9 NOVEMBER 2009. - Koninklijk besluit betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-11-2009 en tekstbijwerking tot 23-09-2016)
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities
Toepassingsgebied
Art. 1
Definities
Art. 2
HOOFDSTUK 2. - Toegelaten of erkende aquacultuurproductiebedrijven en erkende verwerkingsbedrijven
Voorwaarden voor de afgifte van toelatingen en erkenningen
Art. 3
Registratie en traceerbaarheid
Art. 4
Goede hygiënische methoden
Art. 5
Programma voor de bewaking van de dierengezondheid
Art. 6
HOOFDSTUK 3. - Veterinairrechtelijke voorwaarden voor het in de handel brengen van aquacultuurdieren en de producten daarvan
Afdeling 1. - Algemene bepalingen, vervoer, diergezondheidscertificaten
Werkingssfeer
Art. 7
Algemene voorschriften inzake het in de handel brengen van aquacultuurdieren
Art. 8
Voorschriften inzake ziektepreventie in verband met vervoer
Art. 9
Dierengezondheidcertificiëring
Art. 10
Afdeling 2. - Aquacultuurdieren bestemd voor de kweek en om in het wild uit te zetten
Algemene voorschriften inzake het in de handel brengen van aquacultuurdieren bestemd voor de kweek of om in het wild uit te zetten
Art. 11
Het binnenbrengen van tot gevoelige soorten behorende aquacultuurdieren in ziektevrije gebieden
Art. 12
Het binnenbrengen van tot vectorsoorten behorende levende aquacultuurdieren in ziektevrije gebieden
Art. 13
Afdeling 3. - Voor menselijke consumptie bestemde aquacultuurdieren en producten daarvan
Aquacultuurdieren en producten daarvan die in de handel worden gebracht voor verdere verwerking met het oog op menselijke consumptie
Art. 14
Aquacultuurdieren en producten daarvan die zonder verdere verwerking voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht
Art. 15
Afdeling 4. - Wilde waterdieren
Uitzetten van wilde waterdieren in ziektevrij verklaarde gebieden of compartimenten
Art. 16
Afdeling 5. - Waterdieren voor sierdoeleinden
Het in de handel brengen van waterdieren voor sierdoeleinden
Art. 17
HOOFDSTUK 4. - Binnenbrengen in het Rijk van aquacultuurdieren en producten daarvan, afkomstig uit derde landen
Algemene voorschriften inzake het binnenbrengen van aquacultuurdieren en de producten daarvan uit derde landen
Art. 18
HOOFDSTUK 5. - Regels voor de melding van ziekten en minimummaatregelen betreffende de bestrijding ervan bij waterdieren
Afdeling 1. - Melding van ziekten
Melding bij het Voedselagentschap
Art. 19
Afdeling 2. - Verdenking van een op de lijst voorkomende ziekte Epidemiologische onderzoeken
Eerste bestrijdingsmaatregelen
Art. 20
Epidemiologisch onderzoek
Art. 21
Opheffing van de beperkende maatregelen
Art. 22
Afdeling 3. - Bestrijdingsmaatregelen bij bevestiging van exotische ziekten bij aquacultuurdieren
Algemene maatregelen
Art. 23
Verzamelen en verdere verwerking
Art. 24
Verwijdering en vernietiging
Art. 25
Sanitaire leegstand
Art. 26
Bescherming van waterdieren
Art. 27
Opheffing van de maatregelen
Art. 28
Afdeling 4. - Bestrijdingsmaatregelen bij bevestiging van niet-exotische ziekten bij aquacultuurdieren
Algemene bepalingen
Art. 29
Inperkingsmaatregelen
Art. 30
[1Opheffing van de maatregelen]1
Art. 30/1
Afdeling 5. - Bestrijdingsmaatregelen bij opduikende ziekten
Art. 31-32
HOOFDSTUK 6. - Bestrijdingsprogramma's en vaccinatie
Afdeling 1. - Bewakings- en uitroeiingsprogramma's
Opstelling en goedkeuring van bewakings- en uitroeiingsprogramma's
Art. 33
Inhoud van de programma's
Art. 34
Afdeling 2. - Rampenplan voor opduikende en exotische ziekten
[1 Rampenplan voor opduikende en exotische ziekten]1
Art. 35
Afdeling 3. - Vaccinatie
Vaccinatie
Art. 36
HOOFDSTUK 7. - Ziektevrije status
Ziektevrij gebied of compartiment
Art. 37
Lijst van ziektevrije verklaarde gebieden of compartimenten
Art. 38
Handhaving van de ziektevrije status
Art. 39
HOOFDSTUK 8. - [1 Laboratoria en diagnosemethoden]1
Nationale referentielaboratoria
Art. 40
[1Diagnosemethoden]1
Art. 40/1
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Sancties
Art. 41
Bijlagen
Art. 42-46
Opheffingen
Art. 47
Overgangsbepalingen
Art. 48-49
BIJLAGEN.
Art. N1-N8
1988016077 1992916194 1993016224 1995916202 1998016276 2000016171 2005023114
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities
Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. [1 Dit besluit voorziet in de omzetting van richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren, en in de omzetting van richtlijn 2008/53/EG van de Commissie van 30 april 2008 tot wijziging van bijlage IV bij richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft voorjaarsviremie van de karper (SVC), alsook in de omzetting van het uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van richtlijn 2006/88/EG wat betreft voorschriften voor bewaking en diagnosemethoden.]1
§ 2. Dit besluit bepaalt :
1° de veterinairrechtelijke vereisten voor het in de handel brengen en voor de in- en doorvoer van aquacultuurdieren en van de producten die eruit zijn verkregen;
2° de preventieve maatregelen bedoeld om het sensibiliserings- en het paraatheidsniveau van de verantwoordelijken van aquacultuurproducties en andere actoren van de sector te verhogen ten aanzien van ziekten bij aquacultuurdieren;
3° minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een verdenking of uitbraak van bepaalde ziekten bij waterdieren worden toegepast.
[2 4° de toe te passen bewaking, bufferzones, bemonsterings- en diagnosemethoden in verband met de ziektestatus van gebieden of compartimenten binnen het nationaal grondgebied daarvan ten aanzien van de niet-exotische ziekten bij waterdieren;
5° de te gebruiken diagnosemethoden voor laboratoriumonderzoeken in het geval van verdenking of bevestiging van de aanwezigheid van niet-exotische ziekten bij waterdieren;
6° de minimale bestrijdingsmaatregelen die moeten worden genomen in geval van verdenking of bevestiging van niet-exotische ziekten bij waterdieren in gebieden of compartimenten binnen het nationaal grondgebied die niet vrij verklaard zijn van niet-exotische ziekten bij waterdieren.]2
§ 3. Dit besluit is niet van toepassing op :
1° in niet-commerciële aquaria gekweekte waterdieren voor sierdoeleinden;
2° verzamelde of gevangen in het wild levende waterdieren die rechtstreeks voor de voedselketen bestemd zijn;
3° voor de productie van vismeel, visvoer, visolie en soortgelijke producten gevangen waterdieren.
§ 4. Hoofdstuk 2, hoofdstuk 3, afdelingen 1 tot en met 4 en hoofdstuk 7 zijn niet van toepassing op waterdieren die voor sierdoeleinden worden gehouden in gesloten voorzieningen.
§ 5. Dit besluit geldt onverminderd de bepalingen inzake de instandhouding van de soorten of het introduceren van niet-inheemse soorten.
----------
(1)<KB 2016-08-30/16, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
(2)<KB 2016-08-30/16, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
Definities
Art.2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder :
1° aquacultuur : de kweek of teelt van aquatische organismen, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de betrokken organismen te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het milieu en in een kader waarin deze organismen eigendom blijven van één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen gedurende de gehele fase van de kweek of de teelt, tot en met de oogst;
2° aquacultuurdier : elk waterdier, in al zijn ontwikkelingsfasen, inclusief eieren, sperma en gameten, dat is gekweekt in een kwekerij of kweekgebied van weekdieren, of dat uit het wilde milieu wordt gehaald teneinde in een kwekerij of een kweekgebied van weekdieren te worden binnengebracht;
3° aquacultuurproductiebedrijf : onderneming, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die al dan niet met winstoogmerk met het kweken, de exploitatie of de teelt van aquacultuurdieren samenhangende activiteiten uitvoert;
4° verantwoordelijke van een aquacultuurproductiebedrijf : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in dit besluit vastgestelde voorschriften in het onder zijn leiding staande aquacultuurproductiebedrijf;
5° waterdier :
a) vis die behoort tot de superklasse Agnatha en de klassen Chondrichthyes en Osteichtyes;
b) weekdieren die behoren tot het phylum Mollusca;
c) schaaldieren die behoren tot het subphylum Crustacea.
6° erkend verwerkingsbedrijf : een levensmiddelenbedrijf dat overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong erkend is om aquacultuurdieren voor voedingsdoeleinden te verwerken, en waaraan in overeenstemming met artikel 3 van dit besluit een erkenning is verleend;
7° verantwoordelijke van een erkend verwerkingsbedrijf : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorschriften van dit besluit in het onder zijn leiding staand erkend verwerkingsbedrijf;
8° kwekerij : gebouwen, gesloten ruimte of installaties van een aquacultuurproductiebedrijf waar aquacultuurdieren worden gekweekt om in de handel te worden gebracht, met uitzondering van bedrijven waar wilde waterdieren die voor menselijke consumptie verzameld of gevangen worden, in afwachting van de slacht tijdelijk worden gehouden zonder te worden gevoederd;
9° kweken : het kweken van aquacultuurdieren in een kwekerij of in een kweekgebied van weekdieren;
10° kweekgebied van weekdieren : een productiegebied of heruitzettingsgebied waarbinnen alle aquacultuurproductiebedrijven hun activiteiten uitvoeren in het kader van een gemeenschappelijk bioveiligheidssysteem;
11° waterdier voor sierdoeleinden : een waterdier dat uitsluitend voor sierdoeleinden wordt gekweekt of in de handel wordt gebracht;
12° in de handel brengen : het verhandelen van aquacultuurdieren, met inbegrip van het te koop aanbieden of enige andere vorm van al dan niet kosteloze overdracht, alsmede iedere vorm van verplaatsing ervan;
13° productiegebied : een gebied in zoet water, in zee, in een estuarium, op het land of in een lagune waarin zich hetzij natuurlijke gronden voor weekdieren, hetzij gebieden gebruikt voor de kweek van weekdieren bevinden en waar weekdieren worden verzameld;
14° put en take-visbedrijven : vijvers of andere installaties waarin de populatie enkel wordt gehandhaafd met het oog op recreationeel vissen, en waar de herpopulatie gebeurt met aquacultuurdieren;
15° heruitzettingsgebied : een gebied in zoet water, in zee, in een lagune of in een estuarium dat duidelijk met boeien, palen of andere verankerde materialen is afgebakend en dat uitsluitend bestemd is voor de natuurlijke zuivering van levende weekdieren;
16° wild waterdier : waterdier dat geen aquacultuurdier is;
17° Minister : naargelang het geval de Minister tot wiens bevoegdheid de Veiligheid van de Voedselketen behoort of de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;
18° Voedselagentschap : Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
19° officiële dierenarts : de dierenarts van het Voedselagentschap;
20° erkende dierenarts : de erkende dierenarts bedoeld in artikel 3, § 4, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende organiek reglement van de Veterinaire Diensten;
21° Commissie : de Commissie van de Europese Unie;
22° lidstaat : staat die lid is van de Europese Unie;
23° verwijderen : het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of vernietigen van dierlijke bijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, of door de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen;
24° erkend laboratorium : laboratorium erkend door het Voedselagentschap voor de diagnose van ziekten van waterdieren opgenomen in bijlage 4, deel B;
25° quarantainevoorziening : een voorziening :
a) waarin de quarantaine van aquacultuurdieren wordt uitgevoerd,
b) die een of meer quarantaine-eenheden bevat; en
c) die door het Voedselagentschap is erkend en geregistreerd als een quarantainevoorziening en die voldoet aan de minimumvoorwaarden voor quarantainevoorzieningen vastgesteld in bijlage I van beschikking 2008/946/EG van de Commissie van 12 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van de Raad wat betreft de quarantainevoorschriften voor aquacultuurdieren.
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit gelden eveneens volgende definities :
1° de technische definities in bijlage 1;
2° in voorkomend geval, de definities uit respectievelijk :
a) de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden;
b) artikel 2 van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne;
c) artikel 2 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
d) artikel 2 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn;
e) artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1251/2008 van de Commissie van 12 december 2008 ter uitvoering van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft de voorwaarden en certificeringsvoorschriften voor het in de handel brengen en de invoer in de Gemeenschap van aquacultuurdieren en producten daarvan en tot vaststelling van een lijst van vectorsoorten.
HOOFDSTUK 2. - Toegelaten of erkende aquacultuurproductiebedrijven en erkende verwerkingsbedrijven
Voorwaarden voor de afgifte van toelatingen en erkenningen
Art.3. § 1. De toelatingen en erkenningen worden verleend op basis van een door het Voedselagentschap uitgevoerde risicoanalyse en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de artikelen 4, 5 en 6 en worden niet verleend indien de betreffende activiteit een onaanvaardbaar risico betekent voor de verspreiding van ziekten.
Voordat een toelating of erkenning geweigerd wordt, moeten er risicobeperkende maatregelen, waaronder een alternatieve locatie voor de desbetreffende bedrijfsactiviteit, worden overwogen.
§ 2. Bij het indienen van de aanvraag om toelating en/of erkenning verstrekken de verantwoordelijken aan het Voedselagentschap de informatie die vereist is volgens bijlage 2.
Registratie en traceerbaarheid
Art.4.§ 1. De verantwoordelijken van aquacultuurproductie-bedrijven houden een register bij waarin alle binnenkomende en uitgaande bewegingen van aquacultuurdieren en van producten daarvan chronologisch worden genoteerd, met de betrokken kwekerijen of kweekgebieden van weekdieren, met onder andere :
1° de identificatie van de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren van herkomst en de identificatie van de kwekerij, het kweekgebied van weekdieren of het verwerkingsbedrijf van bestemming;
2° de datum;
3° de soort;
4° het ontwikkelingsstadium van de soort;
5° de hoeveelheid in kg of aantal dieren;
6° het toelatingsnummer van de vervoerder.
In het register bedoeld in het eerste lid worden bovendien volgende gegevens bijgehouden :
1° de mortaliteit vastgesteld in elke epidemiologische eenheid, naargelang het productietype;
2° de data van de bezoeken van de erkende dierenarts in het kader van het in artikel 6 bedoelde programma voor de bewaking van de dierengezondheid;
3° de resultaten van het bewakingsprogramma van de dierengezondheid.
§ 2. De verantwoordelijken van erkende verwerkingsbedrijven in de aquacultuur houden een register bij waarin alle binnenkomende en uitgaande bewegingen van aquacultuurdieren en van producten daarvan chronologisch worden genoteerd, namelijk :
1° de identificatie van de kwekerij van vertrek en de identificatie van het bedrijf van bestemming;
2° de datum;
3° de soort of de benaming van het product;
4° de hoeveelheid product.
§ 3. [1 Voor elk vervoer van aquacultuurdieren houdt de vervoerder een register bij waarin in chronologische volgorde zijn genoteerd :
1° a) de identificatie van de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren van herkomst en van bestemming, of de identificatie van het verwerkingsbedrijf van bestemming;
b) de datum;
c) de vervoerde hoeveelheid;
d) de vervoerde soort;
e) het ontwikkelingsstadium van de vervoerde soort;
f) de sterfte vastgesteld tijdens het vervoer;
g) de plaatsen waar het vervoerwater werd gehaald of geloosd.
2° Tijdens het vervoer zijn de gegevens bedoeld in het eerste lid met betrekking tot het betrokken vervoer beschikbaar.]1
§ 4. De in paragrafen 1, 2 en 3 bedoelde registers mogen op papier of op gecomputeriseerde wijze worden bijgehouden. De registers worden gedurende een periode van ten minste vijf jaar bewaard op de bedrijfssite van het bedrijf en kunnen worden voorgelegd telkens wanneer het Voedselagentschap daarom verzoekt.
----------
(1)<KB 2012-12-17/26, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2013>
Goede hygiënische methoden
Art.5. De verantwoordelijken van aquacultuurproductiebedrijven en van erkende verwerkingsbedrijven passen de goede hygiënepraktijken toe afgestemd op de betreffende activiteit overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen.
Programma voor de bewaking van de dierengezondheid
Art.6.§ 1. De verantwoordelijken van kwekerijen en kweekgebieden van weekdieren passen volgens het betreffende productietype een risicogebaseerd bewakingsprogramma toe.
§ 2. Het risicogebaseerd bewakingsprogramma voor diergezondheid bedoeld in paragraaf 1 beoogt de detectie van :
1° [1 een eventuele toegenomen sterfte naargelang het productietype, en]1
2° de aanwezigheid van de in bijlage 4, deel B, vermelde ziekten in kwekerijen en kweekgebieden van weekdieren waar voor deze ziekten gevoelige soorten aanwezig zijn.
§ 3. [1 Het in paragraaf 2 bedoelde programma voldoet ten minste aan de criteria die zijn vastgelegd in bijlage 3, deel B, en in voorkomend geval, aan de specifieke voorschriften die het Voedselagentschap oplegt. Deze bewaking geschiedt onverminderd de bemonstering en bewaking uit hoofde van hoofdstukken 5 en 7.]1
§ 4. De verantwoordelijke van een aquacultuurproductiebedrijf doet een beroep op een erkende dierenarts voor het opstellen en opvolgen van het bewakingsprogramma voor diergezondheid bedoeld in de paragrafen 1 en 2.
----------
(1)<KB 2012-12-17/26, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2013>
HOOFDSTUK 3. - Veterinairrechtelijke voorwaarden voor het in de handel brengen van aquacultuurdieren en de producten daarvan
Afdeling 1. - Algemene bepalingen, vervoer, diergezondheidscertificaten
Werkingssfeer
Art.7. § 1. Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op de in bijlage 4, deel B vermelde ziekten en op de daarvoor gevoelige soorten.
§ 2. De Minister kan toestaan dat aquacultuurdieren die niet in overeenstemming zijn met de voorschriften van dit hoofdstuk in de handel worden gebracht voor wetenschappelijke doeleinden en kan de maatregelen van toezicht bepalen om te garanderen dat de gezondheidsstatus van waterdieren op de plaats van bestemming of op de doorvoerplaatsen met betrekking tot de in bijlage 4, deel B, vermelde ziekten, geen gevaar loopt.
Dergelijke verplaatsingen tussen lidstaten mogen slechts plaatsvinden indien het Voedselagentschap en/of de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat, hiervan vooraf in kennis zijn gesteld.
Algemene voorschriften inzake het in de handel brengen van aquacultuurdieren
Art.8. § 1. De verantwoordelijken van aquacultuurproductiebedrijven nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat de gezondheidsstatus van de aquacultuurdieren en van de producten daarvan wanneer ze in de handel worden gebracht, op de plaats van bestemming met betrekking tot de in bijlage 4, deel B, vermelde ziekten niet in gevaar zou worden gebracht.
§ 2. Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde regels betreffende de verplaatsing van aquacultuurdieren, in het bijzonder verplaatsingen tussen lidstaten, gebieden of compartimenten met een verschillende gezondheidsstatus zoals bedoeld in bijlage 3, deel A.
Voorschriften inzake ziektepreventie in verband met vervoer
Art.9. § 1. De noodzakelijke ziektepreventiemaatregelen worden toegepast bij het vervoer van aquacultuurdieren, zodat de gezondheidsstatus van deze dieren gedurende het vervoer niet wordt gewijzigd en het risico van verspreiding van ziekten wordt teruggedrongen.
§ 2. De aquacultuurdieren worden vervoerd in voorwaarden die hun gezondheidsstatus niet schaden en die van de plaats van bestemming en - indien van toepassing - van doorvoerplaatsen niet in gevaar brengen.
De paragrafen 1 et 2 zijn ook van toepassing op niet in bijlage 4, deel B, vermelde ziekten en daarvoor gevoelige soorten.
§ 3. De Minister kan de in paragrafen 1 en 2 bedoelde maatregelen en voorwaarden vaststellen.
§ 4. De Minister kan bepalen op welke plaatsen water voor het vervoer wordt genomen of geloosd, alsook de modaliteiten bepalen voor het behandelen van overtollig water of spoelwater zodat het verversen van water gebeurt onder omstandigheden die geen risico opleveren voor de gezondheidsstatus van :
1° de vervoerde aquacultuurdieren;
2° de waterdieren die aanwezig zijn op de plaats waar het water wordt ververst;
3° de waterdieren die aanwezig zijn op de plaats van bestemming.
Dierengezondheidcertificiëring
Art.10. § 1. Een dierengezondheidscertificaat is vereist wanneer de aquacultuurdieren worden binnengebracht in een gebied of compartiment dat ziektevrij is verklaard overeenkomstig artikel 37 of waarvoor een bewakings- of uitroeiingsprogramma geldt, voor :
1° de kweek of het in het wild uitzetten, of
2° een bijkomende behandeling voorafgaand aan menselijke consumptie, behalve indien :
a) in het geval van vis : deze vóór verzending wordt geslacht en gestript;
b) in het geval van weekdieren en schaaldieren : zij in de vorm van niet-verwerkte of van verwerkte producten worden verzonden.
§ 2. Een dierengezondheidscertificaat is vereist wanneer deze dieren de toelating krijgen om een gebied te verlaten waarvoor de bepalingen inzake bestrijding voorzien in hoofdstuk 5, afdelingen 3, 4 en 5 gelden.
Deze paragraaf is eveneens van toepassing op niet in bijlage 4, deel B, vermelde ziekten en de daarvoor gevoelige soorten.
§ 3. Voor de onderstaande verplaatsingen geldt een kennisgevingsverplichting via het geïnformatiseerde systeem overeenkomstig artikel 5 van het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer van sommige levende dieren en produkten :
a) verplaatsingen van aquacultuurdieren tussen lidstaten waar een diergezondheidscertificaat overeenkomstig de paragrafen 1 of 2 vereist is, en
b) alle andere verplaatsingen van levende aquacultuurdieren voor de kweek of voor uiteenzetting in het wild tussen lidstaten waar uit hoofde van dit besluit geen dierengezondheidscertificaat is vereist.
Afdeling 2. - Aquacultuurdieren bestemd voor de kweek en om in het wild uit te zetten
Algemene voorschriften inzake het in de handel brengen van aquacultuurdieren bestemd voor de kweek of om in het wild uit te zetten
Art.11. § 1. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 5, moeten aquacultuurdieren die met het oog op de kweek in de handel gebracht worden :
1° in goede klinische gezondheid verkeren, en
2° niet afkomstig zijn van een kwekerij of kweekgebied van weekdieren waar zich een onopgeloste verhoogde sterfte heeft voorgedaan.
Deze paragraaf is eveneens van toepassing op niet in bijlage 4, deel B, vermelde ziekten en daarvoor gevoelige soorten.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, 2°, kan het Voedselagentschap het in de handel brengen van aquacultuurdieren toelaten op basis van een risicoanalyse, voor zover de dieren afkomstig zijn van een gedeelte van de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren dat onafhankelijk is van de epidemiologische eenheid waar de verhoogde sterfte zich heeft voorgedaan.
§ 3. Het is verboden om aquacultuurdieren die bestemd zijn om te worden vernietigd of te worden geslacht in het kader van bestrijding van ziekten bedoeld in hoofdstuk 5, in de handel te brengen voor de kweek of om in het wild te worden uitgezet.
§ 4. Aquacultuurdieren mogen enkel in het wild en in put en take-visbedrijven worden uitgezet indien zij :
1° voldoen aan de voorschriften van paragraaf 1,
en
2° afkomstig zijn van een kwekerij of een kweekgebied van weekdieren met een gezondheidsstatus zoals bedoeld in bijlage 3, deel A, die ten minste gelijk is aan die van de wateren waarin zij worden uitgezet.
§ 5. De Minister kan de minimumvoorwaarden opleggen voor de sanitaire status van aquacultuurdieren die op het nationaal grondgebied worden uitgezet met het oog op de kweek of om in het wild te worden uitgezet.
Het binnenbrengen van tot gevoelige soorten behorende aquacultuurdieren in ziektevrije gebieden
Art.12. § 1. Om in een gebied of compartiment dat overeenkomstig artikel 37 ziektevrij verklaard is te mogen worden binnengebracht voor de kweek of om in het wild te worden uitgezet, zijn aquacultuurdieren die behoren tot gevoelige soorten afkomstig uit een lidstaat, een zone of een compartiment die ook vrij van de betreffende ziekte is verklaard.
§ 2. De Minister kan afwijken van paragraaf 1 als op wetenschappelijke gronden kan worden aangenomen dat de tot gevoelige soorten behorende aquacultuurdieren in bepaalde levensstadia de ziekte in kwestie niet overdragen.
Het binnenbrengen van tot vectorsoorten behorende levende aquacultuurdieren in ziektevrije gebieden
Art.13. § 1. De Minister kan een lijst opstellen van de andere soorten dan die bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1251/2008 en die de rol van vectorsoort kunnen spelen en zo een ziekte kunnen overdragen.
§ 2. Wanneer vectorsoorten worden binnengebracht voor de kweek of om in het wild te worden uitgezet in een zone of een compartiment die overeenkomstig artikel 37 ziektevrij zijn verklaard, moeten ze :
1° afkomstig zijn uit een lidstaat, een zone of een compartiment die voor de betreffende ziekte ziektevrij zijn verklaard, of
2° gedurende een passende tijd in quarantainevoorzieningen worden gehouden in water dat vrij is van het desbetreffende pathogeen, indien uit de beschikbare wetenschappelijke gegevens of praktische ervaring is gebleken dat dit volstaat om het risico van overdracht van de specifieke ziekte tot een voor het voorkomen van de overdracht van de betrokken ziekte aanvaardbaar niveau terug te brengen.
Afdeling 3. - Voor menselijke consumptie bestemde aquacultuurdieren en producten daarvan
Aquacultuurdieren en producten daarvan die in de handel worden gebracht voor verdere verwerking met het oog op menselijke consumptie
Art.14. § 1. De aquacultuurdieren en de producten daarvan, van soorten die voor één of meer van de in bijlage 4, deel B, genoemde niet-exotische ziekten gevoelig zijn, mogen alleen voor verdere verwerking in de handel worden gebracht in een gebied of een compartiment die overeenkomstig artikel 37 van die ziekten vrij verklaard zijn op voorwaarde dat :
1° zij afkomstig zijn uit lidstaten, gebieden en compartimenten, die ook vrij van die betreffende ziekte zijn verklaard;
2° zij zijn verwerkt in een erkend verwerkingsbedrijf onder omstandigheden die de verspreiding van ziekten voorkomen;
3° indien het gaat over vissen : deze vóór verzending zijn geslacht en gestript, of
4° indien het gaat over weekdieren en schaaldieren : zij worden verzonden in de vorm van niet-verwerkte of van verwerkte producten.
§ 2. De levende aquacultuurdieren die behoren tot soorten die voor één of meerdere niet-exotische ziekten bedoeld in bijlage 4, deel B, gevoelig zijn en die in de handel worden gebracht om later te worden verwerkt in een gebied of een compartiment dat voor betreffende ziekten ziektevrij is verklaard overeenkomstig artikel 37, kunnen enkel het voorwerp zijn van een tijdelijke opslag op de verwerkingsplaats, indien zij :
1° afkomstig zijn uit lidstaten, gebieden of compartimenten, die ook vrij van die specifieke ziekte zijn verklaard, of
2° tijdelijk in verzendingscentra, zuiveringscentra of soortgelijke bedrijven worden gehouden die over systemen voor de behandeling van effluenten beschikken waarmee de desbetreffende pathogenen worden geïnactiveerd of waar de effluenten andere behandelingen ondergaan, waardoor het risico van verspreiding van de ziekten naar de natuurlijke wateren tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.
Aquacultuurdieren en producten daarvan die zonder verdere verwerking voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht
Art.15. § 1. Deze afdeling is niet van toepassing op aquacultuurdieren die behoren tot soorten die gevoelig zijn voor één of meerdere ziekten opgesomd in bijlage 4, deel B, noch op de producten daarvan, indien zij zonder verdere verwerking voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat zij worden aangeboden in detailverpakkingen die aan de bepalingen inzake verpakking en etikettering van Verordening (EG) nr. 853/2004 voldoen.
§ 2. Indien levende weekdieren en schaaldieren van voor één of meer in bijlage 4, deel B genoemde ziekten gevoelige soorten tijdelijk in communautaire wateren worden uitgezet of indien zij in verzendingscentra, zuiveringscentra of soortgelijke bedrijven worden binnengebracht, dan voldoen zij aan artikel 14, § 2.
Afdeling 4. - Wilde waterdieren
Uitzetten van wilde waterdieren in ziektevrij verklaarde gebieden of compartimenten
Art.16. Wilde waterdieren van voor één of meer in bijlage 4, deel B, genoemde ziekten gevoelige soorten, die in niet ziektevrij verklaarde gebieden of compartimenten gevangen zijn, worden onder toezicht van het Voedselagentschap gedurende een periode die lang genoeg is om het risico van overdracht van de ziekte tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, in daartoe geschikte voorzieningen in quarantaine geplaatst, voordat zij in een kwekerij of kweekgebied van weekdieren kunnen worden uitgezet die in een gebied of compartiment is gelegen dat overeenkomstig artikel 37 vrij verklaard is van de desbetreffende ziekte.
Afdeling 5. - Waterdieren voor sierdoeleinden
Het in de handel brengen van waterdieren voor sierdoeleinden
Art.17. § 1. Het in de handel brengen van waterdieren voor sierdoeleinden mag de gezondheidsstatus van de waterdieren ten aanzien van de in bijlage 4, deel B, opgesomde ziekten niet in gevaar brengen.
§ 2. De Minister kan de voorwaarden en nadere regels vastleggen voor het in de handel brengen van waterdieren voor sierdoeleinden in gesloten voorzieningen.
§ 3. Dit artikel is ook van toepassing voor niet in de lijst van bijlage 4, deel B, vermelde ziekten.
HOOFDSTUK 4. - Binnenbrengen in het Rijk van aquacultuurdieren en producten daarvan, afkomstig uit derde landen
Algemene voorschriften inzake het binnenbrengen van aquacultuurdieren en de producten daarvan uit derde landen
Art.18. § 1. De invoer van aquacultuurdieren en producten daarvan, ook die welke niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, is enkel toegelaten vanuit derde landen of delen van derde landen die voorkomen op een lijst die wordt opgesteld of gewijzigd door de Commissie.
§ 2. Een veterinair certificaat dat beantwoordt aan de communautaire regelgeving ter zake wordt bij het binnenkomen in het Rijk voorgelegd bij elke verzending van aquacultuurdieren of van producten daarvan.
HOOFDSTUK 5. - Regels voor de melding van ziekten en minimummaatregelen betreffende de bestrijding ervan bij waterdieren
Afdeling 1. - Melding van ziekten
Melding bij het Voedselagentschap
Art.19.De eigenaar of de verantwoordelijke van een aquacultuurproductiebedrijf en eenieder die zich bezighoudt met waterdieren, er toezicht op uitoefent of ze tijdens het transport vergezelt, zijn ertoe gehouden om aan het Voedselagentschap of aan de erkende dierenarts, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister, de aanwezigheid of vermoedelijke [1 aanwezigheid]1 te melden van ziekten die voorkomen in de lijst uit bijlage 4, deel B, alsook van elke verhoogde sterfte onder de aquacultuurdieren.
----------
(1)<KB 2012-12-17/26, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2013>
Afdeling 2. - Verdenking van een op de lijst voorkomende ziekte Epidemiologische onderzoeken
Eerste bestrijdingsmaatregelen
Art.20. § 1. Van zodra het Voedselagentschap in kennis wordt gesteld van de verdenking van een in bijlage 4, deel B, vermelde exotische ziekte, of van een in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekte in een gebied of compartiment dat met betrekking tot de betreffende ziekte wordt gekenmerkt door een gezondheidsstatus van categorie I of III, zoals bedoeld in bijlage 3, deel A, bezoekt de officiële dierenarts onverwijld het verdachte bedrijf en plaatst het onder officiële verdenking.
§ 2. De officiële dierenarts doet geschikte monsters nemen die worden onderzocht in een erkend laboratorium of door het nationale referentielaboratorium.
§ 3. In afwachting van de uitslag van de onderzoeken :
a) plaatst de officiële dierenarts de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren waar de verdenking van ziekte bestaat, onder officiële bewaking en worden de passende bestrijdingsmaatregelen genomen om te voorkomen dat de ziekte op andere waterdieren wordt overgedragen;
b) mogen geen aquacultuurdieren de getroffen kwekerijen of kweekgebieden van weekdieren waar de verdenking van ziekte bestaat, binnenkomen of deze verlaten, behalve mits toelating verleend door het Voedselagentschap;
c) wordt het epidemiologisch onderzoek bedoeld in artikel 21 opgestart.
Epidemiologisch onderzoek
Art.21. § 1. De officiële dierenarts voert een epidemiologisch onderzoek uit, opgestart overeenkomstig artikel 20, § 3, c) indien de onderzoeken bedoeld in artikel 20, § 2 de aanwezigheid aantonen van :
1° een in bijlage 4, deel B, vermelde exotische ziekte, of
2° een in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekte in een gebied of compartiment dat voor de ziekte in kwestie wordt gekenmerkt door een gezondheidsstatus van categorie I of III, zoals bedoeld in bijlage 3, deel A.
§ 2. Het epidemiologisch onderzoek bedoeld in paragraaf 1, heeft tot doel :
1° de plaats van oorsprong te bepalen, alsook de mogelijke besmettingswijzen;
2° na te gaan of aquacultuurdieren de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren hebben verlaten gedurende de periode voorafgaande aan de kennisgeving van de verdenking, die moet worden in acht genomen zoals bedoeld in artikel 19;
3° te bepalen of andere kwekerijen besmet zijn.
§ 3. Indien uit het epidemiologisch onderzoek overeenkomstig paragraaf 1 blijkt dat de ziekte zich wellicht in een of meer kwekerijen, kweekgebieden van weekdieren of open wateren heeft verspreid, ziet het Voedselagentschap erop toe dat de in artikel 20 vermelde maatregelen daar worden toegepast.
De Minister kan, in het geval van uitgestrekte stroom- of kustgebieden, besluiten om artikel 20 toe te passen op een minder uitgebreid gebied in de omgeving van de kwekerijen of de kweekgebieden van weekdieren die van besmetting verdacht worden, indien hij van oordeel is dat een dergelijk minder uitgebreid gebied voldoende groot is om te waarborgen dat de ziekte zich niet verder verspreidt.
Opheffing van de beperkende maatregelen
Art.22. Indien uit de onderzoeken bedoeld in artikel 20, § 2, niet de aanwezigheid van de ziekte blijkt, dan heft het Voedselagentschap de beperkende maatregelen op die waren genomen overeenkomstig artikel 20, § 3.
Afdeling 3. - Bestrijdingsmaatregelen bij bevestiging van exotische ziekten bij aquacultuurdieren
Algemene maatregelen
Art.23. § 1. In geval van bevestigde aanwezigheid van een in bijlage 4, deel B, vermelde exotische ziekte bij aquacultuurdieren, ziet de officiële dierenarts erop toe dat :
1° de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren officieel besmet wordt verklaard;
2° er rondom de besmet verklaarde kwekerijen of kweekgebieden voor weekdieren en overeenkomstig de voorgeschriften een voor de desbetreffende ziekte adequaat beperkingsgebied wordt ingesteld, dat een bestrijdings- en een toezichtsgebied omvat;
3° er geen dieren worden uitgezet en er geen aquacultuurdieren het beperkingsgebied binnenkomen of het verlaten, of binnen dat gebied worden verplaatst, zonder zijn toestemming.
§ 2. Het Voedselagentschap informeert de burgemeester van de gemeente waar de besmet verklaarde kwekerij of kweekgebied voor weekdieren gelegen is.
§ 3. De Minister kan alle noodzakelijke maatregelen voorschrijven om de verspreiding van de ziekte te voorkomen.
Verzamelen en verdere verwerking
Art.24. § 1. Aquacultuurdieren die een voor de handel geschikte maat hebben bereikt en geen klinische ziektesymptomen vertonen, mogen onder toezicht van het Voedselagentschap voor menselijke consumptie of voor verdere verwerking worden gevangen of verzameld.
§ 2. Het Voedselagentschap neemt de nodige maatregelen opdat het verzamelen, het binnenbrengen in verzendings- of zuiveringscentra, de verdere verwerking of andere met de voorbereiding van aquacultuurdieren voor de voedselketen verband houdende werkzaamheden, worden uitgevoerd onder omstandigheden die de verspreiding van het ziekteverwekkende pathogeen voorkomen.
§ 3. Verzendingscentra, zuiveringscentra en soortgelijke bedrijven beschikken over systemen voor de behandeling van effluenten waarmee het pathogeen dat verantwoordelijk is voor de ziekte geïnactiveerd kan worden, of het effluent ondergaat andere behandelingen, waardoor het risico van verspreiding van de ziekten naar de natuurlijke wateren tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.
§ 4. Verdere verwerking vindt plaats in erkende verwerkingsbedrijven.
Verwijdering en vernietiging
Art.25. § 1. Dode vissen en dode schaaldieren evenals levende vissen en levende schaaldieren die klinische ziektesymptomen vertonen worden op bevel van het Voedselagentschap gedood en bestemd voor vernietiging onder officieel toezicht.
Het bevel om de dieren te doden wordt aan de verantwoordelijke betekend en een kopie ervan wordt aan de burgemeester toegezonden.
§ 2. Aquacultuurdieren die nog niet de voor de handel geschikte maat hebben bereikt en die geen klinische ziektesymptomen vertonen worden op bevel van het Voedselagentschap gedood en bestemd voor vernietiging onder officieel toezicht.
Sanitaire leegstand
Art.26. Besmette kwekerijen of kweekgebieden van weekdieren ondergaan gedurende een voldoende lange periode nadat de dieren eruit zijn verwijderd, een sanitaire leegstand en, waar nodig, worden gereinigd en ontsmet volgens de voorschriften van het Voedselagentschap.
In kwekerijen en kweekgebieden van weekdieren waar aquacultuurdieren worden gekweekt die niet gevoelig zijn voor de desbetreffende ziekte, zijn de beslissingen van het Voedselagentschap met betrekking tot sanitaire leegstand ervan, gebaseerd op een risicoanalyse.
Bescherming van waterdieren
Art.27. De Minister kan alle maatregelen voorschrijven die nodig zijn om te voorkomen dat de ziekte op andere waterdieren wordt overgedragen.
Opheffing van de maatregelen
Art.28. De officiële dierenarts heft de maatregelen bedoeld in deze afdeling op wanneer :
1° de in deze afdeling vastgestelde uitroeiingmaatregelen uitgevoerd zijn;
2° in het beperkingsgebied voor de desbetreffende ziekte en voor de types getroffen aquacultuurproductie-bedrijven adequate bemonstering en bewaking met negatief resultaat zijn uitgevoerd.
Afdeling 4. - Bestrijdingsmaatregelen bij bevestiging van niet-exotische ziekten bij aquacultuurdieren
Algemene bepalingen
Art.29.§ 1. Bij bevestiging van een in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekte in een gebied of een compartiment die vrij verklaard zijn van die ziekte, beslist de Minister :
1° [1 de in afdeling 3 voorziene maatregelen te nemen om de "ziektevrije" status terug te krijgen of, in het geval van één enkele kwekerij waarvan de gezondheidsstatus niet afhangt van de omringende natuurlijke wateren, de voorziene maatregelen te nemen voor het opnieuw verkrijgen van de "ziektevrije" status in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015 bijlage I, of]1
2° een uitroeiingsprogramma als bedoeld in artikel 33, § 2, uit te voeren volgens de modaliteiten die hij bepaalt.
§ 2. In afwijking van artikel 25, § 2, kan het Voedselagentschap toelaten dat dieren die in goede klinische gezondheid verkeren worden gekweekt tot ze de verhandelbare maat hebben bereikt vooraleer ze worden geslacht met het oog op menselijke consumptie, of dat ze worden verplaatst naar een ander gebied of naar een ander besmet compartiment. In dat geval neemt het Voedselagentschap maatregelen om de verspreiding van de ziekte te beperken of in de mate van het mogelijke te voorkomen.
§ 3. In geval de Minister beslist de maatregelen voorzien in paragraaf 1 niet toe te passen, is artikel 30 van toepassing.
----------
(1)<KB 2016-08-30/16, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
Inperkingsmaatregelen
Art.30.§ 1. Bij bevestiging van een in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekte in een gebied of compartiment die niet vrij verklaard is van die ziekte, neemt het Voedselagentschap maatregelen om de verspreiding van de ziekte te voorkomen. Deze maatregelen omvatten :
1° de betreffende kwekerij of het betreffende kweekgebied van weekdieren wordt besmet verklaard;
2° [2 rondom de besmet verklaarde kwekerij of kweekgebieden voor weekdieren wordt een voor de desbetreffende ziekte adequaat beperkingsgebied ingesteld, dat een beschermings- en toezichtsgebied omvat. Deze respectievelijke beschermings- en toezichtsgebieden zijn in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015, bijlage I.]2
3° de verplaatsing van aquacultuurdieren uit het beperkingsgebied wordt zodanig beperkt, dat deze dieren slechts :
a) in kwekerijen of kweekgebieden van weekdieren, worden binnengebracht onder de voorwaarden bedoeld in artikel 8, § 2, of
b) worden gevangen of verzameld en geslacht met het oog op menselijke consumptie onder de voorwaarden bedoeld in artikel 24, § 1;
4° het bestemmen voor ophaling en verwijdering van dode vis en dode schaaldieren.
§ 2. Het Voedselagentschap informeert de burgemeester van de gemeente waar de besmet verklaarde kwekerij of kweekgebied voor weekdieren gelegen is.
[1 § 3. Het Voedselagentschap kan, op basis van een risicoanalyse, de nodige maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de ziekte nemen.
[2 Het Agentschap kan om de gezondheidsstatus categorie III te verkrijgen met name de voorziene maatregelen instellen zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015, bijlage I.]2]1
----------
(1)<KB 2012-12-17/26, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-02-2013>
(2)<KB 2016-08-30/16, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
[1Opheffing van de maatregelen]1
----------
(1)
Art. 30/1. [1 De officiële dierenarts heft de maatregelen op indien de voorschriften zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015, bijlage I worden nageleefd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2016-08-30/16, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
Afdeling 5. - Bestrijdingsmaatregelen bij opduikende ziekten
Art.31. De Minister kan passende maatregelen treffen om een opduikende ziekte te bestrijden en om de verspreiding van die ziekte te voorkomen, indien zij de dierengezondheidstoestand van waterdieren in gevaar zou kunnen brengen.
Art.32. § 1. De Minister kan maatregelen nemen om het binnenbrengen van ziekten die niet in bijlage 4, deel B, zijn vermeld, te voorkomen, of om deze te bestrijden.
§ 2. De maatregelen bedoeld in paragraaf 1 gaan niet verder dan hetgeen geschikt en noodzakelijk is voor de preventie van het binnenbrengen of de bestrijding van de ziekte.
HOOFDSTUK 6. - Bestrijdingsprogramma's en vaccinatie
Afdeling 1. - Bewakings- en uitroeiingsprogramma's
Opstelling en goedkeuring van bewakings- en uitroeiingsprogramma's
Art.33.[1 § 1. Indien het nationale grondgebied, voor zover bekend, niet besmet is, maar ook niet vrij verklaard is, met name voor gezondheidsstatus categorie III van bijlage 3, deel A, van één of meer van de in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekten, kan de Minister de modaliteiten vaststellen om een bewakingsprogramma op te stellen om de ziektevrije status voor één of meer van deze ziekten te verkrijgen. Dit programma is in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015, bijlage I.
§ 2. Indien het nationale grondgebied besmet is, met name voor gezondheidsstatus categorie V van bijlage 3, deel A, met één of meer van de in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekten, kan de Minister de modaliteiten vaststellen om een uitroeiingsprogramma op te stellen om de ziektevrije status voor één of meer van deze ziekten te verkrijgen. Dit programma is in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015, bijlage I.]1
----------
(1)<KB 2016-08-30/16, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
Inhoud van de programma's
Art.34. De programma's bevatten ten minste het volgende :
1° een beschrijving van de epidemiologische situatie van de ziekte vóór de begindatum van het programma;
2° een kosten-batenanalyse van het programma;
3° de vermoedelijke duur van het programma en de op de einddatum van het programma te verwezenlijken doelstelling, en
4° een beschrijving en afbakening van het geografische en bestuurlijke gebied waar het programma wordt uitgevoerd.
Afdeling 2. - Rampenplan voor opduikende en exotische ziekten
[1 Rampenplan voor opduikende en exotische ziekten]1
----------
(1)
Art.35. § 1. Het Voedselagentschap stelt in overeenstemming met bijlage 8 een rampenplan op met de nationale maatregelen die moeten worden genomen om uiterste waakzaamheid en een hoge staat van paraatheid voor de ziekte te handhaven.
Het Voedselagentschap legt het rampenplan aan de Commissie ter goedkeuring voor.
§ 2. Het rampenplan maakt de toegang mogelijk tot alle voorzieningen, materieel, personeel en alle andere materialen, die nodig zijn voor een snelle en efficiënte uitroeiing van een uitgebroken ziekte.
Het rampenplan garandeert de samenwerking, de coördinatie en overeenstemming met de buurlanden.
§ 3. Het rampenplan bevat, voor zover van toepassing, nauwkeurige gegevens betreffende de hoeveelheden vaccin en de vaccinatievoorschriften die in het geval van noodvaccinatie noodzakelijk worden geacht.
§ 4. Het Voedselagentschap past ten minste om de vijf jaar het rampenplan aan en legt het aan de Commissie ter goedkeuring voor.
§ 5. Het rampenplan wordt bij het uitbreken van een opduikende ziekte en van een in bijlage 4, deel B, vermelde exotische ziekte uitgevoerd.
Afdeling 3. - Vaccinatie
Vaccinatie
Art.36. § 1. De vaccinatie tegen de in bijlage 4, deel B, vermelde exotische ziekten is verboden op geheel het nationale grondgebied, tenzij de vaccinatie in overeenstemming met de artikelen 31 of 32 werd toegestaan.
§ 2. De vaccinatie tegen de in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekten is verboden in alle delen van het nationale grondgebied die vrij verklaard zijn van deze ziekten overeenkomstig artikel 37, of wanneer een bewakingsprogramma werd goedgekeurd door de Commissie.
§ 3. De Minister kan de vaccinatie toestaan in delen van het grondgebied die niet vrij verklaard zijn van de desbetreffende ziekten of waar de vaccinatie deel uitmaakt van een door de Commissie goedgekeurd uitroeiingsprogramma.
§ 4. Overeenkomstig de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, mogen enkel de op grond van die wet of die Verordening toegelaten vaccins worden gebruikt.
§ 5. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op wetenschappelijke studies ten behoeve van de ontwikkeling en het testen van vaccins onder gecontroleerde omstandigheden. Tijdens deze studies worden adequate maatregelen genomen ter bescherming van andere waterdieren tegen de schadelijke gevolgen van de in het kader van de studies uitgevoerde vaccinaties.
HOOFDSTUK 7. - Ziektevrije status
Ziektevrij gebied of compartiment
Art.37. § 1. Het Voedselagentschap kan een gebied of een compartiment binnen het nationaal grondgebied vrij verklaren van één of meer van de in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekten indien :
1° geen van de ziektegevoelige soorten in het gebied of compartiment en - voor zover van toepassing - in de bron van zijn water aanwezig is, of
2° het pathogeen, voor zover bekend, niet in het gebied of compartiment en - voor zover van toepassing - in de bron van zijn water kan overleven, of
3° het gebied of compartiment voldoet aan de in bijlage 5 vastgestelde voorwaarden.
§ 2. Het Voedselagentschap legt de in paragraaf 1 bedoelde verklaring voor aan de Commissie voor goedkeuring.
Lijst van ziektevrije verklaarde gebieden of compartimenten
Art.38. Het Voedselagentschap stelt een lijst op van overeenkomstig artikel 37 ziektevrij verklaarde gebieden en compartimenten en werkt deze geregeld bij. Deze lijsten worden voor het publiek toegankelijk gemaakt.
Handhaving van de ziektevrije status
Art.39.§ 1. Wanneer het nationaal grondgebied door de Commissie vrij werd verklaard van één of meer van de in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekten, kan het Voedselagentschap de gerichte bewaking staken. De "ziektevrije status" kan worden behouden, mits de omstandigheden waardoor de desbetreffende ziekte klinisch tot uiting kan komen, aanwezig zijn en de relevante bepalingen van dit besluit worden toegepast.
§ 2. [1 Evenwel, voor de ziektevrije gebieden of compartimenten op het nationale grondgebied die niet vrij verklaard zijn van de ziekte, en in alle gevallen waar de omstandigheden ongunstig zijn voor het klinisch tot uiting komen van de betrokken ziekte, is de gerichte bewaking in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015, bijlage I.]1
----------
(1)<KB 2016-08-30/16, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
HOOFDSTUK 8. - [1 Laboratoria en diagnosemethoden]1
----------
(1)
Nationale referentielaboratoria
Art.40. § 1. De nationale referentielaboratoria voor ziekten van waterdieren worden aangeduid in toepassing van het koninklijk besluit van 15 april 2005 betreffende de aanduiding van de officiële laboratoria, tot bepaling van de procedure en de erkenningsvoorwaarden van laboratoria die analyses uitvoeren in het kader van de controleopdracht van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot uitvoering van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking.
§ 2. De nationale referentielaboratoria bedoeld in paragraaf 1 oefenen bevoegdheden en taken uit voor de coördinatie van de normen en diagnosemethoden op het nationaal grondgebied en voor het onderhouden van de contacten met het communautaire referentielaboratorium.
De nationale referentielaboratoria kunnen als nationaal referentielaboratorium fungeren voor een of meer andere lidstaten. De lidstaten die geen nationaal referentielaboratorium hebben op het eigen grondgebied, mogen gebruik maken van hun diensten.
[1Diagnosemethoden]1
----------
(1)
Art. 40/1. [1 Voor de in bijlage 4, deel B, vermelde niet-exotische ziekten zijn de diagnosemethoden in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1554 van de Commissie van 11 september 2015, bijlage II.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2016-08-30/16, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 03-10-2016>
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Sancties
Art.41. § 1. De overtredingen op dit besluit worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Voedselagentschap en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen.
§ 2. Overtredingen op dit besluit worden bestraft overeenkomstig de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
Bijlagen
Art.42. De Minister kan de bijlagen bij dit besluit wijzingen om ze in overeenstemming te brengen met wijzigingen aan de bijlagen van Richtlijn 2006/88/EG.
Art.43. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 april 1988 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° onder rubriek 11° "bij de vissen" wordt toegevoegd : "Epizoötische Hematopoietische Necrose; Epizoötisch Ulceratief Syndroom; Koikarper herpesvirus.";
2° onder rubriek 12° "bij de weekdieren" wordt toegevoegd :
"Besmetting met Bonamia exitiosa; besmetting met perkinsus marinus; besmetting met microcytos mackini;";
3° onder rubriek 12° "bij de weekdieren" worden de woorden "Bonamiosis (Bonamia Ostrea)" en "Marteiliosis (Marteilla refringens)" respectievelijk vervangen door de woorden : "Besmetting met Bonamia ostreae" en "Besmetting met Marteilia refringens;";
4° Er wordt een rubriek toegevoegd luidend : "14° Bij schaaldieren : Taura syndroom, Yellowhead disease, Besmetting met het wittevlekkenvirus.".
Art.44. Artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, wordt aangevuld met de bepalingen onder 8° en 9°, luidende :
"8° gesloten siervisvoorzieningen;
9° niet-commerciële aquaria die waterdieren voor sierdoeleinden kweken."
Art.45. Artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, wordt aangevuld met de bepalingen onder 6° en 7°, luidende :
"6° voorzieningen waar waterdieren worden gehouden zonder de bedoeling ze in de handel te brengen;
7° put en take-visbedrijven."
Art.46. De bijlagen van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, worden gewijzigd als volgt :
1° In bijlage I van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2008, wordt een punt 10 toegevoegd dat luidt als volgt :
"10 | La détention, permanente ou temporaire, ou le commerce d'animaux aquatiques ornementaux." | "10 | Het houden, permanent of tijdelijk, of het verhandelen van waterdieren voor sierdoeleinden." |
"3.8. | Etablissement pour la préparation et/ou la transformation de produits de la pêche | L'abattage d'animaux d'aquaculture au fin de lutte contre les maladies et la fabrication, le conditionnement ou le reconditionnement de produits préparés ou transformés." | "3.8. | Inrichting voor het bereiden en/of het verwerken van visserijproducten | Slachten van aquacultuurdieren om ziekten te bestrijden en de vervaardiging, verpakking of herverpakking van bereide of verwerkte producten." |
"11.6. | Installations de quarantaine | La mise en quarantaine d'animaux d'aquaculture." | "11.6. | Quarantainefaciliteiten | Het in quarantaine plaatsen van aquacultuurdieren." |
Categorie | Gezondheidsstatus | Mag dieren binnenbrengen uit | Gezondheidscertificering | Mag dieren verzenden naar | |
Binnen- brengen | Verzenden | ||||
I | Ziektevrij (artikel 37) | alleen categorie I | JA | NEEN als verzending naar categorie III of V JA als verzending naar categorie I, II of IV | Alle categorieën |
II | Bewakingsprogramma (artikel 33, paragraaf 1) | alleen categorie I | JA | NEEN | Categorieën III en V |
III | Onbepaald (voor zover bekend niet besmet; maar niet onderworpen aan een programma om de ziektevrije status te bereiken) | categorie I, II of III | NEEN | NEEN | Categorieën III en V |
IV | Uitroeiingsprogramma (artikel 33, paragraaf 2) | alleen categorie I | JA | JA | Alleen categorie V |
V | Besmet (artikel 30) | alle categorieën | NEEN | JA | Alleen categorie V |
Aanwezige soorten | Gezondheidsstatus zoals vermeld in deel A | Risiconiveau | Bewaking | Frequentie van de inspecties door de erkende dierenarts belast met het opvolgen van het bewakingsprogramma voor dierengezondheid (artikel 6) |
1. Geen voor de in bijlage 4 vermelde ziekten gevoelige soorten | Categorie I Ziektevrij verklaard | Laag | Passief | Om de vier jaar |
2. Voor één of meer van de in bijlage 4 vermelde ziekten gevoelige soorten | Categorie I Ziektevrij verklaard | Hoog | Actief, gericht of passief | 1 keer per jaar |
Middelhoog | Om de twee jaar | |||
Laag | Om de twee jaar | |||
Categorie II Niet ziektevrij verklaard maar onderworpen aan een door de Commissie goedgekeurd bewakingsprogramma | Hoog | Gericht | Eén keer per jaar | |
Middelhoog | Om de twee jaar | |||
Laag | Om de twee jaar | |||
Categorie III Voor zover bekend niet besmet maar niet onderworpen aan een bewakingsprogramma om de ziektevrije status te bereiken. | Hoog | Actief | Drie keer per jaar | |
Middelhoog | Twee keer per jaar | |||
Laag | Eén keer per jaar | |||
Categorie IV Voor zover bekend niet besmet maar onderworpen aan een door de Commissie goedgekeurd uitroeiingsprogramma | Hoog | Gericht | Eén keer per jaar | |
Middelhoog | Om de twee jaar | |||
Laag | Om de twee jaar | |||
Categorie V Besmet. Onderworpen aan de minimale bestrijdingsmaatregelen van hoofdstuk 5. | Hoog | Passief | Eén keer per jaar | |
Middelhoog | Om de twee jaar | |||
Laag | Om de vier jaar |
ZIEKTE | GEVOELIGE SOORTEN | |
1.1. VISSEN | Epizoötische hematopoïetische necrose | Regenboogforel (Oncorhynchus mykiss) en baars (Perca fluviatilis) |
1.2. WEEKDIEREN | Besmetting met Bonamia exitiosa | Australische platte oester (Ostrea angasi) en Chileense oester (Ostrea chilensis) |
Besmetting met Perkinsus marinus | Japanse oester (Crassostrea gigas) en Noord-Amerikaanse oester (C. virginica) | |
Besmetting met Microcytos mackini | Japanse oester (Crassostrea gigas), Noord-Amerikaanse oester (C. virginica), Olympia platte oester (Ostrea conchaphila) en Europese platte oester (O. edulis) | |
1.3. SCHAALDIEREN | Besmetting met het taura-syndroom-virus (TSV) | Noordelijke witte garnaal (Penaeus setiferus), Pacifische blauwe garnaal (Penaeus stylirostris) en Pacifische witte garnaal (Penaeus vannamei) |
Besmetting met het yellow-head-virus (YHV) | Azteken-garnaal (Penaeus aztecus), noordelijke roze garnaal (P. duorarum), kurumagarnaal (P. japonicus), grote tijgergarnaal(P. monodon), noordelijke witte garnaal (P. setiferus), Pacifische blauwe garnaal (P. stylirostris) en Pacifische witte garnaal (P. vannamei) |
ZIEKTE | GEVOELIGE SOORTEN | |
2.1. VISSEN | Virale hemorragische septikemie (VHS) | Haring (Clupea spp.), houting (Coregonus sp.), snoek (Esox lucius), schelvis (Gadus aeglefinus), Pacifische kabeljauw (Gadus macrocephalus), Atlantische kabeljauw (Gadus morhua); Pacifische zalmsoorten (Oncorhynchus spp.), regenboogforel (Oncorhynchus mykiss), meun (Onos mustelus), beekforel (Salmo trutta), tarbot (Scophthalmus maximus), sprot (Sprattus sprattus), vlagzalm (Thymallus thymallus) en olijfgroene bastaardheilbot (Paralichthys olivaceus) |
Infectieuze hematopoïetische necrose (IHN) | Ketazalm (Oncorhynchus keta), cohozalm (O. kisutch), masouzalm (O. masou), regenboogforel (O. mykiss), rode zalm (O. nerka), Amagozalm (O. rhodurus), chinook zalm (O. tshawytscha) en Atlantische zalm (Salmo salar) | |
Koiherpesvirus (KHV) | Gewone karper en koikarper (Cyprinus carpio) | |
Infectieuze zalmanemie (ISA) : infectie met genotype HPR-negatief van het geslacht Isavirus (ISAV) | Regenboogforel (Oncorhynchus mykiss), Atlantische zalm (Salmo salar) en beek- en zeeforel (S. trutta) | |
2.2. WEEKDIEREN | Besmetting met Marteilia refringens | Australische platte oester (Ostrea angasi), Chileense oester (O. chilensis), Europese platte oester (O. edulis) en Argentijnse platte oester (Ostrea puelchana), mossel (Mytilus edulis) en Middellandse Zeemossel (M. galloprovincialis) |
Besmetting met Bonamia ostreae | Australische platte oester (Ostrea angasi), Chileense oester (O. chilensis), Olympia platte oester (O. conchaphila), Aziatische oester (Ostea denselammellosa), Europese platte oester (Ostrea edulis), Argentijnse platte oester (Ostrea puelchana) | |
2.3. SCHAALDIEREN | Wittevlekkensyndroom | Alle tienpotige kreeftachtigen (orde Decapoda) |
Code | Inrichting | Activiteiten |
2.a.1. | Verzendingscentra | Hanteren van voor menselijke consumptie geschikte levende tweekleppige weekdieren door ontvangst, verwatering, wassen, schoonmaken, naar grootte sorteren, voorzien van onmiddellijke verpakking en verpakken |
2.a.2. | Zuiveringscentra | Zuivering van levende tweekleppige weekdieren om ze geschikt te maken voor menselijke consumptie |
2.a.3. | Heruitzettingsgebieden | Heruitzetten van levende tweekleppige weekdieren om ze geschikt te maken voor menselijke consumptie |
2.a.4. | Productiegebieden | Het kweken of verzamelen van aquacultuurdieren die bestemd zijn om te worden binnengebracht in een lidstaat, een gebied of een compartiment die/dat vrij is van ziekten - weekdieren - sierweekdieren |
Code | Inrichting | Activiteiten |
2.b.1. | Kwekerij | Het kweken van aquacultuurdieren die bestemd zijn om te worden binnengebracht in een lidstaat, een gebied of een compartiment die/dat vrij is van ziekten - vissen - siervissen - schaaldieren - sierschaaldieren |
2.b.2. | Open voorzieningen voor sierwaterdieren | Het houden van waterdieren voor sierdoeleinden die bestemd zijn om te worden binnengebracht in een lidstaat, een gebied of een compartiment die/dat vrij is van ziekten - sierweekdieren - siervissen - sierschaaldieren |
Code | Inrichting | Activiteiten |
18.a.1. | Productiezones | Het kweken of verzamelen van weekdieren. |
Code | Inrichting | Activiteiten |
18.b.1. | Kwekerij | Het kweken van aquacultuurdieren tot ze in de handel worden gebracht. - vissen - siervissen - schaaldieren - sierschaaldieren |
18.b.2. | Open voorzieningen voor sierwaterdieren | Het houden van waterdieren voor sierdoeleinden. - sierweekdieren - siervissen - sierschaaldieren |
18.b.3. | Plaatsen voor het tijdelijk onderbrengen van in het wild gevangen waterdieren | Het tijdelijk onderbrengen vóór het slachten, zonder voeren, van in het wilde verzamelde of gevangen waterdieren met het oog op menselijke consumptie. - vissen - schaaldieren |