11 MAART 1966. - [Koninklijk besluit betreffende de verklaring van openbaar nut voor het oprichten van vervoerinstallaties voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen en de nadere regels van het vermoeden van openbaar nut van vervoerinstallaties voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen] <Opschrift vervangen door KB2016-12-01/37, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2017>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-06-2002 en tekstbijwerking tot 06-05-2024)
Hoofdstuk 1. - [1 Verklaring van openbaar nut voor het oprichten van vervoerinstallaties voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen.]1
Art. 1-7, 7/1, 8-9
Hoofdstuk 2. [1 Omschrijving van de nadere regels van het vermoeden van openbaar nut, bedoeld in artikel 8/7 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.]1
Art. 9/1
Hoofdstuk 2/1. [1 - Overdracht van de verklaring van openbaar nut.]1
Art. 9/2
Hoofdstuk 2/2. [1 - Wijzigingen van de verklaring van openbaar nut.]1
Art. 9/3
Hoofdstuk 3. [1 Slotbepalingen.]1
Art. 10-11
2002011199 2009204592 2014035480 2017010293 2018014159 2024004108
Hoofdstuk 1. - [1 Verklaring van openbaar nut voor het oprichten van vervoerinstallaties voor gasachtige producten en andere door middel van leidingen.]1
----------
(1)
Art. 1.[3 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° afgevaardigde van de minister: de ambtenaar van de Algemene Directie Energie aangeduid door de minister;
2° wet van 12 april 1965: de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;
3° wet van 11 juli 2023: de wet van 11 juli 2023 betreffende het vervoer van waterstof door middel van leidingen;
4° vervoersvergunning: een vervoersvergunning zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 12 april 1965;
5° waterstofvervoersvergunning: een waterstofvervoersvergunning zoals bedoeld in artikel 2, 23°, van de wet van 11 juli 2023.]3
De aanvraag om verklaring van openbaar nut met het oog op het oprichten van gasvervoerinstallaties onder, op of boven private onbebouwde gronden die niet omsloten zijn met een muur of met een omheining overeenkomstig met de bouw- of stedebouwverordeningen, wordt (hetzij met de vervoersvergunningsaanvraag), hetzij afzonderlijk tot de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, gericht. <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
(De minister kan toestemming verlenen om de aanvraag en de bijbehorende stukken op elektronische wijze in te dienen, alsook om deze documenten te ondertekenen met een [2 de ondertekening van deze documenten door de elektronische handtekening in de zin van artikel 3.10. van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG of een gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van dezelfde verordening]2. De minister kan tevens toelaten om bepaalde documenten uitsluitend op elektronische wijze bij te houden. De minister kan de toepassing van deze regels uitbreiden tot alle documenten die in het kader van de wet van 12 april 1965 vereist worden.) <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
----------
(1)<KB 2016-12-01/37, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
(2)<KB 2018-09-25/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 20-10-2018>
(3)<KB 2024-04-19/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Art.2.De door de aanvrager of door zijn gemachtigde ondertekende aanvraag vermeldt de naam of de firmanaam van de aanvrager, zijn adres, het doel van de aanvraag, de lijst van de erbij gevoegde plans en stukken alsmede de datum van de indiening ervan. (Deze lijst zal geleverd worden op papier of op elektronische drager.) <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
De hierna vermelde stukken op papier van formaat A4 van de norm NBN 18, dat wil zeggen 210 x 297 mm of volgens dit formaat geplooid moeten de aanvraag vergezellen.
1. Een nota met de volgende inlichtingen :
a) eigenaar en exploitant van de installatie ten bate van wie de verklaring van openbaar nut moet opgesteld worden;
b) redenen die het gebeurlijk bezetten van het privaat domein rechtvaardigen.
2. Een lijst per betrokken gemeente met de namen en adressen van de eigenaars en gebeurlijke huurders of andere bezetters der percelen waarvan sprake onder 4 hierna;
3. Een stafkaart op de schaal van ten minste 1/25 000.
Op deze kaart moeten inzonderheid worden vermeld : het ontworpen tracé, de land- en waterwegen, de gebruikte of gekruiste spoor- en tramwegen, alsook de telegraaf- en telefoonlijnen en de gekruiste leidingen of diegene welke zich dichter dan twee meter bevinden.
4. Een uittreksel uit het kadastraal plan of een fotografische weergave van een kadastraal plan (...), (...), waarbij de percelen worden aangeduid waaronder of waarop de vervoerinstallaties moeten aangebracht worden en de aanduiding van deze installaties. <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
5. (Opgeheven) <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
De stukken waarvan sprake onder 1 en de afschriften van de aanvraag moeten worden ingediend in zoveel exemplaren als er gemeenten zijn plus drie. De andere stukken worden in ten minste drie exemplaren ingediend.
[1 Elk exemplaar wordt ingediend in een omslag.
Ter aanvulling is de aanvraag vergezeld van de adressen, op etiket, van de eigenaars en gebeurlijke huurders of andere bezetters der percelen bedoeld in 4.]1
De Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort of zijn afgevaardigde mag naar goedvinden bijkomende exemplaren van alle of sommige stukken eisen.
De bijkomende afschriften worden door de aanvrager bezorgd binnen zes dagen nadat ze hem zijn gevraagd.
De stukken worden door de aanvrager en op zijn kosten bezorgd.
[1 De aanvrager heeft de mogelijkheid om aangepaste of bijkomende plannen of andere documenten in te dienen alvorens de minister of de afgevaardigde van de minister een besluit hebben genomen over de aanvraag. In dit geval beslist de minister of de afgevaardigde van de minister of deze plannen of documenten aan een nieuw openbaar onderzoek bedoeld in artikel 3 worden onderworpen, en of de beslissingsperiode van zes maanden moet worden verlengd overeenkomstig artikel 8.]1
----------
(1)<KB 2016-12-01/37, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.3. Binnen dertig dagen na de ontvangst van alle stukken gaat de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort over tot een onderzoek in elkeen der gemeenten waar de in artikel 2 van onderhavig besluit vermelde gronden liggen. (Elke betrokken gemeente vangt binnen de 14 dagen na ontvangst van de nodige stukken vanwege de minister of zijn afgevaardigde het voormelde onderzoek aan.) <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
Art.4. Een afschrift van de aanvraag en een exemplaar van de vermelde stukken, die de gemeente aanbelangen, worden gedurende dertig dagen op het gemeentehuis van elke gemeente waarvan sprake in artikel 3, ter inzage gelegd.
Door toedoen van de burgemeester wordt, op de gewone plaatsen van aanplakking van de bekendmakingen en berichten, binnen drie dagen een bericht aangeplakt, waaruit deze ter inzagelegging blijkt.
(Tezelfdertijd verstuurt elk gemeentebestuur aan de eigenaars, huurders of andere bezetters van de in artikel 2, tweede lid, 4, bedoelde percelen afzonderlijk en per aangetekend schrijven aan hun woonplaats een bericht betreffende de ingediende aanvraag, met vermelding van de termijn waarbinnen en de plaats waar zij hun bezwaren en bemerkingen schriftelijk kunnen neerleggen. De portokosten met betrekking tot de aangetekende zendingen zullen op eenvoudige aanvraag van de gemeente worden terugbetaald door de aanvrager.) <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
Het vervullen van deze formaliteiten wordt vastgelegd in een attest van het college van burgemeester en schepenen; dat attest wordt bij het proces-verbaal van het onderzoek gevoegd.
Art.5. De in artikel 4 bepaalde termijn van dertig dagen vangt aan op de datum van het bericht aan de betrokkenen en aan het publiek, zoals in dit artikel 4 vermeld.
Art.6. De bezwaren en bemerkingen waartoe de aanvraag mocht aanleiding geven, worden door het college van burgemeester en schepenen opgenomen. Het daartoe opgemaakte proces-verbaal bevat de door de comparanten ondertekende mondelinge verklaringen en vermeldt de schriftelijke verklaringen die bij het proces-verbaal moeten worden gevoegd.
Zodra de in artikel 4 bepaalde termijn verstreken is, sluit de burgemeester, of zijn daartoe aangeduide afgevaardigde, het proces-verbaal af en maakt het (binnen veertien dagen) over aan de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort. <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
Art.7. In dringende gevallen kan de termijn, binnen dewelke gevolg moet gegeven worden aan een aanvraag tot verklaring van openbaar nut, worden teruggebracht tot dertig dagen door de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort (, of zijn afgevaardigde), die binnen deze termijn de verschillende door onderhavig besluit voorziene termijnen aanpast en daarvan betekening geeft aan de betrokken gemeenten. <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
Art. 7/1. [1 De plannen van de verklaring van openbaar nut worden ondertekend door de afgevaardigde van de minister.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2016-12-01/37, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.8. (De Koning beslist over de in artikel 1 bedoelde aanvraag binnen zes maanden na ontvangst van alle in artikel 2 bedoelde stukken. De minister of zijn afgevaardigde kan mits afdoende motivering deze termijn met maximum twee maand verlengen indien de aanvraag een omvangrijk project betreft of indien er een aanzienlijk aantal bezwaren en bemerkingen bij het onderzoek werden neergelegd. De aanvrager wordt onverwijld op de hoogte gebracht van een gebeurlijke verlengingsbeslissing.) <KB 2002-05-14/39, art. 64, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
De beslissing van de Koning wordt zonder verwijl ter kennis van de aanvrager gebracht.
Art.9. Alle kennisgevingen worden aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief gezonden.
Hoofdstuk 2. [1 Omschrijving van de nadere regels van het vermoeden van openbaar nut, bedoeld in artikel 8/7 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.]1
----------
(1)
Art. 9/1. [1 Het vermoeden van openbaar nut bedoeld in artikel 8/7 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen is van toepassing op :
1° de vervoersinstallaties die het voorwerp hebben uitgemaakt van een vervoersvergunning, die vrijgesteld zijn van een dergelijke vergunning, of die het voorwerp hebben uitgemaakt van een melding, overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van de wet;
2° de werken uitgevoerd voor de aanleg en de uitbating van de installaties bedoeld in 1°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2016-12-01/37, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Hoofdstuk 2/1. [1 - Overdracht van de verklaring van openbaar nut.]1
----------
(1)
Art.9/2. [1 Wanneer een vervoersvergunning of een waterstofvervoersvergunning wordt overgedragen aan een andere exploitant, wordt de overdracht van de verklaring van openbaar nut met betrekking tot dezelfde installaties geacht gelijktijdig te hebben plaatsgevonden ten gunste van de nieuwe houder van de vervoersvergunning of waterstofvervoers-vergunning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-19/07, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Hoofdstuk 2/2. [1 - Wijzigingen van de verklaring van openbaar nut.]1
----------
(1)
Art.9/3. [1 § 1. In geval van wijziging van een vervoersvergunning of waterstofvervoers-vergunning door middel van een bijvoegsel, wordt een in het kader van deze vergunning afgegeven verklaring van openbaar nut geacht van rechtswege in dezelfde zin te zijn gewijzigd, indien de wijziging geen wijziging van het tracé op de kadastrale percelen waarop de betrokken verklaring van openbaar nut betrekking heeft, inhoudt.
§ 2 Als de wijziging een tracéwijziging inhoudt op het kadastrale perceel of de kadastrale percelen waarop een verklaring van openbaar nut betrekking heeft, vraagt de houder van deze verklaring een nieuwe verklaring van openbaar nut tot wijziging van de betrokken verklaring van openbaar nut aan.
De aanvraag tot wijziging van een verklaring van openbaar nut wordt ingediend overeenkomstig artikel 2 en wordt behandeld overeenkomstig artikel 3 tot en met artikel 9.
In afwijking van artikel 4, derde lid, worden enkel de eigenaars, de huurders of de andere bezetters van de nieuw in gebruik genomen percelen en/of van de percelen waar het tracé gewijzigd wordt, door de gemeente per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht op het ogenblik van de openbare raadpleging bedoeld in artikel 4.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-19/07, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Hoofdstuk 3. [1 Slotbepalingen.]1
----------
(1)
Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 11. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.