22 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-02-2001 en tekstbijwerking tot 21-06-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3, 3bis, 3ter, 3quater, 4, 4bis, 5, 5bis
HOOFDSTUK II. - Inbeslagnemingen.
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Administratieve boetes.
Art. 7, 7/1, 7/2, 7/3, 7/4, 7/5
HOOFDSTUK IV. - Andere maatregelen.
Art. 8, 8bis, 9
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 10-24
HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 25-27
1921022450 1952090501 1964032508 1965041527 1969071104 1971040201 1975032805 1977012405 1983013264 1985013241 1986016195 1987016057 1991016144 1991021203 1994025189
2001022228 2001022393 2002000249 2002000886 2002022475 2002022495 2002023038 2002023095 2002023096 2002023107 2002023108 2002023115 2003022084 2003022217 2003022218 2003022225 2003022228 2003022229 2003022230 2003022256 2003022257 2003022266 2003022552 2003022860 2003023054 2004022073 2004022289 2004022560 2004022641 2004022707 2004022709 2004022748 2004022775 2004022978 2005022025 2005022080 2005022087 2005022088 2005022173 2005022200 2005022240 2005022241 2005022273 2005022355 2005022397 2005022523 2005022574 2005022636 2005022914 2005023009 2005023114 2005023117 2006022008 2006022009 2006022018 2006022033 2006022035 2006022050 2006022051 2006022162 2006022223 2006022305 2006022492 2006022493 2006023092 2006023351 2007022374 2007022452 2007022461 2007022482 2007022717 2007022718 2007022783 2007022784 2007022866 2007023344 2007023345 2007023430 2008018171 2008018180 2008018207 2008018408 2008024199 2008024203 2008024229 2009018008 2009018052 2009018361 2009024173 2009024403 2010018026 2010018028 2010018133 2010018294 2010018419 2010024407 2011018125 2011018179 2011018190 2011018212 2011018253 2011018373 2011024174 2012018282 2012018363 2012018374 2012018480 2012021108 2012021109 2012024182 2012024286 2012024416 2013018154 2013018181 2013018294 2013018310 2013018311 2013018312 2013018455 2013018463 2013024068 2014018021 2014018031 2014018032 2014018095 2014018115 2014018136 2014018209 2014018225 2014018229 2014018239 2014018271 2014018272 2014018276 2014024064 2014024396 2014024410 2015018197 2015018219 2015018255 2015018262 2015018320 2016018002 2016018003 2016018087 2016018188 2016018237 2016018344 2016018396 2017011956 2018010117 2018011909 2018030521 2018031243 2018031294 2018040448 2019013730 2019013731 2019030725 2020043114 2020044291 2021020233 2021020911 2021022681 2021033058 2021040455 2021041302 2021041711 2022041357 2022041359 2022041385 2023030398 2023040119 2023043799 2023045487 2023045489 2024000857 2024003287 2024003358
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Dit besluit organiseert de procedures voor de door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen uitgevoerde controles, met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
Dit besluit is niet van toepassing op de controles uitgevoerd met toepassing van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking [1 met uitzondering van artikel 4, § 1]1.
----------
(1)<W 2012-03-29/01, art. 15, 011; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° Het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
2° [1 De minister : de minister tot wiens bevoegdheid de Veiligheid van de Voedselketen behoort;]1
3° De wet van 4 februari 2000 : de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
(4° Product : elk product of elke materie behorend tot de bevoegdheden van het Agentschap, krachtens de wet van 4 februari 2000;) <W 2003-03-28/47, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2003>
5° Plaats : elke plaats waar zich producten bedoeld in 4° van dit artikel kunnen bevinden of waar zich zaken kunnen bevinden die toelaten inbreuken vast te stellen.
----------
(1)<W 2017-04-07/10, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 18-05-2017>
Art.3.§ 1. (Onverminderd de ambtsbevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie zien de daartoe door de minister aangewezen statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen toe op de uitvoering van de [1 bepalingen van dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan]1, van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen en van de uitvoeringsbesluiten daarvan, van de wetten bedoeld in artikel 5 van diezelfde wet van 4 februari 2000 en van de uitvoeringsbesluiten daarvan evenals van de verordeningen [1 en beschikkingen]1 van de Europese Unie en die behoren tot de bevoegdheden van het Agentschap.) <W 2003-12-22/42, art. 194, 005; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
De contractuele personeelsleden leggen, voorafgaand aan de uitoefening van hun functie, de eed af in handen van de Minister of van zijn aangestelde.
Andere ambtenaren of personen kunnen door Ons worden aangewezen bij in Ministerraad overlegd besluit. Ze zullen de eed afleggen, in voorkomend geval, in handen van de Minister.
[2 § 1/1. De statutaire en contractuele personeelsleden van de gemeentelijke diensten die dienaangaande een overeenkomst, waarvan de nadere regels worden bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, sluiten met het Agentschap, zijn bevoegd om toezicht uit te oefenen op de uitvoering van de volgende bepalingen, voor zover dit toezicht beperkt is tot de detailhandel :
1° de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel en de uitvoeringsbesluiten daarvan;
2° de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel en de uitvoeringsbesluiten daarvan;
3° de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten en de uitvoeringsbesluiten daarvan, voor zover deze betrekking hebben op hygiëne, het gebruik van tabak op openbare plaatsen, de etikettering en de samenstelling van de voedingsmiddelen evenals van andere producten die in de voedselketen kunnen terechtkomen;
4° de Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne;
5° de Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
6° de in uitvoering van artikelen 3bis en 4, § 3, van dit besluit genomen besluiten.
De voorwaarden waaraan de statutaire en contractuele personeelsleden van de gemeentelijke diensten moeten voldoen om deze bevoegdheden te kunnen uitoefenen worden bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]2
§ 2. In de uitoefening van hun bevoegdheden kunnen de in § 1 bedoelde personen op elk moment elke plaats betreden en doorzoeken waar zich producten kunnen bevinden evenals elke plaats waar bewijzen van het bestaan van een inbreuk mogelijk kunnen worden aangetroffen.
Het bezoek aan lokalen die uitsluitend als woning dienen is slechts toegestaan tussen 5 uur 's ochtends en 9 uur 's avonds en kan slechts gebeuren met verlof van de rechter van de politierechtbank.
§ 3. Ze kunnen [3 ...]3 elk document, elke uitleg of inlichting doen verschaffen die ze nodig achten voor het uitoefenen van hun controleopdracht, en alle nuttige vaststellingen doen, eventueel met de medewerking van deskundigen, gekozen uit een door de Minister samengestelde lijst.
De deskundigen die niet de door het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed hebben afgelegd, zullen dit doen ten aanzien van de Vrederechter.
Indien stukken, documenten of informatiedragers worden meegenomen, wordt hiervan terstond een gedetailleerde inventaris opgemaakt waarvan een kopie aan de houder wordt afgeleverd.
[3 Alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffiers van de gerechtshoven en van alle rechtbanken, alsook de politiediensten, mogen aan de statutaire en contractuele personeelsleden van het Agentschap die belast zijn met de controle, alle inlichtingen en documenten verstrekken die nodig zijn voor het uitvoeren van hun opdrachten.]3
§ 4. (Ze sporen de inbreuken op op de [1 bepalingen van dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan]1, op de bepalingen van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen en van de uitvoeringsbesluiten daarvan, op de bepalingen van de wetten bedoeld in artikel 5 van dezelfde wet en van de uitvoeringsbesluiten daarvan en op de bepalingen van de verordeningen [1 en beschikkingen]1 van de Europese Unie en die behoren tot de bevoegdheden van het Agentschap en stellen ze vast in processen-verbaal die gelden tot het tegendeel bewezen is.) <W 2003-12-22/42, art. 194, 005; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
[3 Indien nodig, gaan ze over tot het verhoor van de overtreder en tot elk ander nuttig verhoor.]3
Een kopie van het proces-verbaal wordt aan de overtreder gezonden binnen dertig dagen na de vaststelling van de inbreuk.
Ze kunnen, bij de uitoefening van hun opdracht, de hulp van de politiemacht inroepen.
§ 5. Ze zijn gemachtigd het product of een monster ervan aan een onderzoek of een analyse te onderwerpen, in een erkend laboratorium.
Bijzondere analyses kunnen evenwel worden uitgevoerd in een niet erkend laboratorium onder de door Ons te bepalen voorwaarden.
De wijze en de voorwaarden van de monsterneming evenals de erkenningsvoorwaarden en -procedure van de analyselaboratoria worden door Ons bepaald.
De Minister bepaalt de analysemethodes. Hij kan de maximum tarieven van de analyses of de onderzoeken vaststellen.
Het Agentschap erkent de laboratoria.
§ 6. Wanneer een proces-verbaal wordt opgesteld door de [4 ter uitvoering van §§ 1 en 1/1 van dit artikel aangewezen personen]4 voor inbreuk op hetzij de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 of hun uitvoeringsbesluiten hetzij van de verordeningen [1 en beschikkingen]1 van de Europese Unie, [1 hetzij van de bepalingen van dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan]1 en die overeenkomstig de genoemde wet behoren tot de bevoegdheden van het Agentschap, wordt het proces-verbaal binnen de dertig dagen na de vaststelling van de inbreuk toegestuurd aan de door Ons aangewezen ambtenaar, met toepassing van artikel 7 van dit besluit.
Wanneer het proces-verbaal is opgesteld [3 ...]3 door een officier van gerechtelijke politie [3 of door een agent van de federale of lokale politie]3, kan het ook aan de voormelde ambtenaar worden opgestuurd.
(§ 7. Verzet tegen bezoeken, controles, inbeslagnemingen, monsternemingen of verzoeken om inlichtingen of documenten [4 door de in §§ 1 en 1/1 bedoelde personen]4, of het verstrekken van kennelijk onjuiste inlichtingen of documenten, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot [4 vijf jaar]4 en met een geldboete van honderd tot duizend euro of met één van deze straffen alleen.) <L 2007-03-01/37, art. 104, 010; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
----------
(1)<W 2012-03-29/01, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
(2)<W 2013-12-15/29, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 03-01-2014>
(3)<W 2017-04-07/10, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 18-05-2017>
(4)<W 2024-05-25/34, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 3bis.<Ingevoegd bij W 2003-03-28/47, art. 4; Inwerkingtreding : 16-06-2003> (Onverminderd de bepalingen vervat in de wetten beoogd bij artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, kan (de uitoefening van elke activiteit die vallen onder de controlebevoegdheid van het Agentschap) aan een voorafgaande toelating, erkenning, registratie, kennisgeving of verklaring onderworpen worden afhankelijk van de voorwaarden en modaliteiten door Ons bepaald.) <W 2003-12-22/42, art. 195, 005; Inwerkingtreding : 10-01-2004> <W 2005-12-23/31, art. 69, 008; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
[1 Onverminderd de bepalingen vervat in de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, kan de Koning inrichtingen onderwerpen aan een erkenning om door hem te bepalen activiteiten uit te oefenen.
In geval van overtreding op de bepalingen genomen in toepassing van dit artikel kunnen de producten worden verzegeld door de in §§ 1 en 1/1 bedoelde personen.]1
[1 De overtredingen op de bepalingen genomen in toepassing van dit artikel worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van honderd tot duizend euro of met één van deze straffen alleen.]1
----------
(1)<W 2024-05-25/34, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 3ter. <Ingevoegd bij W 2005-12-27/31, art. 44, 009; Inwerkingtreding : 09-01-2006> Teneinde controles ter plaatse mogelijk te maken, dienen de operatoren evenals de uitbaters van de gebouwen die als grensinspectieposten dienst doen, de lokalen en uitrustingen ter beschikking te stellen van de personeelsleden van het Agentschap overeenkomstig de door Ons bepaalde regels.
Art.3quater. [1 Elke operator actief binnen de voedselketen is verplicht om, binnen de drie dagen na verzoek van het Agentschap, elk document of elke andere vorm van informatie over te maken aan het Agentschap in het kader van de bepalingen in één van de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 of van hun uitvoeringsbesluiten, hetzij van de bepalingen van dit besluit of genomen in uitvoering van dit besluit, hetzij van verordeningen of beschikkingen van de Europese Unie en voor zover deze behoren tot de bevoegdheden van het Agentschap.
De overtreding op deze bepaling wordt strafbaar gesteld met een geldboete van zesentwintig tot vijfhonderd euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-05-25/34, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.4.§ 1. Andere controle- en inspectiemodaliteiten kunnen door Ons worden bepaald, in het bijzonder teneinde de verplichtingen na te komen die volgen uit de internationale verdragen en de internationale akten die op grond ervan zijn genomen.
§ 2. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke of reglementaire bepalingen, kan de Minister een of verschillende plaatsen onderwerpen aan een verhoogd toezicht in geval van herhaalde inbreuk,[1 van weigering zich te schikken]1 van weigering zich te schikken naar aanmaningen, van fraude of van afwezigheid of gebreken in de opgelegde autocontrole.
De omstandigheden en modaliteiten van dit verhoogd toezicht worden door Ons bepaald.
De kostprijs van het verhoogd toezicht is ten laste van de betrokken personen.
(§ 3. De Koning kan, na advies van het wetenschappelijk comité van het Agentschap, voor de activiteiten van de natuurlijke en rechtspersonen die deelnemen aan de voedselketen, de verschillende organisatieniveaus voor een intern controlesysteem bepalen. Hij stelt de criteria en de modaliteiten tot het bereiken en tot het behouden ervan vast.) <W 2003-03-28/47, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2003>
(De Koning kan tevens, na advies van het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap, aan de voornoemde personen een meldingsplicht opleggen in de gevallen die Hij bepaalt.) <W 2005-12-23/31, art. 70, 008; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
(§ 4. [2 De overtredingen op de bepalingen genomen in toepassing van dit artikel worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van zesentwintig tot vijfduizend euro of met één van deze straffen alleen.
Ingeval deze overtredingen worden gepleegd met bedrieglijk opzet, wordt de overtreder gestraft met een geldboete die kan oplopen tot 10 % van de jaarlijkse omzet.]2) <W 2003-03-28/47, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2003>
----------
(1)<W 2017-04-07/10, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 18-05-2017>
(2)<W 2024-05-25/34, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.4bis. [1 Wordt gestraft met drie maanden tot vijf jaar gevangenisstraf en een geldboete van tweehonderd tot honderdduizend euro of met één van die straffen, hij die wetens producten produceert, verwerkt, in zijn bezit houdt, exporteert, vervoert of in de handel brengt die niet conform zijn aan de bepalingen die ze regelen, drager zijn of kunnen zijn van schadelijke organismen of dierziekten, verontreinigd zijn of kunnen zijn, schadelijk, schadelijk verklaard, ongeschikt voor menselijke consumptie of gevaarlijk zijn voor de veiligheid van de voedselketen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-05-25/34, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.5.Wanneer een inbreuk wordt vastgesteld met toepassing van dit besluit, kan [2 de persoon die is aangewezen krachtens artikel 3, §§ 1 en 1/1]2, van dit besluit, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot de stopzetting van de inbreuk wordt aangemaand.
De waarschuwing vermeldt :
a) de ten laste gelegde feiten [1 ...]1;
b) [1 de termijn(en) waarin zij dienen te worden stopgezet;]1
c) dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven [1 behalve bij overmacht]1, een proces-verbaal zal worden opgesteld [1 ...]1.
Binnen tien dagen na de vaststelling [1 ...]1, wordt de waarschuwing aan de overtreder bekendgemaakt, ofwel bij een ter post aangetekende brief ofwel door overhandiging aan de persoon, tegen ontvangstbewijs. Een kopie wordt binnen dezelfde termijn toegestuurd aan het hoofd van de controle-eenheid van het Agentschap van de plaats van de inbreuk.
----------
(1)<W 2017-04-07/10, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 18-05-2017>
(2)<W 2024-05-25/34, art. 15, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 5bis.
<Opgeheven bij W 2017-04-07/10, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 18-05-2017>
HOOFDSTUK II. - Inbeslagnemingen.
Art.6.§ 1. De [4 met toepassing van artikel 3, §§ 1 en 1/1, van dit besluit aangewezen personen]4 kunnen, bij administratieve maatregel, de producten waarvan ze vermoeden dat ze [1 niet conform zijn aan de bepalingen die ze regelen]1 onder bewarend beslag plaatsen, om ze binnen een door de Minister bepaalde termijn te onderwerpen aan een onderzoek of een analyse overeenkomstig artikel 3, § 5, van dit besluit. <W 2003-12-22/42, art. 197, 005; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
[4 In afwachting van het resultaat van dit onderzoek of deze analyse kunnen de producten worden verzegeld.]4
Het bewarend beslag wordt opgeheven op bevel [3 van de personen aangewezen in toepassing van artikel 3, § 1, van dit besluit]3, bij het verstrijken van de termijn of bij het definitief beslag.
§ 2. [4 Bedorven, ontaarde en schadelijke producten en producten schadelijk verklaard volgens een besluit genomen in uitvoering van één van de wetten opgenomen in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, en producten die niet conform zijn aan de bepalingen die ze regelen, worden in beslag genomen en kunnen worden verzegeld.]4
§ 3. Wanneer de volksgezondheid (, dierengezondheid of plantenbescherming) het vereist, worden de producten vernietigd. <W 2001-12-30/30, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Wanneer deze vereiste het toelaat, worden de producten, naargelang het geval, ontaard, verwerkt, buiten gebruik gesteld voor het gebruik waartoe ze normaal bestemd zijn, verkocht of teruggegeven aan de eigenaar overeenkomstig § 4 van dit artikel. [4 Ingeval het om een dier gaat, kan worden gevraagd aan een asiel of een opvangplaats om het dier op te vangen.]4
De niet conforme producten kunnen evenwel in regel gebracht worden, voor zover de belanghebbende de tekortkomingen rechtzet binnen een termijn die wordt vastgesteld door de verbalisant.
Wanneer het gaat om producten die niet werden onderworpen aan de keuring of het gezondheidsonderzoek overeenkomstig de wet die ze regelt, worden ze in beslag genomen zonder instemming van de betrokken persoon en buiten gebruik voor menselijke consumptie gesteld. Indien ze voor menselijke consumptie geschikt worden bevonden, kunnen ze worden overgedragen aan een inrichting of een vereniging voor sociale bijstand.
[2 Wanneer de producten dienen te worden vernietigd, gedenatureerd, verwerkt of buiten gebruik gesteld voor het gebruik waartoe ze normaal bestemd zijn deelt de eigenaar, of bij ontstentenis de houder, binnen een termijn die wordt vastgesteld door de verbalisant de gekozen actie, de methode en termijn mee aan het Agentschap. De gekozen actie wordt, na akkoord van het Agentschap, binnen de meegedeelde termijn volgens de meegedeelde methode uitgevoerd.]2
§ 4. Wanneer de vereisten van de volksgezondheid (, dierengezondheid of plantenbescherming) het toelaten, kunnen de producten worden verkocht of teruggegeven aan de eigenaar tegen een waarborgsom die gelijk is aan de waarde van de in beslag genomen producten. <W 2001-12-30/30, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
In dat geval kan er alleen worden over beschikt overeenkomstig de door de bevoegde dienst van het Agentschap gegeven instructies.
[4 De som wordt gestort op de rekening van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring totdat over de inbreuk uitspraak is gedaan.]4 Dit bedrag treedt in de plaats van de in beslag genomen producten.
De met toepassing van deze paragraaf in beslag genomen producten worden, naar gelang van het geval, [4 verkocht door de daartoe bevoegde dienst binnen de Federale Overheidsdienst Financiën]4.
§ 5. Wanneer er betwisting bestaat over de bedorven, ontaarde, schadelijke, schadelijk verklaarde of niet-conforme toestand van de in beslag genomen producten en indien de vereisten van de volksgezondheid (, dierengezondheid of plantenbescherming) het toelaten nemen [4 de personen bedoeld in artikel 3, §§ 1 en 1/1, van dit besluit]4 monsters voor onderzoek of analyse overeenkomstig artikel 3, § 5, van dit besluit. <W 2001-12-30/30, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
In afwachting van het resultaat van dit onderzoek of deze analyse kunnen de producten onder sekwester worden geplaatst of verzegeld.
Naargelang van het resultaat van het onderzoek of de analyse worden het sekwester of de verzegeling opgeheven of behouden.
Wanneer de vereisten van de volksgezondheid (, dierengezondheid of plantenbescherming) het noodzakelijk maken of wanneer de producten niet zonder bederf kunnen worden bewaard, worden ze zonder uitstel vernietigd. <W 2001-12-30/30, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 6. In het raam van dit besluit zijn de kosten voor de vernietiging, verwerking, ontaarding, buiten gebruikstelling, bewaring, inbeslagname, verzegeling of sekwester, van het onderzoek of de analyse ten laste van de eigenaar of, bij ontstentenis, van de houder van de producten.
(Onverminderd de bepalingen van de wet van 9 december 2004 betreffende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen), kunnen de gedelegeerd bestuurder van het Agentschap of zijn afgevaardigde alsook het erkend analyselaboratorium, in geval van wanbetaling van de kosten die met toepassing van dit besluit ten laste van de gecontroleerde personen zijn gelegd, deze invorderen ofwel bij de burgerlijke rechtbank ofwel door zich namens het Agentschap of het betrokken laboratorium burgerlijke partij te stellen voor het strafgerecht waar de strafvordering wegens inbreuk op de bepalingen van de betreffende wetten en besluiten aanhangig werd gemaakt. Dit recht kan voor het eerst in hoger beroep worden uitgeoefend. <W 2004-12-09/53, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 27-01-2005>
§ 7. De personen bedoeld [4 in artikel 3, §§ 1 en 1/1, van dit besluit]4 kunnen, in geval van inbreuk, de goederen in beslag nemen die het voorwerp uitmaken van het inbreuk, die gediend hebben of die bestemd waren tot het plegen ervan.
[3 De vervoermiddelen die gebruikt werden voor het begaan van de overtreding kunnen worden geïmmobiliseerd of naar een bepaalde bestemming worden afgeleid door de in het eerste lid bedoelde personen.]3
----------
(1)<W 2012-03-29/01, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
(2)<W 2013-12-15/29, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 03-01-2014>
(3)<W 2017-04-07/10, art. 20, 013; Inwerkingtreding : 18-05-2017>
(4)<W 2024-05-25/34, art. 16, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
HOOFDSTUK III. - Administratieve boetes.
Art.7.[1 § 1. De inbreuken op de strafbepalingen van één van de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 of van hun uitvoeringsbesluiten, hetzij op de strafbepalingen van het huidig besluit of van haar uitvoeringsbesluiten, hetzij van verordeningen of beschikkingen van de Europese Unie, kunnen, voor zover de overtreden bepaling(en) onder het toezicht van het Agentschap vallen, aanleiding geven tot strafvervolging of tot een administratieve minnelijke schikking of administratieve boete.
Het proces-verbaal van vaststelling van de inbreuk wordt, overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, via de post of elektronisch toegestuurd naar de ambtenaar, houder van een diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten die door Ons is aangeduid.
De door Ons aangeduide ambtenaar stuurt, via de post of elektronisch, een kopie van het proces-verbaal naar de procureur des Konings.
§ 2. De procureur des Konings beslist of er reden is om strafvervolging in te stellen. Deze laatste sluit de toepassing uit van een administratieve minnelijke schikking of een administratieve boete.
§ 3. De procureur des Konings beschikt over een termijn van 30 dagen vanaf de datum van ontvangst van de kopie van het proces-verbaal om zijn beslissing tot vervolging of seponeren aan de aangeduide ambtenaar in § 1 mee te delen.]1
----------
(1)<W 2023-04-07/26, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7/1. [1 § 1. Als de procureur des Konings afziet van het instellen van strafvervolging of, nalaat om zijn beslissing binnen de gestelde termijn mee te delen, kan de ambtenaar bedoeld in artikel 7, § 1, binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het proces-verbaal, een administratieve minnelijke schikking aan de overtreder voorstellen.
De administratieve minnelijke schikking wordt aan de overtreder per aangetekend schrijven of elektronisch toegestuurd.
De betaling van de administratieve minnelijke schikking doet de publieke vordering uitdoven en maakt een einde aan de procedure inzake het opleggen van een administratieve boete.
§ 2. Het bedrag van deze administratieve minnelijke schikking mag niet lager zijn dan een vierde van het minimumbedrag in de wet voorzien voor de inbreuk(en), noch hoger dan 80% van het maximumbedrag in de wet voorzien voor de inbreuk(en).
Bij samenloop van inbreuken worden de bedragen van de administratieve minnelijke schikkingen samengevoegd zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan 80 % van het maximum voor de hoogste boete.
Wanneer een en hetzelfde feit meerdere inbreuken uitmaakt of wanneer verschillende inbreuken die de opeenvolgende en voortgezette uitvoering uitmaken van eenzelfde misdadig opzet gelijktijdig worden voorgelegd aan de aangeduide ambtenaar in artikel 7, § 1, wordt alleen de zwaarste boete toegepast.
§ 3. De overtreder dient binnen de dertig dagen na ontvangst van deze administratieve minnelijke schikking het voorgestelde bedrag te betalen.
§ 4. Ingeval van ernstig gevaar voor de volksgezondheid, dierengezondheid of plantenbescherming, wordt aan de overtreder geen voorstel tot betaling van een administratieve minnelijke schikking gedaan, maar geldt de procedure omschreven in artikel 7/2 van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-04-07/26, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7/2.[1 § 1. Indien de administratieve minnelijke schikking niet wordt betaald binnen de voorziene termijn van 30 dagen of in het geval voorzien in artikel 7/1, § 4, voor zover de bevoegde procureur des Konings afziet van het instellen van strafvervolging of nalaat om zijn beslissing binnen de gestelde termijn mee te delen, beslist de aangeduide ambtenaar in artikel 7, § 1, nadat hij de betrokkene de gelegenheid heeft gegeven om zijn verweermiddelen naar voor te brengen, of al dan niet voor de inbreuk een administratieve boete moet worden opgelegd.
Deze verweermiddelen dienen schriftelijk ingediend te worden bij de ambtenaar aangeduid in artikel 7, § 1 via aangetekend schrijven of elektronisch.
Deze beslissing wordt aan de overtreder betekend bij middel van een ter post aangetekende brief of elektronisch, samen met een verzoek om de boete binnen een termijn van zestig dagen na de datum van verzending van de beslissing te betalen.
§ 2. Het bedrag van de administratieve boete mag niet lager zijn dan de helft van het minimum noch hoger dan het maximum van de voor de inbreuk(en) vastgestelde strafrechtelijke geldboete.
Bij samenloop van inbreuken worden de bedragen van de administratieve boetes samengevoegd zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het maximum voor de hoogste boete.
Wanneer een en hetzelfde feit meerdere inbreuken uitmaakt of wanneer verschillende inbreuken die de opeenvolgende en voortgezette uitvoering uitmaken van eenzelfde misdadig opzet gelijktijdig worden voorgelegd aan de aangeduide ambtenaar in artikel 7, § 1 wordt alleen de zwaarste boete toegepast.
§ 3. De aangeduide ambtenaar in artikel 7, § 1, kan, als er verzachtende omstandigheden bestaan, een lagere administratieve boete opleggen dan het in § 2 vermelde minimumbedrag voor zover dit bedrag niet lager is dan een vierde van het minimumbedrag in de wet voorzien voor de inbreuk(en).
§ 4. De aangeduide ambtenaar in artikel 7, § 1, kan bij dezelfde beslissing als die waarbij hij de administratieve boete oplegt, volledig of gedeeltelijk uitstel toestaan van de tenuitvoerlegging van de betaling van die boete.
Uitstel is alleen mogelijk als de aangeduide ambtenaar in artikel 7, § 1, aan de betrokkene geen andere administratieve boete heeft opgelegd tijdens de referentieperiode.
De referentieperiode is de periode van drie jaar die voorafgaat aan de datum waarop de inbreuk werd gepleegd die het voorwerp uitmaakt van de beslissing tot oplegging van een administratieve boete waarbij de aangeduide ambtenaar in artikel 7, § 1 het uitstel toestaat.
Het uitstel geldt gedurende een proeftermijn van drie jaar. De proeftermijn begint op de dag van kennisgeving van de beslissing waarbij de administratieve boete wordt opgelegd.
Het uitstel wordt herroepen in geval van recidive gedurende de proeftermijn.
De administratieve boete waarvan de betaling uitvoerbaar wordt door de herroeping van het uitstel wordt zonder beperking samengevoegd met die welke wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk.
§ 5. Vijf jaar na het in artikel 7, § 1, eerste lid bedoelde strafbare feit kan geen administratieve boete meer worden opgelegd.
De daden van onderzoek en vervolging die worden verricht binnen de in lid 1 bepaalde termijn, stuiten die termijn.
Die daden doen een nieuwe termijn van gelijke duur ingaan.
§ 6. De overtreder of de voor de betaling van de administratieve boete aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beslissing van de in artikel 7, § 1, aangeduide ambtenaar betwist, dient op straffe van verval, een beroep in bij middel van een verzoekschrift op tegenspraak, als bedoeld in artikel 1034bis e.v. van het Gerechtelijk wetboek, bij de burgerlijke afdeling van de rechtbank van eerste aanleg binnen 60 dagen vanaf de verzending van de beslissing. Dat beroep heeft schorsende kracht.
De rechtbank van eerste aanleg doet in volledige rechtsmacht uitspraak in eerste en laatste aanleg.
De bepalingen van deze paragraaf worden weergegeven in de beslissing waarbij de administratieve boete wordt opgelegd.
§ 7. [2 Indien de overtreder in gebreke blijft voor de betaling van de administratieve boete, hetzij binnen de termijn van zestig dagen bedoeld in § 1, derde lid, hetzij na een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, maakt de ambtenaar bedoeld in artikel 7, § 1, de schuldvordering over aan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met het oog op de invordering ervan.
De verschuldigde bedragen worden ingevorderd overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-04-07/26, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(2)<W 2024-05-25/34, art. 17, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.7/3. [1 Het bedrag van de administratieve minnelijke schikking bedoeld in artikel 7/1, § 2 en van de administratieve boete bedoeld in artikel 7/2, § 2, wordt vermeerderd met de voor strafrechtelijke boetes geldende opdeciemen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-04-07/26, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7/4. [1 De procedurevoorschriften en de betalingsmodaliteiten die inzake de administratieve minnelijke schikking en de administratieve boete van toepassing zijn, worden door Ons vastgesteld.
De uit de administratieve boetes verkregen ontvangsten worden ten behoeve van het Agentschap gestort op zijn rekening.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-04-07/26, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7/5. [1 De rechtspersoon waarvan de overtreder het orgaan of de aangestelde is, is eveneens aansprakelijk voor het betalen van de administratieve minnelijke schikking of de administratieve boete.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-04-07/26, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK IV. - Andere maatregelen.
Art.8.[1 Wanneer is vastgesteld dat er een ernstig en dreigend gevaar voor de volksgezondheid, dierengezondheid of plantenbescherming bestaat in een plaats en het niet of onvoldoende kan worden bestreden op grond van de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 en de uitvoeringsbesluiten ervan, van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook van de verordeningen van de Europese Unie, kan de minister bij een met redenen omklede beslissing en zonder het inwinnen van de in deze wetten voorgeschreven adviezen, elke maatregel treffen of opleggen om daaraan te verhelpen, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke sluiting van een inrichting.
Indien bepaalde producten die zijn gereglementeerd door of met toepassing van de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000, door of met toepassing van dit besluit en zijn uitvoeringsbesluiten of door verordeningen van de Europese Unie, een ernstig en dreigend gevaar voor de volksgezondheid, dierengezondheid of plantenbescherming en/of voor de gezondheid van de verbruikers betekenen en wanneer dit niet of onvoldoende kan worden bestreden op grond van die bepalingen, kan de minister, bij een met redenen omklede beslissing en zonder het inwinnen van de in deze wetten voorgeschreven adviezen, elke maatregel treffen of opleggen die verhindert dat deze producten een gevaar betekenen. Deze maatregelen kunnen de vernietiging van de betrokken producten inhouden.]1
In de omstandigheden bedoeld in de vorige leden, beslist de Minister eveneens, na overleg met de Minister die de begroting in zijn bevoegdheid heeft, over de tenlastelegging van de onkosten die eventueel uit de toepassing van de genomen of te nemen maatregelen voortvloeien.
De met toepassing van [2 artikel 3, §§ 1 en 1/1, van dit besluit]2 aangewezen personen die, het bestaan vaststellen van een ernstig en dreigend gevaar voor de volksgezondheid (, dierengezondheid of plantenbescherming) of die het bestaan van zulk gevaar vermoeden, lichten het Agentschap daarover zonder verwijl in. <W 2001-12-30/30, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[2 De inbreuken op de bepalingen door de minister genomen met toepassing van dit artikel worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van honderd tot tienduizend euro of met een van deze straffen alleen.]2 <W 2001-07-19/51, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-08-2001> <W 2003-03-28/47, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2003>
----------
(1)<W 2012-03-29/01, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
(2)<W 2024-05-25/34, art. 18, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.8bis. [1 Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de straffen opgenomen in de artikelen 3, 3bis, 3quater, 4, 4bis, 8, 9 en 9bis van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-05-25/34, art. 19, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.9. § 1. Binnen het toepassingsgebied van de wet van 4 februari 2000, kunnen Wij elke maatregel nemen die nodig is voor de uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen en uit de krachtens die verdragen tot stand gekomen akten. Deze maatregelen kunnen de opheffing en de wijziging van wetsbepalingen inhouden.
De besluiten die een wijziging of opheffing van de wetsbepalingen inhouden, worden voor beraadslaging voorgelegd aan de Ministerraad.
§ 2. De strafbepalingen van de wetten bepaald in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 zijn van toepassing op de inbreuken op de besluiten genomen bij toepassing van § 1 van dit artikel, alsmede op de inbreuken op de verordeningen van de Europese Unie die van kracht zijn in het Rijk en materies betreffen welke tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren binnen het toepassingsgebied van de wet van 4 februari 2000.
§ 3. In geval op een schending van de bepalingen genomen ter uitvoering van de in § 1 bepaalde internationale verdragen of akten geen straf is gesteld bij de strafbepalingen van de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000, wordt deze gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van zesentwintig tot vijftienduizend (euro) of met één van deze straffen alleen. <W 2003-03-28/47, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2003>
§ 4. (Wanneer de besluiten genomen ter uitvoering van dit artikel het gevolg zijn van verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen en uit akten getroffen op grond van die verdragen en die aan de staten geen keuze laten inzake de middelen om een bepaald resultaat te bereiken, is het advies van de comités of raden van advies, zoals vastgesteld in de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000, niet vereist.) <W 2001-07-19/51, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-08-2001>
(§ 5. In zoverre de besluiten bedoeld in § 1 zijn genomen ter uitvoering van verplichtingen die aan de staten de keuze laten van de middelen om een bepaald resultaat te bereiken, dat is opgelegd bij het internationaal verdrag of bij de uit een internationaal verdrag tot stand gekomen akte, en in zoverre die besluiten de wetten bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 februari 2000 wijzigen, zijn ze van rechtswege opgeheven indien zij niet binnen een jaar na hun inwerkingtreding door de wetgever zijn bekrachtigd.) <W 2001-07-19/51, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-08-2001>
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen.
Art.10. § 1. Artikel 7 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, vervangen bij de wet van 9 juli 1975, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
§ 2. ,Artikel 10 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1994, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 4. Dit artikel in niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
Art.11. In de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In artikel 5, vervangen door de wet van 29 april 1996, worden de woorden " Instituut voor veterinaire keuring " in §§ 1 en 3 vervangen door de woorden " Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ".
2° Het artikel 28, 3°, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 3° hij die de maatregelen overtreedt die zijn opgelegd in het raam van een verhoogd veterinair toezicht ter uitvoering van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
Art.12. In de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 14, gewijzigd bij de wet van 20 oktober 1998, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
2° Artikel 15, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 6. Met uitzondering van § 5, is dit artikel niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
3° In artikel 17, vervangen bij de wet van 20 oktober 1998, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 2. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
4° Artikel 19bis, ingevoegd bij de wet van 21 juni 1983 en gewijzigd bij de wet van 20 oktober 1998, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
Art.13. In de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In artikel 5, gewijzigd bij de wetten van 29 april 1996 en 27 mei 1997, worden de woorden " Instituut voor veterinaire keuring " in §§ 1 en 3 vervangen door de woorden " Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ".
2° Het artikel 10, 3°, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998, wordt vervangen door volgende bepaling :
" 3° hij die de maatregelen overtreedt die zijn opgelegd in het raam van een verhoogd veterinair toezicht ter uitvoering van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
Art.14. In de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 6, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
2° Artikel 6bis, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
3° Artikel 7 wordt aangevuld met het volgend lid :
" Het vorig lid is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
4° Artikel 10, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 11. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
5° Artikel 11 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
6° Artikel 16 wordt aangevuld met het volgend lid :
" Het vorig lid is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de voedselketen. ".
Art.15. In de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, worden tussen de woorden " schadelijke organismen " en " kan de Koning " de woorden " en in het belang van de volksgezondheid " ingevoegd.
2° Artikel 3, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
3° Artikel 3bis, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
4° Artikel 5bis, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 11. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
5° Artikel 6, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
6° Artikel 7, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Het vorig lid is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
7° Artikel 11, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Vorig lid is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de voedselketen. ".
Art.16. In de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 3, § 1, 6°, vernummerd bij de wet van 29 december 1990, wordt aangevuld als volgt :
" en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
2° Artikel 3, § 2, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Het vorig lid is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
3° Artikel 5, gewijzigd bij de wetten van 25 oktober 1995 en 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
4° Artikel 5bis, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
5° Artikel 8, vervangen door de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 11. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
6° Artikel 8bis, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
7° Artikel 9, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
Art.17. In de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere producten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 6bis, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1989, wordt aangevuld met het volgend lid :
" De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de producten die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
2° Artikel 11, gewijzigd bij de wetten van 22 maart 1989 en 9 februari 1994, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
3° Artikel 11bis, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1989, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
4° Artikel 12, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
5° Artikel 18, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 6. Met uitzondering van §§ 4 en 5, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
6° Artikel 19, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
7° Artikel 20, aangevuld bij de wet van 22 maart 1989, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
Art.18. In de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde dierenvoeders worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 10 wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
2° Artikel 12 wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
3° Artikel 14 wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
4° Artikel 15 wordt aangevuld met het volgend lid :
" Het vorig lid is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
5° Artikel 16 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 10. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
Art.19. § 1. In artikel 5, § 2, derde lid van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productie-stimulerende werking, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 1992 en bij de wet van 17 maart 1997, worden de woorden " de dienst Diergeneeskundige Inspectie van het Ministerie van Landbouw " vervangen door de woorden " het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen " en de woorden " de voornoemde dienst " door de woorden " het voormelde Agentschap ".
§ 2. a) In artikel 6, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1994 en 17 maart 1997, worden de woorden " door de ambtenaren, door de Koning aangewezen of door dierenartsen aangewezen door de Minister die de Landbouw of de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft " vervangen door de woorden " door de statutaire of contractuele ambtenaren van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen die hiertoe door de Minister zijn aangewezen of door andere door Ons aangewezen ambtenaren ".
b) In hetzelfde artikel 6, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 17 maart 1997, wordt het woord " vijftien " vervangen door het woord " dertig ".
§ 3. a) In artikel 8, eerste en derde lid, artikel 9, eerste lid, artikel 9bis, § 1, evenals in artikel 10, 1° van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 maart 1997, worden de woorden " de in artikel 6 bedoelde ambtenaren " of de woorden " de ambtenaren bedoeld in artikel 6 " vervangen door de woorden " de in artikel 6 bedoelde personen ".
b) In artikel 8, vierde en vijfde lid, alsook artikel 9, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 maart 1997, worden de woorden " de ambtenaar bedoeld in artikel 6 " vervangen door de woorden " de persoon bedoeld in artikel 6 ".
§ 4. a) In artikel 9quater van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 11 juli 1994 en gewijzigd door de wet van 17 maart 1997, worden de woorden " de bevoegde minister " vervangen door de woorden " de gedelegeerd bestuurder van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of zijn afgevaardigde ".
b) In hetzelfde artikel 9quater, worden de woorden " of het Instituut voor veterinaire keuring " geschrapt.
§ 5. Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 11. § 1. In het belang van de gezondheid van de verbruiker en binnen het toepassingsgebied van deze wet, kan de Koning alle maatregelen treffen die nodig zijn voor de uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen en akten die voor de uitvoering ervan zijn tot stand gekomen; deze maatregelen kunnen de opheffing of wijziging van wettelijke bepalingen inhouden.
Over de besluiten tot wijziging of opheffing van wettelijke bepalingen wordt in Ministerraad overlegd.
§ 2. De strafbepalingen van deze wet zijn van toepassing op de inbreuken op de besluiten die zijn getroffen ter uitvoering van § 1 van dit artikel alsook op de verordeningen van de Europese Unie die van kracht zijn in het Koninkrijk en die betrekking hebben op de materies die, overeenkomstig deze wet, behoren tot de verordenende macht van de Koning.
§ 3. Een schending van de bepalingen die zijn genomen krachtens internationale verdragen en internationale akten bepaald in § 1, en die niet als misdrijf strafbaar is gesteld door de strafbepalingen van deze wet, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een boete van zesentwintig tot vijftienduizend frank of met een van deze straffen alleen.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, binnen de in het vorig lid bepaalde perken, de inbreuken en straffen die van toepassing zijn op elk hiervan.
(§ 4. In zoverre de besluiten bedoeld in § 1 zijn genomen ter uitvoering van verplichtingen die aan de staten de keuze laten van de middelen om een bepaald resultaat te bereiken, dat is opgelegd bij het internationaal verdrag of bij de uit een internationaal verdrag tot stand gekomen akte, en in zoverre die besluiten de bepalingen van deze wet wijzigen, zijn ze van rechtswege opgeheven indien zij niet binnen een jaar na hun inwerkingtreding door de wetgever zijn bekrachtigd.) <W 2001-07-19/51, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-08-2001> ".
Art.20. In de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In artikel 5, § 3, eerste en tweede lid, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995, worden na de woorden " al dan niet door deskundigen bijgestaan, ", respectievelijk " al dan niet bijgestaan door deskundigen, " de woorden " of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, " ingevoegd.
2° In artikel 16, § 2, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1995, worden de woorden " door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort na overleg met de minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort " vervangen door de woorden " door de Minister tot wiens bevoegdheid het dierenwelzijn behoort na advies van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen ".
3° Artikel 34, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
4° Artikel 42, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die zijn verricht met toepassing van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
5° In artikel 45bis, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1995, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
Art.21. In de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In artikel 1 wordt het punt 10 vervangen door de volgende bepaling :
" 10. Dienst : naar gelang van het geval, de diergeneeskundige dienst van het Ministerie van Landbouw of het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
2° Artikel 20, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
3° Artikel 20bis, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
4° Artikel 21, vervangen door de wet van 29 december 1990, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Met uitzondering van de laatste zin van het tweede lid, is dit artikel niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
5° Artikel 22, vervangen door de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Het vorig lid is niet van toepassing op de controles die zijn verricht met toepassing van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
6° Artikel 27, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 11. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
7° In artikel 28bis, ingevoegd bij de wet van 5 februari 1999, worden tussen de woorden " De Belgische Staat ", en " kan, ingeval van overtreding ", de woorden " of, naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen " ingevoegd.
8° Artikel 29 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 29. Onverminderd de bepalingen van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, kan de Koning de uitvoering van de door Hem bepaalde machten die in deze wet zijn vastgesteld, overdragen aan de Minister. ".
9° Artikel 31 wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 3. De bepalingen van de §§ 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
Art.22. Artikel 132 van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 15. De bepalingen van de §§ 3 tot 14 van dit artikel zijn niet van toepassing op de controles verricht noch op de inbreuken vastgesteld met toepassing van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
Art.23. In de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 33, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 3. De bepalingen van de §§ 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
2° Artikel 34, aangevuld bij de wet van 22 februari 1998, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. De bepalingen van de §§ 1 tot 3 zijn niet van toepassing op de controles die zijn verricht met toepassing van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. ".
Art.24. Artikel 20 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wordt aangevuld met het volgend lid :
" De controle op de behandeling van voedingsmiddelen gebeurt gezamenlijk met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ".
HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.25. § 1. Worden opgeheven in de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel :
1° artikel 14, leden 2 tot 4, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998;
2° artikel 16, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 27 mei 1997;
3° artikel 16bis, ingevoegd bij de wet van 27 mei 1997;
4° artikel 17, opgeheven bij de wet van 13 juli 1981 en heropgenomen bij de wet van 20 juli 1991;
5° artikel 19bis, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991 en gewijzigd bij de wet van 27 mei 1997;
6° artikel 32bis, ingevoegd bij de wet van 27 mei 1997;
7° artikel 33, §§ 2 tot 6.
§ 2. Worden opgeheven in de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel :
1° artikel 3, § 1, leden 3 tot 5, ingevoegd bij de wet van 17 november 1998;
2° artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 27 mei 1997;
3° artikel 7bis, ingevoegd bij de wet van 27 mei 1997;
4° artikel 8, §§ 2 tot 6 en § 8, ingevoegd bij de wet van 27 mei 1997;
5° artikel 8bis, ingevoegd bij de wet van 27 mei 1997;
6° artikel 12bis, ingevoegd bij de wet van 22 april 1982 en vervangen bij de wet van 27 mei 1997;
7° artikel 16bis, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991 en gewijzigd bij de wet van 27 mei 1997.
Art.26. Met uitzondering van de artikelen 8, 9, 25, § 1, 4° en 5° en § 2, 5° en 7° die in werking treden op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, treden de bepalingen van dit besluit in werking op de data door Ons bepaald overeenkomstig artikel 14, tweede lid van de wet van 4 februari 2000.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-01-2003 door KB 2002-12-19/45, art. 1)
Art. 27.Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.