15 MAART 1966. - Koninklijk Besluit tot wijziging van de ligging of het tracé van een gasvervoerinstallatie ter uitvoering van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1987 en tekstbijwerking tot 05-06-2002).
Art. 1-14
2002011199 2016035421 2016035971 2016036167 2019011887 2019040774 2022033446 2022040495 2023043645
Artikel 1. Iedere overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 voorgenomen wijziging van de ligging of het tracé van een gasvervoerinstallatie wordt (na onderzoek door en op voorstel van het Bestuur Energie van het Ministerie van Economische Zaken) aan de Koning voorgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort samen met de andere betrokken Minister of Ministers. <KB 2002-05-14/39, art. 65, 002; Inwerkingtreding : 05-09-2002>
Art.2. Van het besluit tot wijziging wordt kennis gegeven aan de houder van de gasvervoervergunning of -toelating. Deze moet binnen twee maanden na de ontvangst van dit besluit of van alle tot de studie van de wijziging nodige stukken aan de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, de tot het verrichten van de wijziging onmisbare plannen, doorsneden en stukken voorleggen, opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende het toekennen van vergunningen voor gasvervoer door middel van leidingen of van het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende het toekennen van toelatingen voor gasvervoer door middel van leidingen, een en ander in zoveel exemplaren als die besluiten voorschrijven.
Art.3. Binnen dertig dagen na de ontvangst van de plannen, doorsneden en stukken nodig voor het verrichten van de wijziging, doet de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, aan de gemeente en de provincie, in de gevallen bedoeld in artikel 7 van de wet van 12 april 1965, aan het Bestuur van stedebouw en de ruimtelijke ordening, aan het Bestuur van bruggen en wegen, als de installaties hetzij in een Rijksweg, hetzij boven of onder een Rijkswaterweg komen, alsook aan de andere bij de wijziging van de ligging of van het tracé van de gasvervoerinstallaties betrokken overheden en diensten, de ieder van hem betreffende plannen, doorsneden en stukken geworden.
De overheden en diensten laten binnen de acht dagen weten hoeveel bijkomende exemplaren zij nodig hebben en delen hun adviezen en aanbevelingen mede binnen zestig dagen na ontvangst van de laatste stukken.
Indien deze adviezen en aanbevelingen niet zijn ingekomen binnen de vastgestelde termijn, wordt er niet op gewacht.
De Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, of zijn afgevaardigde, stelt zo spoedig mogelijk de datums van de ter plaatse te houden gebeurlijke vergaderingen van de afgevaardigden der betrokken overheden en diensten vast.
Bovendien wordt de betrokken houder der vervoervergunning of -toelating verzocht op deze vergaderingen aanwezig te zijn.
Deze vergaderingen worden door een door de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, aangeduide ambtenaar voorgezeten.
Zij hebben tot doel de verschillende standpunten overeen te brengen en sommige op te leggen bijzondere voorwaarden gebeurlijk vast te stellen.
Op die vergaderingen zelf worden beknopte notulen opgemaakt, welke door de aanwezige personen worden ondertekend.
Deze notulen worden bij het dossier van het besluit tot wijziging bevoegd.
Einden vijftien dagen wordt een afschrift ervan gezonden aan elkeen van de opgeroepen diensten, overheden en personen.
Deze bestemmelingen beschikken over een termijn van vijftien dagen na de verzendingsdatum om hun gebeurlijke bemerkingen betreffende de in de notulen opgenomen besluiten mede te delen.
Art.4. Een bijvoegsel bij de akte van vergunning of toelating wordt, overeenkomstig de opgelegde wijziging, opgemaakt door de overheid van wie de te wijzigingen akte uitgaat; van een afschrift van het bijvoegsel wordt kennis gegeven aan de houder van de vergunning of van de toelating en aan de betrokken overheden en diensten.
Art.5. De opgelegde wijziging moet binnen de in de kennisgeving van voormeld bijvoegsel vastgestelde termijn worden verwezenlijkt.
Indien de kosten van de wijziging ten laste vallen van de Staat van de provincie of van de gemeente, wordt een voorafgaandelijk bestek opgemaakt door de vergunning- of toelatinghouder op bij ter post aangetekend schrijven ingediende aanvraag van de overheid van wie de te wijzigen akte uitgaat, in de termijnen en in de vormen door haar vereist, overeenkomstig de wet en de besluiten betreffende het sluiten van overeenkomsten voor rekening van de Staat. In geval van onenigheid over de prijs van de uit te voeren werken, wordt daarvan aan de vergunning- of toelatinghouder kennis gegeven, per bij ter post aangetekend schrijven door de voornoemde overheid, die zelf tot de uitvoering van de werken overgaat, overeenkomstig de voorgeschreven regelen ter zake.
Art.6. De provincies en de gemeenten, die een beslissing nemen welke een wijziging van de ligging of het tracé van een gasvervoerinstallatie voor gevolg heeft, delen voor goedkeuring ten aanzien van artikel 9 van de wet van 12 april 1965 de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, hun met redenen omklede beslissing mede.
Art.7. De Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, deelt de door de provincie of de gemeente genomen beslissing mede aan de houder van de vergunning of de toelating voor gasvervoer. Deze moet binnen twee maanden na de ontvangst van die beslissing en van alle tot de studie van de wijziging nodige stukken, aan de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, de tot het verrichten van de wijziging onmisbare plannen, doorsneden en stukken voorleggen, opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende het toekennen van vergunningen voor gasvervoer door middel van leidingen, of in het koninklijk besluit van 11 maart 1966 betreffende het toekennen van toelatingen voor gasvervoer door middel van leidingen, een en ander in zoveel exemplaren als die besluiten voorschrijven.
Art.8. De Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort onderwerpt de beslissing aan de bij artikel 3 bepaalde procedure.
Art.9. Bij afloop van de procedure doet de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort over de beslissing, bepaald bij artikel 6, uitspraak.
Art.10. De artikelen 4 en 5 van onderhavig besluit zijn van toepassing op de wijzigingen die voortspruiten uit de beslissing die het voorwerp uitmaakt van de artikelen 6 tot 9 hierboven.
Art.11. De wijziging beslist door de Staat overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 3, van de wet van 12 april 1965, wordt vastgesteld door de betrokken Minister of Ministers en door de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort. De bepalingen van de artikelen 2, 3, 4 en 5 zijn toepasselijk op deze wijziging.
Art.12. Alle kennisgevingen worden aan de vergunning- of toelatinghouder bij ter post aangetekende brief gezonden.
Art.13. Onderhavig besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 14. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.