15 JUNI 1967. _ Koninklijk besluit houdende uitbreiding van zekere bepalingen van de wet van 12 april 1965, betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, tot het vervoer door middel van leidingen van vloeibare koolwaterstoffen en/of vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen, andere dan deze beoogd door artikel 1, littera a) van deze wet.
Art. 1-6
Artikel 1. Onverminderd de bestaande bijzondere wetgeving, worden de bepalingen van artikel 2, 2°, alsook van de hoofdstukken III, IV, V, VI en VII van de wet van 12 april 1965, betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, met uitsluiting van de bepalingen inzonderheid slaande op de vergunningen, uitgebreid tot de vloeibare koolwaterstoffen en/of de vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen, andere dan deze beoogd bij artikel 1, littera a van deze wet.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :a) Vervoer : de werkzaamheid die tot doel heeft de vloeibare koolwaterstoffen en/of de vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen door middel van leidingen, van de ene plaats naar de andere, over te brengen;b) Vervoerinstallaties : de leidingen, de opslagmiddelen, de gebouwen, de machines en, in het algemeen, alle toestellen die nodig zijn om deze produkten te vervoeren.
Art.3. Worden van toepassing verklaard op het vervoer, bedoeld in dit besluit en binnen de grenzen bepaald door zijn artikel 1 :a) het koninklijk besluit van 11 maart 1966 tot uitvoering van artikel 22 der wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen;b) het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende het toekennen van toelatingen voor gasvervoer door middel van leidingen;c) het koninklijk besluit van 11 maart 1966 tot verklaring van openbaar nut voor het oprichten van gasvervoerinstallaties;d) het koninklijk besluit van 15 maart 1966 tot heffing van retributie voor de bezetting van het openbaar of privaat domein van de Staat, de provinciën of de gemeenten door installaties voor gasvervoer door middel van leidingen;e) het koninklijk besluit van 15 maart 1966 tot vaststelling van de regelen voor aanstelling van bedienden der houders van een gasvervoervergunning of -toelating, die belast zijn met het opsporen en vaststellen van overtredingen bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen;f) het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de strafbepalingen welke toepasselijk zijn in geval van niet-nakoming van de verbintenissen inzake gasvervoer;g) het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de spoedprocedure in geval van toepassing van artikel 2, 2°, f, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen;h) het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de schaal der minimumuitkeringen aan private personen verschuldigd wegens de bezetting van hun domein door gasvervoerinstallaties;i) het koninklijk besluit van 15 maart 1966 tot wijziging van de ligging of het tracé van een gasvervoerinstallatie ter uitvoering van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen;j) het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de aankoopprocedure van een privaat erf, dat met erfdienstbaarheid is bezwaard ten voordele van een houder van een gasvervoervergunning of -toelating.
Art.4. Overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van de wet van 12 april 1965 bepaalt de Koning, naargelang de natuur van het produkt, de bijzondere voorschriften die moeten worden in acht genomen, en de specifieke veiligheidsmaatregelen die dienen te worden genomen bij de oprichting en bij de exploitatie van de vervoerinstallaties.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 6. Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Verkeerswezen zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.