Details





Titel:

2 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels betreffende een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt (NOTA : Bekrachtigd met uitwerking op de datum van 1 april 2014, met uitzondering van de hoofdstukken 4 en 5, die met ingang van 1 juli 2014 worden bekrachtigd bij W2015-03-27/01, art. 2)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-04-2014 en tekstbijwerking tot 24-12-2019)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Berekening van de federale bijdrage
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Inning en facturering van de federale bijdrage
Art. 4-7
HOOFDSTUK 4. - Vrijstelling
Art. 8-9
HOOFDSTUK 5. - Degressiviteit
Art. 10-14
HOOFDSTUK. 6. - Beheer van de fondsen door de commissie
Art. 15-17
HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepalingen
Art. 18-19
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 20-22
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003011180 





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. De definities vervat in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, hierna " de wet " genoemd, zijn van toepassing op dit besluit.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° "kwaliteitswarmtekrachtkoppeling / hoogrenderende warmtekrachtkoppeling": de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte die :
  - hetzij, ontworpen in functie van de warmtebehoeften van de klant, leidt tot energiebesparingen in vergelijking met de afzonderlijke productie van dezelfde hoeveelheid warmte en elektriciteit in moderne referentie-installaties, volgens de criteria bepaald door het Gewest waarin de installatie ligt;
  - hetzij voldoet aan de criteria van bijlage II van de Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG;
  2° "garantie van oorsprong": een elektronisch document dat uitsluitend tot doel heeft aan de eindafnemer te bewijzen dat een bepaald aandeel of een bepaalde hoeveelheid energie geproduceerd is op basis van hernieuwbare bronnen, zoals voorgeschreven in artikel 3(9) van de richtlijn 2009/72/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG en in artikel 15 van de Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG.

HOOFDSTUK 2. - Berekening van de federale bijdrage
Art.2. De federale bijdrage wordt geïnd in de vorm van een toeslag op de hoeveelheden aardgas die door de eindafnemers worden afgenomen, met uitsluiting van het aardgas dat wordt afgenomen met het oog op de productie van elektriciteit, overeenkomstig artikel 15/11ter van de wet en artikel 8 van dit besluit.
  Deze toeslag is gelijk aan een breuk waarvan de teller overeenstemt met het totale jaarlijkse bedrag dat voor het lopende jaar door de federale bijdrage moet worden gedekt, met name de som van de jaarlijkse bedragen bedoeld in artikel 3 van dit besluit, zoals berekend overeenkomstig deze bepalingen en waarvan de noemer gelijk is aan de totale hoeveelheid energie-eenheden, uitgedrukt in kWh, die geleverd werden om op het Belgische grondgebied verbruikt te worden gedurende het jaar t-2 voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t, met uitsluiting van het aardgas dat wordt afgenomen met het oog op de productie van elektriciteit. Het jaar t-2 staat voor het tweede dienstjaar voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t.
  Met het oog op het bepalen van de in het tweede lid bedoelde, bezorgen de beheerder van het aardgasvervoersnet, de operatoren van een directe leiding, de distributienetbeheerders en de leveranciers uiterlijk op 31 augustus van het jaar t-1 voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t, de nodige meetgegevens aan de commissie die de opdracht heeft het eenheidsbedrag van elke component van de federale bijdrage te bepalen. De commissie publiceert elke component van de federale bijdrage haar website.

Art.3.§ 1. Het bedrag dat bestemd is voor de gedeeltelijke financiering van de werkingskosten van de commissie, te financieren door de opbrengst van de federale bijdrage, stemt voor elk betroffen dienstjaar overeen met 31 % van de totale werkingskosten van de commissie. Dit bedrag wordt berekend op basis van het budget dat is vastgelegd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, in toepassing van artikel 25, § 5, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, te verhogen met het noodzakelijke bedrag voor de wedersamenstelling van de reserve beoogd in artikel 17.
  § 2. Het bedrag bestemd tot financiering van het fonds bedoeld in artikel 15/11, § 1 ter, 2°, van de wet tot gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, te financieren door de opbrengst van de federale bijdrage ten laste van de gassector, bedraagt voor 2002 en de daaropvolgende jaren 17.848.333 euro, jaarlijks geïndexeerd met als basisindex het indexcijfer van consumptieprijzen van januari 2002 en als referentie-index het indexcijfer van consumptieprijzen van de voorlaatste maand van het vorige jaar, volgens de formule :
  Jaarlijks bedrag voor het lopende jaar =
  17.848.333 EUR x indexcijfer van de maand november van het vorige jaar/indexcijfer van januari 2002.
  Voor de jaren 2012, 2013, 2014 [1 , 2015]1 [2 [3 ,]3 2016]2 [3 [4,]4 2017]3 [4 [5 ,]5 2018]4 [5 [6 ,]6 2019]5 [6 en 2020]6 wordt het jaarlijks bedrag tot financiering van het fonds, bedoeld in artikel 15/11, § 1 ter, 2°, van de wet, voor de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, te financieren door de opbrengst uit de federale bijdrage ten laste van de gassector, vastgelegd op het niveau van 1 januari 2012.
  § 3. Het bedrag van het fonds bestemd voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van aardgas aan huishoudelijke beschermde afnemers met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie, vastgesteld krachtens artikel 15/10, § 2, eerste lid, van de wet wordt als volgt vastgesteld :
  Op basis van een raming opgesteld door de commissie, stellen Wij ten laatste op 1 december van het jaar voorafgaand aan het te financieren boekjaar het jaarlijkse bedrag vast dat nodig is voor de financiering van het fonds ten gunste van de huishoudelijke beschermde afnemers.
  Deze globale raming is het resultaat van gedeeltelijke ramingen opgesteld per categorie van huishoudelijke beschermde klanten overeenkomstig de volgende formule :
  Het verschil tussen:
  - de referentieprijs bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, van toepassing op de aardgasmarkt voor de categorie van verbruikers die gelijkaardige afnamekarakteristieken hebben als die van de betrokken huishoudelijke beschermde klanten en
  - het sociaal tarief bepaald in artikel 1, 5° van het bovengenoemde koninklijk besluit van 29 maart 2012
  X
  - het aantal huishoudelijke beschermde afnemers dat van dat sociaal tarief geniet op het Belgische grondgebied
  X
  - het gemiddelde jaarlijkse verbruik van de betrokken categorie huishoudelijke beschermde afnemers.
  Deze raming is opgesteld rekening houdende met een redelijke foutenmarge die een adequate spijzing van het fonds ten gunste van de huishoudelijke beschermde afnemers toelaat en gebaseerd is op de meest recente statistische gegevens.
  ----------
  (1)<KB 2014-12-19/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<KB 2015-12-18/09, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<KB 2016-12-07/12, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (4)<KB 2017-12-21/08, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (5)<KB 2018-12-19/07, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<KB 2019-12-17/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

HOOFDSTUK 3. - Inning en facturering van de federale bijdrage
Art.4. De beheerder van het aardgasvervoersnet en de operatoren van een directe leiding spijzen elk fonds dat door de commissie beheerd wordt, overeenkomstig de verdeling die gebeurd is krachtens artikel 15/11, § 1 ter, van de wet, volgens de volgende modaliteiten:
  1° uiterlijk op 31 maart van elk jaar storten zij de gefactureerde bedragen voor de hoeveelheden die afgenomen zijn in de loop van de maanden januari en februari en van de maand december van het vorige jaar;
  2° uiterlijk op 30 juni van elk jaar storten zij de gefactureerde bedragen voor de hoeveelheden die afgenomen zijn in de loop van de maanden maart, april en mei;
  3° uiterlijk op 30 september van elk jaar storten zij de gefactureerde bedragen voor de hoeveelheden die afgenomen zijn in de loop van de maanden juni, juli en augustus;
  4° uiterlijk op 31 december van elk jaar storten zij de gefactureerde bedragen voor de hoeveelheden die afgenomen zijn in de loop van de maanden september, oktober en november.
  De bedragen die gefactureerd zijn op basis van geraamde verbruikshoeveelheden kunnen achteraf door de beheerder van het aardgasvervoersnet of de operator van een directe leiding worden gecorrigeerd op basis van het verschil tussen de geraamde verbruikshoeveelheden en de metingen van de hoeveelheden die aan hun eigen netwerk onttrokken werden.

Art.5. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 8 factureert de beheerder van het aardgasvervoersnet de federale bijdrage aan de houders van een vervoerscontract.
  Onverminderd de toepassing van artikel 8 van dit besluit, factureren de operatoren van een directe leiding de federale bijdrage aan de eindafnemers die via die directe leiding bevoorraad worden.
  § 2. De federale bijdrage gefactureerd door de beheerder van het aardgasvervoersnet aan de houders van een vervoerscontract die de hoeveelheden aardgas niet voor eigen gebruik verbruiken, wordt forfaitair vermeerderd met 0,1 procent voor de dekking van de administratiekosten van de beheerder van het aardgasvervoersnet.
  Dezelfde forfaitaire vermeerdering wordt toegepast op elke herfacturering van de federale bijdrage, behalve wanneer de toeslag uiteindelijk gefactureerd wordt aan de eindafnemer waarbij de bepalingen van van artikel 6 van toepassing zijn.
  § 3. Indien de houders van een vervoerscontract de hoeveelheden aardgas voor eigen gebruik verbruiken, wordt de vermeerdering die door de beheerder van het aardgasvervoersnet wordt toegepast, berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.

Art.6. § 1. De federale bijdrage, desgevallend vermeerderd overeenkomstig artikel 5, § 2, die aan de eindafnemer wordt gefactureerd, wordt forfaitair met 0,4 procent vermeerderd voor de dekking van de administratieve en financiële kosten van de aardgasonderneming die de federale bijdrage factureert aan de eindafnemer.
  § 2. De federale bijdrage die aan de eindafnemer wordt gefactureerd, wordt eveneens forfaitair met 0,7 procent vermeerderd om het gedeelte van de gefactureerde federale bijdrage dat niet volledig zou gestort worden door de eindafnemer aan de aardgasonderneming die hem de federale bijdrage aanrekende, te compenseren.
  Bij de jaarlijkse afsluiting van hun rekeningen dienen de aardgasondernemingen, die deze facturen uitgereikt hebben, aan de commissie de schuldvorderingen van de federale bijdrage mee te delen waarvan zij de waarde in hun boekhouding zouden verminderd hebben, alsook het bewijs van de juridische stappen voor de invordering ervan.
  Wanneer door de commissie wordt vastgesteld dat het globale bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen hoger is dan het jaarlijkse bedrag van de forfait bedoeld in het eerste lid, gaat de commissie over tot terugbetaling van het verschil aan die aardgasondernemingen, uiterlijk op de twintigste dag van de maand die volgt op de maand waarin het verschil werd aangetoond.
  Indien het fonds van de commissie niet voldoende middelen bevat, wordt de betaling van de schuldvorderingen die niet konden worden voldaan, uitgesteld tot de nodige middelen weer voorhanden zijn. In geval van niet-betaling door de commissie na twaalf maanden, heeft de beheerder van het aardgasvervoersnet het recht om het bedrag in te houden op de volgende betaling aan de commissie.
  Wanneer de commissie vaststelt dat het globale bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen lager is dan het jaarlijkse bedrag van de forfait bedoeld in het eerste lid, moet het verschil door de in het eerste lid bedoelde aardgasonderneming worden betaald uiterlijk op de twintigste dag van de maand die volgt op de maand waarin het door hem te betalen supplement aan hem door de commissie werd genotificeerd.

Art.7. De commissie kan de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen opdracht geven de schuldvorderingen waarvan de betaling niet heeft plaatsgevonden te innen.

HOOFDSTUK 4. - Vrijstelling
Art.8. § 1. De hoeveelheden aardgas die door een eindafnemer uitsluitend zijn afgenomen voor de productie van elektriciteit worden van de federale bijdrage vrijgesteld volgens de modaliteiten die in dit artikel gedefinieerd zijn.
  § 2. Wanneer de productie-installatie van de eindafnemer alleen bestemd is voor de productie van elektriciteit wordt de totale hoeveelheid aardgas die van het net of van de directe leiding is afgenomen, vrijgesteld van de federale bijdrage.
  De vrijstelling wordt rechtstreeks toegepast door de aardgasonderneming die de federale bijdrage aan de eindafnemer factureert.
  Om van de vrijstelling te kunnen genieten stuurt de eindafnemer aan de aardgasonderneming een verklaring volgens het model dat opgenomen is in bijlage 1. De vrijstelling wordt door de aardgasonderneming alleen toegepast wanneer zij die verklaring ontvangen heeft.
  § 3. Wanneer de afgenomen hoeveelheden aardgas bestemd zijn om een installatie voor gecombineerde productie van elektriciteit en warmte te voeden, wordt de vrijstelling alleen toegekend voor de installaties voor kwaliteitswarmtekrachtkoppeling / hoogrenderende warmtekrachtkoppeling in verhouding tot de aardgashoeveelheden die gebruikt zijn om op het net geïnjecteerde elektriciteit te produceren.
  Die verhouding wordt berekend door de hoeveelheden geïnjecteerde elektriciteit op het net door het rendement van de installatie delen.
  De vrijstelling wordt rechtstreeks toegepast door de aardgasonderneming die de federale bijdrage aan de eindafnemer factureert.
  Om van de vrijstelling te kunnen genieten, stuurt de eindafnemer aan de aardgasonderneming die de federale bijdrage factureert:
  1° een verklaring volgens het model dat opgenomen is in bijlage 2;
  2° een attest van de gewestelijke regulator dat aangeeft dat installatie erkend is door de bevoegde gewestelijke regulator als "kwaliteitswarmtekrachtkoppeling / hoogrenderende warmtekrachtkoppeling".
  De vrijstelling wordt door de aardgasonderneming slechts toegekend wanneer zij de nodige informatie ontvangen heeft.
  § 4. Uiterlijk op 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november van elk jaar vraagt de aardgasonderneming die de federale bijdrage aan de eindafnemer factureert de commissie om de terugbetaling van de vrijstellingen die tijdens het voorgaande kwartaal werden toegekend, door haar een schriftelijke aanvraag te sturen volgens het model dat door de commissie bepaald is.
  Binnen de vijftien werkdagen na ontvangst van het verzoek gaat de commissie over tot terugbetaling van minstens 90 procent van de vrijgestelde bedragen. Voor zover zij geen onregelmatigheid vaststelt, desgevallend, tijdens haar onderzoek met toepassing van de bepalingen van artikel 9, betaalt de commissie de resterende 10 procent terug binnen de twee maanden na ontvangst van de aanvraag.
  In afwijking van het eerste en het tweede lid stuurt, indien de aardgasonderneming die de federale bijdrage aan de eindafnemer factureert de beheerder van het aardgasvervoersnet is, dan verstuurt deze laatste elk kwartaal naar de commissie een verklaring met vermelding van de vrijstellingen die in de loop van het voorgaande kwartaal zijn toegekend.

Art.9. De commissie en de Algemene Directie Energie kunnen de rechtmatigheid van de vrijstellingen van federale bijdrage, die verkregen zijn met toepassing van artikel 8, nagaan.
  In deze optiek, kunnen de commissie en de Algemene Directie Energie op elk moment controles ter plaatse uitvoeren bij om het even welke aardgasonderneming of eindafnemer die verzoekt om en/of genoten heeft van de toepassing van de vrijstellingen of van de terugbetaling ervan. Alle verantwoordingsstukken moeten steeds ter beschikking worden gehouden van de commissie en van de Algemene Directie Energie.
  Eventuele geconstateerde onregelmatigheden geven aanleiding tot een inhouding van de 10 procent bedoeld in artikel 8, § 4, die niet door de commissie werd terugbetaald en/of tot terugstorting door de betrokken aardgasonderneming aan de commissie van het bedrag dat overeenstemt met die onregelmatigheden.

HOOFDSTUK 5. - Degressiviteit
Art.10. § 1. De bepalingen van dit hoofdstuk regelen de toepassing van de verminderingen van de federale bijdrage bedoeld in artikel 15/11bis, § 1, van de wet.
  De aardgasonderneming die de federale bijdrage aan de eindafnemer factureert, berekent deze verminderingen en trekt ze af van de facturen voor federale bijdrage die aan de eindafnemer worden gefactureerd.
  § 2. De vermindering wordt berekend op basis van de voortschrijdende jaarlijkse som van de afname. Het plafond bepaald in artikel 15/11bis, § 1, vierde lid, van de wet wordt berekend op basis van de per kalenderjaar verrichtte afnamen.
  § 3. Wanneer de facturatie van de aardgasafname voor een verbruikslocatie op maandelijkse basis plaatsvindt, wordt de vermindering van de prijs per kWh van de federale bijdrage voor elke maandfactuur berekend op basis van de afnamegegevens van de laatste twaalf maanden, de maand waarop de factuur betrekking heeft inbegrepen. Indien de gegevens van deze periode niet volledig beschikbaar zijn, wordt een lineaire extrapolatie toegepast op basis van de meest recente gegevens over een periode van twaalf maanden.
  § 4. Wanneer de facturatie van de aardgasafname voor een verbruikslocatie gebeurt met een jaarlijkse factuur, wordt de vermindering van de prijs van de federale bijdrage berekend op basis, eventueel geëxtrapoleerd pro rata temporis, van de verbruiksgegevens over de twaalf maanden die voorafgaan aan de einddatum van de periode waarop de factuur betrekking heeft.
  § 5. Wanneer voor de aardgaslevering op eenzelfde verbruikslocatie tijdens het jaar t een afzonderlijke factuur is opgesteld door verschillende leveranciers voor dezelfde periode, bezorgt de betrokken eindafnemer, uiterlijk op 15 februari van het jaar t +1, aan de commissie het overzicht van de som van de federale bijdrage die geïnd is met toepassing van § 1 en het overzicht van het verbruik dat per afnamepunt geregistreerd is.
  De commissie betaalt aan de eindafnemer het teveel terug uiterlijk op 15 mei van het jaar t+1.
  Indien het fonds van de commissie niet genoeg middelen bevat om over te gaan tot terugbetaling, wordt de betaling van de schuldvorderingen die niet meer konden worden voldaan, uitgesteld tot de nodige middelen weer in het fonds voorhanden zijn. In geval van niet-betaling door de Commissie na twaalf maanden, heeft de beheerder van het aardgasvervoersnet het recht om het bedrag in te houden op de volgende betaling aan de commissie.
  § 6. Uiterlijk op 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november van elk jaar vraagt de aardgasonderneming die de federale bijdrage aan de eindafnemer factureert, aan de commissie om de terugbetaling van de vermindering die tijdens het vorige kwartaal is toegekend door haar een schriftelijke aanvraag te sturen met vermelding van de geaggregeerde waarde van de geleverde energie en van het bedrag van de daaruit voortvloeiende degressiviteit.
  In haar aanvraag vermeldt ze tevens het bedrag met betrekking tot elke term van de federale bijdrage, rekening houdend met de toegekende vermindering.
  Onverminderd de toepassing van artikel 12, gaat de commissie over tot terugbetaling van minstens 90 procent van deze verminderingen binnen de vijftien werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag.
  Voor zover zij geen onregelmatigheid vaststelt, desgevallend, tijdens haar onderzoek met toepassing van de bepalingen van artikel 14, betaalt de commissie de resterende 10 procent terug binnen de twee maanden na ontvangst van de aanvraag.

Art.11. Wanneer de eindafnemer voor een bepaalde verbruikslocatie eveneens houder is van het vervoerscontract, stelt de beheerder van het aardgasvervoersnet, volgens de bepalingen van artikel 10, de factuur voor de toeslag op in functie van de afname die op zijn net heeft plaatsgevonden en stuurt die naar de eindafnemer.
  Wanneer de houder van het vervoerscontract zelf niet de eindafnemer is voor een deel van de afname, int hij bij de eindafnemer het gedeelte van de federale bijdrage dat aan laatstgenoemde is aan te rekenen.

Art.12. Indien de modaliteiten van de afname of van de facturering voor een verbruikslocatie niet beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 10 en 11 bepaalt de commissie de specifieke maatregelen die nodig zijn om de toepassing van de verminderingen van de federale bijdrage bedoeld in artikel 15/11bis, § 1, van de wet voor dat individuele geval te waarborgen.

Art.13. Om van de verminderingen van de federale bijdrage te kunnen genieten, stuurt de eindafnemer naar de aardgasonderneming die hem de federale bijdrage factureert :
  1° een verklaring volgens het model dat opgenomen is in bijlage 3;
  2° de convenant of "sectorakkoord" opgesteld door het Gewest waarvan hij afhangt en die hij individueel of collectief onderschreven heeft, met vermelding van de verplichtingen die door de convenant of "sectorakkoord" zijn bepaald.
  De verminderingen worden door de aardgasonderneming slechts toegepast na ontvangst van de nodige informatie.
  Elke nieuwe eindafnemer of elke afnemer die van leverancier verandert, deelt bij het afsluiten van het leveringscontract de gegevens bedoeld in het eerste lid mee.

Art.14. De commissie en de Algemene Directie Energie kunnen de rechtmatigheid van de in toepassing van artikelen en 10 tot 12 toegekende verminderingen van de bijdrage nagaan.
  In deze optiek, kunnen de commissie en de Algemene Directie Energie op elk moment controles ter plaatse uitvoeren bij om het even welke aardgasonderneming dat om een terugbetaling van de vermindering verzoekt en/of een terugbetaling ontvangen heeft. Alle verantwoordingsstukken moeten steeds ter beschikking worden gehouden van de commissie en van de Algemene Directie Energie.
  Eventuele geconstateerde onregelmatigheden geven aanleiding tot een inhouding van de 10 procent bedoeld in artikel 10, § 6, vierde lid, die niet door de commissie werd terugbetaald en/of tot terugstorting door de betrokken aardgasonderneming aan de commissie van het bedrag dat overeenstemt met die onregelmatigheden.

HOOFDSTUK. 6. - Beheer van de fondsen door de commissie
Art.15. De fondsen bedoeld in artikel 15/11, § 1ter, van de wet worden door de commissie beheerd op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze.
  De commissie opent een afzonderlijke bankrekening per fonds.

Art.16. Het fonds ten gunste van de huishoudelijke beschermde afnemers wordt door de commissie aangewend voor de terugbetaling aan de betrokken aardgasondernemingen van de reële nettokost die resulteert uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van aardgas aan huishoudelijke beschermde afnemers.
  Indien het bedrag dat in het fonds ten gunste van de huishoudelijke beschermde afnemers beschikbaar is onvoldoende blijkt te zijn om alle tussenkomsten te dekken waarop aardgasondernemingen recht hebben, wordt het te financieren saldo toegevoegd aan het bedrag bepaald in toepassing van artikel 3 § 2 voor het volgende jaar en de betaling van de tussenkomsten wordt uitgesteld totdat het fonds opnieuw gespijsd wordt.
  Indien het bedrag dat beschikbaar is in het fonds ten gunste van de huishoudelijke beschermde afnemers een overschot vertoont ten opzichte van het totaal van de tussenkomsten waarop de aardgasondernemingen recht hebben, zal het overschot afgetrokken worden van het bedrag vastgesteld in toepassing van artikel 3, § 2 voor het volgende jaar.

Art.17. Er wordt binnen de commissie een reserve ingesteld waarvan het bedrag 15 % van de jaarlijkse werkingskosten, beoogd in artikel 3, § 1, van dit besluit, niet mag overschrijden.
  De reserve wordt gevoed door:
  1° het eventuele overschot van de producten in verband met de gassector ten opzichte van de lasten overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, derde lid;
  2° de financiële producten en de uitzonderlijke producten genoten door de commissie;
  3° een deel van de opbrengst van de federale bijdrage, vastgelegd in overeenstemming met artikel 3, § 1, voor zover dit noodzakelijk is om een totaal bedrag van 15 % van de jaarlijkse werkingskosten te bereiken.
  De reserve kan worden gebruikt ter dekking van:
  1° de thesauriebehoeften van de commissie;
  2° het mogelijke tekort aan de producten in verband met de gassector ten opzichte van de lasten, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16, tweede lid.
  Wanneer wordt vastgesteld, bij de sluiting van de jaarrekeningen van de commissie, dat de reserve 15 % van de jaarlijkse werkingskosten overschrijdt, wordt het teveel in mindering gebracht van het bedrag, dat door de opbrengst van de federale bijdrage moet worden gefinancierd bedoeld in artikel 3 bij de volgende berekening van de toeslag uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 2.

HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepalingen
Art.18. In afwijking van artikel 4 stort de beheerder van het aardgasvervoersnet, met betrekking tot de facturering van de federale bijdrage vanaf 1 april 2014, ten laatste op 30 juni 2014, de gefactureerde bedragen voor de hoeveelheden die afgenomen zijn in de loop van de maanden april en mei 2014.

Art.19. Uiterlijk op 28 februari 2015 bezorgen de houders van een leveringsvergunning aan de commissie, met toepassing van de berekeningsmethode bepaald in artikel 2, het overzicht gecertificeerd door de revisor van het deel van de opbrengst van de federale bijdrage dat op de eerste kwartaal 2014 geïnd is, dat bestemd is voor de financiering van de bedragen bedoeld in artikel 3.
  Indien het betrokken deel van de door de revisoren gecertificeerde opbrengst van de houders van een leveringsvergunning de som van de kwartaalbetaling die in 2014 aan de commissie gestort zijn overschrijdt, wordt het overschot door de houders van een leveringsvergunning gestort uiterlijk op 30 april 2015. Indien de door de revisoren gecertificeerde opbrengst van de houders van een leveringsvergunning lager ligt dan de som van de kwartaalbetaling die in 2014 aan de commissie gestort is, betaalt de commissie het overschot terug aan de houders van een leveringsvergunning uiterlijk op 30 april 2015.

HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.20. Het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot vaststelling van een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot vaststelling van een federale bijdrage bestemd voor de financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de aardgasmarkt, wordt opgeheven.

Art.21. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2014, met uitzondering van hoofdstuk 4 en 5 die in werking treden op 1 juli 2014.

Art.22. De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Informatiegegevens die door de eindafnemer moeten worden verstrekt aan de leverancier of de beheerder van het vervoersnet in toepassing van artikel 8, § 2.
  Vrijstelling van de federale bijdrage voor de productie-installatie die enkel bestemd is voor de productie van elektriciteit die in het elektriciteitsnet wordt geïnjecteerd en die op aardgas werkt


1.
Datum : . . . . . Referte aanvrager : . . . . .
2.
De onderneming / het organisme : . . . . .
Ondernemingsnummer (of rijksregisternummer) : . . . . . ..
Handelsregister : . . . . .
Adres : . . . . .
Postcode : ............. Gemeente : . . . . . Land : . . . . .
Vertegenwoordigd door:
Naam : . . . . .
Voornaam : . . . . . Functie : . . . . .
Tel. : . . . . . Fax : . . . . .
E-mail : . . . . .
3.
Aanvraag ingediend in het kader van artikel 8, § 2 van het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de gasmarkt en volgens de bepaling van de verbruikslocatie, die geformuleerd is in artikel 1, 20° van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door leidingen, om te genieten van de volledige vrijstelling van de federale bijdrage, beoogd in artikel 15/11ter van dezelfde wet, voor de verbruikslocatie, zoals gepreciseerd in het kader 2, of voor de volgende locatie:
. . . . .
. . . . . .
4.
Informatie die moet worden verstrekt indien de locatie waarvoor de volledige vrijstelling gevraagd wordt, verschilt van deze onder het kader 2:
Benaming van de verbruikslocatie:
Adres : . . . . .
Postcode: . . . . . Gemeente : . . . . .
5.
De aanvrager verklaart kennis te hebben genomen van de gevolgen van een onjuiste verklaring.
6.
De verbruikslocatie wordt gevoed door de volgende afnamepunten :
1. EAN-nr. : . . . . .
(aanvullende referte ingeval van verscheidene afnamepunten)
2. EAN-nr. : . . . . .
3. EAN-nr. : . . . . .
4. EAN-nr. : . . . . .
7.
Handtekening van de aanvrager :
Art. N2. Bijlage 2. - Informatiegegevens die door de eindafnemer moeten worden verstrekt aan de leverancier of aan de beheerder van het vervoersnet in toepassing van artikel 8, § 3
  Vrijstelling van de federale bijdrage voor gas voor de productie van elektriciteit die in het elektriciteitsnet wordt geïnjecteerd met een kwaliteitswarmtekrachtkoppeling / hoogrenderende warmtekrachtkoppeling -installatie, die op aardgas werkt


1.
Datum : ........................... Referte aanvrager : . . . . .
2.
De onderneming / het organisme : . . . . .
Ondernemingsnummer (of rijksregisternummer) : . . . . . .
Handelsregister : . . . . .
Adres : . . . . .
Postcode :..................Gemeente : . . . . . Land : . . . . .
Vertegenwoordigd door:
Naam : . . . . .
Voornaam : . . . . . Functie : . . . . .
Tel. : . . . . . Fax : . . . . .
E-mail : . . . . .
3.
Aanvraag ingediend in het kader van artikel 8, § 3 van het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de gasmarkt en volgens de bepaling van de verbruikslocatie, die geformuleerd is in artikel 1, 20° van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door leidingen, om te genieten van de volledige vrijstelling van de federale bijdrage voor gas, voor het gedeelte `productie van elektriciteit' met behulp van een kwaliteitswarmtekrachtkoppeling / hoogrenderende warmtekrachtkoppeling-installatie op aardgas, voor de verbruikslocatie, zoals gepreciseerd in het kader 2, of voor de volgende locatie:
. . . . .
Informatie die moet worden verstrekt, indien de locatie waarvoor het voordeel van de vrijstelling wordt gevraagd van de federale bijdrage voor gas voor het gedeelte `productie van elektriciteit' door middel van een kwaliteitswarmtekrachtkoppeling / hoogrenderende warmtekrachtkoppeling-installatie op aardgas, verschilt van deze onder het kader 2:
. . . . .
4.
Benaming van de verbruikslocatie:
Adres : . . . . .
Postcode:...................... Gemeente : . . . . .
5.
5.1 De aanvrager verklaart dat de locatie beantwoordt aan de voorwaarden onder artikel 8, § 3 van het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de gasmarkt en dat hij heeft kennis genomen van de gevolgen van een onjuiste verklaring.
5.2 De aanvrager verklaart dat de een kwaliteitswarmtekrachtkoppeling / hoogrenderende warmtekrachtkoppeling-installatie die zich op de verbruikslocatie bevindt geniet van garantie van oorsprong of warmtekrachtkoppeling-certificaten en beschikt over een gelijkvormigheidattest dat is afgeleverd door de gewestelijke regulator (certificaat bij te voegen bij dit document) en van een certificaat van de gewestelijke regulator, dat het aantal garanties van oorsprong vermeldt dat het voorafgaand jaar is afgeleverd aan de eindafnemer voor de beschouwde verbruikslocatie.
6.
De verbruikslocatie wordt gevoed door de volgende afnamepunten :
1. EAN-nr. : . . . . .
(aanvullende referte ingeval van verscheidene afnamepunten)
2. EAN-nr. : . . . . .
3. EAN-nr. : . . . . .
4. EAN-nr. : . . . . .
7.
Handtekening van de aanvrager :
 
Art. N3. Bijlage 3. - Informatiegegevens die door de eindafnemer moeten worden verstrekt aan de leverancier of aan de beheerder van het vervoersnet in toepassing van artikel 13
  Vermindering van de federale bijdrage (artikelen 10 tot 12 van dit besluit).


1.
Datum : . . . . . Referte aanvrager : . . . . . .
2.
De onderneming / het organisme : . . . . . .
Ondernemingsnummer (of rijksregisternummer) : . . . . . ..
Handelsregister : . . . . .
Adres : . . . . . ..
Postcode : ........................ Gemeente : . . . . . .. Land : . . . . . ..
Vertegenwoordigd door:
Naam : . . . . . ..
Voornaam : . . . . . .. Functie : . . . . .
Tel. : . . . . . Fax : . . . . . .
E-mail : . . . . . .
3.
Aanvraag ingediend in het kader van artikel 13 van het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de gasmarkt en volgens de bepaling van de verbruikslocatie, die geformuleerd is in artikel 1, 20° van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door leidingen, om te genieten van de verlaging van de federale bijdrage voor de verbruikslocatie, beoogd in artikel 15/11bis, § 1, van dezelfde wet, zoals gepreciseerd in het kader 2, of voor de volgende locatie:
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . . ..
4.
Informatie die moet worden verstrekt indien de locatie waarvoor de volledige vrijstelling gevraagd wordt, verschilt van deze onder het kader 2:
Benaming van de verbruikslocatie:
Adres : . . . . .
Postcode: ......................... Gemeente : . . . . .
5.
De aanvrager verklaart dat de locatie beantwoordt aan de voorwaarden betreffende de sectorakkoorden of " convenant " zoals gepreciseerd in artikel 15/11bis, § 1, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door leidingen en dat hij kennis heeft genomen van de gevolgen van een onjuiste verklaring.
6.
De verbruikslocatie wordt gevoegd door de volgende afnamepunten :
1. EAN-nr. : . . . . .
(aanvullende referte ingeval van verscheidene afnamepunten)
2. EAN-nr. : . . . . .
3. EAN-nr. : . . . . .
4. EAN-nr. : . . . . .
7.
Handtekening van de aanvrager :