt overwogen, ressorteren, worden overeenkomstig het zevende lid opgeroepen om voor de Commissie te verschijnen ten einde hun verweermiddelen voor te dragen. De oproeping vermeldt duidelijk de verweten feiten alsook de aard van de overwogen sancties; de omstreden instelling beschikt over de vereiste tijd om haar verweer voor te bereiden, met inbegrip van de mogelijkheid om de eventuele dossiers betreffende de verweten feiten te raadplegen.]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 22, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 29_VLAAMS_GEWEST. § 1. Bij beslissing van de Minister, en na advies van de in artikel 2, § 2, tweede lid, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, bedoelde Paritaire Raadgevende Commissie, kan elke overtreding van de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 15, gestraft worden met een administratieve boete gaande van [2 1000 tot 10.000 euro]2. De aanmaning tot betaling binnen de dertig dagen wordt aan de instelling betekend met een bij De Post aangetekende brief. De administratieve boete kan eveneens bestaan uit een dagelijkse boete gaande van [2 100 tot 1000 euro]2, verschuldigd binnen de dertig dagen, vanaf de dag volgend op de betekening van de beslissing door een bij De Post aangetekende brief tot op de dag dat een einde wordt gesteld aan de overtreding die er de aanleiding toe gaf. § 2. De Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in § 1, is samengesteld uit zes vertegenwoordigers van de Minister, waarvan drie titularissen en drie plaatsvervangers, bekleed met een graad van tenminste rang 11, en zes vertegenwoordigers van de instellingen, waarvan drie titularissen en drie plaatsvervangers. De Minister benoemt de leden van deze Commissie, op voorstel van de instellingen wat hun vertegenwoordigers betreft. De Commissie wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister met de hoogste graad, of bij gelijke graad, door diegene met de meeste graadanciënniteit. De leden van de Commissie worden samengeroepen door de Minister of door [1 het Departement]1, wanneer er overwogen wordt een boete op te leggen, zoals bedoeld in § 1. Deze samenroeping gebeurt met een bij De Post aangetekende brief, minstens tien kalenderdagen voor de datum van de vergadering; ingeval van gerechtvaardigde hoogdringendheid, kan de Commissie voor een vroegere datum worden samengeroepen, zonodig door middel van een telefax. De personen bedoeld in artikel 13, behorende tot een instelling waartegen een sanctie wordt overwogen, worden op dezelfde wijze opgeroepen om voor de Commissie te verschijnen teneinde er hun verdedigingsargumenten te laten horen. De oproeping vermeldt duidelijk de ten laste gelegde feiten evenals de aard van de overwogen sanctie; de beschuldigde instelling moet over de vereiste tijd kunnen beschikken om haar verdediging voor te bereiden, met inbegrip van de mogelijkheid de eventuele dossiers betreffende de ten laste gelegde feiten te raadplegen. Het plaatsvervangend lid wordt uitgenodigd om te zetelen wanneer het effectieve lid verhinderd is; het lid waarvan de belangen in het geding zijn, is ambtshalve verhinderd. De Commissie kan slechts zetelen wanneer er tenminste vier leden aanwezig zijn, evenals een gelijk aantal vertegenwoordigers van de Minister en van de instellingen; zonodig moet een lid zich onthouden om te zetelen om de pariteit te herstellen. De adviezen worden uitgebracht bij absolute meerderheid; de stem van de voorzitter is doorslaggevend bij staking van stemmen. Wanneer de Commissie niet in aantal is, wordt zij binnen de vijf kalenderdagen opnieuw samengeroepen en zetelt zij ongeacht het aantal aanwezige leden.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 74, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
(2)<BVR 2018-04-27/14, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art.30. De erkenning van een instelling kan door de Minister worden ingetrokken, na advies uitgebracht conform artikel 29, § 2, door de Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in artikel 29, § 1, indien de basisvoorwaarden van de uitvoering van de technische controle, vermeld in de artikelen 6, 7, 8, 11, 13, 14, 20, 21, 22 en 23, niet meer vervuld zijn.
De intrekking wordt aan de instelling betekend met een bij De Post aangetekende brief.
In geval van intrekking van de erkenning van een instelling, is iedere andere instelling ertoe gehouden om, op verzoek van de Minister, de continuïteit van de dienst te verzekeren gedurende een tijdsspanne van maximum twaalf maanden, vanaf de datum van intrekking van de erkenning.
De intrekking van de erkenning wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; de bekendmaking omvat tevens een oproep tot de kandidaten om het vrijgekomen ambtsgebied van de instelling wiens erkenning is ingetrokken te bedienen.
Art. 30_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De erkenning van een instelling kan door de Minister of zijn gemachtigde worden ingetrokken, na advies uitgebracht conform artikel 29, § 2, door de Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in artikel 29, § 1, indien de basisvoorwaarden van de uitvoering van de technische controle, vermeld in de artikelen 6, 7, 8, 11, 13, 14, 20, 21 en 22 niet meer vervuld zijn. De intrekking wordt aan de instelling betekend met een aangetekende brief. In geval van intrekking van de erkenning van een instelling, is iedere andere instelling ertoe gehouden om, op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, de continuïteit van de dienst te verzekeren gedurende een tijdspanne van maximum twaalf maanden, vanaf de datum van intrekking van de erkenning. De intrekking van de erkenning wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; de bekendmaking omvat tevens een oproep tot de kandidaten om het vrijgekomen ambtsgebied van de instelling wiens erkenning is ingetrokken te bedienen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 30_WAALS_GEWEST. [2 De erkenning van een instelling kan door de Minister worden ingetrokken, na advies uitgebracht conform artikel 29, § 2, door de Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in artikel 29, § 1, indien de basisvoorwaarden van de uitvoering voor de technische controle, vermeld in de artikelen 6, 7, 8, 11, 13, 14, 20, 21 en 22 niet meer vervuld zijn ]2. De intrekking wordt aan de instelling betekend [1 ...]1 [2 met een aangetekende brief]2. In geval van intrekking van de erkenning van een instelling, is iedere andere instelling ertoe gehouden om, op verzoek van de Minister, de continuïteit van de dienst te verzekeren gedurende een tijdsspanne van maximum twaalf maanden, vanaf de datum van intrekking van de erkenning. De intrekking van de erkenning wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; de bekendmaking omvat tevens een oproep tot de kandidaten om het vrijgekomen ambtsgebied van de instelling wiens erkenning is ingetrokken te bedienen.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 23, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 30_VLAAMS_GEWEST. De erkenning van een instelling kan door de Minister worden ingetrokken, na advies uitgebracht conform artikel 29, § 2, door de Paritaire Raadgevende Commissie bedoeld in artikel 29, § 1, indien de basisvoorwaarden van de uitvoering van de technische controle, vermeld in de artikelen 6, 7, 8, 11, 13, 14, 20, 21 [1 en 22 van dit besluit en in artikel 8 van het decreet van 8 juli 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2016]1, niet meer vervuld zijn. De intrekking wordt aan de instelling betekend met een bij De Post aangetekende brief. In geval van intrekking van de erkenning van een instelling, is iedere andere instelling ertoe gehouden om, op verzoek van de Minister, de continuïteit van de dienst te verzekeren gedurende een tijdsspanne van maximum twaalf maanden, vanaf de datum van intrekking van de erkenning. De intrekking van de erkenning wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; de bekendmaking omvat tevens een oproep tot de kandidaten om het vrijgekomen ambtsgebied van de instelling wiens erkenning is ingetrokken te bedienen.
----------
(1)<BVR 2017-01-20/23, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
Art.31. De vennootschap die de erkenning wenst te bekomen voor de uitoefening van de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen, moet een aanvraag indienen bij de Minister door middel van een bij De Post aangetekende brief.
De aanvraag moet vergezeld zijn van de nodige documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden vastgesteld door dit besluit, van de officiële stichtingsakte van de vennootschap evenals van de eventuele wijzigingen ervan.
Er moet eveneens ingegaan worden op de verzoeken van de Minister of zijn gemachtigde om bijkomende inlichtingen of om een bezoek aan evenals de controle van de installaties van de aanvraagster toe te laten.
De Minister betekent de erkenning of de weigering tot erkenning door middel van een bij De Post aangetekende brief.
De erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 31_VLAAMS_GEWEST. De vennootschap die de erkenning wenst te bekomen voor de uitoefening van de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen, moet een aanvraag indienen bij de Minister [1 ...]1. De aanvraag moet vergezeld zijn van de nodige documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden vastgesteld door dit besluit, van de officiële stichtingsakte van de vennootschap evenals van de eventuele wijzigingen ervan. Er moet eveneens ingegaan worden op de verzoeken van de Minister of zijn gemachtigde om bijkomende inlichtingen of om een bezoek aan evenals de controle van de installaties van de aanvraagster toe te laten. De Minister betekent de erkenning of de weigering tot erkenning [1 ...]1. De erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
----------
(1)<BVR 2022-01-14/28, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 03-04-2022>
Art. 31_WAALS_GEWEST. De vennootschap die de erkenning wenst te bekomen voor de uitoefening van de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen, moet een aanvraag indienen bij de Minister [1 ...]1 [2 met een aangetekende brief]2. De aanvraag moet vergezeld zijn van de nodige documenten waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden vastgesteld door dit besluit, van de officiële stichtingsakte van de vennootschap evenals van de eventuele wijzigingen ervan. Er moet eveneens ingegaan worden op de verzoeken van de Minister of zijn gemachtigde om bijkomende inlichtingen of om een bezoek aan evenals de controle van de installaties van de aanvraagster toe te laten. De Minister betekent de erkenning of de weigering tot erkenning [1 ...]1 [2 met een aangetekende brief.]2 De erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.32. Zijn erkend zonder te moeten voldoen aan de voorwaarde vereist in artikel 31 om de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uit te oefenen, de instellingen die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uitoefenen, conform de regels die tot op die datum van toepassing zijn, te weten :
- de N.V. "AUTOMOBIEL CONTROLE EN TECHNIEK" afgekort A.C.T., Kolonel Bourgstraat 118 te 1140 Schaarbeek;
- de N.V. "AUTO INSPECTIE BUREAU VERITAS", afgekort A.I.B.V., Koningsstraat 163 - bus 15 te 1210 Sint-Joost-ten-Noode;
- de N.V. "AUTOSECURITE S.A., BUREAU D'ETUDES ET DE CONTROLE EN VUE DE LA SECURITE ROUTIERE", afgekort A.S., rue de Louvain 2 te 4800 Verviers;
- de N.V. "AUTOVEILIGHEID", afgekort A.V., Brusselsesteenweg 460 te 2800 Mechelen;
- de B.V.B.A. "BUREAU D'INSPECTION AUTOMOBILE", afgekort B.I.A., chaussée de Bruxelles 442 te 7500 Tournai;
- de N.V. "BUREAU VOOR TECHNISCHE CONTROLE", afgekort B.T.C., Coremansstraat 22 - bus 1 te 2600 Antwerpen-Berchem;
- de N.V. "CENTRUM VOOR TECHNISCHE AUTOMOBIELINSPECTIE", afgekort C.T.A., Blauweregenlaan 42 te 1030 Schaarbeek;
- de N.V. "KEURINGSBUREAU MOTORVOERTUIGEN", afgekort K.M., Albert I Wandeling 38 te 8400 Oostende;
- de N.V. "SCHOUWINGSCENTRUM VOOR AUTO'S", afgekort S.A., Herdersliedstraat 60-66 te 1080 Sint-Jans-Molenbeek;
- de N.V. "STUDIEBUREEL VOOR AUTOMOBIELTRANSPORT", afgekort S.B.A.T., Buitenring-Zwijnaarde 1 te 9052 Gent-Zwijnaarde.
Art. 32_VLAAMS_GEWEST. [1 De volgende instellingen die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uitoefenen, conform de regels die tot op die datum van toepassing zijn, zijn erkend zonder te hoeven voldoen aan de voorwaarde om de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uit te oefenen, vermeld in artikel 31:
1° de nv "Automobiel Controle en Techniek", afgekort ACT, Kolonel Bourgstraat 118, 1140 Schaarbeek;
2° de nv "AIBV", Sylvain Dupuislaan 235, 1070 Brussel;
3° de nv "Autosecurité SA, Bureau d'Etude et de Contrôle en vue de la Sécurité Routière", afgekort AS, 1 avenue du Parc 33, 4800 Verviers;
4° de nv "Autoveiligheid", afgekort AV, Brusselsesteenweg 460, 2800 Mechelen;
5° de nv "Bureau voor Technische Controle", afgekort BTC, Santvoortbeeklaan 34-36, 2100 Deurne;
6° de nv "Centrum voor Technische Automobielinspectie", afgekort CTA, Ambachtenlaan 10, 3001 Heverlee-Haasrode;
7° de nv "Keuringsbureau Motorvoertuigen", afgekort KM, Zandvoordestraat 442a, 8400 Oostende;
8° de nv "Schouwingscentrum voor Auto's ", afgekort SA, Herdersliedstraat 60-66 te 1080 Sint-Jans-Molenbeek;
9° de nv "Studiebureel voor Automobieltransport", afgekort SBAT, Poortakkerstraat 129, 9051 Sint-Denijs-Westrem.]1
----------
(1)<BVR 2018-04-27/14, art. 26, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art. 32_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Zijn erkend zonder te moeten voldoen aan de voorwaarde vereist in artikel 31 om de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uit te oefenen, de instellingen die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uitoefenen, conform de regels die tot op die datum van toepassing zijn, te weten : - de N.V. "AUTOMOBIEL CONTROLE EN TECHNIEK" afgekort A.C.T., Kolonel Bourgstraat 118 te 1140 Schaarbeek; - de N.V. "SCHOUWINGSCENTRUM VOOR AUTO'S", afgekort S.A., Luitenant Lotinstraat 21 te 1190 Vorst; - de NV "AIBV", Sylvain Dupuislaan 235, 1070 Brussel; - de NV "AUTOSECURITE SA, Bureau d'Etude et de Contrôle en vue de la Sécurité Routière", afgekort AS, 1 avenue du Parc 33, 4800 Verviers; - de NV "AUTOVEILIGHEID", afgekort AV, Lammerdries 7 - Industrieterrein Geel West 4, 2440 Geel; - de NV "BUREAU VOOR TECHNISCHE CONTROLE", afgekort BTC, Lammerdries 7 - Industrieterrein Geel West 4, 2440 Geel; - de NV "CENTRUM VOOR TECHNISCHE AUTOMOBIELINSPECTIE", afgekort CTA, Ambachtenlaan 10, 3001 Heverlee-Haasrode; - de NV "KEURINGSBUREAU MOTORVOERTUIGEN", afgekort KM, Zandvoordestraat 442a, 8400 Oostende; - de nv "Studiebureel voor Automobieltransport", afgekort SBAT, Poortakkerstraat 129, 9051 Sint-Denijs-Westrem.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 32_WAALS_GEWEST. [1 Zijn erkend zonder te moeten voldoen aan de voorwaarde vereist in artikel 31 om de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uit te oefenen, de instellingen die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen uitoefenen, conform de regels die tot op die datum van toepassing zijn, te weten: - de NV "A.I.B.V. ", Sylvain Dupuislaan 235, te 1070 - de N.V. "AUTOSECURITE S.A., BUREAU D'ETUDES ET DE CONTROLE EN VUE DE LA SECURITE ROUTIERE", afgekort A.S., avenue du Parc, 33 °, 4800 Verviers]1.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.33. De ambtsgebieden die bediend worden door de instellingen bedoeld in artikel 32, worden vermeld in bijlage 5.
HOOFDSTUK 3_VLAAMS_GEWEST.[1 - Keuring op verplaatsing]1
----------
(1)
Afdeling 1_VLAAMS_GEWEST.[1 - Algemeen]1
----------
(1)
Art. 33/1_VLAAMS_GEWEST. [1 Behoudens andersluidende bepaling in dit hoofdstuk, valt de keuring op verplaatsing onder dezelfde regels als de keuring in een controlestation.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. 33/2_VLAAMS_GEWEST. [1 Keuringen op verplaatsing kunnen alleen worden verricht op een door de Minister erkende keuringslijn op verplaatsing binnen het toepassingsgebied, vermeld in artikel 33/4, tweede lid, 3°, b).]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Afdeling 2_VLAAMS_GEWEST.[1 - Erkenning als keuringslijn op verplaatsing]1
----------
(1)
Art. 33/3_VLAAMS_GEWEST. [1 Een instelling kan voor de uitvoering van keuringen op verplaatsing een controlestation uitbreiden met een keuringslijn op verplaatsing, als ze een score haalt van minstens zestig punten voor de criteria, opgenomen in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. 33/4_VLAAMS_GEWEST. Een instelling dient haar aanvraag tot uitbreiding van een controlestation met een keuringslijn op verplaatsing in bij het Departement met het formulier dat het Departement ter beschikking stelt. Bij de aanvraag worden de gegevens, vermeld in bijlage 7, meegedeeld. De aanvraag wordt op elektronische wijze ingediend conform de regels die het Departement bepaalt]2. Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd: 1° een verslag van de risicoanalyse over de veiligheid op de werkplaats, uitgevoerd door de instelling; 2° de lijst met personeelsleden, met vermelding van hun graad; 3° een door de instelling en de onderneming ondertekende samenwerkingsovereenkomst, die minstens de volgende bepalingen bevat: a) de identificatie van de instelling en van de onderneming in opdracht waarvan en voor rekening waarvan de keuringen op verplaatsing worden uitgevoerd, met opgave van de maatschappelijke zetel en de rechtsgeldige vertegenwoordiging; b) het toepassingsgebied van de keuring op verplaatsing, die betrekking kan hebben op: 1) [2 de te keuren categorieën van voertuigen: M1, M2, M3, N1, N2, N3, O2, O3 of O4;]2; 2) de uit te voeren keuringen: eerste keuring, periodieke keuring, periodieke herkeuring, [2 de keuring, vermeld in artikel 23sexies, § 1, 3°, eerste lid, van het Koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen,]2 ADR-keuring of APK-keuring; 4° een lijst van alle apparatuur; 5° een plan van de keuringslijn op verplaatsing en van de lokalen.]1 [2 Het Departement kan het model en formaat van de documenten, vermeld in het tweede lid, bepalen.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2024-06-07/09, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 33/5_VLAAMS_GEWEST. [1 De keuringslijn op verplaatsing moet voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° het geheel van de keuringsoperaties vindt plaats zonder de openbare weg te belemmeren; 2° de keuringslijn op verplaatsing bevindt zich in een overdekt en vriesvrij gebouw dat: a) toegankelijk is voor de te keuren categorie(ën) van voertuigen; b) minimaal 0,80 meter ruimte laat rond de voertuigen om een visuele keuring toe te laten; c) het vrije en veilige verkeer van het keuringspersoneel toelaat; d) voldoende is verlicht; e) over sanitair beschikt dat toegankelijk is voor iedereen; f) beschikt over een voldoende aantal parkeerplaatsen buiten de openbare weg; 3° de keuringslijn op verplaatsing voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 8, § 1 en § 3; 4° de keuringslijn op verplaatsing is uitgerust met alle benodigdheden om de keuring volledig en juist te kunnen uitvoeren; 5° op de keuringslijn op verplaatsing is een lijst beschikbaar, waarvan het model opgenomen is in bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd, waaruit blijkt welke toestellen aanwezig zijn en wie de toestellen aanlevert; 6° voor de toestellen worden de volgende verplichtingen nageleefd: a) de installaties en de uitrusting ervan maken op elk moment de goede uitvoering van de opdrachten van de instellingen mogelijk en verzekeren een optimale dienstverlening aan de gebruiker; b) de gehomologeerde toestellen, vermeld in de lijst, opgenomen in bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd, ondergaan een eerste controle voor indienststelling, gevolgd door een jaarlijkse verificatie, door een erkende controle-instelling. De controle of verificatie wordt aangevraagd door de instelling voor autokeuring, voor rekening van de onderneming; c) alle interventies voor homologatie, onderhoud, herstellingen en kalibratie worden geregistreerd in het ISO-kwaliteitssysteem van de instelling; 7° de technische uitrustingen en de lokalen blijven tijdens de normale openingsuren van de onderneming voortdurend vrij toegankelijk voor het personeel van het Departement en voor het personeel van een erkende controle-instelling, belast met de controle op die technische uitrustingen; 8° de keuringslijn op verplaatsing beschikt over een beveiligde internetverbinding en een informatica-uitrusting, die het toezicht op de activiteiten mogelijk maakt en die de registratie van de keuringsverrichtingen in een elektronische database, alsook de doorstroming van de vereiste keuringsgegevens binnen maximaal 24 uur aan de verzameldatabase van alle uitgevoerde keuringen garandeert. De keuringslijnen op verplaatsing die erkend zijn op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°. De voorgeschreven minimumuitrusting, vermeld in het eerste lid, 3°, kan worden beperkt naargelang van het toepassingsgebied van de keuring op verplaatsing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. 33/6_VLAAMS_GEWEST. [1 Er moet in het kader van de aanvraag tot erkenning worden ingegaan op de verzoeken van de Minister of het Departement om bijkomende inlichtingen te verstrekken of om een bezoek aan en de controle van de keuringslijn op verplaatsing toe te laten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. 33/7_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De instelling wordt binnen een maand na de ontvangst van haar aanvraag op de hoogte gebracht van de beslissing van het Departement of de aanvraag al dan niet volledig is. Bij gebrek aan een volledig dossier binnen een termijn van drie maanden vanaf de ontvangstdatum van de kennisgeving van de onvolledigheid van de aanvraag, wordt de aanvraag zonder gevolg geklasseerd. [2 Vanaf de dag waarop het Departement beslist dat de aanvraag volledig is, beschikt het Departement over een termijn van drie maanden om het dossier te evalueren.]2 Als de voorwaarden, vermeld in artikel 33/3 tot en met 33/6, zijn vervuld en als er een [2 positieve evaluatie]2 van het Departement is, erkent de Minister de keuringslijn op verplaatsing uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de [2 positieve evaluatie van het Departement]2. De Minister kan de termijn waarin hij de beslissing, vermeld in het derde lid, moet nemen, verlengen met één maand. Hij verwittigt de instelling van de verlenging. Als de erkenning niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, wordt verleend, geldt het gebrek aan beslissing als een beslissing van aanvaarding. De Minister [2 brengt de aanvrager op de hoogte van]2 kenning of de weigering tot erkenning [2 ...]2. De erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 2. Elke uitbreiding van het toepassingsgebied, vermeld in artikel 33/4, tweede lid, 3°, b), vereist een nieuwe aanvraag tot erkenning. § 3. Elke wijziging in de informatie uit de aanvraag tot erkenning wordt aan het Departement gemeld. Het Departement oordeelt of de wijziging een nieuwe aanvraag tot erkenning vereist.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2024-06-07/09, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 3_VLAAMS_GEWEST.[1 - Uitvoering van de keuring op verplaatsing]1
----------
(1)
Art. 33/8_VLAAMS_GEWEST. [1 De volgende regels worden in acht genomen bij de planning van de keuringen op verplaatsing: 1° de aanvraag van een keuring op verplaatsing wordt gericht aan de planningsdienst van de instelling met een duidelijke opgave van de gevraagde keuringen. De aanvraag heeft ten minste betrekking op een halve dag. Om de begonnen voertuigen af te werken, mag de voormelde halve of hele dag ter plaatse met dertig minuten worden verlengd; 2° als de onderneming een ADR-controle wil laten uitvoeren, deelt ze dat vijftien dagen op voorhand mee. Het is dan noodzakelijk dat er ten minste één ADR-controle-expert aanwezig is; 3° de instelling plant een afspraak maximaal drie weken na de aanvraag. De instelling bezorgt de planning ten minste twee weken op voorhand aan het Departement; 4° het Departement wordt uiterlijk 24 uur op voorhand op de hoogte gebracht door de instelling als een geplande keuring op verplaatsing wordt geannuleerd; 5° een onderneming kan tot vier keer per jaar annuleren zonder dat het forfait, vermeld in artikel 33/12, tweede lid, wordt aangerekend.]1 [2 Afspraken die geannuleerd worden door overmacht tellen niet mee.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2024-06-07/09, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 33/9_VLAAMS_GEWEST. [1 De onderneming en haar medewerkers: 1° onthouden zich van elke poging om de resultaten van de keuring te beïnvloeden of de keuring zelf te ontwijken of onmogelijk te maken; 2° stellen altijd de nodige documenten [3 in papieren of digitale vorm]3 ter beschikking waaruit blijkt dat is voldaan aan de verplichtingen, vermeld in artikel 33/5, eerste lid, 3° ; 3° volgen de aanwijzingen van de [2 controleurs]2 op als zij het voertuig besturen tijdens het inspectieproces; 4° houden de technische uitrusting en lokalen permanent toegankelijk voor controles door het Departement en verstrekken alle inlichtingen over de toepassing van dit besluit; 5° nemen alle maatregelen opdat de [2 controleurs]2 niet gehinderd worden bij de uitvoering van de keuring. De instelling en haar personeel: 1° voeren geen enkele bijkomende activiteit uit die de onafhankelijkheid ten opzichte van de ondernemingen in het gedrang kan brengen; 2° hebben geen geld bij zich op de keuringslijn op verplaatsing; 3° zorgen ervoor dat hetzelfde team niet twee keer na elkaar bij dezelfde onderneming werkt; 4° houden zich aan het beroepsgeheim voor alle feiten waarvan ze kennis hebben naar aanleiding van de keuring op verplaatsing; 5° brengen de [2 controleurs]2 op de hoogte van de risicoanalyse, het toepassingsgebied en het plan van de keuringslijnen op verplaatsing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2018-04-27/14, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
(3)<BVR 2024-06-07/09, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 33/10_VLAAMS_GEWEST. [1 De keuring op verplaatsing wordt uitgevoerd door ten minste twee [2 controleurs]2 van een instelling. De [2 controleurs]2 beschikken over de geschikte beroepsbekwaamheid en de verantwoordelijke bezit minimaal de graad van expert A. Vóór elke sessie van keuringen op verplaatsing controleren de [2 controleurs]2 de volgende zaken: 1° de ijking en kalibratie van de apparatuur door een erkende controle-instelling; 2° het logboek van de uitrusting met alle interventies voor onderhoud en herstellingen, conform de kwaliteitshandleiding; 3° de goede werking van de keuringsapparatuur die ter beschikking gesteld is door de onderneming; 4° de internetverbinding. Als de [2 controleurs]2 een tekortkoming vaststellen van een of meer punten, vermeld in het tweede lid, zal de keuringslijn op verplaatsing niet worden opgestart en wordt het forfait, vermeld in artikel 33/12, tweede lid, aangerekend, tenzij er sprake is van overmacht. Elke keuringsverrichting wordt geregistreerd in de elektronische database van de instelling en wordt binnen maximaal 24 uur na de keuring op verplaatsing aan de verzameldatabase van alle uitgevoerde keuringen toegevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2018-04-27/14, art. 28, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art. 33/11_VLAAMS_GEWEST. [1 Herkeuringen van de keuringslijn op verplaatsing vinden ofwel plaats in dezelfde keuringslijn op verplaatsing, ofwel in het controlestation dat verbonden is aan de keuringslijn op verplaatsing, ofwel in een andere keuringslijn op verplaatsing die verbonden is aan dat controlestation. Herkeuringen van een controlestation mogen worden uitgevoerd in een keuringslijn op verplaatsing die verbonden is aan het controlestation.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. 33/12_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De tarieven, vermeld in artikel 23undecies, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, zijn van toepassing op keuringen op verplaatsing. Als het totaalbedrag dat de onderneming voor haar gekeurde voertuigen moet betalen, lager is dan 740 euro voor een halve dag of 1370 euro voor een volledige dag, mag het verschil tussen de twee bedragen worden gefactureerd voor de bijkomende kosten die gedragen worden door de instelling voor die bijzondere dienstverlening. Als het totaalbedrag dat de onderneming voor haar gekeurde voertuigen moet betalen, hoger is dan 740 euro voor een halve dag of 1370 euro voor een volledige dag, wordt het bedrag van de effectieve prestaties overeenkomstig de tarieven, vermeld in artikel 23undecies van het voormelde besluit, toegepast. De verplaatsingskosten zijn altijd afzonderlijk verschuldigd. § 2. Elke twee jaar op 1 januari, en voor de eerste keer in 2018, kan de Minister de in het tweede en derde lid vermelde bedragen aanpassen, met dien verstande dat de stijging van het totaal van de bedragen niet meer mag bedragen dan de evolutie van de gezondheidsindex van de maand november van het voorgaande jaar. Het basisindexcijfer is dat van de maand november 2016.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. 33/13_VLAAMS_GEWEST. [1 Als de instelling of onderneming vaststelt dat niet is voldaan aan de bepalingen, vermeld in dit hoofdstuk, wordt de volgende procedure in acht genomen: 1° de verantwoordelijke van de instelling of van de onderneming laat de vaststelling registreren in het ISO-kwaliteitssysteem van de instelling; 2° een afschrift van de registratie wordt bezorgd aan het Departement. In geval van agressie, fraude, pogingen om de keuringsresultaten te beïnvloeden of discussie met de [2 controleurs]2 van de instelling wordt de sessie van de keuring op verplaatsing onmiddellijk stopgezet en wordt de procedure, vermeld in het eerste lid, gevolgd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2018-04-27/14, art. 29, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Afdeling 4_VLAAMS_GEWEST.
Art. 33/14_VLAAMS_GEWEST.
<Opgeheven bij BVR 2018-04-27/14, art. 30, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Afdeling 5_VLAAMS_GEWEST.[1 - Sancties]1
----------
(1)
Art. 33/15_VLAAMS_GEWEST. [1 Elke overtreding van de bepalingen van dit hoofdstuk kan aanleiding geven tot de volgende maatregelen: 1° een waarschuwing door het hoofd van het Departement of zijn gemachtigde; 2° een schorsing van de erkenning als keuringslijn op verplaatsing voor een periode van een maand tot zes maanden door het hoofd van het Departement; 3° een intrekking van de erkenning als keuringslijn op verplaatsing door de Minister. Het Departement hoort de instelling en, in voorkomend geval, de onderneming voor het beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, 2° of 3°, te nemen. Drie waarschuwingen binnen een termijn van [2 een]2 jaar, kunnen leiden tot de maatregel, vermeld in het eerste lid, 2°. Twee schorsingen binnen een termijn van twee jaar leiden automatisch tot de maatregel, vermeld in het eerste lid, 3°.]1 [2 Als een personeelslid, vermeld in artikel 33/16, een tekortkoming vaststelt van een of meer van zaken die conform artikel 33/10, tweede lid, worden gecontroleerd, kan de lijn worden stopgezet tot de tekortkoming is weggewerkt.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<BVR 2024-06-07/09, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
HOOFDSTUK 3/1_VLAAMS_GEWEST. [1 - Controle]1
----------
(1)
Art. 33/16_VLAAMS_GEWEST. [1 De door de Minister aangewezen personeelsleden van het Departement houden toezicht op de naleving van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-04-27/14, art. 31, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
HOOFDSTUK 4_VLAAMS_GEWEST.[1 - Slotbepalingen]1
----------
(1)
Art.34. Het ministerieel besluit van 23 december 1970 houdende statuut van de organismen voor automobielinspectie, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 april 1971, 6 augustus 1975 en 7 april 1976, wordt opgeheven.
Art.35. Aan de instellingen bedoeld in artikel 32, die niet volledig voldoen aan de bepalingen van de artikelen 11 en 20 op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt een overgangsperiode van maximum drie jaar toegekend, die ingaat op 1 januari 1995, om hun toestand te regulariseren.
Art.36. Treden in werking op 30 december 1994 :
a) artikel 1, § 1, tweede lid, en artikel 2, § 2, van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990;
b) onderhavig besluit.
Art.37. Onze Minister van Verkeerswezen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.38. [1 Tenzij anders vermeld, worden alle in dit besluit en de bijlagen ervan vermelde bedragen op 1 januari geïndexeerd met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de voorgaande maand november. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-06-06/36, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Technische tijden.
Nr. | Prestatie | Tijd (in minuten) |
----- | --------------------------------------------- | ----------------- |
1 | Bus/Car | 21 |
2 | Vrachtauto | 20 |
3 | Lichte vrachtauto | 20 |
4 | Personenauto 4 jaar | 18 |
5 | Weging | 9 |
6 | Aanhangwagen > 3,5 t | 19 |
7 | Aanhangwagen < of = 3,5 t | 15 |
8 | Tweedehands personenauto | 18 |
9 | Verzoek agent | 6 |
10 | Herkeuring LPG/ADR | 6 |
11 | Herkeuring administratief | 4 |
12 | Herkeuring andere reden | 6 |
13 | Duplicaat | 6 |
14 | ADR bewijs | 6 |
15 | Bijkomend onderzoek ADR | 20 |
16 | Bijkomend onderzoek LPG | 10 |
17 | Validatie inschrijvingsaanvraag | 2 |
18 | Gelijkvormigheidsonderzoek zonder demontage | 45 |
19 | Gelijkvormigheidsonderzoek met demontage | 60 |
20 | Validatie gelijkvormigheidsattest | 4 |
21 | Uittreksel goedkeuringsverslag | 4 |
22 | Classificatie car - volledige keuring | 18 |
23 | Classificatie car - 1ste volledige keuring | 18 |
24 | Classificatie autocar - vervaldag niet nageleefd | 3,5 |
25 | Toeslag 1ste keuring > 3,5 t | 6 |
26 | Toeslag 1ste keuring < of = 3,5 t | 2 |
27 | Toeslag niet naleven vervaldag oproeping | 3,5 |
28 | Tachograaf | 6 |
29 | Tempo 100 | 15 |
30 | Classificatie car, administratieve aanvullende keuring | 4 |
31 | Classificatie car, aanvullende keuring andere reden | 6 |
32 | | |
33 | | |
34 | Correctie inschrijvingsaanvraag | 0 |
35 | Ophangingstest | 3 |
36 | Nazicht spatlappen | 3 |
Art. N1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Bijlage 1. Minimumuitrusting van een controlestation De minimumuitrusting van een controlestation omvat installaties, meettoestellen, ijkgereedschap en de volgende uitrusting: 1. Per instelling : ijkgereedschap voor: 1.1. De remmeters; 1.2. De inrichtingen voor het controleren van de koplampen van auto's; 1.3. De opaciteitsmeters voor de uitstoot van dieselmotoren; 1.4. De koolstofmonoxidemeters. 2. Per controlestation: 2.1. Een LPG/LNG/CNG-gaslekdetector; 2.2. Een weegbrug of een asweger met een minimumcapaciteit van 10 ton; 2.3. Een toerenteller en een geluidsmeter van klasse 2 indien het geluidsniveau wordt gemeten; 2.4. Een vertragingsmeter; 2.5. Een verrijdbare krik; 2.6. Twee schuifpassers; 2.7. Twee dubbele decameters; 2.8. Een kaliber voor het controleren van de oplegger- en aanhangwagenkoppelingen; 2.9. Een telescopische schuifmaat; 2.10. Een elektronische multimeter; 2.11. Een stel alfanumerieke slagstempels; 2.12. Een luchtcompressor; 2.13. Een inrichting om een verbinding tot stand te brengen met de elektronische voertuiginterface zoals een OBD-scanner. 3. Per vier inspectielijnen: Een opaciteitsmeter voor de uitstoot van dieselmotoren [2 en een meetapparaat voor het aantal stofdeeltjes, PN-meter genoemd]2. 4. Per drie inspectielijnen: 4.1. Een rollenremmeter; 4.2. Een inrichting voor het controleren van de koplampen van auto's; 4.3. Een koolstofmonoxidemeter; 4.4. Eén of meer toestellen voor het controleren van de ophanging van personenauto's en auto's voor dubbel gebruik. 5. Per inspectielijn: 5.1. Een inspectieput, een inspectiekelder of een hefbrug, elk uitgerust met vaste en verplaatsbare verlichting, minstens een krik en minstens een paar spelingsdetectoren; 5.2. Een dieptemeter voor het meten van de profieldiepte van banden. 6. Een stel van twee bolle spiegels per inspectielijn of per remmeter. 7. Een manometer met toebehoren per zware- of universele remmeter. 8. Per lijn van keuring op verplaatsing: naast wat in punt 5 van deze bijlage wordt bedoeld, het geheel van het materiaal nodig voor de uitvoering van de op die lijn verrichtbare controles ten opzichte van de erkenning die voor deze lijn is verleend.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
(2)<BESL 2022-02-17/22, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 03-04-2022>
Art. N1_WAALS_GEWEST.[1 Bijlage 1.]1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-04-2022, p. 35602)
----------
(1)<BWG 2022-03-10/17, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Gewijzigd :
<BWG 2024-06-06/36, art. 27, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025> Art. N2. Bijlage 2. Beroepsbekwaamheid van het personeel.
Art. N2_VLAAMS_GEWEST. [1 Bijlage 2. Beroepsbekwaamheid van het personeel. [2 Alleen personen die binnen twaalf maanden na hun indiensttreding een examen hebben afgelegd waaruit blijkt dat de vereiste vaardigheden voor de uitoefening van de functie en dat door de Administratie wordt georganiseerd, kunnen worden behouden in de functie van Directeur-Generaal, Directeur of Adjunct-directeur. a) Directeur-generaal: de Directeur-generaal is houder van een universitair diploma. Als de kandidaat het vereiste diploma niet heeft, moet hij tien jaar beroepservaring hebben. Hij beschikt over de vaardigheden die nodig zijn om de instelling te beheren. b) Directeurs: - Technisch directeur: de technisch directeur beschikt over een diploma burgerlijk ingenieur of een vergelijkbaar diploma erkend door de betreffende Lidstaat van de Europese Unie. Als de kandidaat het vereiste diploma niet heeft, moet hij vijf jaar beroepservaring in zijn vakgebied kunnen aantonen. Hij is in staat toezicht te houden op de uitvoering van alle technische taken en deze te coördineren. De instelling heeft minstens één technisch directeur. - Administratief directeur: de administratief directeur is houder van een universitair diploma. Als de kandidaat het vereiste diploma niet heeft, moet hij vijf jaar beroepservaring in zijn vakgebied kunnen aantonen. Hij is in staat toezicht te houden op de uitvoering van alle administratieve taken en deze te coördineren. Administratieve directeurs zijn onder andere de financieel directeur, personeelsdirecteur en IT-directeur van de instelling. c) Adjunct-directeurs: de adjunct-directeur is houder van een universitair diploma of een niet-universitair getuigschrift van hoger onderwijs. Als de kandidaat het vereiste diploma niet heeft, moet hij vijf jaar beroepservaring in zijn vakgebied kunnen aantonen. Hij is in staat toezicht te houden op de uitvoering van alle taken die verband houden met zijn functie en deze te coördineren. De erkenning van de beroepservaring wordt ter goedkeuring aan de Minister of diens gemachtigde voorgelegd]2.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
----------
(1)<BVR 2018-04-27/14, art. 33, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
(2)<BWG 2024-06-06/36, art. 28, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. N2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Bijlage 2. Beroepsbekwaamheid van het personeel. 1. Directiepersoneel : a) Een technische directeur : de technische directeur moet houder zijn van een diploma van burgerlijk ingenieur of van een hiermee gelijkgesteld diploma erkend door de betrokken Lidstaat van de Europese Unie of houder zijn van een diploma van hoger technisch onderwijs en beschikken over een voldoende ervaring aanvaard door de directeur van Brussel Mobiliteit bevoegd voor de technische keuring. Hij dient bekwaam te zijn om de uitvoering van alle technische taken te verzekeren en te coördineren. b) Een administratieve directeur : de administratieve directeur moet houder zijn van een diploma van universitair onderwijs. Hij dient bekwaam te zijn om alle administratieve taken te verzekeren en te coördineren. c) Eventueel een adjunct bij de directie administratief : de adjunct bij de directie administratief bezit minstens een diploma van hoger niet-universitair onderwijs. d) Eventueel een adjunct bij de directie technisch : de adjunct bij de directie technisch bezit minstens een diploma van hoger niet-universitair onderwijs (technische richting). 2. Technisch personeel : a) Een verantwoordelijke per station die houder dient te zijn van minstens het diploma van hoger technisch onderwijs (specialisatie mechanica, elektriciteit, elektromechanica). Hij is belast met het waken over en zo nodig deelnemen aan de goede uitvoering van de controleverrichtingen, het geregeld nazien van de controletoestellen en de correcte opstelling van de documenten. Tevens is hij verantwoordelijk voor het gewoon onderhoud van de lokalen en het materieel van het station. b) Inspecteurs die over de volgende vakbekwaamheid moeten beschikken: 1° minstens over een diploma van het hoger secundair onderwijs beschikken, en over gecertifieerde kennis die relevant is voor wegvoertuigen op de volgende gebieden: - mechanica, - dynamica, - voertuigendynamica, - verbrandingsmotoren, - materialen en bewerking van materialen, - elektronica, - elektriciteit, - elektronische onderdelen van voertuigen, - IT-toepassingen. 2° minstens drie jaar ervaring hebben of een gelijkwaardig niveau aantonen zoals een mentoraat of een bekrachtigde scholingsgraad en een passende opleiding op het vlak van voertuigen zoals hierboven omschreven. Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig alle keuringsverrichtingen uit op de voertuigtypes waarvoor zij gekwalificeerd zijn, inclusief deze die interpretatie vereisen. Bovendien nemen de inspecteurs deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station. c) Adjunct-inspecteurs die houder dienen te zijn van minstens het diploma van hoger secundair onderwijs. Zij staan de inspecteurs bij in de uitvoering van de controleverrichtingen. Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig de verrichtingen uit waarvan de uitslagen geen interpretatie vereisen en waarvan de dagelijkse herhaling een vorming vergt die vooral door gewoonte en ervaring verkregen wordt. Buiten deze verrichtingen, mag de adjunct-inspecteur slechts werken met een bediende van een hogere categorie met wie hij in ploegverband werkt. Bovendien nemen de adjunct-inspecteurs deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station. 3. Administratief personeel : Administratieve bedienden die beschikken over de kwalificaties die noodzakelijk zijn voor de taken waarvoor ze worden aangeworven. Zij voeren alle administratieve taken uit die betrekking hebben op de opdrachten van de instelling. 4. Opleiding van het technisch personeel: De opleiding of het passende examen heeft minstens betrekking op de volgende punten: a) Voertuigtechnologie: - remsysteem, - stuurinrichtingen, - gezichtsveld, - lichtinstallaties, lichtapparatuur en elektronische onderdelen, - assen, wielen en banden, - onderstel en koetswerk, - overlast en uitstoot, - bijkomende eisen voor bijzondere voertuigen; b) Controlemethodes; c) Beoordeling van de gebreken; d) Geldende wettelijke eisen met betrekking tot de goedkeuring van het voertuig; e) Geldende wettelijke eisen met betrekking tot de technische keuring; f) Bestuurlijke bepalingen met betrekking tot de goedkeuring, registratie en technische keuring van voertuigen; g) IT-toepassingen met betrekking tot de controle en de administratie. 5. Getuigschrift van bekwaamheid Het getuigschrift of een gelijkwaardig document dat aan een inspecteur wordt bezorgd die gemachtigd is technisch te keuren, bevat minstens de volgende inlichtingen: - de identificatie van de inspecteur (naam en voornaam); - de voertuigcategorieën die de inspecteur mag keuren; - de naam van de overheid die het getuigschrift uitreikt; - de datum van afgifte.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 1N2.
1. Directiepersoneel :
a) Een technische directeur : de technische directeur moet houder zijn van een diploma van burgerlijk ingenieur of van een hiermee gelijkgesteld diploma erkend door de betrokken Lidstaat van de Europese Unie. Hij dient bekwaam te zijn om de uitvoering van alle technische taken te verzekeren en te coördineren.
(b) Een administratieve directeur : de administratieve directeur moet houder zijn van een diploma van universitair of hoger niet universitair onderwijs. Hij dient bekwaam te zijn om alle administratieve taken te verzekeren en te coördineren.) (Erratum, zie B.St. 29-04-1995, p. 11485)
Art. 1N2_WAALS_GEWEST. 1. Directiepersoneel : a) Een technische directeur : de technische directeur moet houder zijn van een diploma van burgerlijk ingenieur of van een hiermee gelijkgesteld diploma erkend door de betrokken Lidstaat van de Europese Unie. Hij dient bekwaam te zijn om de uitvoering van alle technische taken te verzekeren en te coördineren. (b) Een administratieve directeur : de administratieve directeur moet houder zijn van een diploma van universitair [1 ...]1 onderwijs. Hij dient bekwaam te zijn om alle administratieve taken te verzekeren en te coördineren.) (Erratum, zie B.St. 29-04-1995, p. 11485)
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 2N2.
2. Technisch personeel :
a) Een verantwoordelijke per station die houder dient te zijn van minstens het diploma van hoger technisch onderwijs (specialisatie mechanica, elektriciteit, elektromechanica). Hij is belast met het waken over en zo nodig deelnemen aan de goede uitvoering van de controleverrichtingen, het geregeld nazien van de controletoestellen en de correcte opstelling van de documenten. Tevens is hij verantwoordelijk voor het gewoon onderhoud van de lokalen en het materieel van het station.
b) Inspecteurs die houder dienen te zijn van minstens het diploma van hoger secundair technisch onderwijs (specialiteit mechanica, elektriciteit of elektromechanica) en minstens twee jaar beroepservaring bezitten in de automobielsector. De inspecteurs voeren zelfstandig al de controleverrichtingen uit met inbegrip van het opstellen van de controledocumenten. Zij nemen deel aan het nazien van de controletoestellen en aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station.
c) Adjunct-inspecteurs die houder dienen te zijn van minstens het diploma van hoger secundair technisch onderwijs. Zij staan de inspecteurs bij in de uitvoering van de controleverrichtingen. Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig de verrichtingen uit waarvan de uitslagen geen interpretatie vereisen en waarvan de dagelijkse herhaling een vorming vergt die vooral door gewoonte en ervaring verkregen wordt.
Buiten deze verrichtingen, mag de adjunct-inspecteur slechts werken met een bediende van een hogere categorie met wie hij in ploegverband werkt. Bovendien neemt hij deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station.
Art. 2N2_WAALS_GEWEST. 2. Technisch personeel : a) Een verantwoordelijke per station [2 die minimum twee jaar ervaring heeft als inspecteur]2 [1 ...]1. Hij is belast met het waken over [1 ...]1 de goede uitvoering van de controleverrichtingen, het geregeld nazien van de controletoestellen en de correcte opstelling van de documenten. Tevens is hij verantwoordelijk voor het gewoon onderhoud van de lokalen en het materieel van het station. b) [1 Controleurs die over de volgende beroepskwalificaties moeten beschikken : (1) [3 over gecertificeerde kennis over wegvoertuigen beschikken op de volgende gebieden]3 : - mechanica; - dynamica; - voertuigendynamiek; - verbrandingsmotoren; - materialen en bewerking van materialen; - elektronica; - elektriciteit, - elektronische onderdelen van voertuigen; - IT-toepassingen; (2) [3 over minstens drie jaar gedocumenteerde ervaring beschikken of iets gelijkwaardigs zoals een gedocumenteerd mentoraat of gedocumenteerde studies en een relevante opleiding]3.]1 c) Adjunct-inspecteurs die houder dienen te zijn van minstens het diploma van [2 hoger technisch onderwijs of beroepsonderwijs]2. Zij staan de inspecteurs bij in de uitvoering van de controleverrichtingen. Zij maken de controledocumenten op en voeren zelfstandig de verrichtingen uit waarvan de uitslagen geen interpretatie vereisen en waarvan de dagelijkse herhaling een vorming vergt die vooral door gewoonte en ervaring verkregen wordt. Buiten deze verrichtingen, mag de adjunct-inspecteur slechts werken met een bediende van een hogere categorie met wie hij in ploegverband werkt. Bovendien neemt hij deel aan het onderhoud van de lokalen en het materieel van het station.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BWG 2020-12-16/21, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
(3)<BWG 2022-03-10/17, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art. 3N2.
3. Administratief personeel :
Administratieve bedienden die dienen houder te zijn van minstens het diploma van hoger secundair onderwijs. Zij voeren alle administratieve taken uit die betrekking hebben op de opdrachten van de instelling.
Art. 4N2_WAALS_GEWEST.[1 4. Formation : De opleiding of het aangepaste onderzoek van de inspecteurs heeft minstens betrekking op de volgende punten: a) voertuigtechnologie: (1) remsysteem; (2) stuurinrichtingen; (3) zichtvelden; (4) lichtinstallaties, lichtapparatuur en elektronische onderdelen; (5) assen, wielen en banden; (6) chassis en carrosserie; (7) overlastfactoren en emissies; 8) aanvullende vereisten voor speciale voertuigen; b) controlemethoden; c) beoordeling van gebreken; d) wettelijke vereisten voor goedkeuring die op het voertuig van toepassing zijn; e) wettelijke vereisten betreffende technische controle van voertuigen; f) administratieve bepalingen betreffende de goedkeuring, registratie en technische controle van voertuigen; g) IT-toepassingen voor het verrichten van technische controles en voor administratieve doeleinden. De opleiding of het aangepaste onderzoek van de adjunct-inspecteurs heeft minstens betrekking op de volgende punten: a) voertuigtechnologie: (1) remsysteem; (2) stuurinrichtingen; (3) zichtvelden; (4) lichtinstallaties, lichtapparatuur; (5) assen en banden; (6) overlastfactoren en emissies.]1
----------
(1)<BWG 2022-03-10/17, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art. 5N2_WAALS_GEWEST. [1 5. Getuigschrift van vakbekwaamheid :
Het getuigschrift of een gelijkwaardige documentatie van een controleur die bevoegd is om technische controles te verrichten omvat ten minste de volgende informatie :
(1) identificatie van de controleur : (voor- en achternaam);
(2) voertuigcategorieën waarvoor de controleur bevoegd is om technische controles te verrichten;
(3) naam van de afgevende instantie;
(4) datum van afgifte.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2017-03-30/13, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. N3. Bijlage 3. Criteria betreffende het personeel van de controlestations en de hoofdburelen van de instellingen.
Art. N3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Bijlage 3. Criteria betreffende het personeel van de controlestations en de hoofdburelen van de instellingen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 1N3.
1. Kwantitatieve criteria van het personeel.
Voor het bepalen van de kwantitatieve criteria, dat wil zeggen het aantal personeelsleden zonder rekening te houden met de graad, zal men de beschikbare tijd (cfr. 1.1.) vergelijken met de nodige tijd (cfr. 1.2.) die bepaald wordt in functie van de duur van elke prestatie waarvan het aantal bepaald wordt door het aantal geïnde vergoedingen.
1.1. Beschikbare tijd
Het aantal werkuren per jaar en per personeelslid is gelijk aan :
N = 43,6 X (M - 1,125) afgerond naar de hogere eenheid.
Daarin zijn :
a) 43,6 = het aantal werkweken per jaar, dat wil zeggen : 52,2 weken - 4,4 verlofweken (gemiddeld) - 2,2 weken feestdagen - 2 weken afwezigheden van allerlei aard met uitzondering van afwezigheden langer dan 1 maand (gemiddeld);
b) M = het aantal te presteren werkuren per week in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst die in voege is;
c) 1,125 = gemiddelde tijd die per week is voorbehouden voor de koffiepauze (9 X 0,125 uur = 1,125 uur).
1.2. Nodige tijd
1.2.1. Technische tijd
De totale tijd per jaar nodig voor het uitvoeren van de technische taken voor een gegeven station is gelijk aan de som van het aantal prestaties van elke categorie vermenigvuldigd met de toegekende technische tijd voor elk soort prestatie. Dit bedrag wordt uitgedrukt in uren.
De tabel met de lijst van de tijden per prestatie bevindt zich in bijlage 1.
1.2.2. Administratieve tijd
1.2.2.1. Administratieve tijd in het station.
De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het station wordt gelijkgesteld met 23 % van de technische tijd toegekend voor het station.
1.2.2.2. Administratieve tijd in het hoofdbureel.
De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het hoofdbureel wordt gelijkgesteld met 7 % van de technische tijd toegekend voor de ganse instelling.
1.2.3. Tijd voor kaderfuncties
1.2.3.1. Tijd voor kaderfuncties in het station.
Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 9,5 % van de technische tijd die voor het station is toegekend.
1.2.3.2. Tijd voor kaderfuncties in het hoofdbureel.
Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 12,5 % van de administratieve tijd die voor het hoofdbureel is toegekend.
1.2.4. Totale tijd
1.2.4.1. Totale tijd in het station.
De totale tijd nodig in een station (t(s)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.1., 1.2.2.1. en 1.2.3.1.
1.2.4.2. Totale tijd in het hoofdbureel.
De totale tijd nodig in een hoofdbureel (t(b)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.2.2. en 1.2.3.2.
1.3. Berekening van het personeelseffectief
1.3.1. Personeelseffectief per controlestation
1.3.1.1. Totaal effectief (P(s)).
P(s) wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.1. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtstbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond).
1.3.1.2. Aantal kaderpersoneel (Ks).
Ks wordt bepaald aan de hand van volgende tabel :
Totaal effectief | Aantal | | Verdeling | |
| kaderpersoneel | | | |
| | Stations- | Onderstations- | Adjunct- |
Ps | Ks | chef | chef | dienstchef |
- | - | - | - | - |
Ps < 8 | 1 | 1 | 0 | 0 |
8 < of = Ps < 24 | 2 | 1 | 1 | 0 |
24 < of = Ps < 40 | 3 | 1 | 2 | 0 |
40 < of = Ps < 56 | 4 | 1 | 2 | 1 |
56 < of = Ps < 72 | 5 | 1 | 3 | 1 |
1.3.1.3. Aantal administratief personeel (As).
As wordt bepaald door 0,187 x (Ps - Ks) te berekenen en af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien het aldus bepaald aantal kleiner is dan 1, wordt het met 0 gelijkgesteld.
1.3.1.4. Aantal technisch personeel (Cs).
Cs is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel en met het aantal administratief personeel : Cs = Ps - Ks - As.
1.3.2. Personeelseffectief per hoofdbureel.
1.3.2.1. Totaal effectief (Pb).
Pb wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.2. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien dit aantal kleiner is dan 4, wordt het gelijkgesteld met 4.
1.3.2.2. Aantal kaderpersoneel (Kb).
Kb wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel :
Totaal effectief | Aantal | Verdeling | |
| kaderpersoneel | | |
Pb | Kb | Dienstchef | Adjunct-dienstchef |
- | - | - - | |
4 < of = Pb < 5 | 1 | 1 | 0 |
5 < of = Pb < 15 | 2 | 1 | 1 |
15 < of = Pb < 25 | 3 | 1 | 2 |
1.3.2.3. Aantal administratief personeel (Ab).
Ab is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel :
Ab = Pb - Kb.
Art. 1N3_VLAAMS_GEWEST. 1. Kwantitatieve criteria van het personeel. Voor het bepalen van de kwantitatieve criteria, dat wil zeggen het aantal personeelsleden zonder rekening te houden met de graad, zal men de beschikbare tijd (cfr. 1.1.), vergelijken met de nodige tijd (cfr. 1.2.) die bepaald wordt in functie van de duur van elke prestatie waarvan het aantal bepaald wordt door het aantal geïnde vergoedingen. 1.1. Beschikbare tijd Het aantal werkuren per jaar en per personeelslid is gelijk aan : N = 43,6 X (M - 1,125) afgerond naar de hogere eenheid. Daarin zijn : a) 43,6 = het aantal werkweken per jaar, dat wil zeggen : 52,2 weken - 4,4 verlofweken (gemiddeld) - 2,2 weken feestdagen - 2 weken afwezigheden van allerlei aard met uitzondering van afwezigheden langer dan 1 maand (gemiddeld); b) M = het aantal te presteren werkuren per week in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst die in voege is; c) 1,125 = gemiddelde tijd die per week is voorbehouden voor de koffiepauze (9 X 0,125 uur = 1,125 uur). 1.2. Nodige tijd 1.2.1. Technische tijd De totale tijd per jaar nodig voor het uitvoeren van de technische taken voor een gegeven station is gelijk aan de som van het aantal prestaties van elke categorie vermenigvuldigd met de toegekende technische tijd voor elk soort prestatie. Dit bedrag wordt uitgedrukt in uren. [1 ...]1. 1.2.2. Administratieve tijd 1.2.2.1. Administratieve tijd in het station. De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het station wordt gelijkgesteld met 23 % van de technische tijd toegekend voor het station. 1.2.2.2. Administratieve tijd in het hoofdbureel. De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het hoofdbureel wordt gelijkgesteld met 7 % van de technische tijd toegekend voor de ganse instelling. 1.2.3. Tijd voor kaderfuncties 1.2.3.1. Tijd voor kaderfuncties in het station. Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 9,5 % van de technische tijd die voor het station is toegekend. 1.2.3.2. Tijd voor kaderfuncties in het hoofdbureel. Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 12,5 % van de administratieve tijd die voor het hoofdbureel is toegekend. 1.2.4. Totale tijd 1.2.4.1. Totale tijd in het station. De totale tijd nodig in een station (t(s)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.1., 1.2.2.1. en 1.2.3.1. 1.2.4.2. Totale tijd in het hoofdbureel. De totale tijd nodig in een hoofdbureel (t(b)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.2.2. en 1.2.3.2. 1.3. Berekening van het personeelseffectief 1.3.1. Personeelseffectief per controlestation 1.3.1.1. Totaal effectief (P(s)). P(s) wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.1. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtstbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). 1.3.1.2. Aantal kaderpersoneel (Ks). Ks wordt bepaald aan de hand van volgende tabel : [1 totaal effectief Ps aantal kaderpersoneel Ks verdeling stationschef onderstationschef Ps < 8 1 0 18 ≤ Ps < 24 2 1 124 ≤ Ps < 40 3 1 240 ≤ Ps < 56 4 1 356 ≤ Ps 5 1 4]1
1.3.1.3. Aantal administratief personeel (As).
As wordt bepaald door 0,187 x (Ps - Ks) te berekenen en af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien het aldus bepaald aantal kleiner is dan 1, wordt het met 0 gelijkgesteld.
1.3.1.4. Aantal technisch personeel (Cs).
Cs is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel en met het aantal administratief personeel : Cs = Ps - Ks - As.
1.3.2. Personeelseffectief per hoofdbureel.
1.3.2.1. Totaal effectief (Pb).
Pb wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.2. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien dit aantal kleiner is dan 4, wordt het gelijkgesteld met 4.
1.3.2.2. Aantal kaderpersoneel (Kb).
Kb wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel :
Totaal effectief | Aantal | Verdeling | |
| kaderpersoneel | | |
Pb | Kb | Dienstchef | Adjunct-dienstchef |
- | - | - - | |
4 < of = Pb < 5 | 1 | 1 | 0 |
5 < of = Pb < 15 | 2 | 1 | 1 |
15 < of = Pb < 25 | 3 | 1 | 2 |
1.3.2.3. Aantal administratief personeel (Ab).
Ab is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel :
Ab = Pb - Kb.
2. Klasse van het station
Een station behoort tot de tweede klasse wanneer Ps overeenkomstig 1.3.1.1. minder bedraagt dan 15. Wanneer Ps gelijk is aan of groter is dan 15, behoort het station tot de eerste klasse.
In elk station hebben de stationschef en desgevallend de onderstationschef(s) de klasse van het station.
3. Kwalitatieve bepalingen voor het personeel
3.1. Met uitzondering van de gevallen van overmacht, moet per station het aantal aanwezige technische personeelsleden met een graad hoger dan [1 adjunct-controleur]1 1ste klas en met inbegrip van de stationschef en de onderstationschef(s) minstens 62,5% bedragen van het aantal personeelsleden vastgesteld voor dat station. Deze waarden worden afgerond naar de lager gelegen halve eenheid.
3.2.In stations zonder onderstationschef dient er minstens een [1 controleur]1 1ste klas te zijn.
4. Slotbepalingen
4.1. De instellingen moeten trachten hun opdrachten te vervullen met een personeelseffectief dat zo dicht mogelijk de in de criteria bepaalde waarden benadert. Evenwel wordt voor het gemiddeld aantal aanwezige personeelsleden tijdens het ganse boekjaar, per instelling, een tolerantie toegestaan van 10% en + 5% t.o.v. de in de criteria bepaalde getalsterkte. De percentages worden afgerond naar de hogere eenheid.
4.2. Wanneer een station ontdubbeld wordt (d.w.z. wanneer in de nabijheid van een bestaand station een nieuw station wordt opgericht) en de totaal nodige tijd en derhalve het personeelseffectief van het bestaande station verminderen ten voordele van het nieuwe station, gelden de volgende regels:
a) het nieuwe station wordt in de mate van het mogelijke bediend door het eventueel overtollige personeel van het bestaande station;
b) de personeelsleden die overkomen van het bestaande station genieten, wat hun graad betreft, verworven rechten;
c) beide stations nemen voor het overige de status aan die uit de nieuwe toestand voortvloeit en het nieuw aangenomen personeel geniet, wat aard en graad betreft, de nieuwe toestand.
4.3. Indien op de datum van de inwerkingtreding van de criteria mocht worden vastgesteld dat in bepaalde stations het bestaande personeelseffectief hoger is dan het vereiste effectief of dat personeel een hogere graad geniet dan de voorziene graad, geldt het principe van de verworven rechten. Regularisatie van de getalsterkte wordt bereikt ofwel door stopzetting van de aanwervingen of bevorderingen, ofwel door niet-vervanging van personeel dat hetzij naar een ander station of dienst overgaat hetzij op natuurlijke wijze afvloeit.
4.4. De berekening van de vereiste personeelsgetalsterkte voor elk boekjaar wordt uitgevoerd door het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur, op basis van de geleverde prestaties in het vorige boekjaar, zoals ze blijken uit de door de instellingen ingediende maandstaten met betrekking tot de financiële vergoedingen.
4.5. Bij wijziging van om het even welk element waarop de criteria gesteund zijn, worden deze laatste herzien op verzoek van de erbij betrokken partijen.
----------
(1)<BVR 2018-04-27/14, art. 34, 008; Inwerkingtreding : 20-05-2018>
Art. 1N3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 1N3. 1. Kwantitatieve criteria van het personeel. Voor het bepalen van de kwantitatieve criteria, dat wil zeggen het aantal personeelsleden zonder rekening te houden met de graad, zal men de beschikbare tijd (cfr. 1.1.) vergelijken met de nodige tijd (cfr. 1.2.) die bepaald wordt in functie van de duur van elke prestatie waarvan het aantal bepaald wordt door het aantal geïnde vergoedingen. 1.1. Beschikbare tijd Het aantal werkuren per jaar en per personeelslid is gelijk aan : N = 43,6 X (M - 1,125) afgerond naar de hogere eenheid. Daarin zijn : a) 43,6 = het aantal werkweken per jaar, dat wil zeggen : 52,2 weken - 4,4 verlofweken (gemiddeld) - 2,2 weken feestdagen - 2 weken afwezigheden van allerlei aard met uitzondering van afwezigheden langer dan 1 maand (gemiddeld); b) M = het aantal te presteren werkuren per week in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst die in voege is; c) 1,125 = gemiddelde tijd die per week is voorbehouden voor de koffiepauze (9 X 0,125 uur = 1,125 uur). 1.2. Nodige tijd 1.2.1. Technische tijd De totale tijd per jaar nodig voor het uitvoeren van de technische taken voor een gegeven station is gelijk aan de som van het aantal prestaties van elke categorie vermenigvuldigd met de toegekende technische tijd voor elk soort prestatie. Dit bedrag wordt uitgedrukt in uren. 1.2.2. Administratieve tijd 1.2.2.1. Administratieve tijd in het station. De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het station wordt gelijkgesteld met 20 % van de technische tijd toegekend voor het station. 1.2.2.2. Administratieve tijd in het hoofdbureel. De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het hoofdbureel wordt gelijkgesteld met 20 % van de technische tijd toegekend voor de ganse instelling. 1.2.3. Tijd voor kaderfuncties 1.2.3.1. Tijd voor kaderfuncties in het station. Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 9,5 % van de technische tijd die voor het station is toegekend. 1.2.3.2. Tijd voor kaderfuncties in het hoofdbureel. Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 12,5 % van de administratieve tijd die voor het hoofdbureel is toegekend. 1.2.4. Totale tijd 1.2.4.1. Totale tijd in het station. De totale tijd nodig in een station (t(s)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.1., 1.2.2.1. en 1.2.3.1. 1.2.4.2. Totale tijd in het hoofdbureel. De totale tijd nodig in een hoofdbureel (t(b)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.2.2. en 1.2.3.2. 1.3. Berekening van het personeelseffectief 1.3.1. Personeelseffectief per controlestation 1.3.1.1. Totaal effectief (Ps). Ps wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.1. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtstbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). 1.3.1.2. Aantal kaderpersoneel (Ks). Ks wordt bepaald aan de hand van volgende tabel : Totaal effectief Ps Aantal kader personeel Ks Verdeling Effectif Total Ps Nombre de personnel cadre - Ks Répartition chef Onder-chef chef Sous-chef Ps<8 1 0 1 Ps<8 1 0 18 <= Ps < 24 2 1 1 8 <= Ps < 24 2 1 124 <= Ps < 40 3 1 2 24 <= Ps < 40 3 1 240<= Ps < 56 4 1 3 40<= Ps < 56 4 1 356<= Ps 5 1 4 56<= Ps 5 1 41.3.1.3. Aantal administratief personeel (As).
As wordt bepaald door 0,187 x (Ps - Ks) te berekenen en af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien het aldus bepaald aantal kleiner is dan 1, wordt het met 0 gelijkgesteld.
1.3.1.4. Aantal technisch personeel (Cs).
Cs is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel en met het aantal administratief personeel : Cs = Ps - Ks - As.
1.3.2. Personeelseffectief per hoofdbureel.
1.3.2.1. Totaal effectief (Pb).
Pb wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.2. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien dit aantal kleiner is dan 4, wordt het gelijkgesteld met 4.
1.3.2.2. Aantal kaderpersoneel (Kb).
Minimaal Kb wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel :
Totaal effectief Pb | Aantal kader-personeel Kb | Verdeling | Effectif Total Pb | Nombre personnel cadre Kb | Répartition |
| | Dienst-chef | Adjunct Dienst-chef | | | Chef de service | Chef de service adjoint |
4 <= Pb < 15 | 1 | 1 | 0 | 4 <= Pb < 15 | 1 | 1 | 0 |
15 <= Pb < 25 | 2 | 1 | 1 | 15 <= Pb < 25 | 2 | 1 | 1 |
25 en meer | 3 | 1 | 2 | 25 et plus | 3 | 1 | 2 |
1.3.2.3. Aantal administratief personeel (Ab).
Ab is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel :
Ab = Pb - Kb.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 1N3_WAALS_GEWEST. 1. Kwantitatieve criteria van het personeel. Voor het bepalen van de kwantitatieve criteria, dat wil zeggen het aantal personeelsleden zonder rekening te houden met de graad, zal men de beschikbare tijd (cfr. 1.1.) vergelijken met de nodige tijd (cfr. 1.2.) die bepaald wordt in functie van de duur van elke prestatie waarvan het aantal bepaald wordt door het aantal geïnde vergoedingen. 1.1. Beschikbare tijd Het aantal werkuren per jaar en per personeelslid is gelijk aan : N = 43,6 X (M - 1,125) afgerond naar de hogere eenheid. Daarin zijn : a) 43,6 = het aantal werkweken per jaar, dat wil zeggen : 52,2 weken - 4,4 verlofweken (gemiddeld) - 2,2 weken feestdagen - 2 weken afwezigheden van allerlei aard met uitzondering van afwezigheden langer dan 1 maand (gemiddeld); b) M = het aantal te presteren werkuren per week in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst die in voege is; c) 1,125 = gemiddelde tijd die per week is voorbehouden voor de koffiepauze (9 X 0,125 uur = 1,125 uur). 1.2. Nodige tijd 1.2.1. Technische tijd De totale tijd per jaar nodig voor het uitvoeren van de technische taken voor een gegeven station is gelijk aan de som van het aantal prestaties van elke categorie vermenigvuldigd met de toegekende technische tijd voor elk soort prestatie. Dit bedrag wordt uitgedrukt in uren. [1 ...]1 1.2.2. Administratieve tijd 1.2.2.1. Administratieve tijd in het station. De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het station wordt gelijkgesteld met 23 % van de technische tijd toegekend voor het station. 1.2.2.2. Administratieve tijd in het hoofdbureel. De tijd die besteed wordt aan administratieve taken in het hoofdbureel wordt gelijkgesteld met 7 % van de technische tijd toegekend voor de ganse instelling. 1.2.3. Tijd voor kaderfuncties 1.2.3.1. Tijd voor kaderfuncties in het station. Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 9,5 % van de technische tijd die voor het station is toegekend. 1.2.3.2. Tijd voor kaderfuncties in het hoofdbureel. Deze tijd wordt gelijkgesteld met 940 uren vermeerderd met 12,5 % van de administratieve tijd die voor het hoofdbureel is toegekend. 1.2.4. Totale tijd 1.2.4.1. Totale tijd in het station. De totale tijd nodig in een station (t(s)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.1., 1.2.2.1. en 1.2.3.1. 1.2.4.2. Totale tijd in het hoofdbureel. De totale tijd nodig in een hoofdbureel (t(b)) is gelijk aan de som van de tijden bedoeld in punten 1.2.2.2. en 1.2.3.2. 1.3. Berekening van het personeelseffectief 1.3.1. Personeelseffectief per controlestation 1.3.1.1. Totaal effectief (P(s)). P(s) wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.1. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtstbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). 1.3.1.2. Aantal kaderpersoneel (Ks). Ks wordt bepaald aan de hand van volgende tabel : [1 Totaal effectief Ps Aantal kaderpersoneel Ks Verdeling Chef Onderchef Ps < 8 1 0 18 <= Ps < 24 2 1 124 <= Ps < 40 3 1 240 <= Ps < 56 4 1 356 <= Ps 5 1 4]1
1.3.1.3. Aantal administratief personeel (As).
As wordt bepaald door [1 zijn ondergrens en bovensgrens, respectievelijk 0,08 x (Ps - Ks) et 0,197 x (Ps - Ks),]1 te berekenen en af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien het aldus bepaald aantal kleiner is dan 1, wordt het met 0 gelijkgesteld.
1.3.1.4. Aantal technisch personeel (Cs).
Cs is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel en met het aantal administratief personeel : Cs = Ps - Ks - As.
1.3.2. Personeelseffectief per hoofdbureel.
1.3.2.1. Totaal effectief (Pb).
Pb wordt verkregen door de tijd bepaald in 1.2.4.2. te delen door N en het resultaat af te ronden naar de dichtsbijgelegen halve eenheid (0,25 en 0,75 worden naar boven afgerond). Indien dit aantal kleiner is dan 4, wordt het gelijkgesteld met 4.
1.3.2.2. Aantal kaderpersoneel (Kb).
Kb wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel :
Totaal effectief | Aantal | Verdeling | |
| kaderpersoneel | | |
Pb | Kb | Dienstchef | Adjunct-dienstchef |
- | - | - - | |
4 < of = Pb < 5 | 1 | 1 | 0 |
5 < of = Pb < 15 | 2 | 1 | 1 |
15 < of = Pb < 25 | 3 | 1 | 2 |
1.3.2.3. Aantal administratief personeel (Ab).
Ab is gelijk aan het totaal effectief verminderd met het aantal kaderpersoneel :
Ab = Pb - Kb.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 2N3.
2. Klasse van het station.
Een station behoort tot de tweede klasse wanneer Ps overeenkomstig 1.3.1.1. minder bedraagt dan 15. Wanneer Ps gelijk is aan of groter is dan 15, behoort het station tot de eerste klasse.
In elk station hebben de stationschef en desgevallend de onderstationschef(s) de klasse van het station.
Art. 2N3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1
Art. 2N3. 2. Klasse van het station. Een station behoort tot de tweede klasse wanneer Ps overeenkomstig 1.3.1.1. minder bedraagt dan 15. Wanneer Ps gelijk is aan of groter is dan 15, behoort het station tot de eerste klasse. In elk station hebben minimaal de stationschef en desgevallend de onderstationschef(s) de klasse van het station.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 2N3_WAALS_GEWEST. 2. Klasse van het station. Een station behoort tot de tweede klasse wanneer Ps overeenkomstig 1.3.1.1. minder bedraagt dan 15. Wanneer Ps gelijk is aan of groter is dan 15, behoort het station tot de eerste klasse. In elk station hebben de stationschef en desgevallend de onderstationschef(s) [1 minstens]1 de klasse van het station.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 3N3.
3. Kwalitatieve bepalingen voor het personeel.
3.1. Met uitzondering van de gevallen van overmacht, moet per station het aantal aanwezige technische personeelsleden met een graad hoger dan adjunct-inspecteur 1ste klas en met inbegrip van de stationschef en de onderstationschef(s) minstens 62,5 % bedragen van het aantal personeelsleden vastgesteld voor dat station. Deze waarden worden afgerond naar de lager gelegen halve eenheid.
3.2. In stations zonder onderstationschef dient er minstens een inspecteur 1ste klas te zijn.
Art. 3N3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1
Art. 3N3. 3. Kwalitatieve bepalingen voor het personeel. 3.1. Met uitzondering van de gevallen van overmacht, moet per station het aantal aanwezige personeelsleden met een graad hoger dan adjunct-inspecteur en met inbegrip van de stationschef en de onderstationschef(s) minstens 62,5 % bedragen van het aantal personeelsleden vastgesteld voor dat station. Deze waarden worden afgerond naar de lager gelegen halve eenheid. 3.2. Stations zonder stationschef beschikken naast de onderstationschef minstens over een deskundige-inspecteur A die de voorwaarden bepaald in punt 2.A van bijlage 2 vervult. Deze stations worden na instemming van de minister of zijn gemachtigde onder het toezicht geplaatst van een chef van een ander, nabijgelegen station. Het toezichthoudende station beschikt daarbij minstens over een chef en een onderchef, los van het personeelstotaal dat dit station eigen is. Bovendien stemt het personeelsaantal van het globale kader van deze stations minstens overeen met de criteria vastgelegd in de tabel van punt 1.3.1.2, op basis van de totale personeelsaantallen voor beide eenheden samen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 3N3_WAALS_GEWEST. 3. Kwalitatieve bepalingen voor het personeel. 3.1. Met uitzondering van de gevallen van overmacht, moet per station het aantal aanwezige technische personeelsleden met een graad hoger dan adjunct-inspecteur [1 ...]1 en met inbegrip van de stationschef en de onderstationschef(s) minstens 62,5 % bedragen van het aantal personeelsleden vastgesteld voor dat station. Deze waarden worden afgerond naar de lager gelegen halve eenheid. 3.2. [1 In stations zonder stationschef is er, naast de onderchef, minstens een deskundige-controleur A die de voorwaarden bepaald in punt 2.1. van bijlage 2 vervult. Deze stations worden onder het toezicht van een chef van een ander nabijgelegen station na instemming van de Minister of diens afgevaardigde geplaatst. Het toezichtstation beschikt minstens over een chef en een onderchef, en dit, niettegenstaande zijn eigen totaal effectief. Bovendien stemt het aantal personeel van het globale kader van deze stations minstens overeen met de criteria vastgelegd in punt 1.3.1.2.]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 4N3.
4. Slotbepalingen.
4.1. De instellingen moeten trachten hun opdrachten te vervullen met een personeelseffectief dat zo dicht mogelijk de in de criteria bepaalde waarden benadert. Evenwel wordt voor het gemiddeld aantal aanwezige personeelsleden tijdens het ganse boekjaar, per instelling, een tolerantie toegestaan van - 10 % en + 5 % t.o.v. de in de criteria bepaalde getalsterkte. De percentages worden afgerond naar de hogere eenheid.
4.2. Wanneer een station ontdubbeld wordt (d.w.z. wanneer in de nabijheid van een bestaand station een nieuw station wordt opgericht) en de totaal nodige tijd en derhalve het personeelseffectief van het bestaande station verminderen ten voordele van het nieuwe station, gelden de volgende regels :
a) het nieuwe station wordt in de mate van het mogelijke bediend door het eventueel overtollige personeel van het bestaande station;
b) de personeelsleden die overkomen van het bestaande station genieten, wat hun graad betreft, verworven rechten;
c) beide stations nemen voor het overige de status aan die uit de nieuwe toestand voortvloeit en het nieuw aangenomen personeel geniet, wat aard en graad betreft, de nieuwe toestand.
4.3. Indien op de datum van de inwerkingtreding van de criteria mocht worden vastgesteld dat in bepaalde stations het bestaande personeelseffectief hoger is dan het vereiste effectief of dat personeel een hogere graad geniet dan de voorziene graad, geldt het principe van de verworven rechten. Regularisatie van de getalsterkte wordt bereikt ofwel door stopzetting van de aanwervingen of bevorderingen, ofwel door niet-vervanging van personeel dat hetzij naar een ander station of dienst overgaat hetzij op natuurlijke wijze afvloeit.
4.4. De berekening van de vereiste personeelsgetalsterkte voor elk boekjaar wordt uitgevoerd door het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur, op basis van de geleverde prestaties in het vorige boekjaar, zoals ze blijken uit de door de instellingen ingediende maandstaten met betrekking tot de financiële vergoedingen.
4.5. Bij wijziging van om het even welk element waarop de criteria gesteund zijn, worden deze laatste herzien op verzoek van de erbij betrokken partijen.
Art. 4N3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1
Art. 4N3. 4. Slotbepalingen. 4.1. De instellingen moeten trachten hun opdrachten te vervullen met een personeelseffectief dat zo dicht mogelijk de in de criteria bepaalde waarden benadert. Evenwel wordt voor het gemiddeld aantal aanwezige personeelsleden tijdens het ganse boekjaar, per instelling, een tolerantie toegestaan van - 10 % en + 5 % t.o.v. de in de criteria bepaalde getalsterkte. De percentages worden afgerond naar de hogere eenheid. 4.2. Wanneer een station ontdubbeld wordt (d.w.z. wanneer in de nabijheid van een bestaand station een nieuw station wordt opgericht) en de totaal nodige tijd en derhalve het personeelseffectief van het bestaande station verminderen ten voordele van het nieuwe station, gelden de volgende regels : a) het nieuwe station wordt in de mate van het mogelijke bediend door het eventueel overtollige personeel van het bestaande station; b) de personeelsleden die overkomen van het bestaande station genieten, wat hun graad betreft, verworven rechten; c) beide stations nemen voor het overige de status aan die uit de nieuwe toestand voortvloeit en het nieuw aangenomen personeel geniet, wat graad en klasse betreft, de nieuwe toestand. 4.3. Indien op de datum van de inwerkingtreding van de criteria mocht worden vastgesteld dat in bepaalde stations het bestaande personeelseffectief hoger is dan het vereiste effectief of dat personeel een hogere graad geniet dan de voorziene graad, geldt het principe van de verworven rechten. Regularisatie van de getalsterkte wordt bereikt ofwel door stopzetting van de aanwervingen of bevorderingen, ofwel door niet-vervanging van personeel dat hetzij naar een ander station of dienst overgaat hetzij op natuurlijke wijze afvloeit. 4.4. De berekening van de vereiste personeelsgetalsterkte voor elk boekjaar wordt uitgevoerd door het Bestuur van Brussel Mobiliteit, op basis van de geleverde prestaties in het vorige boekjaar, zoals ze blijken uit de door de instellingen ingediende maandstaten met betrekking tot de financiële vergoedingen. 4.5. Bij wijziging van om het even welk element waarop de criteria gesteund zijn, worden deze laatste herzien op verzoek van de erbij betrokken partijen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 4N3_WAALS_GEWEST. 4. Slotbepalingen. 4.1. De instellingen moeten trachten hun opdrachten te vervullen met een personeelseffectief dat zo dicht mogelijk de in de criteria bepaalde waarden benadert. Evenwel wordt voor het gemiddeld aantal aanwezige personeelsleden tijdens het ganse boekjaar, per instelling, een tolerantie toegestaan van - 10 % en + 5 % t.o.v. de in de criteria bepaalde getalsterkte. De percentages worden afgerond naar de hogere eenheid. 4.2. Wanneer een station ontdubbeld wordt (d.w.z. wanneer in de nabijheid van een bestaand station een nieuw station wordt opgericht) en de totaal nodige tijd en derhalve het personeelseffectief van het bestaande station verminderen ten voordele van het nieuwe station, gelden de volgende regels : a) het nieuwe station wordt in de mate van het mogelijke bediend door het eventueel overtollige personeel van het bestaande station; b) de personeelsleden die overkomen van het bestaande station genieten, wat hun graad betreft, verworven rechten; c) beide stations nemen voor het overige de status aan die uit de nieuwe toestand voortvloeit en het nieuw aangenomen personeel geniet, wat aard en graad betreft, de nieuwe toestand. 4.3. Indien op de datum van de inwerkingtreding van de criteria mocht worden vastgesteld dat in bepaalde stations het bestaande personeelseffectief hoger is dan het vereiste effectief of dat personeel een hogere graad geniet dan de voorziene graad, geldt het principe van de verworven rechten. Regularisatie van de getalsterkte wordt bereikt ofwel door stopzetting van de aanwervingen of bevorderingen, ofwel door niet-vervanging van personeel dat hetzij naar een ander station of dienst overgaat hetzij op natuurlijke wijze afvloeit. 4.4. De berekening van de vereiste personeelsgetalsterkte voor elk boekjaar wordt uitgevoerd door het Bestuur van [1 het Operationeel Directoraat-generaal Mobiliteit en Waterwegen van de Waalse Overheidsdienst]1, op basis van de geleverde prestaties in het vorige boekjaar, zoals ze blijken uit de door de instellingen ingediende maandstaten met betrekking tot de financiële vergoedingen. 4.5. Bij wijziging van om het even welk element waarop de criteria gesteund zijn, worden deze laatste herzien op verzoek van de erbij betrokken partijen.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. N4. Bijlage 4. <KB 1995-04-06/50, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1994> Exploitatiekosten en -uitgaven.
Gewijzigd :
<BWG 2024-06-06/36, art. 29, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2027> Art. N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Bijlage 4. Exploitatiekosten en -uitgaven.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 1N4. I. Personeels- en directiekosten.
A. Personeel.
1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister.
De bezoldigingen voor rekening van elke instelling mogen de bedragen niet overschrijden die overeenstemmen met het personeelseffectief voortvloeiend uit de toepassing van de personeelscriteria vermeld in bijlage 3.
2. Eindejaarspremies : voor een waarde van maximum 10 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel.
De "bruto jaarbezoldiging" die in beschouwing wordt genomen mag 100 % bereiken van de theoretische bezoldigingen van een personeelslid dat tijdelijk afwezig is geweest om redenen van ziekte of invaliditeit.
3. Bijkomende bezoldigde prestaties : overeenkomstig de sociale wetgeving.
4. Sociale zekerheid : de door de wetgeving vereiste kosten.
5. Extra-legale voordelen: groepsverzekering en kosten van de aanvullende ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het maximum bedrag van de bijdrage van de werkgever bedraagt 6 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel;
de éénmalige patronale premie groepsverzekering in geval van brugpensioen van een personeelslid.
6. Solidariteitsfonds van het personeel : bedrag van de jaarlijkse bijdrage per personeelslid zoals zij door de Minister of zijn gemachtigde is vastgesteld.
7. Verplaatsingskosten : de bij C.A.O. voorziene tussenkomsten in de vervoerkosten van het personeel op weg naar het werk;
de verhuizingskosten die aan het personeel worden betaald in geval van overplaatsing;
de terugbetaling aan het personeel van de behoorlijk gerechtvaardigde kosten voor dienstverplaatsingen die worden gedaan door middel van de openbare vervoermiddelen (trein, metro, tram en autobus);
de kilometervergoedingen betaald voor de behoorlijk gerechtvaardigde dienstverplaatsingen die door het personeel met eigen wagen zijn gedaan.
Het bedrag van de kilometervergoeding is gelijk aan het bedrag dat bij de Staat geldt voor het gebruik van een voertuig van 9 fiscale PK.
8. Diverse kosten : de werkelijke kosten voor de feesten en andere sociale, culturele en sportieve manifestaties van het personeel, met een maximum bedrag van (62,00 EUR) per lid en per jaar; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
de kosten van tussenkomst in de maaltijden van het personeel, met een maximum bedrag van (4,00 EUR) per lid en per dag. Het aantal dagen mag niet meer bedragen dan het aantal werkdagen dat in beschouwing wordt genomen voor het berekenen van de bijdragen voor sociale zekerheid; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
de buitengewone uitgaven die door de instelling worden gedaan voor haar personeel ter gelegenheid van huwelijken, geboorten, jubilea, pensioneringen, overlijdens. De voor elk van deze gelegenheden maximale toegelaten bedragen worden vastgesteld door de Minister of zijn gemachtigde.
B. Directeurs.
1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister.
2. Eindejaarspremies : zelfde regels als voor het personeel.
3. Sociale zekerheid bezoldigde directeur zelfde regels als voor het personeel.
4. Sociale zekerheid voor de zelfstandige directeur : een forfaitair bedrag gelijkwaardig met het totaal der kosten van de wettelijke sociale lasten die voor de bezoldigde directeurs worden betaald.
5. Extra-legale voordelen : zelfde regels als voor het personeel.
6. Verplaatsingskosten : een jaarlijks forfaitair bedrag voor de afschrijving van de voertuigen, vastgesteld op (6 000,00 EUR) per instelling. Indien deze door twee directeurs wordt beheerd, wordt het forfaitair bedrag opgevoerd tot (10 000,00 EUR); elk van beide directeurs beschikt over de helft van dit forfaitair bedrag; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
een kilometervergoeding toegepast op een aantal kilometers dat bepaald wordt in functie van de dienstnoodwendigheden. Dit aantal kilometers wordt vastgesteld in akkoord met de Minister of zijn gemachtigde en het bedrag van de kilometervergoeding is hetzelfde als voor het personeel. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 1N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 1N4. I. Personeels- en directiekosten. A. Personeel. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister. De bezoldigingen voor rekening van elke instelling mogen de bedragen niet overschrijden die overeenstemmen met het personeelseffectief voortvloeiend uit de toepassing van de personeelscriteria vermeld in bijlage 3. 2. Eindejaarspremies : voor een waarde van maximum 10 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel. De "bruto jaarbezoldiging" die in beschouwing wordt genomen mag 100 % bereiken van de theoretische bezoldigingen van een personeelslid dat tijdelijk afwezig is geweest om redenen van ziekte of invaliditeit. 3. Bijkomende bezoldigde prestaties : overeenkomstig de sociale wetgeving. 4. Sociale zekerheid : de door de wetgeving vereiste kosten. 5. Extra-legale voordelen: groepsverzekering en kosten van de aanvullende ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het maximum bedrag van de bijdrage van de werkgever bedraagt 6 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel; de éénmalige patronale premie groepsverzekering in geval van brugpensioen van een personeelslid. 6. Verplaatsingskosten : de bij C.A.O. voorziene tussenkomsten in de vervoerkosten van het personeel op weg naar het werk; - de verhuizingskosten die aan het personeel worden betaald in geval van overplaatsing; - de terugbetaling aan het personeel van de behoorlijk gerechtvaardigde kosten voor dienstverplaatsingen die worden gedaan door middel van de openbare vervoermiddelen (trein, metro, tram en autobus); - de kilometervergoedingen betaald voor de behoorlijk gerechtvaardigde dienstverplaatsingen die door het personeel met eigen wagen zijn gedaan. Het bedrag van de kilometervergoeding is gelijk aan het bedrag dat bij de Staat geldt voor het gebruik van een voertuig van 9 fiscale PK. - De kosten voor voertuigen die kunnen worden gelijkgesteld met dienstvoertuigen van de instelling, als ze voortvloeien uit verplaatsingen in het kader van door de regering gegeven opdrachten en naar behoren worden verricht en gerechtvaardigd door het personeel. Die kosten worden beperkt tot de kilometervergoeding die de overheidsdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toepassen. 7. Diverse kosten : de werkelijke kosten voor de feesten en andere sociale, culturele en sportieve manifestaties van het personeel, met een maximum bedrag van 0,8 % van de brutolonen per lid en per jaar; - de kosten van tussenkomst in de maaltijden van het personeel, met een maximumbedrag dat de door de reglementering betreffende de maaltijdcheques vastgelegde bedragen per lid en per dag niet mag overschrijden. Het aantal dagen mag niet meer bedragen dan het aantal werkdagen dat in beschouwing wordt genomen voor het berekenen van de bijdragen voor sociale zekerheid; - de buitengewone uitgaven die door de instelling worden gedaan voor haar personeel ter gelegenheid van huwelijken, geboorten, jubilea, pensioneringen, overlijdens. De voor elk van deze gelegenheden maximale toegelaten bedragen worden vastgesteld door de Minister of zijn gemachtigde. B. Directeurs. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister. 2. Eindejaarspremies : zelfde regels als voor het personeel. 3. Sociale zekerheid bezoldigde directeur zelfde regels als voor het personeel. 4. Sociale zekerheid voor de zelfstandige directeur : een forfaitair bedrag gelijkwaardig met het totaal der kosten van de wettelijke sociale lasten die voor de bezoldigde directeurs worden betaald. 5. Extralegale voordelen : zelfde regels als voor het personeel. 6. Verplaatsingskosten : een jaarlijks forfaitair bedrag voor de afschrijving van de voertuigen, vastgesteld op 12.000,00 EUR per instelling. Indien deze door twee directeurs wordt beheerd, wordt het forfaitair bedrag opgevoerd tot 24.000,00 EUR; elk van beide directeurs beschikt over de helft van dit forfaitair bedrag; 7. De kosten voor voertuigen die kunnen worden gelijkgesteld met dienstvoertuigen van de instelling, als ze voortvloeien uit verplaatsingen in het kader van door de regering gegeven opdrachten en naar behoren worden verricht en gerechtvaardigd door het personeel. Die kosten worden beperkt tot de kilometervergoeding die de overheidsdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toepassen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 1N4_WAALS_GEWEST. I. Personeels- en directiekosten. A. Personeel. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister. De bezoldigingen voor rekening van elke instelling mogen de bedragen niet overschrijden die overeenstemmen met het personeelseffectief voortvloeiend uit de toepassing van de personeelscriteria vermeld in bijlage 3. 2. Eindejaarspremies : voor een waarde van maximum 10 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel. De "bruto jaarbezoldiging" die in beschouwing wordt genomen mag 100 % bereiken van de theoretische bezoldigingen van een personeelslid dat tijdelijk afwezig is geweest om redenen van ziekte of invaliditeit. 3. Bijkomende bezoldigde prestaties : overeenkomstig de sociale wetgeving. 4. Sociale zekerheid : de door de wetgeving vereiste kosten. 5. Extra-legale voordelen: groepsverzekering en kosten van de aanvullende ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het maximum bedrag van de bijdrage van de werkgever bedraagt 6 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel; de éénmalige patronale premie groepsverzekering in geval van brugpensioen van een personeelslid. 6. Solidariteitsfonds van het personeel : bedrag van de jaarlijkse bijdrage per personeelslid zoals zij door de Minister of zijn gemachtigde is vastgesteld. 7. Verplaatsingskosten : de bij C.A.O. voorziene tussenkomsten in de vervoerkosten van het personeel op weg naar het werk; de verhuizingskosten die aan het personeel worden betaald in geval van overplaatsing; de terugbetaling aan het personeel van de behoorlijk gerechtvaardigde kosten voor dienstverplaatsingen die worden gedaan door middel van de openbare vervoermiddelen (trein, metro, tram en autobus); de kilometervergoedingen betaald voor de behoorlijk gerechtvaardigde dienstverplaatsingen die door het personeel met eigen wagen zijn gedaan. Het bedrag van de kilometervergoeding is gelijk aan het bedrag dat [1 binnen de Waalse openbare diensten]1 geldt voor het gebruik van een voertuig van 9 fiscale PK. [1 De kosten voor de dienstvoertuigen van de instelling of voor de ermee gelijkgestelde voertuigen in het kader van verplaatsingen voor de haar toevertrouwde opdrachten, die behoorlijk worden gerechtvaardigd en die door het personeel worden verricht. Die kosten worden beperkt tot de kilometervergoeding toegepast door de Waalse openbare diensten.]1 8. Diverse kosten : de werkelijke kosten voor de feesten en andere sociale, culturele en sportieve manifestaties van het personeel, met een maximum bedrag van [1 0,4 % van de bruto-bezoldigingen]1 per lid en per jaar; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> de kosten van tussenkomst in de maaltijden van het personeel, met een maximum bedrag van [1 8 euro]1 per lid en per dag. Het aantal dagen mag niet meer bedragen dan het aantal werkdagen dat in beschouwing wordt genomen voor het berekenen van de bijdragen voor sociale zekerheid; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> de buitengewone uitgaven die door de instelling worden gedaan voor haar personeel ter gelegenheid van huwelijken, geboorten, jubilea, pensioneringen, overlijdens. De voor elk van deze gelegenheden maximale toegelaten bedragen worden vastgesteld door de Minister of zijn gemachtigde. B. Directeurs. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door de Minister. 2. Eindejaarspremies : zelfde regels als voor het personeel. 3. Sociale zekerheid bezoldigde directeur zelfde regels als voor het personeel. 4. Sociale zekerheid voor de zelfstandige directeur : een forfaitair bedrag gelijkwaardig met het totaal der kosten van de wettelijke sociale lasten die voor de bezoldigde directeurs worden betaald. 5. Extra-legale voordelen : zelfde regels als voor het personeel. 6. Verplaatsingskosten : een jaarlijks forfaitair bedrag voor de afschrijving van de voertuigen, vastgesteld op [1 8.500 euro]1 per instelling. Indien deze door twee directeurs wordt beheerd, wordt het forfaitair bedrag opgevoerd tot [1 14.000 euro]1; elk van beide directeurs beschikt over de helft van dit forfaitair bedrag; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> [1 de kosten voor de dienstvoertuigen van de instelling of voor de ermee gelijkgestelde voertuigen in het kader van verplaatsingen voor de haar toevertrouwde opdrachten, die behoorlijk worden gerechtvaardigd en die door het personeel worden verricht. Die kosten worden beperkt tot de kilometervergoeding toegepast door de Waalse openbare diensten.]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1N4_VLAAMS_GEWEST. I. Personeels- en directiekosten. A. Personeel. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door [1 Ons]1. De bezoldigingen voor rekening van elke instelling mogen de bedragen niet overschrijden die overeenstemmen met het personeelseffectief voortvloeiend uit de toepassing van de personeelscriteria vermeld in bijlage 3. 2. Eindejaarspremies : voor een waarde van maximum 10 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel. De "bruto jaarbezoldiging" die in beschouwing wordt genomen mag 100 % bereiken van de theoretische bezoldigingen van een personeelslid dat tijdelijk afwezig is geweest om redenen van ziekte of invaliditeit. 3. Bijkomende bezoldigde prestaties : overeenkomstig de sociale wetgeving. 4. Sociale zekerheid : de door de wetgeving vereiste kosten. 5. Extra-legale voordelen: groepsverzekering en kosten van de aanvullende ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het maximum bedrag van de bijdrage van de werkgever bedraagt 6 % van het globaal bedrag van de jaarlijkse bruto bezoldigingen van het personeel; de éénmalige patronale premie groepsverzekering in geval van brugpensioen van een personeelslid. 6. Solidariteitsfonds van het personeel : bedrag van de jaarlijkse bijdrage per personeelslid zoals zij door [1 Ons]1 is vastgesteld. 7. Verplaatsingskosten : de bij C.A.O. voorziene tussenkomsten in de vervoerkosten van het personeel op weg naar het werk; de verhuizingskosten die aan het personeel worden betaald in geval van overplaatsing; de terugbetaling aan het personeel van de behoorlijk gerechtvaardigde kosten voor dienstverplaatsingen die worden gedaan door middel van de openbare vervoermiddelen (trein, metro, tram en autobus); de kilometervergoedingen betaald voor de behoorlijk gerechtvaardigde dienstverplaatsingen die door het personeel met eigen wagen zijn gedaan. Het bedrag van de kilometervergoeding is gelijk aan het bedrag dat bij de Staat geldt voor het gebruik van een voertuig van 9 fiscale PK. 8. Diverse kosten : de werkelijke kosten voor de feesten en andere sociale, culturele en sportieve manifestaties van het personeel, met een maximum bedrag van (62,00 EUR) per lid en per jaar; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> de kosten van tussenkomst in de maaltijden van het personeel, met een maximum bedrag van (4,00 EUR) per lid en per dag. Het aantal dagen mag niet meer bedragen dan het aantal werkdagen dat in beschouwing wordt genomen voor het berekenen van de bijdragen voor sociale zekerheid; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> de buitengewone uitgaven die door de instelling worden gedaan voor haar personeel ter gelegenheid van huwelijken, geboorten, jubilea, pensioneringen, overlijdens. De voor elk van deze gelegenheden maximale toegelaten bedragen worden vastgesteld door [1 Ons]1. B. Directeurs. 1. Bezoldigingen : volgens de loonschalen goedgekeurd door [1 Ons]1. 2. Eindejaarspremies : zelfde regels als voor het personeel. 3. Sociale zekerheid bezoldigde directeur zelfde regels als voor het personeel. 4. Sociale zekerheid voor de zelfstandige directeur : een forfaitair bedrag gelijkwaardig met het totaal der kosten van de wettelijke sociale lasten die voor de bezoldigde directeurs worden betaald. 5. Extra-legale voordelen : zelfde regels als voor het personeel. 6. Verplaatsingskosten : een jaarlijks forfaitair bedrag voor de afschrijving van de voertuigen, vastgesteld op (6 000,00 EUR) per instelling. Indien deze door twee directeurs wordt beheerd, wordt het forfaitair bedrag opgevoerd tot (10 000,00 EUR); elk van beide directeurs beschikt over de helft van dit forfaitair bedrag; <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> een kilometervergoeding toegepast op een aantal kilometers dat bepaald wordt in functie van de dienstnoodwendigheden. Dit aantal kilometers wordt vastgesteld in akkoord met de Minister of zijn gemachtigde en het bedrag van de kilometervergoeding is hetzelfde als voor het personeel. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 75, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art. 2N4. II. Geboekte algemene exploitatiekosten.
A. Diverse algemene kosten.
1. De verlichting, de verwarming, het waterverbruik, de schoonmaak, de leveringen en prestaties, de wettelijke publiciteit, de arbeidskledij, de belastingen en taksen andere dan op de winst, enz.
2. De vergoeding voor terreinen : 2 % van de waarde van alle voor de uitvoering van de opdrachten aangeschafte en in dienst genomen terreinen.
Onder "waarde" wordt verstaan :
- voor de terreinen in gebruik genomen voor 1 januari 1977 : de op deze datum geherwaardeerde waarde;
- voor deze in gebruik genomen vanaf 1 januari 1977 : de aankoopwaarde, alle kosten inbegrepen.
3. De bedragen werkelijk betaald voor het huren van onroerende goederen, wanneer de huur werd toegestaan door de Minister.
4. De vergoeding van de investeringen in gebouwen, parkings en roerende goederen.
Op de waarde van de gebouwen, parkings en roerende goederen, vastgesteld overeenkomstig de hieronder vermelde bepalingen, maar verminderd :
- met de geleende en nog niet terugbetaalde kapitalen, - met de afschrijvingen, wordt jaarlijks een interest in rekening gebracht, vastgesteld bij verwijzing naar de interestvoeten die door de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid (N.M.K.N.) worden toegepast voor normale investeringskredieten met het oog op de verwerving van gelijkaardige goederen en gelijk aan :
- voor de vóór 1 januari 1979 gerealiseerde investeringen : 11,15 %;
- voor de tussen 1 januari 1979 en 31 december 1981 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de tijdens de jaren 1979 tot 1981 toegepaste interestvoeten, namelijk 12,80 %;
- voor de vanaf 1 januari 1982 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de interestvoeten van toepassing gedurende het jaar waarin de investering werd gedaan.
Voor wat de gebouwen en parkings betreft, is de investeringsvergoeding van toepassing op de installaties aangewend voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen en verworven met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde.
Wat de roerende goederen betreft, is de vergoeding van toepassing op uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, op materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, op het kantoormaterieel en in het algemeen op roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen.
De investeringsvergoeding wordt op constante wijze toegekend gedurende de afschrijvingsperiode.
Onder "waarde van gebouwen en parkings" wordt verstaan de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen.
Onder "waarde van roerende goederen" wordt verstaan, de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen.
B. Kosten eigen aan de deconcentratie van de D.I.V.
De kosten voortvloeiend uit de toepassing van artikel 12 van het besluit.
Deze, onder die kosten, die een weerslag hebben op de in hoofdstuk VIII bedoelde formule tot berekening van de bezoldiging van de instellingen, moeten blijven voorkomen in de exploitatierekening, teneinde geneutraliseerd te kunnen worden : het betreft inzonderheid de kosten voor het onderhoud van de lokalen, van de vaste binneninrichting en van de nutsvoorziening die ter beschikking gesteld worden; de kosten voor het onderhoud van het beveiligingssysteem van de lokalen; de verwarmingskosten, de reinigingskosten en het water- en elektriciteitsverbruik eigen aan deze lokalen. Om die reden zullen zij gegroepeerd worden in een specifieke rubriek van de reeks 61 van het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Minister; deze rubriek zal als titel dragen : "KOSTEN VOOR DE D.I.V.-ANTENNE" (codes 616.).
C. Receptie- en representatiekosten.
1. De gewone receptie- en representatiekosten, met een maximumbedrag van (10 000,00 EUR) per instelling en per jaar. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
2. De buitengewone receptie- en representatiekosten, veroorzaakt op verzoek of met instemming van de Minister of zijn gemachtigde.
D. Kosten voor beroepsopleiding.
1. De kosten voor beroepsopleiding verzorgd door de instellingen zelf, die voortspruiten uit de toepassing van artikel 28 van het besluit.
2. De werkelijk geboekte kosten voor verdere beroepsopleiding, met een maximumbedrag van (37,50 EUR) per personeelslid en per jaar. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
E. Andere kosten.
De kosten van de oprichting of wijziging van een vennootschap, van verhoging van kapitaal, registratie van huurcelen, aankoop en inbreng van gehuurde onroerende goederen.
Art. 2N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 2N4. II. Geboekte algemene exploitatiekosten. A. Diverse algemene kosten. 1. De verlichting, de verwarming, het waterverbruik, de schoonmaak, de leveringen en prestaties, de wettelijke publiciteit, de arbeidskledij, de belastingen en taksen andere dan op de winst, enz. 2. De vergoeding voor terreinen : 2 % van de waarde van alle voor de uitvoering van de opdrachten aangeschafte en in dienst genomen terreinen. Onder "waarde" wordt verstaan : - voor de terreinen in gebruik genomen voor 1 januari 1977 : de op deze datum geherwaardeerde waarde; - voor deze in gebruik genomen vanaf 1 januari 1977 : de aankoopwaarde, alle kosten inbegrepen. 3. De bedragen werkelijk betaald voor het huren van onroerende goederen, wanneer de huur werd toegestaan door de Minister. 4. De vergoeding van de investeringen in gebouwen, parkings en roerende goederen. Op de waarde van de gebouwen, parkings en roerende goederen, vastgesteld overeenkomstig de hieronder vermelde bepalingen, maar verminderd : - met de geleende en nog niet terugbetaalde kapitalen, - met de afschrijvingen, wordt jaarlijks een intrest in rekening gebracht, vastgesteld bij verwijzing naar het gemiddelde van de IRS-rentevoeten (Interest Rate Swap) voor vijftien jaar, dat tijdens het bedoelde boekjaar van toepassing is en vermeerderd met 1,75 % of 2,75% voor de investeringen genaamd "groen" die energiebesparingen opleveren en gelijk aan : - voor de vóór 1 januari 1979 gerealiseerde investeringen : 11,15 %; - voor de tussen 1 januari 1979 en 31 december 1981 gerealiseerde investeringen: het gewogen gemiddelde van de tijdens de jaren 1979 tot 1981 toegepaste interestvoeten, namelijk 12,80 %; - voor de vanaf 1 januari 1982 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de interestvoeten van toepassing gedurende het jaar waarin de investering werd gedaan. Voor wat de gebouwen en parkings betreft, is de investeringsvergoeding van toepassing op de installaties aangewend voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen en verworven met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde. Wat de roerende goederen betreft, is de vergoeding van toepassing op uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, op materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, op het kantoormaterieel en in het algemeen op roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen. De investeringsvergoeding wordt op constante wijze toegekend gedurende de afschrijvingsperiode. Onder "waarde van gebouwen en parkings" wordt verstaan de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen. Onder "waarde van roerende goederen" wordt verstaan, de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen. B. Receptie- en representatiekosten. 1. De gewone receptie- en representatiekosten, met een maximumbedrag van 10.000,00 EUR per instelling en per jaar. 2. De buitengewone receptie en representatiekosten, veroorzaakt op verzoek of met instemming van de Minister of zijn gemachtigde. D. Kosten voor beroepsopleiding. 1. De kosten voor beroepsopleiding verzorgd door de instellingen zelf, die voortspruiten uit de toepassing van artikel 28 van het besluit. 2. De werkelijk geboekte kosten voor verdere beroepsopleiding. E. Andere kosten. De kosten van de oprichting of wijziging van een vennootschap, van verhoging van kapitaal, huurregistratie, aankoop en inbreng van gehuurde onroerende goederen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 2N4_WAALS_GEWEST. II. Geboekte algemene exploitatiekosten. A. Diverse algemene kosten. 1. De verlichting, de verwarming, het waterverbruik, de schoonmaak, de leveringen en prestaties, de wettelijke publiciteit, de arbeidskledij, de belastingen en taksen andere dan op de winst, enz. 2. De vergoeding voor terreinen : 2 % van de waarde van alle voor de uitvoering van de opdrachten aangeschafte en in dienst genomen terreinen. Onder "waarde" wordt verstaan : - voor de terreinen in gebruik genomen voor 1 januari 1977 : de op deze datum geherwaardeerde waarde; - voor deze in gebruik genomen vanaf 1 januari 1977 : de aankoopwaarde, alle kosten inbegrepen. 3. De bedragen werkelijk betaald voor het huren van onroerende goederen, wanneer de huur werd toegestaan door de Minister. 4. De vergoeding van de investeringen in gebouwen, parkings en roerende goederen. Op de waarde van de gebouwen, parkings en roerende goederen, vastgesteld overeenkomstig de hieronder vermelde bepalingen, maar verminderd : - met de geleende en nog niet terugbetaalde kapitalen, - met de afschrijvingen, wordt jaarlijks een interest in rekening gebracht, vastgesteld bij verwijzing naar [1 het gemiddelde van de IRS-rentevoeten (Interest Rate Swap) voor vijftien jaar, dat tijdens het bedoelde boekjaar van toepassing is en vermeerderd met 1,75 %]1 en gelijk aan : - voor de vóór 1 januari 1979 gerealiseerde investeringen : 11,15 %; - voor de tussen 1 januari 1979 en 31 december 1981 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de tijdens de jaren 1979 tot 1981 toegepaste interestvoeten, namelijk 12,80 %; - voor de vanaf 1 januari 1982 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de interestvoeten van toepassing gedurende het jaar waarin de investering werd gedaan. Voor wat de gebouwen en parkings betreft, is de investeringsvergoeding van toepassing op de installaties aangewend voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen en verworven met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde. Wat de roerende goederen betreft, is de vergoeding van toepassing op uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, op materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, op het kantoormaterieel en in het algemeen op roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen. De investeringsvergoeding wordt op constante wijze toegekend gedurende de afschrijvingsperiode. Onder "waarde van gebouwen en parkings" wordt verstaan de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen. Onder "waarde van roerende goederen" wordt verstaan, de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen. B. Kosten eigen aan de deconcentratie van de D.I.V. De kosten voortvloeiend uit de toepassing van artikel 12 van het besluit. Deze, onder die kosten, die een weerslag hebben op de in hoofdstuk VIII bedoelde formule tot berekening van de bezoldiging van de instellingen, moeten blijven voorkomen in de exploitatierekening, teneinde geneutraliseerd te kunnen worden : het betreft inzonderheid de kosten voor het onderhoud van de lokalen, van de vaste binneninrichting en van de nutsvoorziening die ter beschikking gesteld worden; de kosten voor het onderhoud van het beveiligingssysteem van de lokalen; de verwarmingskosten, de reinigingskosten en het water- en elektriciteitsverbruik eigen aan deze lokalen. Om die reden zullen zij gegroepeerd worden in een specifieke rubriek van de reeks 61 van het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Minister; deze rubriek zal als titel dragen : "KOSTEN VOOR DE D.I.V.-ANTENNE" (codes 616.). C. Receptie- en representatiekosten. 1. De gewone receptie- en representatiekosten, met een maximumbedrag van [1 0,05 % van de omzet van het boekjaar]1 per instelling en per jaar. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> 2. De buitengewone receptie- en representatiekosten, veroorzaakt op verzoek of met instemming van de Minister of zijn gemachtigde. D. Kosten voor beroepsopleiding. 1. De kosten voor beroepsopleiding verzorgd door de instellingen zelf, die voortspruiten uit de toepassing van artikel 28 van het besluit. 2. De werkelijk geboekte kosten voor verdere beroepsopleiding [1 ...]1. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> E. Andere kosten. De kosten van de oprichting of wijziging van een vennootschap, van verhoging van kapitaal, registratie van huurcelen, aankoop en inbreng van gehuurde onroerende goederen.
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 2N4_VLAAMS_GEWEST. II. Geboekte algemene exploitatiekosten. A. Diverse algemene kosten. 1. De verlichting, de verwarming, het waterverbruik, de schoonmaak, de leveringen en prestaties, de wettelijke publiciteit, de arbeidskledij, de belastingen en taksen andere dan op de winst, enz. 2. De vergoeding voor terreinen : 2 % van de waarde van alle voor de uitvoering van de opdrachten aangeschafte en in dienst genomen terreinen. Onder "waarde" wordt verstaan : - voor de terreinen in gebruik genomen voor 1 januari 1977 : de op deze datum geherwaardeerde waarde; - voor deze in gebruik genomen vanaf 1 januari 1977 : de aankoopwaarde, alle kosten inbegrepen. 3. De bedragen werkelijk betaald voor het huren van onroerende goederen, wanneer de huur werd toegestaan door [1 Ons]1. 4. De vergoeding van de investeringen in gebouwen, parkings en roerende goederen. Op de waarde van de gebouwen, parkings en roerende goederen, vastgesteld overeenkomstig de hieronder vermelde bepalingen, maar verminderd : - met de geleende en nog niet terugbetaalde kapitalen, - met de afschrijvingen, wordt jaarlijks een interest in rekening gebracht, vastgesteld bij verwijzing naar de interestvoeten die door de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid (N.M.K.N.) worden toegepast voor normale investeringskredieten met het oog op de verwerving van gelijkaardige goederen en gelijk aan : - voor de vóór 1 januari 1979 gerealiseerde investeringen : 11,15 %; - voor de tussen 1 januari 1979 en 31 december 1981 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de tijdens de jaren 1979 tot 1981 toegepaste interestvoeten, namelijk 12,80 %; - voor de vanaf 1 januari 1982 gerealiseerde investeringen : het gewogen gemiddelde van de interestvoeten van toepassing gedurende het jaar waarin de investering werd gedaan. Voor wat de gebouwen en parkings betreft, is de investeringsvergoeding van toepassing op de installaties aangewend voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen en verworven met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde. Wat de roerende goederen betreft, is de vergoeding van toepassing op uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, op materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, op het kantoormaterieel en in het algemeen op roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen. De investeringsvergoeding wordt op constante wijze toegekend gedurende de afschrijvingsperiode. Onder "waarde van gebouwen en parkings" wordt verstaan de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen. Onder "waarde van roerende goederen" wordt verstaan, de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen. B. Kosten eigen aan de deconcentratie van de D.I.V. De kosten voortvloeiend uit de toepassing van artikel 12 van het besluit. Deze, onder die kosten, die een weerslag hebben op de in hoofdstuk VIII bedoelde formule tot berekening van de bezoldiging van de instellingen, moeten blijven voorkomen in de exploitatierekening, teneinde geneutraliseerd te kunnen worden : het betreft inzonderheid de kosten voor het onderhoud van de lokalen, van de vaste binneninrichting en van de nutsvoorziening die ter beschikking gesteld worden; de kosten voor het onderhoud van het beveiligingssysteem van de lokalen; de verwarmingskosten, de reinigingskosten en het water- en elektriciteitsverbruik eigen aan deze lokalen. Om die reden zullen zij gegroepeerd worden in een specifieke rubriek van de reeks 61 van het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Minister; deze rubriek zal als titel dragen : "KOSTEN VOOR DE D.I.V.-ANTENNE" (codes 616.). C. Receptie- en representatiekosten. 1. De gewone receptie- en representatiekosten, met een maximumbedrag van (10 000,00 EUR) per instelling en per jaar. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> 2. De buitengewone receptie- en representatiekosten, veroorzaakt op verzoek of met instemming van de Minister of zijn gemachtigde. D. Kosten voor beroepsopleiding. 1. De kosten voor beroepsopleiding verzorgd door de instellingen zelf, die voortspruiten uit de toepassing van artikel 28 van het besluit. 2. De werkelijk geboekte kosten voor verdere beroepsopleiding, met een maximumbedrag van (37,50 EUR) per personeelslid en per jaar. <KB 2000-07-20/53, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> E. Andere kosten. De kosten van de oprichting of wijziging van een vennootschap, van verhoging van kapitaal, registratie van huurcelen, aankoop en inbreng van gehuurde onroerende goederen.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 76, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art. 3N4. III. Onderhoudskosten.
A. De kosten veroorzaakt door de normale sleet met dien verstande dat het schilderwerk, behoudens in geval van overmacht, slechts mag plaats vinden ten hoogste om de drie jaar voor de examencentra en om de vijf jaar voor de kantoren en de stations.
B. De grote herstellingswerken, met inbegrip van deze aan parkings.
Art. 3N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 3N4. III. Onderhoudskosten. A. De kosten veroorzaakt door de normale sleet met dien verstande dat het schilderwerk, behoudens in geval van overmacht, slechts mag plaats vinden ten hoogste om de drie jaar voor de examencentra en om de vijf jaar voor de kantoren en de stations. B. De grote herstellingswerken, met inbegrip van deze aan parkings.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 4N4. IV. Kosten voor verzekeringen en voor dekking van beroepsrisico's.
Het bedrag van de premies van de verzekeringen tegen brand, ontploffingen, bliksem, enz., van deze tegen arbeidsongevallen en van deze inzake burgelijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 19 van het besluit.
Uitgesloten zijn de premies tot dekking van een winstderving.
De uitgaven die worden terugbetaald door de verzekeringsmaatschappijen worden in rekening gebracht met de "andere bedrijfsopbrengsten".
Art. 4N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 4N4. IV. Kosten voor verzekeringen en voor dekking van beroepsrisico's. Het bedrag van de premies van de verzekeringen tegen brand, ontploffingen, bliksem, enz., van deze tegen arbeidsongevallen en van deze inzake burgerlijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 19 van het besluit. Uitgesloten zijn de premies tot dekking van een winstderving. De uitgaven die worden terugbetaald door de verzekeringsmaatschappijen worden in rekening gebracht met de "andere bedrijfsopbrengsten.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 5N4. V. De betaalde interesten.
Met als maximum de interestvoet die wordt toegepast door de financiële instellingen erkend door de Bankcommissie, de betaalde interesten op de kapitalen geleend met het oog op de verwerving van terreinen, gebouwen, parkings en apparatuur, in de mate dat deze kapitalen nog niet zijn terugbetaald.
Art. 5N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 5N4. V. De betaalde interesten. Met als maximum de interestvoet die wordt toegepast door de financiële instellingen erkend door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, de betaalde interesten op de kapitalen geleend met het oog op de verwerving van terreinen, gebouwen, parkings en apparatuur, in de mate dat deze kapitalen nog niet zijn terugbetaald.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 6N4. VI. De afschrijving van gebouwen, parkings en roerende goederen.
A. Investeringen in gebouwen en parkings.
Wordt jaarlijks in rekening gebracht een afschrijving van de aankoopwaarde of van de bouwwaarde van de gebouwen en parkings aangewend of bestemd voor de uitvoering van een opdracht van de instellingen, voor zover zij met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde zijn verworven.
De afschrijving is als volgt vastgesteld :
- in 10 jaar voor de parkings;
- in 20 jaar voor de industriële gebouwen (zijnde deze die voor de technische controle gebruikt worden);
- in 33 jaar voor de andere gebouwen.
De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap. Het detail van de jaarlijkse afschrijvingen wordt aan de exploitatierekening gehecht.
Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de gebouwen en parkings overeen met de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen.
B. Investeringen in roerende goederen.
Wordt jaarlijks in rekening gebracht, een afschrijving op de aankoopwaarde van de roerende goederen (uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, kantoormaterieel en, in het algemeen, roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen).
De afschrijving is als volgt vastgesteld :
- in 3 jaar voor het informaticamaterieel;
- in 5 jaar voor de controletoestellen en apparatuur voor de technische controle en het rijbewijs;
- in 10 jaar voor het kantoormaterieel en de weegbruggen.
De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap.
Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de roerende goederen overeen met de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen.
Art. 6N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 6N4. VI. De afschrijving van gebouwen, parkings en roerende goederen. A. Investeringen in gebouwen en parkings. Wordt jaarlijks in rekening gebracht een afschrijving van de aankoopwaarde of van de bouwwaarde van de gebouwen en parkings aangewend of bestemd voor de uitvoering van een opdracht van de instellingen, voor zover zij met het akkoord van de Minister of zijn gemachtigde zijn verworven. De afschrijving is als volgt vastgesteld : - in 10 jaar voor de parkings; - in 20 jaar voor de gebouwen. De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap. Het detail van de jaarlijkse afschrijvingen wordt aan de exploitatierekening gehecht. Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de gebouwen en parkings overeen met de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen. B. Investeringen in roerende goederen. Wordt jaarlijks in rekening gebracht, een afschrijving op de aankoopwaarde van de roerende goederen (uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, kantoormaterieel en, in het algemeen, roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen)met inbegrip van de voertuigen die door de instelling, met goedkeuring van de Minister of zijn gemachtigde, uitsluitend worden gebruikt voor taken van technische controle en/of examen voor het rijbewijs. De afschrijving is als volgt vastgesteld : - in 3 jaar voor het informaticamaterieel; - in 5 jaar voor de controletoestellen, apparatuur en voertuigen voor de technische controle en het rijbewijs. - in 10 jaar voor het kantoormaterieel en de weegbruggen. De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap. Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de roerende goederen overeen met de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen. De instelling mag de door de belastingwetgeving bepaalde afschrijvingsregels toepassen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 6N4_VLAAMS_GEWEST. VI. De afschrijving van gebouwen, parkings en roerende goederen. A. Investeringen in gebouwen en parkings. Wordt jaarlijks in rekening gebracht een afschrijving van de aankoopwaarde of van de bouwwaarde van de gebouwen en parkings aangewend of bestemd voor de uitvoering van een opdracht van de instellingen, voor zover zij met het akkoord van [1 Ons]1 of zijn gemachtigde zijn verworven. De afschrijving is als volgt vastgesteld : - in 10 jaar voor de parkings; - in 20 jaar voor de industriële gebouwen (zijnde deze die voor de technische controle gebruikt worden); - in 33 jaar voor de andere gebouwen. De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap. Het detail van de jaarlijkse afschrijvingen wordt aan de exploitatierekening gehecht. Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de gebouwen en parkings overeen met de werkelijke prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten, lasten en toebehoren inbegrepen. B. Investeringen in roerende goederen. Wordt jaarlijks in rekening gebracht, een afschrijving op de aankoopwaarde van de roerende goederen (uitrustingen en installaties die roerend zijn gebleven, materieel en toestellen die op een of andere manier gebruikt worden voor de technische controle en het rijbewijs, kantoormaterieel en, in het algemeen, roerende goederen van alle aard aangewend of bestemd voor de uitvoering van de opdrachten van de instellingen). De afschrijving is als volgt vastgesteld : - in 3 jaar voor het informaticamaterieel; - in 5 jaar voor de controletoestellen en apparatuur voor de technische controle en het rijbewijs; - in 10 jaar voor het kantoormaterieel en de weegbruggen. De afgeschreven bedragen moeten blijven voorkomen in de balans van de vennootschap. Voor de berekening van de afschrijvingen stemt de waarde van de roerende goederen overeen met de prijs van de aankoop of van de bouw, alle kosten en toebehoren inbegrepen.
----------
(1)<BVR 2015-07-10/11, art. 77, 004; Inwerkingtreding : 04-09-2015>
Art. 7N4. VII. De bijdragen voor het B.I.V.V. en voor het F.I.A.
De bijdragen bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het besluit.
Art. 7N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 7N4. VII. De bijdrage aan het door Brussel Mobiliteit gevoerde gewestelijke verkeersveiligheids- en bewustmakingsbeleid. De bijdrage bedoeld in artikel 22 van het besluit.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 7N4_WAALS_GEWEST. [1 VII. De in artikel 22 bedoelde bijdrage tot het gewestelijk beleid inzake verkeersveiligheid en sensibilisering voor verkeersveiligheid gevoerd door het Operationeel Directoraat-generaal Mobiliteit en Waterwegen van de Waalse Overheidsdienst.]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 7N4_VLAAMS_GEWEST. [1 VII. De bijdragen voor de financiering van de uitgaven voor de werking, de subsidies, de investeringen ten bate van de verkeersveiligheid en voor de regularisatie van de exploitatievoorwaarden. De bijdragen, vermeld in artikel 22 van dit besluit en in artikel 8 van het decreet van 8 juli 2016 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2016.]1.
----------
(1)<BVR 2017-01-20/23, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
Art. 8N4. VIII. De bezoldiging van de instellingen.
A. De bezoldiging van de instellingen bedraagt een percentage van hun netto-ontvangsten, dat wil zeggen van de ontvangen vergoedingen na aftrek van de B.T.W. en van de bijdragen bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het besluit.
B. Het in A. bedoelde percentage wordt voor elke instelling vastgesteld na vergelijking van haar "rentabiliteitscoëfficiënt (RO)" met de "gemiddelde rentabiliteitscoëfficiënt (RM)" van het geheel van de instellingen.
De "rentabiliteitscoëfficiënt (RO)" is gelijk aan de verhouding tussen enerzijds, het opgeteld totaal van de "diensten en diverse goederen" en van de "bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen" omschreven in D., en anderzijds, de netto-ontvangsten omschreven in A.
De "gemiddelde rentabiliteitscoëfficiënt (RM)" is gelijk aan de som van alle "rentabiliteitscoëfficiënten (RO)" gedeeld door het aantal instellingen.
Beide, in voorgaande leden omschreven coëfficiënten, worden berekend tot de vierde decimaal.
C. De instellingen zien het in A. bedoelde percentage vastgesteld op 5,0 %, wanneer hun "rentabiliteitscoëfficiënt (RO)" gelijk is aan de "gemiddelde rentabiliteitscoëfficiënt (RM)" of hiervan niet meer dan 2,5 % afwijkt.
De instellingen waarvan de "rentabiliteitscoëfficiënt (RO)" meer dan 2,5 % lager is dan de "gemiddelde rentabiliteitscoëfficiënt (RM)" zien het percentage van hun bezoldiging toenemen, in de volgende verhoudingen :
(Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 06-04-1995, p. 11478).
De instellingen waarvan de "rentabiliteitscoëfficiënt (RO)" meer dan 2,5 % hoger is dan de "gemiddelde rentabiliteitscoëfficiënt (RM)" zien het percentage van hun bezoldiging afnemen, in de volgende verhoudingen :
(Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 06-04-1995, p. 11479).
D. De "diensten en diverse goederen" bedoeld in B., omvatten alle rubrieken van de reeks 61 van het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Minister, behalve de rubriek met als titel "kosten voor de D.I.V.
antenne" (codes 616.).
De "bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen" bedoeld in B., omvatten alle rubrieken van de reeks 62 van het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Minister.
Art. 8N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 8N4. VIII. De bezoldiging van de instellingen. A. De bezoldiging van de instellingen bedraagt een percentage van hun netto-ontvangsten, dat wil zeggen van de ontvangen vergoedingen na aftrek van de B.T.W. en van de bijdrage bedoeld in de artikel 22 van het besluit. B. Het in A. bedoelde percentage bedraagt 6% voor de activiteiten van technische keuring en 6% voor de activiteiten in verband met het rijbewijs]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 8N4_WAALS_GEWEST. VIII. De bezoldiging van de instellingen. A. De bezoldiging van de instellingen bedraagt een percentage van hun netto-ontvangsten, dat wil zeggen van de ontvangen vergoedingen na aftrek van de B.T.W. en [1 van de in artikel 22 bedoelde bijdrage]1. B. [1 Het in A. bedoelde percentage is 5 % voor de activiteiten van technische controle en 10 % voor de rijbewijsactiviteiten.]1 C. [1 ...]1 D. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 9N4. IX. Exploitatierekeningen.
Het geheel van de in deze bijlage opgesomde exploitatiekosten en -uitgaven worden jaarlijks in rekening gebracht in overeenstemming met het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Minister en bedoeld in artikel 25, derde lid, van het besluit.
De exploitatiekosten omvatten alle lasten die betrekking hebben op het beschouwde boekjaar. De instellingen houden rekening met de verschuldigde maar nog niet vereffende bedragen op 31 december van elk boekjaar, met inbegrip van de quotums van de verschuldigde interesten; de quotums en de eventuele provisies moeten duidelijk en afzonderlijk voorkomen in de exploitatierekening en moeten eveneens duidelijk en afzonderlijk afgetrokken worden van de werkelijk betaalde bedragen in de loop van het volgende boekjaar.
Art. 9N4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 9N4. IX. Exploitatierekeningen. Het geheel van de in deze bijlage opgesomde exploitatiekosten en -uitgaven worden jaarlijks in rekening gebracht in overeenstemming met het boekhoudkundig schema goedgekeurd door de Directeur Generaal van Brussel Mobiliteit en bedoeld in artikel 25, derde lid, van het besluit. De exploitatiekosten omvatten alle lasten die betrekking hebben op het beschouwde boekjaar. De instellingen houden rekening met de verschuldigde maar nog niet vereffende bedragen op 31 december van elk boekjaar, met inbegrip van de quotums van de verschuldigde interesten; de quotums en de eventuele provisies moeten duidelijk en afzonderlijk voorkomen in de exploitatierekening en moeten eveneens duidelijk en afzonderlijk afgetrokken worden van de werkelijk betaalde bedragen in de loop van het volgende boekjaar.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. N5. Bijlage 5. Ambtsgebieden bediend door de instellingen.
Art. N5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Bijlage 5. Ambtsgebieden bediend door de instellingen.]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. N5_WAALS_GEWEST. [1 Bijlage 5. - Ambtsgebieden bediend door de instellingen 1. A.I.B.V. Station 60 - Charleroi (Gosselies) : ° CHAPELLES-LEZ-HERLAIMONT ° CHARLEROI (postcodes 6020, 6030, 6031, 6040, 6041, 6042, 6043 en 6044) ° COURCELLES ° FLEURUS ° FONTAINE-L'EVEQUE ° LES BONS VILLERS ° PONT-A-CELLES Station 62 - La Louvière : ° LA LOUVIERE ° LE ROEULX ° MANAGE ° MORLANWELZ Station 63 - Charleroi (Montignies-sur-Sambre) : ° AISEAU-PRESLES ° CHARLEROI (postcodes 6000, 6001, 6010, 6032, 6060 en 6061) ° CHATELET ° FARCIENNES ° GERPINNES ° MONTIGNY-LE-TILLEUL ° WALCOURT Station 69 - 's Gravenbrakel : ° KASTEELBRAKEL ° 'S GRAVENBRAKEL ° ECAUSSINES ° EDINGEN ° ENGHIEN ° ITTER ° REBECQ ° SENEFFE ° TUBEKE Station 73 - Couvin : ° CERFONTAINE ° COUVIN ° DOISCHE ° FLORENNES ° PHILIPPEVILLE ° VIROINVAL 2. A.S. Station 18 - Mont-Saint-Guibert : ° BEVEKOM ° CHASTRE ° CHAUMONT-GISTOUX ° COURT-SAINT-ETIENNE ° GEMBLOUX ° GRAVEN ° INCOURT ° MONT-SAINT-GUIBERT ° OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE ° PERWIJS ° VILLERS-LA-VILLE ° WALHAIN ° WAVER Station 19 - Nijvel : ° EIGENBRAKEL ° GENEPIEN ° TERHULPEN ° LASNE ° NIJVEL ° RIXENSART ° WATERLOO Station 61 - Bergen (Maisières) : ° BRUGELETTE ° CHIEVRES ° JURBISE ° LENS ° BERGEN ° ZINNIK Station 64 - Lobbes : ° ANDERLUES ° BINCHE ° ERQUELINNES ° ESTINNES ° HAM-SUR-HEURE/NALINNES ° LOBBES ° MERBES-LE-CHATEAU ° THUIN Station 65 - Doornik : ° ANTOING ° BRUNEHAUT ° LEUZE-EN-HAINAUT ° PERUWELZ ° RUMES ° DOORNIK Station 66 - Ghislenghien : ° AAT ° ELZELE ° VLOESBERG ° FRASNES-LEZ-ANVAING ° LESSEN ° SILLY Station 67 - Chimay : ° BEAUMONT ° CHIMAY ° FROIDCHAPELLE ° MOMIGNIES ° SIVRY-RANCE Station 68 - Moeskroen : ° CELLES (HT.) ° KOMEN-WAASTEN ° ESTAIMPUIS ° MONT-DE-L'ENCLUS ° MOESKROEN ° PECQ Station 70 - Bergen (Cuesmes) : ° BELOEIL ° BERNISSART ° BOUSSU ° COLFONTAINE ° DOUR ° FRAMERIES ° HENSIES ° HONNELLES ° QUAREGNON ° QUIEVRAIN ° QUEVY ° SAINT-GHISLAIN Station 71 - Suarlée : ° ASSESSE ° EGHEZEE ° FLOREFFE ° FOSSES-LA-VILLE ° GESVES ° JEMEPPE-SUR-SAMBRE ° LA BRUYERE ° NAMEN ° PROFONDEVILLE ° SAMBREVILLE ° SOMBREFFE Station 72 - Onhaye : ° ANHEE ° DINANT ° HASTIERE ° HOUYET ° METTET ° ONHAYE ° YVOIR Station 74 - Aye : ° CINEY ° HAMOIS ° HAVELANGE ° MARCHE-EN-FAMENNE ° ROCHEFORT ° SOMME-LEUZE ° TELLIN Station 75 - Bièvre : ° BEAURAING ° BERTRIX ° BIEVRE ° BOUILLON ° DAVERDISSE ° GEDINNE ° HERBEUMONT ° LIBIN ° FALISEUL ° VRESSE-SUR-SEMOIS ° WELLIN Station 81 - Habay : ° AARLEN ° ATTERT ° AUBANGE ° ETALLE ° HABAY ° MEIX-DEVANT-VIRTON ° MESSANCY ° MUSSON ° ROUVROY ° SAINT-LEGER (LUX.) ° TINTIGNY ° VIRTON Station 82 - Ferrières : ° ANTHISNES ° AYWAILLE ° COMBLAIN-AU-PONT ° DURBUY ° EREZEE ° ESNEUX ° FERRIERES ° HAMOIR ° HOTTON ° MANHAY ° OUFFET ° RENDEUX ° SPRIMONT ° STOUMONT Station 83 - Neufchâteau : ° CHINY ° FAUVILLERS ° FLORENVILLE ° LIBRAMONT-CHEVIGNY ° LEGLISE ° MARTELANGE ° NEUFCHATEAU ° VAUX-SUR-SURE Station 84 - Gouvy : ° BURG-REULAND ° GOUVY ° HOUFFALIZE ° LIERNEUX ° TROIS-PONTS ° VIELSALM Station 85 - Sainte-Ode : ° BASTENAKEN ° BERTOGNE ° LA ROCHE-EN-ARDENNE ° NASSOGNE ° SAINT-HUBERT ° SAINTE-ODE ° TENNEVILLE Station 90 - Hannuit : ° BERLOZ ° BRAIVES ° BURDINNE ° FERNELMONT ° GEER ° HANNUIT ° HELECINE ° JODOIGNE ° LINCENT ° ORP-JAUCHE ° RAMILLIES ° WAREMME ° WASSEIGES Station 91 - Luik : ° BITSINGEN ° BEYNE-HEUSAY ° BLEGNY ° CHAUDFONTAINE ° DALHEM ° FLERON ° HERSTAL ° LUIK ° OUPEYE ° WEZET Station 92 - Verviers : ° AUBEL ° DISON ° HERVE ° JALHAY ° LIMBOURG ° OLNE ° PEPINSTER ° SOUMAGNE ° SPA ° THEUX ° THIMISTER-CLERMONT ° TROOZ ° VERVIERS Station 93 - Wanze : ° AMAY ° ANDENNE ° CLAVIER ° ENGIS ° HUY ° HERON ° MARCHIN ° MODAVE ° NANDRIN ° OHEY ° TINLOT ° VILLERS-LE-BOUILLET ° WANZE Station 94 - Eupen : ° BAELEN (LG.) ° EUPEN ° LA CALAMINE ° LONTZEN ° PLOMBIERES ° RAEREN ° WELKENRAEDT Station 95 - Malmedy : ° AMBLEVE ° BULLANGE ° BUTGENBACH ° MALMEDY ° SANKT VITH ° STAVELOT ° WAIMES Station 96 - Grâce-Hollogne : ° ANS ° AWANS ° CRISNEE ° DONCEEL ° FAIMES ° FEXHE-LE-HAUT-CLOCHER ° FLEMALLE ° GRACE-HOLLOGNE ° JUPRELLE ° NEUPRE ° OREYE ° REMICOURT ° SAINT-GEORGES-SUR-MEUSE ° SAINT-NICOLAS (LG.) ° SERAING ° VERLAINE ]1
----------
(1)<BWG 2017-03-30/13, art. 28, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1N5.
1. A.C.T.
Station 12 - Schaarbeek :
° AUDERGHEM
° BRUSSEL-Stad (postnummers andere dan 1000)
° ELSENE
° ETTERBEEK
° EVERE
° HOEILAART
° IXELLES
° KRAAINEM
° OUDERGEM
° OVERIJSE
° SAINT-JOSSE-TEN-NOODE
° SCHAERBEEK
° SCHAARBEEK
° SINT-JOOST-TEN-NODE
° SINT-LAMBRECHT-WOLUWE
° SINT-PIETERS-WOLUWE
° TERVUEREN
° WATERMAEL-BOSVOORDE
° WATERMAEL-BOITSFORT
° WEZEMBEEK-OPPEM
° WOLUWE-SAINT-LAMBERT
° WOLUME-SAINT-PIERRE
Art. 1N5_VLAAMS_GEWEST. Bijlage 5. Ambtsgebieden bediend door de instellingen
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-05-2018, p. 40800)
Art. 1N5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1
Art. 1N5. 1. A.C.T. Station 12 - Schaerbeek en station 02 -Haren : ° OUDERGEM ° BRUSSEL-stad (andere postcodes dan 1000) ° ETTERBEEK ° EVERE ° ELSENE ° SINT-JOOST-TEN-NODE ° SCHAARBEEK ° SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE ° SINT-PIETERS-WOLUWE ° WATERMAAL-BOSVOORDE]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 2N5.
2. A.I.B.V.
Station 13 - Asse :
° AFFLIGEM
° ASSE
° DILBEEK
° KAPELLE-OP-DEN-BOS
° LIEDEKERKE
° LONDERZEEL
° MEISE
° MERCHTEM
° OPWIJK
° ROOSDAAL
° TERNAT
STATION 14 - Halle :
° BEERSEL
° BEVER
° BIEVENE
° DROGENBOS
° GALMAARDEN
° GOOIK
° HALLE
° HERNE
° LENNIK
° LINKEBEEK
° PEPINGEN
° RHODE-SAINT-GENESE
° SINT-GENESIUS-RODE
° SINT-PIETERS-LEEUW
Station 15. - Vilvoorde :
° GRIMBERGEN
° KAMPENHOUT
° MACHELEN
° STEENOKKERZEEL
° VILVOORDE
° ZAVENTEM
° ZEMST
Station 60. - Charleroi (Gosselies) :
° CHAPELLES-LEZ-HERLAIMONT
° CHARLEROI (postnummers 6020, 6030, 6031, 6040, 6041, 6042, 6043 en 6044)
° COURCELLES
° FLEURUS
° FONTAINE-L'EVEQUE
° LES BONS VILLERS
° PONT-A-CELLES
Station 62. - La Louvière :
° LA LOUVIERE
° LE ROEULX
° MANAGE
° MORLANWELZ
Station 63. - Charleroi (Montignies-sur-Sambre) :
° AISEAU-PRESLES
° CHARLEROI (postnummers 6000, 6001, 6010, 6032, 6060 en 6061)
° CHATELET
° FARCIENNES
° GERPINES
° MONTIGNY-LE-TILLEUL
° WALCOURT
Station 69. - Braine-le-Comte :
° BRAINE-LE-CHATEAU
° BRAINE-LE-COMTE
° ECAUSSINES
° EDINGEN
° ENGHIEN
° ITTRE
° REBECQ
° SENEFFE
° TUBIZE
Station 73 - Couvin :
° CERFONTAINE
° COUVIN
° DOISCHE
° FLORENNES
° PHILIPPEVILLE
° VIROINVAL
Art. 3N5.
3. A.S.
Station 81 - Etalle :
° ARLON
° ATTERT
° AUBANGE
° ETALLE
° HABAY
° MEIX-DEVANT-VIRTON
° MESSANCY
° MUSSON
° ROUVROY
° SAINT-LEGER (LUX.)
° TINTIGNY
° VIRTON
Station 82. - Ferrières :
° ANTHISNES
° AYWAILLE
° COMBLAIN-AU-PONT
° DURBUY
° EREZEE
° ESNEUX
° FERRIERES
° HAMOIR
° HOTTON
° MANHAY
° OUFFET
° RENDEUX
° SPRIMONT
° STOUMONT
Station 83. - Neufchâteau :
° CHINY
° FAUVILLERS
° FLORENVILLE
° LIBRAMONT-CHEVIGNY
° LEGLISE
° MARTELANGE
° NEUFCHATEAU
° VAUX-SUR-SURE
Station 84. - Gouvy :
° BURG-REULAND
° GOUVY
° HOUFFALIZE
° LIERNEUX
° TROIS-PONTS
° VIELSALM
Station 85. - Sainte-Ode :
° BASTOGNE
° BERTOGNE
° LA ROCHE-EN-ARDENNE
° NASSOGNE
° SAINT-HUBERT
° SAINTE-ODE
° TENNEVILLE
Station 91. - Liège :
° BASSENGE
° BEYNE-HEUSAY
° BLEGNY
° CHAUDFONTAINE
° DALHEM
° FLERON
° HERSTAL
° LIEGE
° OUPEYE
° VISE
Station 92 - Verviers :
° AUBEL
° DISON
° HERVE
° JALHAY
° LIMBOURG
° OLNE
° PEPINSTER
° SOUMAGNE
° SPA
° THEUX
° THIMISTER-CLERMONT
° TROOZ
° VERVIERS
Station 93 - Huy :
° AMAY
° ANDENNE
° CLAVIER
° ENGIS
° HUY
° HERON
° MARCHIN
° MODAVE
° NANDRIN
° OHEY
° TINLOT
° VILLERS-LE-BOUILLET
° WANZE
Station 94. - Eupen :
° BAELEN (LG.)
° EUPEN
° KELMIS
° LA CALAMINE
° LONTZEN
° PLOMBIERES
° RAEREN
° WELKENRAEDT
Station 95. - Malmedy
° AMBLEVE
° AMEL
° BULLANGE
° BULLINGEN
° BUTGENBACH
° MALMEDY
° SAINT-VITH
° SANKT VITH
° STAVELOT
° WAIMES
° WEISMES
Station 96. - Grâce-Hologne :
° ANS
° AWANS
° CRISNEE
° DONCEEL
° FAIMES
° FEXHE-LE-HAUT-CLOCHER
° FLEMALLE
° GRACE-HOLLOGNE
° JUPRELLE
° NEUPRE
° OREYE
° REMICOURT
° SAINT-GEORGES-SUR-MEUSE
° SAINT-NICOLAS (LG.)
° SERAING
° VERLAINE
Art. 4N5.
4. A.V.
Station 42. - Turnhout :
° ARENDONK
° BAARLE-HERTOG
° BEERSE
° KASTERLEE
° LILLE
° MERKSPLAS
° OUD-TURNHOUT
° RAVELS
° RETIE
° RIJKEVORSEL
° TURNHOUT
° VOSSELAAR
Station 43. - Mechelen :
° BONHEIDEN
° DUFFEL
° MECHELEN
° PUURS
° SINT-AMANDS
° SINT-KATELIJNE-WAVER
° WILLEBROEK
Station 44. - Diest :
° AARSCHOT (postnummers 3201 en 3202)
° BEKKEVOORT
° BERINGEN (postnummers 3580 en 3583)
° DIEST
° HALEN
° LAAKDAL
° LUMEN
° SCHERPENHEUVEL-ZICHEM
° TESSENDERLO
Station 45. - Geel :
° BALEN
° DESSEL
° GEEL
° GROBBENDONK
° HERENTALS
° HERENTHOUT
° MEERHOUT
° MOL
° OLEN
° VORSELAAR
° WESTERLO
Station 46. - Heist-op-den-Berg :
° AARSCHOT (postnummer 3200)
° BERLAAR
° HEIST-OP-DEN-BERG
° HERSELT
° HULSHOUT
° LIER
° NIJLEN
° PUTTE
Station 51. - Alken :
° ALKEN
° BILZEN
° DIEPENBEEK
° HASSELT
° HERK-DE-STAD
° HEUSDEN-ZOLDER
° HOESELT
° KORTESSEM
° NIEUWERKERKEN (LIMB.)
° SINT-TRUIDEN
° WELLEN
° ZONHOVEN
Station 52. - Hechtel-Eksel :
° BERINGEN (postnummers 3581 en 3582)
° BOCHOLT
° HAM
° HAMONT-ACHEL
° HECHTEL-EKSEL
° HOUTHALEN-HELCHTEREN
° LEOPOLDSBURG
° LOMMEL
° NEERPELT
° OVERPELT
° PEER
Station 53. - Heers :
° BORGLOON
° FOURONS
° GINGELOM
° HEERS
° HERSTAPPE
° RIEMST
° TONGEREN
° VOEREN
Station 54 - As :
° AS
° BREE
° DILSEN
° GENK
° KINROOI
° LANAKEN
° MAASEIK
° MAASMECHELEN
° MEEUWEN-GRUITRODE
° OPGLABBEEK
° ZUTENDAAL
Art. 5N5.
5. B.I.A.
Station 61. - Mons (Maisières) :
° BRUGELETTE
° CHIEVRES
° JURBISE
° LENS
° MONS
° SOIGNIES
Station 64. - Lobbes :
° ANDERLUES
° BINCHE
° ERQUELINNES
° ESTINNES
° HAM-SUR-HEURE/NALINNES
° LOBBES
° MERBES-LE-CHATEAU
° THUIN
Station 65. - Tournai :
° ANTOING
° BRUNEHAUT
° LEUZE-EN-HAINAUT
° PERUWELZ
° RUMES
° TOURNAI
Station 66. - Lessines :
° ATH
° ELLEZELLES
° FLOBECQ
° FRASNES-LEZ-ANVAING
° LESSINES
° SILLY
° VLOESBERG
Station 67. - Chimay :
° BEAUMONT
° CHIMAY
° FROIDCHAPELLE
° MOMIGNIES
° SIVRY-RANCE
Station 68. - Moeskroen :
° CELLES (HT.)
° COMINES
° ESTAIMPUIS
° KOMEN
° MOESKROEN
° MONT-DE-L'ENCLUS
° MOUSCRON
° PECQ
Station 70. - Mons (Cuesmes) :
° BELOEIL
° BERNISSART
° BOUSSU
° COLFONTAINE
° DOUR
° FRAMERIES
° HENSIES
° HONNELLES
° QUAREGNON
° QUIEVRAIN
° QUEVY
° SAINT-GHISLAIN
Art. 6N5.
6. B.T.C.
Station 40. - Antwerpen (Hoboken) :
° AARTSELAAR
° ANTWERPEN (gedeeltelijk)
° BOOM
° EDEGEM
° HEMIKSEM
° KONTICH
° NIEL
° RUMST
° SCHELLE
Station 41. - Antwerpen (Noorderlaan) :
° ANTWERPEN (gedeeltelijk)
° KAPELLEN (ANTW.)
° MERKSEM (ANTW.)
° STABROEK
° ZWIJNDRECHT
Station 48. - Brasschaat :
° BRASSCHAT
° BRECHT
° ESSEN
° HOOGSTRATEN
° KALMTHOUT
° MALLE
° SCHILDE
° WUUSTWEZEL
° ZOERSEL
Station 49. - Antwerpen (Deurne) :
° ANTWERPEN (gedeltelijk)
° BOECHOUT
° BORSBEEK (ANTW.)
° HOVE
° LINT
° MALLE
° MORTSEL
° RANST
° SCHOTEN
° WIJNEGEM
° WOMMELGEM
° ZANDHOVEN
Art. 7N5.
7. C.T.A.
Station 16. - Herent :
° BEGIJNENDIJK
° BERTEM
° BIERBEEK
° BOORTMEERBEEK
° HAACHT
° HERENT
° HOLSBEEK
° HULDENBERG
° KEERBERGEN
° KORTENBERG
° LEUVEN
° OUD-HEVERLEE
° ROTSELAAR
° TREMELO
Station 17. - Tienen :
° BOUTERSEM
° GEETBETS
° GLABBEEK (ZUURBEMDE)
° HOEGAARDEN
° KORTENAKEN
° LANDEN
° LINTER
° LUBBEEK
° TIELT-WINGE
° TIENEN
° ZOUTLEEUW
Station 18. - Mont-Saint-Guibert :
° BEAUVECHAIN
° CHASTRE
° CHAUMONT-GISTOUX
° COURT-SAINT-ETIENNE
° GEMBLOUX
° GREZ-DOICEAU
° INCOURT
° MONT-SAINT-GUIBERT
° OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE
° PERWEZ
° VILLERS-LA-VILLE
° WALHAIN
° WAVRE
Station 19. - Waterloo :
° BRAINE-L'ALLEUD
° GENAPPE
° LA HULPE
° LASNE
° NIVELLES
° RIXENSART
° WATERLOO
Station 71. - Namur :
° ASSESSE
° EGHEZEE
° FLOREFFE
° FOSSES-LA-VILLE
° GESVES
° JEMEPPE-SUR-SAMBRE
° LA BRUYERE
° NAMUR
° PROFONDEVILLE
° SAMBREVILLE
° SOMBREFFE
Station 72. - Onhaye :
° ANHEE
° DINANT
° HASTIERE
° HOUYET
° METTET
° ONHAYE
° YVOIR
Station 74. - Somme-Leuze :
° CINEY
° HAMOIS
° HAVELANGE
° MARCHE-EN-FAMENNE
° ROCHEFORT
° SOMME-LEUZE
° TELLIN
Station 75. - Bièvre :
° BEAURAING
° BERTRIX
° BIEVRE
° BOUILLON
° DAVERDISSE
° GEDINNE
° HERBEUMONT
° LIBIN
° FALISEUL
° VRESSE-SUR-SEMOIS
° WELLIN
Station 90. - Hannut :
° BERLOZ
° BRAIVES
° BURDINNE
° FERNELMONT
° GEER
° HANNUT
° HELECINE
° JODOIGNE
° LINCENT
° ORP-JAUCHE
° RAMILLIES
° WAREMME
° WASSEIGES
Art. 8N5.
8. K.M.
Station 20. - Deerlijk :
° ANZEGEM
° AVELGEM
° DEERLIJK
° WAREGEM
° WIELSBEKE
° ZWEVEGEM
Station 21. - Brugge :
° BEERNEM
° BLANKENBERGE
° BRUGGE
° DAMME
° KNOKKE-HEIST
° OOSTKAMP
° ZUIENKERKE
Station 22. - Tielt :
° ARDOOIE
° DENTERGEM
° INGELMUNSTER
° MEULEBEKE
° OOSTROZEBEKE
° PITTEM
° RUISELEDE
° TIELT
° WINGENE
Station 23. - Harelbeke :
° ESPIERRES-HELCHIN
° HARELBEKE
° KORTRIJK
° KUURNE
° SPIERE-HELKIJN
Station 24. - Roeselare :
° HOOGLEDE
° LICHTERVELDE
° ROESELARE
° STADEN
Station 25. - Ieper :
° HEUVELLAND
° IEPER
° LANGEMARK-POELKAPELLE
° MESEN
° MESSINES
° POPERINGE
° VLETEREN
Station 26. - Diksmuide :
° ALVERINGEM
° DE PANNE
° DIKSMUIDE
° HOUTHULST
° KOKSIJDE
° LO-RENINGE
° NIEUWPOORT
° VEURNE
Station 27. - Ichtegem :
° GISTEL
° ICHTEGEM
° KOEKELARE
° KORTEMARK
° TORHOUT
° ZEDELGEM
Station 28. - Oostende :
° BREDENE
° DE HAAN
° JABBEKE
° MIDDELKERKE
° OOSTENDE
° OUDENBURG
Station 29. - Wevelgem :
° IZEGEM
° LEDEGEM
° LENDELEDE
° MENEN
° MOORSLEDE
° WERVIK
° WEVELGEM
° ZONNEBEKE
Art. 9N5.
9. S.A.
Stations 10/11. - Anderlecht :
° ANDERLECHT
° BERCHEM-SAINTE-AGATHE
° BRUSSEL (postnummer 1000)
° FOREST
° GANSHOREN
° JETTE
° KOEKELBERG
° MOLENBEEK-SAINT-JEAN
° SAINT-GILLES
° SINT-AGATHA-BERCHEM
° SINT-GILLIS
° SINT-JANS-MOLENBEEK
° UCCLE
° UKKEL
° VORST
° WEMMEL
Art. 9N5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Art. 9N5. 9. S.A. Station 10 Forest en station 11 - Anderlecht : ° ANDERLECHT ° BRUSSEL (Postcodes 1000) ° GANSHOREN ° JETTE ° KOEKELBERG ° SINT-AGATHA-BERCHEM ° SINT-GILLIS ° SINT-JANS-MOLENBEEK ° UKKEL ° VORST]1
----------
(1)<BESL 2018-06-28/10, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 30-07-2018>
Art. 10N5. 10. S.B.A.T.
Station 30/37. - Gent :
° DE PINTE
° DEINZE
° DESTELBERGEN
° GAVERE
° GENT (gedeeltelijk)
° LAARNE
° MELLE
° MERELBEKE
° NAZARETH
° OOSTERZELE
° SINT-MARTENS-LATEM
° ZULTE
Station 31. - Gent (Wondelgem) :
° EVERGEM
° GENT (gedeeltelijk)
° LOVENDEGEM
° ZELZATE
Station 32. - Sint-Niklaas :
° BORNEM
° BUGGENHOUT
° HAMME (O.-VL.)
° KRUIBEKE
° SINT-NIKLAAS
° TEMSE
° WAASMUNSTER
° ZELE
Station 33. - Stekene :
° BEVEREN
° LOCHRISTI
° LOKEREN
° MOERBEKE-WAAS
° SINT-GILLIS-WAAS
° STEKENE
° WACHTEBEKE
Station 34. - Aalst :
° AALST
° BERLARE
° DENDERLEEUW
° DENDERMONDE
° ERPE-MERE
° HAALTERT
° HERZELE
° LEBBEKE
° LEDE
° NINOVE
° SINT-LIEVENS-HOUTEM
° WETTEREN
° WICHELEN
Station 35. - Brakel :
° BRAKEL
° GERAARDSBERGEN
° HOREBEKE
° KLUISBERGEN
° KRUISHOUTEM
° LIERDE
° MAARKEDAL
° OUDENAARDE
° RENAIX
° RONSE
° WORTEGEM-PETEGEM
° ZINGEM
° ZOTTEGEM
° ZWALM
Station 36. - Eeklo :
° AALTER
° ASSENEDE
° EEKLO
° KAPRIJKE
° KNESSELARE
° MALDEGEM
° NEVELE
° SINT-LAUREINS
° WAARSCHOOT
° ZOMERGEM
Art. N6_VLAAMS_GEWEST. (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-02-2017, p. 30197)
<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. N7_VLAAMS_GEWEST. (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-02-2017, p. 30197)
<Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Gewijzigd door :
<BVR 2024-06-07/09, art. 11, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024> Art. N8_VLAAMS_GEWEST. (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-02-2017, p. 30197) <Ingevoegd bij BVR 2017-01-20/23, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-03-2017> Gewijzigd door: <BVR 2022-01-14/28, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 03-04-2022>
<BVR 2024-06-07/09, art. 12, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2024>