Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

23 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit betreffende de openbare dienstverplichtingen in de aardgasmarkt. (NOTA : De wijzigingen aangebracht bij KB2003-07-08/34zijn bekrachtigd met hun respectievelijke datum van inwerking, bij W2009-12-15/03) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-11-2002 en tekstbijwerking tot 23-12-2009)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Openbare dienstverplichtingen van de houders van een vervoervergunning ten gunste van niet in aanmerking komende afnemers.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Openbare dienstverplichtingen van de houders van een leveringsvergunning, ten gunste van distributiebedrijven en andere afnemers in de mate dat zij niet in aanmerking komen.
Art. 5-7
HOOFDSTUK IV. - De financiering van de openbare dienstverplichtingen.
Art. 8-11
HOOFDSTUK V. - Diverse en overgangsbepalingen.
Art. 12-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1966031501 



Uitvoeringsbesluit(en):

2003011180  2003011409  2012011460 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit hebben de termen " aardgas ", " gasvervoer ", " vervoerinstallaties ", " afnemer ", " eindafnemer ", " in aanmerking komende afnemer ", " distributieonderneming ", " gasdistributie ", " vervoervergunning ", " Minister ", en " Commissie " de betekenis bepaald in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit moet bovendien worden verstaan onder :
  1° " maximum uurdebiet " : maximaal volume aardgas afgenomen in de loop van één uur;
  2° " wet van 12 april 1965 " : de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;
  3° " besluitwet van 22 januari 1945 " : de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen;

HOOFDSTUK II. - Openbare dienstverplichtingen van de houders van een vervoervergunning ten gunste van niet in aanmerking komende afnemers.
Art.2. De openbare dienstverplichtingen inzake investeringen bedoeld in artikel 15/11, 1°, van de wet van 12 april 1965 hebben betrekking op de verplichting om bijkomende vervoerinstallaties te bouwen en/of te exploiteren in economisch verantwoorde omstandigheden waarmee afnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn :
  1.- ofwel de maximum uurdebieten voorzien aan de reeds aangesloten leveringspunten kunnen verhogen,
  2.- ofwel nieuwe leveringspunten kunnen bevoorraden.

Art.3. De openbare dienstverplichtingen, bedoeld in artikel 2, worden bij gewoon schrijven meegedeeld aan de houder van de vervoersvergunning.

Art.4. De Minister past, in voorkomend geval, de vervoervergunning met betrekking tot de vervoerinstallatie die het onderwerp uitmaakt van een openbare dienstverplichting aan.

HOOFDSTUK III. - Openbare dienstverplichtingen van de houders van een leveringsvergunning, ten gunste van distributiebedrijven en andere afnemers in de mate dat zij niet in aanmerking komen.
Art.5. Een openbare dienstverplichting wordt opgelegd aan de houders van een leveringsvergunning voor aardgas voor de levering van aardgas :
  1° aan een distributiebedrijf voor zover deze niet in aanmerking komt; en
  2° aan een afnemer die niet in aanmerking komt.

Art.6. De houder van een leveringsvergunning is verplicht om de continuïteit van de aardgasleveringen te verzekeren aan de distributieonderneming bedoeld in artikel 5 en aan de niet in aanmerking komende afnemer overeenkomstig het contract afgesloten respectievelijk met bovenvermelde belanghebbenden.
  De aardgaslevering kan in de volgende gevallen evenwel worden verminderd of onderbroken voor zover de vermindering of onderbreking noodzakelijk is :
  1° in geval van overmacht;
  2° in geval van aansluiting van nieuwe vervoer- of distributie-installaties of voor het onderhoud van bestaande installaties.
  In het geval voorzien in het tweede lid, 1° brengt de houder van een leveringsvergunning de in artikel 5 bedoelde distributieonderneming en de niet in aanmerking komende afnemer getroffen door de onderbreking hiervan zo spoedig mogelijk op hoogte.
  In het geval voorzien in het tweede lid, 2° deelt de houder van een leveringsvergunning de uren van de onderbreking minstens drie dagen op voorhand mee aan de betrokken distributieonderneming bedoeld in artikel 6 en aan de niet in aanmerking komende afnemer.
  In de gevallen voorzien in het tweede lid, 1° en 2°, deelt de houder van een leveringsvergunning de oorzaak en het aantal individuele leveringsonderbrekingen mee aan de Minister en aan de Commissie.

Art.7. De houder van een leveringsvergunning die aardgas levert aan een in artikel 5 bedoelde distributiebedrijf en aan een niet in aanmerking komende afnemer is verplicht, in het kader van de bevoorradingszekerheid, om nieuwe afnemers enkel te bevoorraden indien de verplichtingen aangegaan ten opzichte van het distributiebedrijf of de niet in aanmerking komende afnemer nageleefd worden, met name in termen van maximum debieten en hoeveelheden.

HOOFDSTUK IV. - De financiering van de openbare dienstverplichtingen.
Art.8. (Opgeheven) <KB 2003-07-08/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>

Art.9. (Opgeheven) <KB 2003-07-08/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>

Art.10. (Opgeheven) <KB 2003-07-08/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>

Art.11. (Opgeheven) <KB 2003-07-08/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>

HOOFDSTUK V. - Diverse en overgangsbepalingen.
Art.12. Artikelen 7, 8, 9 en 10 van het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de algemene voorschriften voor gasvervoervergunningen worden opgeheven.

Art.13. De inbreuken op de bepalingen van dit besluit kunnen worden bestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en een boete van 1 tot 500 euro, of één van deze straffen.

Art.14. § 1. Voor het jaar 2002 wordt 50% van het bedrag, bedoeld in artikel 11, gestort door de houder van een leveringsvergunning op 30 november 2002 en wordt 50% van het bedrag, bedoeld in artikel 8, gestort door de houder van een leveringsvergunning op 31 december 2002.
  § 2. Een bedrag van 3.221.000 euro is in mindering gebracht van het bedrag voorzien in artikel 8 en dit voor het jaar 2002.

Art.15. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 9 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2002. (NOTA : de W 2002-12-24/31, art. 428, bevestigt de hoofdstukken IV en V van onderhavig besluit met uitwerking op 1 oktober 2002. Justel heeft beschouwd dat de inwerkingtredingdatum - 06-11-2002 - van de andere artikelen dan 9 ook bevestigd is.)

Art. 16. Onze Vice-Eerste Minister en Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder voor hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 23 oktober 2002.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer,
  Mevr. I. DURANT
  De Staatssecretaris voor Energie,
  O. DELEUZE.