Details





Titel:

7 MEI 2008. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-05-2008 en tekstbijwerking tot 31-01-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Onderwerp, werkingssfeer en definities.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Verdenking van de ziekte.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Maatregelen in een beperkingsgebied.
Art. 5-7
HOOFDSTUK IV. - Uitzonderingen.
Art. 8
HOOFDSTUK V. - Epidemiologisch Onderzoek.
Art. 9
HOOFDSTUK VI. - Voorwaarden van toepassing voor doorvoer.
Art. 10
HOOFDSTUK VII. - Opheffing van de maatregelen.
Art. 11
HOOFDSTUK VIII. - Laboratoriumdiagnose.
Art. 12
HOOFDSTUK IX. - Vaccinatie.
Art. 13, 13bis, 14-18
HOOFDSTUK X. - Vergoedingen.
Art. 19-23, 23/1, 23/2, 23/3, 23/4
HOOFDSTUK XI. - Ambtshalve toe te passen maatregelen.
Art. 24-27
HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen.
Art. 28-31



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1997016281  2001016380 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Onderwerp, werkingssfeer en definities.
Artikel 1. Dit besluit bepaalt de controlemaatregelen om het uitbreken van blauwtong te voorkomen en de bestrijdingsmaatregelen die toegepast dienen te worden bij verdenking of bevestiging van deze ziekte.

Art.2.Onverminderd de bepalingen van artikel 1 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder :
  1° ziekte : blauwtong (bluetongue), overeenkomstig artikel 1, 3° van het koninklijk besluit van 25 april 1988 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;
  2° virus : het blauwtongvirus;
  3° vatbare soorten : alle soorten herkauwers en tylopoden (familie camelidae);
  4° bedrijf of geografische entiteit : elk gebouw of complex van gebouwen dat een eenheid vormt, de erbij horende terreinen daarin begrepen, waar permanent of tijdelijk dieren van de vatbare soorten worden gefokt of gehouden;
  5° beslag : het geheel van huisdieren van vatbare diersoorten gehouden in een geografische entiteit en die een duidelijk omschreven eenheid vormen op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door het Voedselagentschap;
  6° verantwoordelijke : de houder of de eigenaar of elke persoon die permanent of tijdelijk over dieren van vatbare soorten het onmiddellijk beheer en/of het toezicht uitoefent;
  7° verdacht dier : elk dier van een vatbare soort dat klinische symptomen vertoont die aanleiding kunnen geven tot een gegronde verdenking van de ziekte;
  8° geval van blauwtong of geval van de ziekte : een dier dat minstens aan één van de volgende eisen voldoet :
  a) het is een dier dat klinische tekenen vertoont die wijzen op de aanwezigheid van blauwtong;
  b) het is een dier van een verklikkerbedrijf dat bij een vorige test negatieve serologische resultaten heeft laten zien, en dat sinds die test seropositief geworden is voor antilichamen tegen ten minste één serotype van het virus;
  c) het is een dier waarbij het virus is geïsoleerd;
  d) het is een dier dat positief is bij serologische opsporingstests op blauwtong of waarbij virusantigeen of viraal ribonucleïnezuur (RNA) is geïdentificeerd dat specifiek is voor één of meer serotypes van het virus.
  Bovendien moet uit een geheel van epidemiologische gegevens blijken dat de klinische tekenen of de resultaten van laboratoriumtests die wijzen op een besmetting met blauwtong, het gevolg zijn van viruscirculatie op het bedrijf waar het dier wordt gehouden en niet het resultaat zijn van het binnenbrengen van gevaccineerde of seropositieve dieren uit beperkingsgebieden;
  9° bevestiging van een geval van blauwtong : de verklaring door het Voedselagentschap van de circulatie van het virus binnen een bepaald gebied op basis van de resultaten van laboratoriumonderzoek; in het geval van een epidemie kan het Voedselagentschap de aanwezigheid van de ziekte eveneens bevestigen op basis van de resultaten van klinisch en/of epidemiologisch onderzoek;
  10° besmet bedrijf : elk bedrijf waar één of verschillende gevallen van de ziekte worden ontdekt;
  11° verklikkerbedrijf : bedrijf aangewezen door het Voedselagentschap waar een groep dieren gehouden wordt die niet aan het virus zijn blootgesteld en die regelmatig onderworpen wordt aan bemonsteringen om elke nieuwe infectie met het virus te detecteren;
  12° beschermingsgebied : gebied met een straal van 100 km rond één of meerdere gevallen van de ziekte. Het Voedselagentschap kan de oppervlakte ervan uitbreiden of reduceren naargelang van onder meer geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische criteria;
  [1 12/1° vaccinaal beschermingsgebied : beschermingsgebied dat ten minste de vaccinatiezone voor een/de levend(e) verzwakt(e) vaccin(s) omvat;]1
  13° toezichtsgebied : gebied met een straal van 150 km rond één of meerdere gevallen. De oppervlakte van dit gebied kan variëren naargelang van onder meer geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische criteria;
  [1 13/1° vaccinaal toezichtsgebied : gebied van een strook van ten minste 50 km rond het vaccinaal beschermingsgebied en waar in de afgelopen 12 maanden geen vaccinatie tegen bluetongue met levende verzwakte vaccins is uitgevoerd;]1
  14° [1 beperkingsgebied : de zone omvattende alle beschermingsgebieden, vaccinaal beschermingsgebieden, toezichtsgebieden en vaccinaal toezichtsgebieden, afgebakend voor een zelfde serotype.]1
  15° vector : insect van het genus "Culicoides ";
  16° Voedselagentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht bij de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
  17° Geneesmiddelenagentschap : het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten opgericht bij de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten;
  18° officiële dierenarts : dierenarts van het Voedselagentschap;
  19° bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts, aangewezen door de verantwoordelijke in toepassing van :
  -artikel 2, 8° van het koninklijk besluit van 17 maart 1997 houdende organisatie van het epidemiologisch toezicht op overdraagbare spongiforme encephalopathies bij herkauwers, of van
  - artikel 2 van koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten, om in de geografische entiteit de reglementaire controles en profylactische ingrepen op de runderen van het beslag uit te voeren;
  20° het Fonds : het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten;
  21° burgemeester : de burgemeester van de gemeente waarin het besmet bedrijf gelegen is;
  22° doorvoer : verplaatsing van dieren :
  a) doorheen een beperkingsgebied;
  b) uit een beperkingsgebied doorheen een niet-beperkingsgebied terug naar hetzelfde beperkingsgebied; of
  c) uit een beperkingsgebied doorheen een niet-beperkingsgebied naar een ander beperkingsgebied;
  23° insecticide : product geregistreerd als geneesmiddel of erkend als insecticide voor de behandeling van dieren, lokalen en voertuigen door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
  24° bedrijfsregister : het register zoals bedoeld in :
  - artikel 20 van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, of in
  - hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;
  [1 25° levende verzwakte vaccins : vaccins die worden geproduceerd door de aanpassing van veldisolaten van het bluetonguevirus via seriële passages in een weefselcultuur of ingeëmbryoneerde kippeneieren.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-10-02/01, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 25-10-2012>

HOOFDSTUK II. - Verdenking van de ziekte.
Art.3. De verantwoordelijke of andere personen belast met de verzorging van deze dieren die de aanwezigheid van symptomen van de ziekte bij een dier van een vatbare soort vermoedt of vaststelt, moet het Voedselagentschap hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen.
  De verantwoordelijke moet de bedrijfsdierenarts ontbieden, die het dier moet onderzoeken.

Art.4. § 1. Op een bedrijf waar zich verdachte dieren bevinden, zijn volgende maatregelen van kracht :
  1° de bedrijfsdierenarts onderwerpt alle verdachte dieren aan een klinisch onderzoek;
  2° de bedrijfsdierenarts neemt passende monsters voor laboratoriumonderzoek;
  3° indien het bedrijf gelegen is buiten het beperkingsgebied, is al het verkeer van dieren van de vatbare soorten van of naar het bedrijf verboden;
  4° de verantwoordelijke van een beslag van runderen, schapen, geiten of hertachtigen houdt op basis van het bedrijfsregister een telling bij van alle aanwezige dieren van deze soorten. Deze telling wordt door de verantwoordelijke bijgewerkt. De tellingsgegevens moeten op eenvoudig verzoek aan het Voedselagentschap worden voorgelegd;
  5° de verantwoordelijke van dieren van andere vatbare soorten dan deze vermeld in punt 4°, houdt een telling bij van alle aanwezige dieren van deze soorten. Deze telling wordt door de verantwoordelijke bijgewerkt. De tellingsgegevens moeten op eenvoudig verzoek aan het Voedselagentschap worden voorgelegd.
  § 2. Ter aanvulling van de maatregelen voorzien in § 1, kan het Voedselagentschap volgende bijkomende maatregelen opleggen :
  1° elke verplaatsing van dieren van de vatbare soorten van of naar het bedrijf is verboden tot wanneer uit de laboratoriumonderzoeken blijkt dat de verdenking weerlegd is, of tot een beperkingsgebied werd afgebakend rond het bedrijf;
  2° de officiële dierenarts voert een epidemiologisch onderzoek uit overeenkomstig de voorschriften van hoofdstuk V.
  § 3. Het Voedselagentschap kan de in §§ 1 en 2 genoemde maatregelen ook toepassen in andere bedrijven, wanneer in verband met hun ligging, hun geografische situatie of contacten met het verdachte bedrijf kan worden verondersteld dat zij mogelijk zijn besmet.
  § 4. Voor een bedrijf gelegen buiten een beperkingsgebied heft de officiële dierenarts de in §§ 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen pas op wanneer uit de onderzoeken blijkt dat de verdenking weerlegd is.
  Voor een bedrijf gelegen binnen een beperkingsgebied heft de officiële dierenarts de maatregelen voorzien in §§ 2 en 3 pas op wanneer uit de onderzoeken blijkt dat de verdenking weerlegd is.

HOOFDSTUK III. - Maatregelen in een beperkingsgebied.
Art.5. § 1. Van zodra de aanwezigheid van de ziekte op een bedrijf bevestigd is, verklaart het Voedselagentschap het tot besmet bedrijf en brengt dit ter kennis van de verantwoordelijke.
  § 2. In aanvulling van de in artikel 4 bedoelde maatregelen kunnen aangetaste of verdachte dieren worden afgemaakt op bevel van het Voedselagentschap en bestemd voor vernietiging onder officieel toezicht.
  Het afmakingsbevel wordt aan de verantwoordelijke betekend en een afschrift ervan wordt aan de burgemeester toegezonden.

Art.6. Het Voedselagentschap bakent de beschermings- en de toezichtsgebieden af.
  Een beschrijving van deze gebieden is te raadplegen op de website van het Voedselagentschap (www.favv.be) en wordt op eenvoudige aanvraag door het Voedselagentschap ter beschikking gesteld.

Art.7. In een beperkingsgebied zijn de volgende maatregelen van toepassing :
  1° op elk bedrijf dient de verantwoordelijke een telling van alle dieren van de vatbare soorten op te maken. De tellingsgegevens moet op eenvoudig verzoek aan het Voedselagentschap worden voorgelegd;
  2° dieren van de vatbare soorten mogen het gebied waarin ze zich bevinden niet verlaten;
  3° de verplaatsingen van dieren en van hun sperma, eicellen en embryo's binnen en uit de beperkingsgebieden voor intracommunautair handelsverkeer zijn verboden, behoudens uitzonderingen toegestaan door het Voedselagentschap. De uitzonderingen worden toegestaan op basis van de voorwaarden van artikelen 7 en 8 en bijlage III van verordening (EG) nr. 1266/2007;
  4° het Voedselagentschap kan de in artikel 4 bedoelde maatregelen uitbreiden tot andere bedrijven gelegen in het beperkingsgebied.

HOOFDSTUK IV. - Uitzonderingen.
Art.8. Het Voedselagentschap kan op de maatregelen voorzien in de artikelen 4 en 5 uitzonderingen toekennen op basis van :
  1° de epidemiologische situatie in België en in de buurlanden,
  2° de geografische herkomst van de dieren,
  3° de geografische bestemming van de dieren,
  4° het gebruik van de dieren,
  5° de immunogene status van de dieren,
  6° de leeftijd van de dieren,
  7° de uitgevoerde risicoanalyse,
  8° de van toepassing zijnde protocollen voor het handelsverkeer.

HOOFDSTUK V. - Epidemiologisch Onderzoek.
Art.9. Het epidemiologisch onderzoek betreft :
  1° de duur van de periode waarin de ziekte op het bedrijf aanwezig kan zijn geweest;
  2° de mogelijke oorsprong van de ziekte in het bedrijf en het identificeren van andere bedrijven waar zich dieren van de vatbare soorten bevinden die door dezelfde bron kunnen besmet zijn;
  3° de aanwezigheid en de verspreiding van de vectoren van de ziekte;
  4° de bewegingen van de dieren van de vatbare soorten van of naar de betrokken bedrijven of het eventueel afvoeren van krengen van deze dieren van deze bedrijven.

HOOFDSTUK VI. - Voorwaarden van toepassing voor doorvoer.
Art.10. De doorvoer van dieren van vatbare soorten wordt toegestaan door het Voedselagentschap op basis van de voorwaarden van artikel 9 van verordening (EG) nr. 1266/2007.

HOOFDSTUK VII. - Opheffing van de maatregelen.
Art.11. Het Voedselagentschap heft de in de hoofdstuk III voorziene maatregelen op ten vroegste twee jaar na het einde van de circulatie van het virus in de besmette gebieden.

HOOFDSTUK VIII. - Laboratoriumdiagnose.
Art.12. Conform de bepalingen van artikelen 2, 3 en 10 van het koninklijk besluit van 15 april 2005 betreffende de aanduiding van de officiële laboratoria tot bepaling van de procedure en de erkenningsvoorwaarden van laboratoria die analyses uitvoeren in het kader van de controleopdracht van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot uitvoering van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking, worden de diagnostische tests uitgevoerd, hetzij door het nationaal referentielaboratorium, hetzij door laboratoria erkend door het Voedselagentschap.

HOOFDSTUK IX. - Vaccinatie.
Art.13.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art. 13bis.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art.14.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art.15.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art.16.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art.17.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art.18.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

HOOFDSTUK X. - Vergoedingen.
Art.19. Binnen de grenzen van het daartoe bestemde begrotingsartikel kan het Fonds aan de eigenaar van een dier, dat op bevel werd afgemaakt, een vergoeding toekennen gelijk aan de waarde van het dier, voor zover deze vergoeding 2.500 EUR per dier niet overschrijdt en de verantwoordelijke zich naar de bepalingen van dit besluit heeft geschikt.
  Er wordt geen enkele vergoeding toegekend indien de verantwoordelijke geen gevolg heeft gegeven aan het afmakingsbevel of indien de gezondheidsmaatregelen ambtshalve worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XI.

Art.20.§ 1. De waarde van een op bevel af te maken dier wordt bepaald door een deskundige overeenkomstig artikel 77 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer.
  § 2. [1 De vacaties van de deskundigen worden bepaald volgens de artikelen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 betreffende de vacaties van de deskundigen die schatting van dieren uitvoeren voor het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/41, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 07-06-2014>

Art.21.[1 Aan de erkende dierenarts wordt, ten laste van het Sanitair Fonds, een vergoeding toegekend per :
   1° bedrijfsbezoek;
   2° bloedname,
   voor zover deze worden uitgevoerd volgens de voorschriften van het FAVV.
   De bedoelde handelingen zijn respectievelijk hernomen in nummer 1 en 4 van de bijlage van het koninklijk besluit van 28 januari 2024 betreffende de vergoeding van de dierenartsen ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-01-28/05, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.22. Voor bedrijfsbezoeken en staalnemingen uitgevoerd door de bedrijfsdierenarts in het kader van een verdenking van de ziekte wordt geen vergoeding toegekend.

Art.23.§ 1. Om de bestrijding van de ziekte op te voeren in het algemeen belang, binnen de grenzen van het daartoe bestemde begrotingsartikel, wordt aan de verantwoordelijke van een verklikkerbedrijf, een maandelijkse vergoeding van 25 EUR toegekend ten laste van het Fonds, voor zover er in de loop van deze maand een monsterneming werd uitgevoerd. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
  Deze vergoeding wordt niet meer toegekend vanaf het ogenblik dat het bedrijf niet meer als verklikkerbedrijf wordt aangewezen.
  § 2. De uitbetaling van de vergoeding aan de verantwoordelijken van verklikkerbedrijven treedt in werking vanaf 1 januari 2007.

(NOTA :   - vanaf de 01-10-2011 bedraagt de maandelijkse vergoeding 26,40 € ; zie VARIA 2011-11-08/02, art. M, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2011>  - vanaf de 01-10-2012 bedraagt de maandelijkse vergoeding 26,99 € ; zie VARIA 2012-10-01/14, art. M, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2012>)

Art.23/1.
  <Opgeheven bij KB 2025-01-26/01, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art.23/2.[1 Ten laste van en binnen de grenzen van de beschikbare kredieten van de begrotingspost 255.402.344.101:
   1° wordt voor elk beslag van runderen aan de in Sanitel geregistreerde verantwoordelijke van het beslag een eenmalige forfaitaire subsidie van 23,50 euro [2 inclusief btw]2 per rund toegekend, met uitzondering van mestkalveren, op voorwaarde dat het rund voor 1 juni 2025 werd gevaccineerd in overeenstemming met de door de Koning uitgevaardigde bepalingen; dit forfaitaire bedrag wordt als prefinanciering van de in dit 1° bedoelde ondersteuning ten gunste van de verantwoordelijke van het beslag aan de dierenarts betaald; de dierenarts trekt dit bedrag af van de honoraria die aan de verantwoordelijke van het beslag worden gefactureerd voor de uitvoering van de in dit 1° bedoelde vaccinaties; de dierenarts is verplicht een document aan de verantwoordelijke van het beslag af te leveren waarin de aftrek van de subsidie op de gefactureerde honoraria wordt vermeld;
   2° wordt voor elk beslag van schapen aan de in Sanitel geregistreerde verantwoordelijke van het beslag een eenmalige forfaitaire subsidie van 7 euro [2 inclusief btw]2 per schaap toegekend, op voorwaarde dat het schaap voor 1 juni 2025 werd gevaccineerd in overeenstemming met de door de Koning uitgevaardigde bepalingen; de dierenarts trekt het verschuldigde forfaitaire bedrag, berekend op basis van het aantal gevaccineerde dieren, af van de honoraria die aan de verantwoordelijke van het beslag worden gefactureerd voor de uitvoering van de in 1° bedoelde vaccinaties; dit bedrag geldt als een voorschot dat kan worden teruggevorderd bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; de terugbetaling gebeurt op basis van het aantal gevaccineerde dieren zoals opgenomen in het vaccinatieverslag van de dierenarts; de dierenarts is verplicht een document aan de verantwoordelijke van het beslag te verstrekken waarin de aftrek van de subsidie op de gefactureerde honoraria wordt vermeld;
   3° wordt aan de erkende dierenartsen een eenmalige forfaitaire subsidie van 75 euro per runderbeslag toegekend als subsidie voor de begeleiding van de vaccinaties gefinancierd door begrotingspost 255.402.344.101 als bedoeld in het bepaalde onder 1° ;
   4° wordt aan de erkende dierenartsen een eenmalige forfaitaire subsidie van 50 euro per schapenbeslag toegekend als subsidie voor de begeleiding van de vaccinaties gefinancierd door begrotingspost 255.402.344.101 als bedoeld in het bepaalde onder 2° ;
   De Koning kan bijkomende nadere regels uitvaardigen inzake de aanvraag en de uitbetaling van de steun vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, alsook van de eenmalige forfaitaire bedragen vermeld in het eerste lid, 3° en 4°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-12-20/11, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (2)<KB 2025-01-26/01, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>

Art.23/3. [1 De in artikel 23/2 bedoelde tegemoetkomingen ten laste van begrotingspost 255.402.344.101 worden toegekend met inachtneming van de bepalingen van hoofdstukken I en II en artikel 26 van Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 betreffende de verklaring dat bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsectoren en in plattelandsgebieden verenigbaar zijn met de interne markt overeenkomstig de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
   De Koning bepaalt de feiten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de tegemoetkoming ten laste van deze begrotingspost.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-12-20/11, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.23/4. [1 De volgende feiten vormen de aanleiding voor de subsidiabiliteit van de tegemoetkoming ten laste van deze begrotingspost, zoals bedoeld in:
   1° Artikel 23/2, 1° en 2°, de brief die door de verenigingen aan de verantwoordelijke van het beslag wordt gestuurd om hem uit te nodigen contact op te nemen met een dierenarts om de dieren van zijn beslag vóór 1 juni 2025 te vaccineren;
   2° Artikel 23/2, 3°, de naar behoren ingevulde vaccinatieverslagen zoals bedoeld in artikel 11, § 1 van het koninklijk besluit 26 januari 2025 betreffende de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte en tegen blauwtong en tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong en in artikel 8 van de wet van 20 december 2024 betreffende de verplichte vaccinatie tegen blauwtong en EHD;
   3° Artikel 23/2, 4°, het naar behoren ingevulde vaccinatieverslag zoals bedoeld in artikel 11, § 1 van het koninklijk besluit 26 januari 2025 betreffende de vaccinatie tegen de epizoötische hemorragische ziekte en tegen blauwtong en tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2025-01-26/01, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 31-01-2025>


HOOFDSTUK XI. - Ambtshalve toe te passen maatregelen.
Art.24. Indien een verantwoordelijke van dieren van de vatbare soorten één of meerdere maatregelen van dit besluit, of maatregelen opgelegd door de officiële dierenarts, niet toepast, laat het Voedselagentschap ze ambtshalve toepassen op kosten van de betrokken verantwoordelijke.

Art.25. Elk dier van een vatbare soort dat zich op de openbare weg, op een openbare plaats of op de eigendom van een ander bevindt, en dat in overtreding is met de bepalingen van dit besluit, wordt onmiddellijk onder toezicht geplaatst van het Voedselagentschap en kan op bevel van de officiële dierenarts afgemaakt worden.

Art.26. De kosten voor de afzondering en de sanitaire bezoeken uitgevoerd in het kader van dit hoofdstuk zijn te laste van de verantwoordelijke van de dieren die het voorwerp uitmaken van de maatregel.

Art.27. Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en vervolgd overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen.
Art.28. Het ministerieel besluit van 20 november 2001 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 22 augustus 2006 wordt opgeheven.

Art.29. In bijlage 1 van het koninklijk besluit van 3 oktober 1997 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierenziekten, worden de woorden " Blue tongue " geschrapt.

Art.30. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 31. Onze minister bevoegd voor volksgezondheid en Onze minister bevoegd voor de veiligheid van de voedselketen zijn, ieder wat haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.