Details





Titel:

6 JUNI 2022. - Koninklijk besluit tot vaststelling van sociale maximumprijzen voor de levering van warmte aan beschermde residentiële afnemers



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024003698 



Artikels:

Artikel 1. § 1. De definities vervat in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, hierna te noemen "de wet van 12 april 1965", zijn van toepassing op dit besluit.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° "beschermde residentiële klanten":
  De beschermde residentiële afnemers, bedoeld in artikel 1, 54° van de wet van 12 april 1965 en in artikel 4/1 van de programmawet van 27 april 2007;
  2° "sociaal tarief": maximumprijs bedoeld in artikel 15/10, § 2/1, eerste lid van de wet van 12 april 1965;
  3° "ministerieel besluit van 30 maart 2007": ministerieel besluit van 30 maart 2007 houdende vaststelling van sociale maximumprijzen voor de levering van aardgas aan beschermde residentiële afnemers.

Art.2. Het sociaal tarief is niet van toepassing op:
  1° tweede verblijfsplaatsen;
  2° gemeenschappelijke delen van appartementsgebouwen;
  3° professionele klanten;
  4° occasionele klanten, tijdelijke aansluitingen.

Art.3. De warmtebedrijven die warmte leveren aan residentiële beschermde klanten, doen dat tegen de maximumprijzen vastgesteld in overeenstemming met dit besluit.
  Diensten die geen betrekking hebben op de energie- of netwerkcomponent, onder andere de aansluiting, het onderhoud en de plaatsing bij de residentiële beschermde klant, zijn niet onderworpen aan de maximumprijzen bedoeld in het eerste lid.

Art.4. Een warmtebedrijf kan enkel van de toepassing van het sociaal tarief worden vrijgesteld worden, wanneer het door de beschermde residentiële klant schriftelijk in kennis wordt gesteld van het feit dat deze laatste niet langer van het sociaal tarief wenst te genieten. In dit geval wordt het commerciële tarief van het betrokken warmtebedrijf toegepast vanaf de datum van kennisgeving tot de datum dat de beschermde residentiële klant opnieuw schriftelijk de toepassing van het sociaal tarief vraagt.

Art.5. Het sociaal tarief wordt trimestrieel vastgesteld.
  De driemaandelijkse tariefperiodes beginnen telkens op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober. De bekendmaking van het sociaal tarief in het Belgisch Staatsblad gebeurt minstens vijftien dagen voor het begin van elke tariefperiode.
  Het vastgestelde sociaal tarief wordt door de Commissie bekendgemaakt op haar website en in het Belgisch Staatsblad. De warmtebedrijven maken het eveneens bekend op hun website.

Art.6. Het sociaal tarief in een gegeven kwartaal is gelijk aan het tarief bekomen op grond van artikel 10 van het ministerieel besluit van 30 maart 2007. Het maakt onderscheid tussen de energiecomponent voortvloeiend uit de toepassing van artikel 7, § 1 van het ministerieel besluit van 30 maart 2007 en de netwerkcomponent voortvloeiend uit de toepassing van artikel 7, § 2 van het ministerieel besluit van 30 maart 2007.

Art.7. Het sociaal tarief bevat geen forfaitaire kosten of abonnementsgelden en wordt uitgedrukt in een bedrag in euro/kWh.

Art.8. Warmtebedrijven mogen geen onderscheid maken betreffende de door hen toegepaste promoties naargelang een klant al dan niet beantwoordt aan de voorwaarden van beschermde residentiële klant en de levering van warmte aan deze residentieel beschermde klant kan aan geen strengere voorwaarden onderworpen worden dan deze die gelden voor de klanten met een gelijkaardig afnameprofiel die niet tot die categorie behoren.

Art. 9. De minister bevoegd voor Economie en de Minister bevoegd voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.