18 APRIL 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten voor de verlening of de intrekking van de machtiging bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat met betrekking tot het leggen en exploiteren van pijpleidingen in het Belgische deel van de Noordzee
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Criteria en procedure voor de verlening en intrekking van de machtiging
Art. 3-4
HOOFDSTUK 4. - Veiligheidsregels
Art. 5-6
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 7
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "pijpleiding": leiding voor het vervoer van gas of vloeistoffen, ongeacht de aard van de vervoerde vloeistof, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969;
2° "gas": elk product of mengsel van producten dat gasvormig is bij een temperatuur van 15 graden Celsius en onder een absolute druk van 1,01325 bar;
3° "vloeistof": elk product of mengsel van producten dat vloeibaar is bij een temperatuur van 15 graden Celsius en onder een absolute druk van 1,01325 bar;
4° "wet van 13 juni 1969": de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;
5° "wet van 12 april 1965": de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;
6° "wet van 11 juli 2023": de wet van 11 juli 2023 betreffende het vervoer van waterstof door middel van leidingen;
7° "Algemene Directie Energie": de algemene directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
8° "Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid": de algemene directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art.2. Dit besluit is van toepassing op de pijpleidingen bedoeld in artikel 4, eerste lid, eerste en tweede streepje, van de wet van 13 juni 1969.
HOOFDSTUK 3. - Criteria en procedure voor de verlening en intrekking van de machtiging
Art.3. Voor de pijpleidingen die zowel onder het toepassingsgebied van de wet van 13 juni 1969 alsook onder het toepassingsgebied van de wet van 12 april 1965 vallen, zijn de criteria, de voorwaarden en de procedures voor de verlening en intrekking van de machtiging bepaald krachtens artikel 4 van de wet van 12 april 1965 van toepassing. Ingevolge de toepassing van voornoemde procedures wordt één koninklijk besluit genomen dat tegelijkertijd geldt als vergunning bedoeld in artikel 3 van de wet van 12 april 1965 en als machtiging bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969. Datzelfde besluit bevat eveneens een beslissing over het tracé van de pijpleiding en desgevallend bijkomende maatregelen bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969.
Voor de pijpleidingen die zowel onder het toepassingsgebied van de wet van 13 juni 1969 alsook onder het toepassingsgebied van de wet van 11 juli 2023 vallen, zijn de criteria, de voorwaarden en de procedures voor de verlening en intrekking van de machtiging bepaald krachtens artikel 4 van de wet van 11 juli 2023 van toepassing. Ingevolge de toepassing van voornoemde procedures wordt één koninklijk besluit genomen dat tegelijkertijd geldt als vergunning bedoeld in artikel 4 van de wet van 11 juli 2023 en als machtiging bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969. Datzelfde besluit bevat eveneens een beslissing over het tracé van de pijpleiding en desgevallend bijkomende maatregelen bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969.
Art.4. Voor de pijpleidingen die vallen onder toepassingsgebied van artikel 4 van de wet van 13 juni 1969 maar niet onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 12 april 1965 en ook niet van de wet van 11 juli 2023, zijn de modaliteiten voor de verlening of de intrekking van de machtigingen bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969, deze die van toepassing zijn op de vervoersinstallaties die vallen onder het toepassingsgebied van artikelen 3 en 4 van de wet van 12 april 1965 met als enige verschil dat de minister altijd als de Koning moet worden gelezen.
HOOFDSTUK 4. - Veiligheidsregels
Art.5. De pijpleidingen bedoeld in artikel 4 van de wet van 13 juni 1969 zijn onderworpen aan dezelfde veiligheidsvereisten als deze die van toepassing zijn op de vervoersinstallaties die vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 12 april 1965, met name de bepalingen genomen ter uitvoering van artikel 17 van deze wet.
Art.6. De Koning kan, op advies van de Algemene Directie Energie of van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid, veiligheidsregels verstrengen, versoepelen of aanvullen indien blijkt dat de in artikel 5 bedoelde veiligheidsvoorschriften onvoldoende of onevenredig zijn in verhouding tot de risico's die de desbetreffende pijpleiding inhoudt wegens haar ligging in zee en/of het vervoerde product.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 7. De minister bevoegd voor de Noordzee en de minister bevoegd voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.