Details





Titel:

18 JUNI 2014. - Koninklijk besluit houdende maatregelen ter voorkoming van aangifteplichtige varkensziekten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-07-2014 en tekstbijwerking tot 20-05-2020)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Algemene bioveiligheidsmaatregelen in varkensbedrijven
Art. 3-6, 6/1, 7, 7/1
HOOFDSTUK 3. - Bioveiligheidsmaatregelen betreffende het voorkomen van de insleep van epidemische varkensziekten door het transport van landbouwhuisdieren, vanuit risicogebieden of derde landen
Art. 8-10
HOOFDSTUK 4. - Bioveiligheidsmaatregelen in varkensbedrijven betreffende de preventie van de insleep van aangifteplichtige varkensziekten vanuit wilde varkens
Art. 11-13, 13/1
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 14-15
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1993016099  2002016111  2007022081 



Uitvoeringsbesluit(en):

2014018239  2015018176  2020041319  2021031445 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1. Dit besluit bepaalt, om de insleep van aangifteplichtige varkensziekten in de varkensbedrijven vanuit andere bedrijven of vanuit derde landen of risicogebieden en vanuit wilde varkens te vermijden :
  1° de bioveiligheidsmaatregelen die moeten worden toegepast door varkenshouders in elk varkensbedrijf;
  2° de veiligheidsmaatregelen die moeten worden toegepast door vervoerders van landbouwhuisdieren die landbouwhuisdieren hebben vervoerd naar een bedrijf waar varkens worden gehouden of een slachthuis gelegen in een derde land of in een risicogebied, en die vervolgens België binnenkomen.

Art.2.[1 Voor de toepassing van dit besluit gelden :
   i. de definities en het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
   ii. de definities van artikel 2, 2e lid, van het koninklijk besluit van 1 juli 2014 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor varkens en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor varkensbedrijven, met uitzondering van definitie 21°.]1
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verder verstaan onder :
  1° Risicogebied : gebied waarbinnen als gevolg van de vaststelling van een uitbraak van een epidemische varkensziekte bestrijdingsmaatregelen van toepassing zijn en dat door de nationale overheid van het betreffende land of door de Europese Commissie als dusdanig werd afgebakend of benoemd.
  [2 De gedetailleerde lijst van de risicogebieden bevindt zich in bijlage bij uitvoeringsbesluit 2014/709/EU]2;
  2° Aangifteplichtige varkensziekten : varkensziekten zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 februari 2014 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk 3 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht;
  3° Epidemische varkensziekten : de in bijlage 3 vermelde ziekten;
  4° Certificaat : document dat wordt afgegeven door en bestemd is voor een bevoegde autoriteit;
  5° Gezondheidscertificaat : document afgegeven door het Agentschap waarin de kenmerken van de zendingen voor het handelsverkeer of voor de export worden beschreven en bevestigd;
  6° Vervoerder : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening of voor rekening van een derde dieren vervoert;
  7° [1 (Varkens)bedrijf : een inrichting waar fokvarkens, opfokvarkens, vleesvarkens en/of biggen door een veehouder worden gehouden, gekweekt, gefokt of verzorgd;]1
  8° Landbouwhuisdieren : runderen, varkens, schapen, geiten, hertachtigen, pluimvee, haasachtigen, paardachtigen en aquacultuurdieren;
  9° [1 ...]1;
  10° [1 ...]1;
  11° [1 ...]1;
  12° [1 ...]1;
  13° [1 ...]1;
  14° [1 ...]1;
  15° [1 ...]1;
  16° [1 ...]1;
  17° [1 ...]1;
  18° [1 ...]1;
  19° [1 ...]1;
  20° [1 ...]1;
  21° [1 ...]1;
  22° [1 ...]1;
  23° [1 ...]1;
  24° [1 ...]1;
  25° [1 ...]1;
  26° [1 ...]1;
  27° [1 ...]1.
  ----------
  (1)<KB 2014-07-01/02, art. 48, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<KB 2020-05-11/03, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>

HOOFDSTUK 2. - Algemene bioveiligheidsmaatregelen in varkensbedrijven
Art.3. De veehouder garandeert dat zijn bedrijf beantwoordt aan de volgende voorwaarden inzake infrastructuur en uitrusting :
  1° Het bedrijf beschikt over een verharde laad- en losplaats voor varkens. Deze plaats dient reinigbaar en ontsmetbaar te zijn;
  2° Het bedrijf beschikt over een vaste opslagplaats voor krengen, zodanig geplaatst dat de ophaling kan gebeuren zonder het bedrijf te doorkruisen. Deze opslagplaats wordt na elke ophaling gereinigd en ontsmet;
  3° Het bedrijf beschikt over een hygiënesluis : dit is een kleedkamer, afgezonderd van de stalruimte en van de woongedeelten en voorzien van een wasbak met stromend water en zeep, een voetbad voor het reinigen en ontsmetten van laarzen en met laarzen en propere overalls om bezoekers toe te laten zich om te kleden alvorens de stallen te betreden;
  4° Het bedrijf beschikt over een voorraad ontsmettingsmiddel;
  5° Het bedrijf beschikt over een uitrusting voor reiniging en ontsmetting die aangepast is aan de noden van het bedrijf, tenzij het bewijs geleverd wordt van de tussenkomst van een daarvoor gespecialiseerde onderneming.
  Er is evenwel steeds een minimale uitrusting voor reiniging en ontsmetting van voertuigen, de opslagplaats voor krengen, de stallen en de voetbaden met :
  a) minimum 5 liter ontsmettingsmiddel;
  b) een hogedrukreiniger.

Art.4.De veehouder garandeert dat de volgende exploitatievoorwaarden gerespecteerd zijn :
  1° Het bedrijf is zodanig afgesloten dat het betreden van de stallen enkel mogelijk gemaakt wordt na aanmelding bij de veehouder en na het correcte gebruik van de hygiënesluis en het wassen van de handen;
  2° De bedrijfsgebouwen zijn vogeldicht gehouden, met uitzondering voor desgevallend de toegang naar de uitloop in open lucht voor extensieve veehouderijen;
  3° Tegen ongedierte is een doeltreffend bestrijdingsprogramma toegepast;
  4° Elke stal of afdeling wordt minstens een maal per jaar geledigd, gereinigd en ontsmet.
  Een compartiment mag pas opnieuw bevolkt worden nadat het volledig is opgedroogd na de reiniging en ontsmetting;
  5° Er wordt een bezoekersregister bijgehouden. Hierin wordt chronologisch voor elk bezoek dat toegang heeft gehad tot de stallen, al dan niet professioneel of commercieel, de volgende gegevens geregistreerd :
  a) datum en uur van het bezoek;
  b) naam (en desgevallend firmanaam) van de bezoeker;
  c) de reden van het bezoek;
  [1 6° Alle personen die de stallen betreden trekken, in de hygiënesluis, bedrijfseigen laarzen en kledij of overkledij aan voordat zij de stal betreden. Zij wassen de handen en ontsmetten de laarzen in het voetbad bedoeld in artikel 3, 3°, alvorens de stallen te betreden en na het terugkomen uit de stallen.]1
  ----------
  (1)<KB 2020-05-11/03, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>

Art.5.[1 De artikelen 3, 1°, 2°, 3° en tweede lid, en 4, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°]1 zijn niet van toepassing voor een bedrijf waar ten hoogste drie varkens worden gehouden voor de vetmesting of als gezelschapsdieren, waar de varkens worden aangevoerd met eigen vervoermiddelen en waar geen varkens of producten ervan worden verkocht of afgevoerd.
  ----------
  (1)<KB 2020-05-11/03, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>

Art.6. De veehouder garandeert dat de toegang tot zijn bedrijf verboden is voor elk voertuig, elke persoon en alle materiaal dat/die in de 72 voorgaande uren :
  1° in contact is geweest met uit een derde land of een risicogebied afkomstige varkens, of
  2° op een bedrijf of op een plaats in een derde land of in een risicogebied is geweest, waar varkens worden gehouden.
  Het verbod bedoeld in het eerste lid geldt niet voor :
  1° het personeel van het Agentschap en de personen die in opdracht ervan werken in het kader van hun werkzaamheden;
  2° het personeel van andere bevoegde overheden en de personen die in opdracht daarvan werken in het kader van hun werkzaamheden.

Art.6/1. [1 Gezelschapsvarkens mogen het adres van het beslag waarin ze gehouden worden niet verlaten met uitzondering van het vervoer naar en verblijf in diergeneeskundige praktijken en klinieken en in geval van verhandeling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-05-11/03, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>


Art.7. § 1. De veehouder die varkens in zijn bedrijf heeft aangevoerd, voert tijdens de 4 weken na die aanvoer alleen slachtvarkens af.
  Het afvoerverbod bedoeld in het eerste lid geldt niet als de aangevoerde varkens gedurende ten minste 4 weken worden ondergebracht in een quarantainebedrijf of een quarantainestal dat/die voldoet aan de volgende voorwaarden :
  1° een vast verband bestaat tussen de quarantainestal of het quarantainebedrijf en het bedrijf van bestemming en beide bedrijven hebben dezelfde in SANITEL geregistreerde veehouder;
  2° het verband tussen die bedrijven moet vooraf geregistreerd zijn in SANITEL, met goedkeuring van het Agentschap.
  § 2. Bij het opvullen van een compartiment van het bedrijf met vleesvarkens van een ander bedrijf, mag de tijd tussen de aanvoer van het eerste en de aanvoer van het laatste varken van dat compartiment niet meer bedragen dan 8 dagen.
  § 3. Bij het opvullen van een compartiment van een biggenopfokbedrijf met varkens van een ander bedrijf, mag de tijd tussen de aanvoer van de eerste en de aanvoer van de laatste big niet meer bedragen dan 3 dagen.

Art.7/1. [1 § 1. De verantwoordelijke van een varkensbedrijf is verplicht om elk jaar door zijn bedrijfsdierenarts een risico-enquête te laten uitvoeren aangaande de insleep van aangifteplichtige varkensziekten. Het model van deze enquête, de wijze waarop ze moet worden gebruikt en de wijze waarop de resultaten van de risico-enquête moeten worden overgemaakt, worden door het Agentschap bepaald.
   § 2. Indien de risico-enquête niet wordt uitgevoerd of niet uitgevoerd wordt in overeenstemming met paragraaf 1, is elk vervoer van varkens en genetische producten ervan naar dit bedrijf verboden. Varkens mogen uitsluitend nog afgevoerd worden naar het slachthuis, mits toelating van het Agentschap. Elke vorm van buitenbeloop is in dit geval verboden.
   § 3. De eerste risico-enquête moet uitgevoerd zijn binnen de 4 maanden na een door de minister te bepalen datum. Daaropvolgende risico-evaluaties dienen telkens tussen de 10 en 14 maanden na de voorgaande te worden uitgevoerd.
   § 4. De bedrijfsdierenarts maakt de resultaten van deze risico-enquête elektronisch over aan het Agentschap volgens de richtlijnen van het Agentschap.
   § 5. Op basis van de risico-enquête stelt de verantwoordelijke van een varkensbedrijf samen met de bedrijfsdierenarts, binnen de 30 kalenderdagen, een actieplan op om bioveiligheid op het bedrijf te optimaliseren. Dit plan beschrijft de verbeteracties die ingesteld worden en de timing waarbinnen deze gerealiseerd worden. Een elektronische versie van dit actieplan wordt overgemaakt aan het Agentschap. Het Agentschap kan op basis van het resultaat van de enquête besluiten om zelf een risicoanalyse uit te voeren op het bedrijf.
   § 6. De kosten voor het uitvoeren van de risico-enquête, het opmaken, uitvoeren en opvolgen van het actieplan zijn ten laste van de verantwoordelijke van het varkensbedrijf.
   § 7. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel wordt evenwel aan de bedrijfsdierenarts voor het uitvoeren en het overmaken van de resultaten van de eerste risico-enquête per bedrijf een éénmalige forfaitaire tussenkomst van 35 euro toegekend ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten. De kosten boven de 35 euro vallen ten laste van de verantwoordelijke.
   De bedrijfsdierenarts wordt uitbetaald op voorlegging van een behoorlijk verantwoorde trimestriële staat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-05-11/03, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>


HOOFDSTUK 3. - Bioveiligheidsmaatregelen betreffende het voorkomen van de insleep van epidemische varkensziekten door het transport van landbouwhuisdieren, vanuit risicogebieden of derde landen
Art.8. Elke vervoerder die gebruik maakt van een vervoermiddel voor het vervoer van landbouwhuisdieren naar een bedrijf dat varkens houdt of een slachthuis gelegen in een derde land of een risicogebied en die arriveert in België, voert de maatregelen in dit hoofdstuk uit.
  Evenwel zijn deze maatregelen niet van toepassing voor de vervoerders die enkel in transit zijn door België en geen enkel contact hebben met bedrijven.

Art.9. § 1. Elke vervoerder, zoals bedoeld in artikel 8, informeert de PCE bevoegd voor zijn inrichting, of voor de vervoerders die niet in België zijn gevestigd, de PCE van de plaats van binnenkomst, binnen de 24 uur na terugkeer van het voertuig in België.
  § 2. Elke vervoerder, zoals bedoeld in artikel 8, reinigt en ontsmet zijn vervoermiddel alvorens België binnen te komen.
  De reiniging en ontsmetting zijn geattesteerd door de vervoerder hetzij, voor de vervoerders gevestigd in België, in deel 1 van het document waarvan het model als bijlage 2 is toegevoegd en dat door het Agentschap aan de vervoerder werd geleverd bij het opstellen van het certificaat voorafgaand aan het handelsverkeer of de uitvoer naar een derde land of een risicogebied, ofwel, voor de vervoerders die niet in België gevestigd zijn, in een document dat equivalent is aan het model van deel 1 van bijlage 2.
  Dit document wordt op verzoek getoond, bij een controle van het Agentschap.
  § 3. Alvorens met hetzelfde vervoermiddel, zoals bedoeld in § 2, een nieuw transport vanaf een bedrijf gelegen op Belgisch grondgebied aan te vatten dient elke vervoerder :
  1° dit vervoermiddel een tweede maal te reinigen en ontsmetten. Hij bevestigt die tweede handeling in een document dat equivalent is aan het document in deel 2 van bijlage 2;
  2° de tweede reiniging en ontsmetting te laten controleren door het Agentschap. Het Agentschap bevestigt een gunstige controle in deel 2 van bijlage 2 of desgevallend in het corresponderende document.
  § 4. Nadat alle delen van het document volledig werden ingevuld, moet de vervoerder er onmiddellijk een kopie van bezorgen aan het Agentschap. De vervoerder moet het origineel van dit document gedurende 5 jaar bewaren in zijn vervoersregister.

Art.10. Alle met de in artikel 9 bedoelde reiniging en ontsmetting samenhangende kosten zijn ten laste van de vervoerder.

HOOFDSTUK 4. - Bioveiligheidsmaatregelen in varkensbedrijven betreffende de preventie van de insleep van aangifteplichtige varkensziekten vanuit wilde varkens
Art.11. De veehouder garandeert dat er geen levende wilde varkens, geen wilde varkens die dood werden aangetroffen of tijdens de jacht werden gedood, of delen van een karkas van een wild varken dat rechtstreeks afkomstig is van een jachtactiviteit in zijn varkensbedrijf worden binnengebracht.

Art.12.De veehouder garandeert dat het contact met varkens van zijn bedrijf verboden is voor iedereen die direct contact heeft gehad met een wild varken tijdens de voorgaande [1 72 uur]1.
  ----------
  (1)<KB 2020-05-11/03, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>

Art.13. § 1. De veehouder garandeert dat elk rechtstreeks contact tussen varkens van een bedrijf en wilde varkens wordt vermeden, respectievelijk :
  1° door de varkens onder te brengen in stallen die zo zijn gebouwd dat wilde varkens er niet in kunnen binnendringen of met de varkens in contact kunnen komen;
  2° door middel van een dubbele afsluiting of een uit hard materiaal opgetrokken afscheiding, als varkens van het beslag toegang hebben tot buitenbeloop.
  § 2. De veehouder garandeert dat het gebruikte materieel en de gebruikte voedermiddelen voor het varkensbedrijf beveiligd worden tegen contact met wilde varkens. Voedersilo's worden door middel van een afsluiting beveiligd, zodat wilde varkens er nooit contact met kunnen hebben.
  § 3. Als wilde varkens binnendringen in ruimten waar varkens zijn ondergebracht, informeert de veehouder de PCE daarvan.
  Binnen de 48 uren nadat het Agentschap hiervan op de hoogte werd gesteld, begint het Agentschap een epidemiologisch onderzoek om besmetting van varkens van het beslag met aangifteplichtige varkensziekten te bevestigen of uit te sluiten. Het Agentschap kan, volgens de modaliteiten die hijzelf bepaalt, monsters nemen of laten nemen van varkens op het beslag. Tijdens het epidemiologische onderzoek en tot op het moment waarop het Agentschap de beëindiging van dit onderzoek meedeelt aan de veehouder, mogen geen varkens worden afgevoerd, behalve voor een rechtstreeks vervoer naar het slachthuis.

Art.13/1. [1 § 1. Indien uit een risicoanalyse uitgevoerd door het Agentschap, blijkt dat het risico op introductie van epidemische varkensziekten groot is, kan de minister besluiten om de varkens in de betrokken bedrijven te laten afmaken door de officiële dierenarts of, in voorkomend geval, om de varkens op te hokken in gebouwen die voldoen aan de wettelijke vereisten ter zake.
   In geval van het afmaken van de varkens zijn de artikelen 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17 van het koninklijk besluit van 19 maart 2004 betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest van toepassing.
   § 2. Herbevolking van een bedrijf, waarvan de varkens afgemaakt werden, of, in voorkomend geval, de toelating om varkens in open lucht te houden met inachtneming van de wettelijke bepalingen ter zake, is pas mogelijk indien de Minister hiertoe toelating geeft op basis van een advies van het Agentschap.
   § 3. De eigenaar van de afgemaakte varkens verliest het recht op vergoeding voorzien in artikel 15 van het koninklijk besluit van 19 maart 2004 betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest indien de risico-enquête, bedoeld in artikel 7/1, niet is uitgevoerd of niet is uitgevoerd in overeenstemming met paragraaf 1 van dat artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-05-11/03, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>


HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.14. Worden opgeheven :
  1° het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens;
  2° het ministerieel besluit van 22 april 2002 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer;
  3° het ministerieel besluit van 22 januari 2007 houdende tijdelijke maatregelen ter voorkoming van epizoötische ziekten van varkens.

Art.15. De minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheden heeft en de Minister die de veiligheid van de voedselketen onder zijn bevoegdheden heeft, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.
  <Opgeheven bij KB 2020-05-11/03, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 19-06-2020>

Art. N2. Bijlage 2. - Model voor de verklaring die door de vervoerder moet worden gedaan als bewijs van de reinigingen en ontsmettingen van vervoermiddelen die werden gebruikt voor een vervoer naar of vanuit een derde land of een risicogebied
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 09-07-2014, p. 52242-42243)

Art. N3. Bijlage 3. - Epidemische varkensziekten :
  a) vesiculaire varkensziekte,
  b) vesiculaire stomatitis,
  c) Afrikaanse varkenspest,
  d) klassieke varkenspest,
  e) mond- en -klauwzeer;