Details





Titel:

18 SEPTEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan en van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling
Art. 3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012201922  2012201924 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan
Artikel 1. In artikel 12bis van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2021 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste tot en met het vierde lid worden de woorden "(btw inbegrepen)" ingevoegd tussen de woorden "miljoen euro" en het woord "uitbetaald";
  2° in het derde lid en het vierde lid worden de woorden "vijfde lid," vervangen door de woorden "zevende lid,";
  3° tussen het vierde en het vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
  "Onverminderd het zevende lid, wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid van de wet, een bedrag van 38,4 miljoen euro (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk dertig dagen volgend op de inwerkingtreding dit lid. Hiertoe ontvangt de CREG het voormelde bedrag uiterlijk vijftien dagen volgend op de inwerkingtreding van dit lid. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1 van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.
  Onverminderd het zevende lid, wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid, van de wet, een bedrag van 193,3 miljoen euro (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk vijftien dagen volgend op de dag dat de CREG het voormelde bedrag ontvangt. Dit bedrag wordt geput uit de in het fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 15/11, § 1bis/1, van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.".

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan
Art.2. In artikel 12bis van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2021 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste tot en met het vierde lid worden de woorden "(btw inbegrepen)" ingevoegd tussen de woorden "miljoen euro" en het woord "uitbetaald" ;
  2° in het derde lid en het vierde lid worden de woorden "vijfde lid," vervangen door de woorden "zevende lid,";
  3° tussen het vierde en het vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
  "Onverminderd het zevende lid, wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van elektriciteit aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 20, § 2/1, tweede lid van de wet, een bedrag van 49,6 miljoen euro uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk dertig dagen volgend op de inwerkingtreding van dit lid. Hiertoe ontvangt de CREG het voormelde bedrag uiterlijk vijftien dagen volgend op de inwerkingtreding van dit lid. Dit bedrag wordt geput uit de in het Fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 21bis, § 1/1 van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.
  Onverminderd het zevende lid, wordt bij wijze van aanvullend voorschot op de in artikel 12 bedoelde terugbetaling met betrekking tot de levering van elektriciteit aan de beschermde residentiële afnemers aangewezen door de Koning overeenkomstig artikel 20, § 2/1, tweede lid, van de wet, een bedrag van 146,8 miljoen euro (btw inbegrepen) uitbetaald door de CREG aan de leveranciers uiterlijk vijftien dagen volgend op de dag dat de CREG het voormelde bedrag ontvangt. Dit bedrag wordt geput uit de in het fonds aanwezige middelen bedoeld in artikel 21bis, § 1/1, van de wet en wordt proportioneel verdeeld over de leveranciers op basis van het aantal beschermde residentiële afnemers van elke leverancier per 31 december 2021.".

HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling
Art. 3. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.