Details





Titel:

14 AUGUSTUS 1986. - Wet betreffende de bescherming en het welzijn der dieren. (NOTA : art. 1-19;31-46 opgeheven bij DWG2018-10-04/15, art. 24,1°, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-10-1991 en tekstbijwerking tot 23-05-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Doel - Begripsbepalingen.
Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2-3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK II. - Houden van dieren.
Art. 3bis
Art. 3bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3bis Vlaams Gewest
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 5 WAALS GEWEST
Art. 5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 5bis Vlaams Gewest
Art. 6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6bis
Art. 6bis Vlaams Gewest
Art. 6ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6ter Vlaams Gewest
Art. 7
Art. 7 WAALS GEWEST
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 8-9
Art. 9 Vlaams Gewest
Art. 9 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9/1 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK IIbis. Vlaams Gewest. [1 Verbod op het houden van pelsdieren]1
Art. 9bis Vlaams Gewest
Art. 9ter Vlaams Gewest
Art. 9quater Vlaams Gewest
HOOFDSTUK IIter. Vlaams Gewest. [1 Verbod op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering ]1
Art. 9quinquies Vlaams Gewest
Art. 9sexies Vlaams Gewest
Art. 9septies Vlaams Gewest
HOOFDSTUK III. - Handel in dieren.
Art. 10
Art. 10 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10 Vlaams Gewest
Art. 10bis
Art. 10bis Vlaams Gewest
Art. 11, 11bis
Art. 11bis WAALS GEWEST
Art. 11ter WAALS GEWEST
Art. 11quater WAALS GEWEST
Art. 11quinquies WAALS GEWEST
Art. 12
Art. 12 Vlaams Gewest
Art. 12 WAALS GEWEST
Art. 12bis
Art. 12bis Vlaams Gewest
HOOFDSTUK IV. - Vervoer van dieren.
Art. 13
Art. 13 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 13 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK V. - Invoer. - Doorvoer.
Art. 14
Art. 14 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK VI. - Doden van dieren.
Art. 15
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 15 WAALS GEWEST
Art. 16
Art. 16 Vlaams Gewest
Art. 16 WAALS GEWEST
Art. 16bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 16ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK VII. - Ingrepen op dieren.
Art. 17, 17bis
Art. 17bis Vlaams Gewest
Art. 18
Art. 18 Vlaams Gewest
Art. 19
Art. 19 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK VIII. - Dierproeven.
Art. 20
Art. 20 Vlaams Gewest
Art. 21
Art. 21 Vlaams Gewest
Art. 22
Art. 22 Vlaams Gewest
Art. 23
Art. 23 Vlaams Gewest
Art. 24
Art. 24 Vlaams Gewest
Art. 24 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 25
Art. 25 Vlaams Gewest
Art. 26
Art. 26 Vlaams Gewest
Art. 27
Art. 27 Vlaams Gewest
Art. 28
Art. 28 Vlaams Gewest
Art. 29
Art. 29 Vlaams Gewest
Art. 30
Art. 30 Vlaams Gewest
Art. 30/1
Art. 30/1 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK IX. - De Raad voor dierenwelzijn.
HOOFDSTUK IX. (Waalse Gewest)
HOOFDSTUK IX. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 31
Art. 31 Vlaams Gewest
Art. 31 WAALS GEWEST
Art. 31 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 32
Art. 32 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK X. - Verenigingen voor dierenbescherming.
Art. 33
Art. 33 Vlaams Gewest
Art. 33 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK XI. - Strafbepalingen.
HOOFDSTUK XI. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Afdeling 1. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 34
Art. 34 Vlaams Gewest
Art. 34 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 34 WAALS GEWEST
Afdeling 2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 34bis.Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 34bis Vlaams Gewest
Afdeling 3.Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 34ter.Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 34ter Vlaams Gewest
Art. 34quater.Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Afdeling 4.Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 35
Art. 35 Vlaams Gewest
Art. 35 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 35 WAALS GEWEST
Art. 36
Art. 36 Vlaams Gewest
Art. 36 Vlaams Gewest. TOEKOMSTIG RECHT
Art. 36 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 36 WAALS GEWEST
Art. 36bis
Art. 36bis Vlaams Gewest
Art. 36bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 36bis WAALS GEWEST
Art. 36ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 37
Art. 37 Vlaams Gewest
Art. 37 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 38
Art. 38 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 39
Art. 39 Vlaams Gewest
Art. 39 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 39 WAALS GEWEST
Art. 40
Art. 40 Vlaams Gewest
Art. 41
Art. 41 Vlaams Gewest
Art. 41 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 41 WAALS GEWEST
Art. 41bis
Art. 41bis Vlaams Gewest
Art. 41bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 42
Art. 42 Vlaams Gewest
Art. 42 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 42 WAALS GEWEST
Art. 42bis Vlaams Gewest
Art. 42ter Vlaams Gewest
Art. 42quater Vlaams Gewest
Art. 43
Art. 43 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Afdeling 5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 43bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK XI/1. [1 - Begrotingsfonds voor dierenbescherming en dierenwelzijn]1
Art. 43.1 WAALS GEWEST
Art. 43.2 WAALS GEWEST
Art. 43.3 WAALS GEWEST
HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen.
Art. 44
Art. 44 Vlaams Gewest
Art. 45, 45bis
Art. 45bis Vlaams Gewest
Art. 45ter Vlaams Gewest
Art. 45ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 45ter WAALS GEWEST
Art. 46



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1975070204 



Uitvoeringsbesluit(en):

  1998016090  1998016096  1998016184  1998016191  1998016208  1998016209  1998016210  1998016212  1998016221  1998016265  1998016268  1998016301  1998016339  1998016347  1998016354  1998016365  1999016092  1999016093  1999016152  1999016153  1999016211  1999016221  1999016240  1999016248  1999016266  1999016398  1999016399  1999016412  2000016099  2000016148  2000016179  2000016180  2000016295  2000016324  2000016331  2000016353  2001016198  2001016199  2001016237  2001016383  2001016405  2001022135  2001022136  2002016005  2002016176  2002016193  2002022999  2002023075  2002A22999  2003022258  2003022447  2003022448  2003022486  2003022651  2003023124  2004022131  2004022249  2004022354  2004022426  2004022431  2004022511  2004022587  2004022745  2004022784  2004022785  2005022113  2005022274  2005022382  2005022394  2005022712  2005022833  2005022877  2005022997  2005023000  2005023053  2005023114  2006021366  2006022790  2006023099  2007022304  2007022787  2007022825  2007023222  2007023309  2007023310  2007023350  2007023412  2007023511  2008024318  2008024478  2008024490  2008A24318  2009024005  2009024034  2009024112  2009024178  2009024238  2009024254  2009024309  2009024471  2009024472  2010024102  2010024118  2010024212  2010024219  2010024367  2010024449  2010024481  2011024250  2011024275  2012024294  2012024309  2013024087  2013024221  2013024281  2013024290  2014018225  2014024068  2014024076  2014024241  2014024260  2014024261  2014024291  2014036792  2015027024  2015031183  2015031584  2015035104  2015035105  2015036151  2015036598  2015200069  2015201156  2015204015  2015204907  2015204908  2015204909  2016027093  2016031401  2016031536  2016035225  2016035293  2016035797  2016036322  2016200088  2016202520  2016205248  2016206489  2017010770  2017011208  2017011433  2017011868  2017012303  2017013598  2017013651  2017013904  2017020214  2017030130  2017030221  2017030902  2017030903  2017031147  2017031158  2017031557  2017031922  2017201464  2017201671  2017205349  2017205572  2017206660  2018010502  2018010588  2018011263  2018013062  2018013276  2018013374  2018013558  2018014033  2018014568  2018014569  2018015737  2018030253  2018030608  2018204736  2018205201  2018205387  2019011055  2019011323  2019011560  2019011832  2019012023  2019012410  2019012936  2019014022  2019014306  2019014516  2019030349  2019041957  2019042434  2019200246  2020016471  2020031487  2020041462  2020041689  2020041973  2020043902  2020044567  2021021437  2021022124  2021030207  2021030454  2021030997  2021031133  2021031224  2021031615  2021031919  2021032271  2021032844  2021033936  2021040398  2022030417  2022030454  2022030803  2022030946  2022033741  2022033743  2022034282  2022034557  2022043030  2023030460  2023041402  2023041954  2023042693  2023046270  2023047923  2024000463  2024003630  2024005347  2024005960  2024006163  2024006406  2024006540  2024007648  2024009565 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Doel - Begripsbepalingen.
Artikel 1. <W 2007-03-19/52, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007> Niemand mag, uitgezonderd bij overmacht, handelingen plegen die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel, of pijn ondergaat.

Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <W 2007-03-19/52, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007> [1 Een dier is een levend wezen met gevoel, eigen belangen en waardigheid, dat bijzondere bescherming geniet.]1  Niemand mag, uitgezonderd bij overmacht, handelingen plegen die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel, of pijn ondergaat.
  ----------
  (1)<ORD 2018-12-06/09, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 27-12-2018>


Art.2. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>

Art.3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;
  6. Markt: officieel erkende plaats waar verzamelingen van dieren worden gehouden met het doel die te verhandelen;
  7. Tentoonstelling: verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen der dieren te laten beoordelen en vergelijken of ze ten edukatieve titel voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;
  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, dolfinaria, aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de Koning en voor diegene waar de Koning voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  13. Doden: elke handeling waarbij opzettelijk een einde wordt gemaakt aan het leven van een dier;
  14. Slachten: het doden van een landbouwhuisdier met het oog op het verbruik;
  15. [1 Proefdier :
   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;
   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;
   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;
   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;
   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;
   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1
  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;
   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;
   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de Koning te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;
   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk.]1
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 3_VLAAMS_GEWEST.   Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;  6. Markt: officieel erkende plaats waar verzamelingen van dieren worden gehouden met het doel die te verhandelen;  7. Tentoonstelling: verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen der dieren te laten beoordelen en vergelijken of ze ten edukatieve titel voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;  [2 7bis Wedstrijd: evenement waarbij dieren in een competitief verband beoordeeld en gerangschikt worden op basis van uiterlijke kenmerken, gedrag, kracht en/of behendigheid;  7ter Keuring: evenement waarbij dieren worden beoordeeld op basis van uiterlijke kenmerken, gedragskenmerken en/of prestatiekenmerken, al dan niet aan de hand van standaardkenmerken opgenomen in een rasstandaard;]2  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, dolfinaria, aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de [4 Vlaamse Regering]4 en voor diegene waar de [4 Vlaamse Regering]4 voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  13. [5 doden: iedere bewust gebruikte methode die resulteert in de dood van een dier;]5  14. [5 slachten: het doden van dieren die bestemd zijn voor menselijke consumptie;]5  [5 14bis. bedwelmen: iedere bewust gebruikte methode die een dier pijnloos in een staat van bewusteloosheid en gevoelloosheid brengt, met inbegrip van methodes die onmiddellijk de dood tot gevolg hebben;]5  15. [1 Proefdier :   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de [4 Vlaamse Regering]4 te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk.]1  [3 23. Dienst : de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst die bevoegd is voor het dierenwelzijn.]3  [4 24. Verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, eigenaar of houder van een dier, die er gewoonlijk een onmiddellijk beheer of toezicht op uitoefent.]4  [6 25° pelsdieren: dieren gehouden met als hoofddoel ze te doden voor het verkrijgen van de pels;]6   26° landcommissie: een landcommissie als vermeld in artikel 2.2.1 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting;]6   27° dwangvoedering: het onder dwang toedienen van voeder of drinken.]6  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2018-03-23/05, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 15-04-2018>
  (3)<DVR 2018-06-08/04, art. 170, 032; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
  (4)<DVR 2018-07-13/06, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (5)<DVR 2017-07-07/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<DVR 2019-03-22/12, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>

Art. 3_WAALS_GEWEST.   Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;  6.[2 6° Dierenmarkt : verzameling van dieren gehouden met het doel die te verhandelen;]2  [2 6/1. Gemeenteljke markt : bijeenkomst van ambulante handelaars die, op vaste periodes, op een openbare plaats erkend door het gemeentebestuur waren te koop aanbieden;]2  7.[2 7. Tentoonstelling van dieren : verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen van de dieren te laten beoordelen of ze ten edukatieve titel te vergelijken of voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;]2  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, dolfinaria, aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de Koning en voor diegene waar de Koning voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  13. [3 Doden : elk opzettelijk toegepast procédé dat de dood van een dier veroorzaakt;]3  14. [3 Slachten : het doden van dieren bestemd voor menselijk verbruik ;]3  [3 14.1 Verdoven: elk opzettelijk toegepast procédé dat een pijnloos bewustzijns- en gevoeligheidsverlies veroorzaakt, met inbegrip van elk procédé waarbij de dood onmiddellijk intreedt;]3  15. [1 Proefdier :   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de Koning te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk.]1  [4 23. Gespecialiseerd tijdschrift of gespecialiseerde website: eeen tijdschrift of een website waarvan de advertenties uitsluitend betrekking hebben op de commercialisering van dieren of rechtstreeks daarmee verband houdende goederen en diensten;   24. Gesloten groep: de op basis van een inschrijving of identificatie op sociale netwerken gecreëerde ruimte die enkel toegankelijk is voor personen toegelaten door de beheerder van ruimte en waarvan de inhoud enkel door die personen ingezien kan worden;   25. dieren die voor productiedoeleinden zijn bestemd: dieren gehouden voor de productie van voedingsmiddelen of van andere consumptieproducten.]4  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DWG 2015-10-16/07, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 06-11-2015>
  (3)<DWG 2017-05-18/04, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
  (4)<DWG 2018-07-17/04, art. 60, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;  6. Markt: officieel erkende plaats waar verzamelingen van dieren worden gehouden met het doel die te verhandelen;  7. Tentoonstelling: verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen der dieren te laten beoordelen en vergelijken of ze ten edukatieve titel voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, [4 ...]4 aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van [4 dolfinaria,]4 circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de Koning en voor diegene waar de Koning voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  13. Doden: elke handeling waarbij opzettelijk een einde wordt gemaakt aan het leven van een dier;  14. Slachten: het doden van een landbouwhuisdier met het oog op het verbruik;  15. [1 Proefdier :   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de Koning te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk;]1  [3 23. Wetboek van inspectie : Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid ;   24. Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer.]3  [5 25. Carrousel : activiteit tijdens dewelke paardachtigen die door het publiek of genodigden kunnen worden bereden een cirkelvormig parcours volgen dat over het algemeen plaatsheeft op een mobiele piste bij publieke of private bijeenkomsten, met uitzondering van de activiteit van paardensportcentra ;   26. Ritje : activiteit tijdens dewelke een of meerdere paardachtigen bereden kunnen worden door het publiek tijdens kermissen, markten, braderijen, rommelmarkten, dorpsfeesten, festivals en beurzen.]5  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (3)<ORD 2017-05-11/08, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>
  (4)<ORD 2021-03-18/03, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 04-04-2021>
  (5)<ORD 2021-03-18/01, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 25-09-2021>

HOOFDSTUK II. - Houden van dieren.
Art. 3bis.<ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 3, 004; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de Koning vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.
  § 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de Koning worden gehouden :
  1° in dierentuinen;
  2° door laboratoria;
  3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;
  b) door particulieren erkend door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  De Koning bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 Hij bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 Hij kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;
  4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;
  5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; <W 2004-07-09/30, art. 219, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°, 3° b) en 7 °, werd gesloten;
  7° [2 ...]2
  § 3. Onverminderd de afwijkingen voorzien in § 2, kan de Koning het houden van door hem aangewezen dieren van andere soorten of categorieën verbieden aan sommige van de in § 2 opgesomde natuurlijke personen of rechtspersonen.
  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 80, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2014-02-07/16, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>

Art. 3bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 3, 004; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de Koning vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.  § 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de Koning worden gehouden :  1° in dierentuinen;  2° door laboratoria;  3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;  b) door particulieren erkend door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  De Koning bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 Hij bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 Hij kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;  4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;  5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; <W 2004-07-09/30, art. 219, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°, 3° b) en 7 °, werd gesloten;  7° [2 ...]2  § 3. Onverminderd de afwijkingen voorzien in § 2, kan de Koning het houden van door hem aangewezen dieren van andere soorten of categorieën verbieden aan sommige van de in § 2 opgesomde natuurlijke personen of rechtspersonen.  [3 § 4. In afwijking van § 2, mogen walvisachtigen en zeeroofdieren enkel worden gehouden in dierenasielen.]3  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 80, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2014-02-07/16, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
  (3)<ORD 2021-03-18/03, art. 3, 045; Inwerkingtreding : 04-04-2021>


Art. 3bis_VLAAMS_GEWEST.    <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 3, 004; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de [3 Vlaamse Regering]3 vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.  § 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de [3 Vlaamse Regering]3 worden gehouden :  1° in dierentuinen;  2° door laboratoria;  3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;  b) door particulieren erkend door [3 de Vlaamse Regering]3, op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  De [3 Vlaamse Regering]3 bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 [3 De Vlaamse Regering]3 bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 [3 De Vlaamse Regering]3 kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;  4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;  5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; <W 2004-07-09/30, art. 219, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°[3 en 3°, b)]3, werd gesloten;  7° [2 ...]2  § 3. [3 Onverminderd de afwijkingen, vermeld in paragraaf 2, kan de Vlaamse Regering het houden van soorten of categorieën die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 1, verbieden aan sommige van de natuurlijke personen of de rechtspersonen, vermeld in paragraaf 2, wanneer wordt vastgesteld dat deze personen het welzijn van dieren van deze soorten of categorieën niet kunnen waarborgen.]3  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 80, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2014-02-07/16, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
  (3)<DVR 2018-07-13/06, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>


Art.4.§ 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.
  § 2. Niemand mag de bewegingsvrijheid van het dier dat hij houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld.
  Wanneer een dier gewoonlijk of voortdurend wordt vastgemaakt of opgesloten, moet het voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften.
  [1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1
  § 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
  § 4. Ter uitvoering van §§ 2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de Koning voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.
  § 5. De in artikel 33 bedoelde overheidspersonen zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, 3 en 4 onverwijld te doen naleven.
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 4_VLAAMS_GEWEST.   § 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.  § 2. Niemand mag de bewegingsvrijheid van het dier dat hij houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld.  Wanneer een dier gewoonlijk of voortdurend wordt vastgemaakt of opgesloten, moet het voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften.  [1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1  [3 § 2/2. Niemand mag een hond of een kat een halsband die elektrische prikkels toedient, laten dragen of die halsbanden verhandelen. Elektrische halsbanden die gekoppeld zijn aan een onzichtbare omheining, vormen een uitzondering op dat verbod. Het verbod treedt in werking op 1 januari 2027.]3  § 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.  § 4. Ter uitvoering van §§ 2 [2 , 2/1, 2/2]2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de [2 Vlaamse Regering]2 voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.  § 5. De in artikel 33 bedoelde overheidspersonen zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, [2 2/1, 2/2,]2 3 en 4 onverwijld te doen naleven.  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 4,2°-4,4°, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (3)<DVR 2022-04-22/04, art. 3, 050; Inwerkingtreding : 22-05-2022>

Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   § 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.  § 2. [3 Niemand mag de bewegingsvrijheid van een dier zodanig inperken dat het aan vermijdbare pijnen, fysiek of mentaal lijden en letsels wordt blootgesteld.   Het is verboden:   1° een dier voortdurend of gewoonlijk of langer dan noodzakelijk vast te maken;   2° een dier gewoonlijk in een voertuig te houden, behalve wanneer het een wooncaravan betreft;   3° een nutsdier in een kooi te fokken.   Behalve in erkende dierenasielen is het verboden om een hond, een kat of een konijn in een beperkte ruimte binnen of buiten op een doorlopende manier of gewoonlijk of langer dan nodig op te sluiten.   Wanneer een dier is vastgebonden of opgesloten, beschikt het over zijn bewegingsvrijheid. Het bevestigingselement kan aangepast worden en mag in geen geval leiden tot pijn, lijden, verwondingen of de dood van het dier.   Wanneer een dier is opgesloten, beschikt het over voldoende vrije ruimte om recht te staan, zijdelings te liggen en zich om te draaien.   Op bevel van de dierenarts kan van paragraaf 2, tweede, derde, vierde en vijfde leden worden afgeweken. Het attest van de dierenarts vermeldt de redenen en de duur van de afwijking en wordt door de verantwoordelijke van het dier voorgelegd op vraag van de overheden bedoeld in artikel 34, § 1 of van leden van het operationele kader van de lokale en federale politie. Indien de verantwoordelijke het attest niet onmiddellijk kan voorleggen, beschikt hij over een termijn van 48 uur om dit aan de verzoekende autoriteit te bezorgen.   De regering kan:   1° aanvullende regels vaststellen met betrekking tot de bewegingsvrijheid van verschillende diersoorten en categorieën;   2° bepaalde methodes verbieden die de bewegingsvrijheid van een dier inperken.]3  [1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1  § 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.  § 4. Ter uitvoering van §§ 2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de Koning voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.  § 5. De [2 in artikel 34 bedoelde personeelsleden]2 zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, 3 en 4 onverwijld te doen naleven.  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<ORD 2017-05-11/08, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>
  (3)<ORD 2024-05-16/01, art. 2, 052; Inwerkingtreding : 02-06-2024>

Art.5.§ 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, markten en dierentuinen een erkenning vereist van (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) ofwel van de overheden die de Koning aanwijst) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1
  § 2. De Koning stelt, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden dieren, de voorwaarden vast van de erkenning van de in § 1 bedoelde inrichtingen, met betrekking tot hun aanleg en uitrusting, de hygiëne, veiligheid en identificatie der dieren, evenals de diergeneeskundige controle en begeleiding.
  De Koning kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  (De Koning kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. Voor alle erkenningen wordt door (de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), al dan niet door deskundigen bijgestaan, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) op kosten van de verzoekers vooraf een onderzoek ingesteld. <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  ((De Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) stelt, al dan niet bijgestaan door deskundigen, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De Koning stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  § 4. (Wanneer een van de in artikel 42 bedoelde maatregelen wordt genomen in een in § 1 bedoelde inrichting, brengt de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu daar onverwijld verslag over uit aan de minister die bevoegd is voor het welzijn der dieren. Dat verslag hoeft niet te worden opgemaakt als de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu besluit tot de teruggave tegen waarborgsom.
  De Minister kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <Hersteld bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 5_VLAAMS_GEWEST.   § 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, markten en dierentuinen een erkenning vereist van [2 de Vlaamse Regering]2 [2 ...]2) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>   [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1  § 2. De [2 Vlaamse Regering]2 stelt, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden dieren, de voorwaarden vast van de erkenning van de in § 1 bedoelde inrichtingen, met betrekking tot hun aanleg en uitrusting, de hygiëne, veiligheid en identificatie der dieren, [3 het kweken van dieren,]3 evenals de diergeneeskundige controle en begeleiding.  De [2 Vlaamse Regering]2 kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door [2 haar]2 opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  (De [2 Vlaamse Regering]2 kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 3. [2 ...]2  ([2 De Dienst]2 stelt, al dan niet bijgestaan door deskundigen, [2 ...]2 voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De [2 Vlaamse Regering]2 stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>   § 4. ([2 ...]2  [2 De Vlaamse Regering]2 kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <Hersteld bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 5, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (3)<DVR 2021-01-29/15, art. 2, 043; Inwerkingtreding : 21-02-2021>

Art. 5_WAALS_GEWEST.  § 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, [2 dierenmarkten]2 en dierentuinen een erkenning vereist van (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) ofwel van de overheden die de Koning aanwijst) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1  § 2. De Koning stelt, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden dieren, de voorwaarden vast van de erkenning van de in § 1 bedoelde inrichtingen, met betrekking tot hun aanleg en uitrusting, de hygiëne, veiligheid en identificatie der dieren, evenals de diergeneeskundige controle en begeleiding.  De Koning kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  (De Koning kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 3. Voor alle erkenningen wordt door (de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), al dan niet door deskundigen bijgestaan, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) op kosten van de verzoekers vooraf een onderzoek ingesteld. <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  ((De Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) stelt, al dan niet bijgestaan door deskundigen, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De Koning stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  § 4. (Wanneer een van de in artikel 42 bedoelde maatregelen wordt genomen in een in § 1 bedoelde inrichting, brengt de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu daar onverwijld verslag over uit aan de minister die bevoegd is voor het welzijn der dieren. Dat verslag hoeft niet te worden opgemaakt als de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu besluit tot de teruggave tegen waarborgsom.  De Minister kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <Hersteld bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DWG 2015-10-16/07, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 06-11-2015>

Art. 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   § 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, markten en dierentuinen een erkenning vereist van (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) ofwel van de overheden die de Koning aanwijst) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1  § 2. [4De Regering stelt de voorwaarden en de nadere regels vast voor het toekennen, het behouden, het vernieuwen, het opschorten en het intrekken van de erkenning als bedoeld in § 1, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden diere ]4.  De Koning kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  (De Koning kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 3. Voor alle erkenningen wordt door [3 het Instituut]3 op kosten van de verzoekers vooraf een onderzoek ingesteld. <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  ([3 Het Instituut]3 stelt [3 ...]3) voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De Koning stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  § 4. (Wanneer een van de in [3 artikel 34quater]3 bedoelde maatregelen wordt genomen in een in § 1 bedoelde inrichting, brengt [3 het Instituut]3 daar onverwijld verslag over uit aan de minister die bevoegd is voor het welzijn der dieren. Dat verslag hoeft niet te worden opgemaakt als [3 het Instituut]3 besluit tot de teruggave tegen waarborgsom.  De [5 minister die bevoegd is voor Dierenwelzijn]5 kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <Hersteld bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (3)<ORD 2017-05-11/08, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>
  (4)<ORD 2021-03-18/02, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>
  (5)<ORD 2021-03-18/02, art. 3, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>

Art. 5bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering subsidies verlenen aan de dierenasielen die zijn erkend overeenkomstig artikel 5, § 1.   De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2020-06-26/29, art. 13, 042; Inwerkingtreding : 27-07-2020>


Art.6.(§ 1.) De Koning kan, al naargelang van de categorieën en soorten der tentoongestelde dieren, maatregelen voorschrijven om hun welzijn tijdens tentoonstellingen te verzekeren. <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  (§ 2. De Koning kan maatregelen voorschrijven tot het waarborgen van het welzijn van dieren die tot vermaak van het publiek worden gebruikt [1 ...]1 op kermissen, wedstrijden en bij andere gelegenheden. Hij kan bovendien bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor de personen die de bedoelde dieren houden en verzorgen.
  § 3. Hij kan de wijze bepalen waarop de organisatoren van wedstrijden en hun aangestelden alsmede de personen aangewezen door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), met de door Hem aangewezen overheidspersonen samenwerken om de controle van deze wedstrijden, in het bijzonder de maatregelen bedoeld in § 2 en op het gebruik van de stoffen bedoeld in artikel 36, 2°, te organiseren.) <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  ----------
  (1)<W 2014-02-07/16, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>

Art. 6_VLAAMS_GEWEST.    (§ 1.) De [2 Vlaamse Regering]2 kan, al naargelang van de categorieën en soorten der tentoongestelde dieren, maatregelen voorschrijven om hun welzijn tijdens tentoonstellingen te verzekeren. <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  (§ 2. De [2 Vlaamse Regering]2 kan maatregelen voorschrijven tot het waarborgen van het welzijn van dieren die tot vermaak van het publiek worden gebruikt [1 ...]1 op kermissen, wedstrijden en bij andere gelegenheden. [2 De Vlaamse Regering]2 kan bovendien bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor de personen die de bedoelde dieren houden en verzorgen.  § 3. [2 De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de organisatoren van wedstrijden en de door hen aangestelden met de door de Vlaamse Regering aangewezen personen samenwerken]2 om de controle van deze wedstrijden, in het bijzonder de maatregelen bedoeld in § 2 en op het gebruik van de stoffen bedoeld in artikel 36, 2°, te organiseren.) <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  ----------
  (1)<W 2014-02-07/16, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
  (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 6, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>


Art. 6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    (§ 1.) De Koning kan, al naargelang van de categorieën en soorten der tentoongestelde dieren, maatregelen voorschrijven om hun welzijn tijdens tentoonstellingen te verzekeren. <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  (§ 2. De Koning kan maatregelen voorschrijven tot het waarborgen van het welzijn van dieren die tot vermaak van het publiek worden gebruikt [1 ...]1 op kermissen, wedstrijden en bij andere gelegenheden. Hij kan bovendien bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor de personen die de bedoelde dieren houden en verzorgen.  § 3. Hij kan de wijze bepalen waarop de organisatoren van wedstrijden en hun aangestelden alsmede de personen aangewezen door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), met de [2 in artikel 34 bedoelde personeelsleden]2 samenwerken om de controle van deze wedstrijden, in het bijzonder de maatregelen bedoeld in § 2 en op het gebruik van de stoffen bedoeld in artikel 36, 2°, te organiseren.) <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  ----------
  (1)<W 2014-02-07/16, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
  (2)<ORD 2017-05-11/08, art. 5, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 6bis. [1 § 1. In afwijking van artikel 3bis zijn het houden en het gebruik van dieren in circussen en rondreizende tentoonstellingen verboden.
   § 2. De Koning stelt de lijst vast van gedomesticeerde dieren die, in afwijking van § 1, gehouden en gebruikt kunnen worden in circussen en rondreizende tentoonstellingen. Hij bepaalt de voorwaarden voor de vrijwaring van het welzijn van deze dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de administratieve en technische voorwaarden aangaande de identificatie van de dieren en hun eigenaar, de diergeneeskundige begeleiding, de verzorging, de huisvesting, het vervoer en de vaccinatiestatus van de dieren, de omgang met de dieren, het aantal en de bekwaamheid van het personeel en de standplaatsen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-02-07/16, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>

Art. 6bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. In afwijking van artikel 3bis zijn het houden en het gebruik van dieren in circussen en rondreizende tentoonstellingen verboden.   § 2. De [2 Vlaamse Regering]2 stelt de lijst vast van gedomesticeerde dieren die, in afwijking van § 1, gehouden en gebruikt kunnen worden in circussen en rondreizende tentoonstellingen. [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt de voorwaarden voor de vrijwaring van het welzijn van deze dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de administratieve en technische voorwaarden aangaande de identificatie van de dieren en hun eigenaar, de diergeneeskundige begeleiding, de verzorging, de huisvesting, het vervoer en de vaccinatiestatus van de dieren, de omgang met de dieren, het aantal en de bekwaamheid van het personeel en de standplaatsen.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-02-07/16, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
  (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 7, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>


Art. 6ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  [1 Het is verboden om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest attracties waarin paardachtigen worden gebruikt om het publiek te vermaken uit te baten of te organiseren.   De in het eerste lid bedoelde attracties zijn de volgende :   1° de carrousel ;   2° het ritje.]1
  ----------
  (1)<ORD 2021-03-18/01, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 25-09-2021>

Art. 6ter_VLAAMS_GEWEST.
[1 In dit artikel wordt verstaan onder:   1° kermisattractie: een installatie bestemd voor vermaak of ontspanning, ter voortbeweging van personen, gebruikt op kermissen en aanverwante evenementen;   2° paardencarrousel: een kermisattractie die bestaat uit een mobiele piste waar paardachtigen bereden kunnen worden door publiek en op monotone wijze ronddraaien op een beperkte oppervlakte;   3° verantwoordelijke van een paardencarrousel: de eigenaar van de paardencarrousel.   Het is verboden paardachtigen te gebruiken in een paardencarrousel.   Verantwoordelijken van een paardencarrousel registreren zich. De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de procedure.   De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de voorwaarden om een premie toe te kennen aan de verantwoordelijke van een paardencarrousel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2021-01-29/18, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 22-08-2021>


Art.7.<W 2003-12-22/42, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, maatregelen treffen voor het identificeren en registreren van honden en katten evenals voor het vermijden van overbevolking bij deze diersoorten. Hij bepaalt het tarief van de retributies voor de identificatie en registratie van honden en katten, die ten laste komen van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [1 Voor wat betreft de registratie van honden wordt de retributie voor de initiële registratie verhoogd met een bijdrage van vier euro die eveneens ten laste komt van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. De Koning bepaalt de wijze waarop de retributies en de bijdrage geïnd worden.]1
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/06, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 7_WAALS_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, maatregelen treffen voor het identificeren en registreren van honden en katten evenals voor het vermijden van overbevolking bij deze diersoorten. Hij bepaalt het tarief van de retributies voor de identificatie en registratie van honden en katten, die ten laste komen van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [1 Voor wat betreft de registratie van honden wordt de retributie voor de initiële registratie verhoogd met een bijdrage van vier euro die eveneens ten laste komt van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. De Koning bepaalt de wijze waarop de retributies en de bijdrage geïnd worden.]1  [2 Wanneer een dier geïdentificeerd en geregistreerd wordt, wordt de persoon voor wie is meegedeeld dat hij verantwoordelijk is voor het dier, geacht de eigenaar ervan te zijn. Dit vermoeden is weerlegbaar door alle rechtsmiddelen.]2  ----------
  (1)<W 2012-12-27/06, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DWG 2018-07-17/04, art. 61, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 7_VLAAMS_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> [2 De Vlaamse Regering kan]2 maatregelen treffen voor het identificeren en registreren van honden en katten evenals voor het vermijden van overbevolking bij deze diersoorten. [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt het tarief van de retributies voor de identificatie en registratie van honden en katten, die ten laste komen van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [1 Voor wat betreft de registratie van honden wordt de retributie voor de initiële registratie verhoogd met een bijdrage van vier euro die eveneens ten laste komt van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt de wijze waarop de retributies en de bijdrage geïnd worden.]1  ----------
  (1)<W 2012-12-27/06, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 8, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>


Art.8. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>

Art.9. § 1. Ieder persoon die een zwervend, verloren of achtergelaten dier opvangt, is verplicht dit binnen de vier dagen toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur van de plaats waar hij het dier heeft opgevangen of dat van zijn woonplaats.
  Het gemeentebestuur vertrouwt het dier zonder verwijl en naargelang van het geval, toe aan een persoon die het een behoorlijke verzorging en huisvesting verzekert, aan een dierenasiel (of dierentuin). <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Het gemeentebestuur kan een dierenasiel aanwijzen, waaraan de dieren rechtstreeks kunnen worden toevertrouwd door hen die ze hebben opgevangen. Aan de in het eerste lid gestelde verplichting is voldaan wanneer het dier aan een door het gemeentebestuur aangewezen dierenasiel wordt toevertrouwd. Dat asiel stelt onmiddellijk het gemeentebestuur in kennis van de ontvangst van het dier.
  § 2. Het dier toevertrouwd aan een dierenasiel (of dierentuin) moet ten minste vijftien dagen na de besteding ter beschikking van de eigenaar worden gehouden. <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Indien het dier door het gemeentebestuur of door het asiel toevertrouwd of afgestaan wordt aan een persoon, moet deze er zich toe verbinden het ten minste vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat het aan het gemeentebestuur werd toevertrouwd, ter beschikking te houden van zijn vroegere eigenaar.
  (De in het tweede lid bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen als het gaat om een hond.) <W 2007-03-01/60, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  Na het verstrijken van die termijnen wordt de houder er van rechtswege eigenaar van.
  (De eigenaar van een zwervend, verloren of achtergelaten dier is vergoeding verschuldigd voor de opname, de verzorgings- en de hoedekosten ongeacht of de eigenaar het dier al of niet terugeist. De kosten worden teruggevorderd door het dierenasiel bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid. Als het dier door de gemeente geplaatst werd bij een persoon, in een dierentuin of een ander asiel dan dat of die bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid, dan zullen de kosten voor hun rekening worden teruggevorderd door het gemeentebestuur.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. (De in § 2 gestelde termijnen moeten niet in acht worden genomen wanneer een dierenarts oordeelt dat het dier moet worden gedood. In dit geval moeten de identificatiegegevens van het dier, aangevuld met de redenen van euthanasie bijgehouden worden ten behoeve van de vroegere eigenaar van het dier.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 4. Wanneer het dier niet besteed kan worden in de zin van § 1, 2e lid, kan de burgemeester beslissen het te laten doden overeenkomstig de richtlijnen van (de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), onder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 3. <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Als het echter een slachtdier betreft, wordt er door de zorg van de Administratie van de Belasting over de toegevoegde waarde, der Registratie en Domeinen overgegaan tot de veiling ervan op de naastgelegen markt.
  De opbrengst van de verkoop wordt, na aftrek van de kosten van het gemeentebestuur en van de verkoop door datzelfde Bestuur begroot, in de Deposito- en Consignatiekas gestort.
  § 5. De eigenaar van het dier kan heen recht op vergoeding laten gelden.

Art. 9_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Ieder persoon die een zwervend, verloren of achtergelaten dier opvangt, is verplicht dit binnen de vier dagen toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur van de plaats waar hij het dier heeft opgevangen of dat van zijn woonplaats.  Het gemeentebestuur vertrouwt het dier zonder verwijl en naargelang van het geval, toe aan een persoon die het een behoorlijke verzorging en huisvesting verzekert, aan een dierenasiel (of dierentuin). <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  Het gemeentebestuur kan een dierenasiel aanwijzen, waaraan de dieren rechtstreeks kunnen worden toevertrouwd door hen die ze hebben opgevangen. Aan de in het eerste lid gestelde verplichting is voldaan wanneer het dier aan een door het gemeentebestuur aangewezen dierenasiel wordt toevertrouwd. Dat asiel stelt onmiddellijk het gemeentebestuur in kennis van de ontvangst van het dier.  § 2. Het dier toevertrouwd aan een dierenasiel (of dierentuin) moet ten minste vijftien dagen na de besteding ter beschikking van de eigenaar worden gehouden. <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  Indien het dier door het gemeentebestuur of door het asiel toevertrouwd of afgestaan wordt aan een persoon, moet deze er zich toe verbinden het ten minste vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat het aan het gemeentebestuur werd toevertrouwd, ter beschikking te houden van zijn vroegere eigenaar.  (De in het tweede lid bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen als het gaat om een hond.) <W 2007-03-01/60, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  Na het verstrijken van die termijnen wordt de houder er van rechtswege eigenaar van.  (De eigenaar van een zwervend, verloren of achtergelaten dier is vergoeding verschuldigd voor de opname, de verzorgings- en de hoedekosten ongeacht of de eigenaar het dier al of niet terugeist. De kosten worden teruggevorderd door het dierenasiel bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid. Als het dier door de gemeente geplaatst werd bij een persoon, in een dierentuin of een ander asiel dan dat of die bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid, dan zullen de kosten voor hun rekening worden teruggevorderd door het gemeentebestuur.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 3. (De in § 2 gestelde termijnen moeten niet in acht worden genomen wanneer een dierenarts oordeelt dat het dier moet worden gedood. In dit geval moeten de identificatiegegevens van het dier, aangevuld met de redenen van euthanasie bijgehouden worden ten behoeve van de vroegere eigenaar van het dier.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 4. Wanneer het dier niet besteed kan worden in de zin van § 1, 2e lid, kan de burgemeester beslissen het te laten doden overeenkomstig [1 het advies van de Dienst]1, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 3.   [1 ...]1  § 5. De eigenaar van het dier kan heen recht op vergoeding laten gelden.
  ----------
  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 9, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>


Art. 9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. Ieder persoon die een zwervend, verloren of achtergelaten dier opvangt, is verplicht dit binnen de vier dagen toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur van de plaats waar hij het dier heeft opgevangen of dat van zijn woonplaats.  Het gemeentebestuur vertrouwt het dier zonder verwijl en naargelang van het geval, toe aan een persoon die het een behoorlijke verzorging en huisvesting verzekert, aan een dierenasiel (of dierentuin). <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  Het gemeentebestuur kan een dierenasiel aanwijzen, waaraan de dieren rechtstreeks kunnen worden toevertrouwd door hen die ze hebben opgevangen. Aan de in het eerste lid gestelde verplichting is voldaan wanneer het dier aan een door het gemeentebestuur aangewezen dierenasiel wordt toevertrouwd. Dat asiel stelt onmiddellijk het gemeentebestuur in kennis van de ontvangst van het dier.  § 2. Het dier toevertrouwd aan een dierenasiel (of dierentuin) moet ten minste vijftien dagen na de besteding ter beschikking van de eigenaar worden gehouden. <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  Indien het dier door het gemeentebestuur of door het asiel toevertrouwd of afgestaan wordt aan een persoon, moet deze er zich toe verbinden het ten minste vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat het aan het gemeentebestuur werd toevertrouwd, ter beschikking te houden van zijn vroegere eigenaar.  (De in het tweede lid bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen als het gaat om een hond.) <W 2007-03-01/60, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  Na het verstrijken van die termijnen wordt de houder er van rechtswege eigenaar van.  (De eigenaar van een zwervend, verloren of achtergelaten dier is vergoeding verschuldigd voor de opname, de verzorgings- en de hoedekosten ongeacht of de eigenaar het dier al of niet terugeist. De kosten worden teruggevorderd door het dierenasiel bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid. Als het dier door de gemeente geplaatst werd bij een persoon, in een dierentuin of een ander asiel dan dat of die bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid, dan zullen de kosten voor hun rekening worden teruggevorderd door het gemeentebestuur.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 3. (De in § 2 gestelde termijnen moeten niet in acht worden genomen wanneer een dierenarts oordeelt dat het dier moet worden gedood. In dit geval moeten de identificatiegegevens van het dier, aangevuld met de redenen van euthanasie bijgehouden worden ten behoeve van de vroegere eigenaar van het dier.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 4. Wanneer het dier niet besteed kan worden in de zin van § 1, 2e lid, kan de burgemeester beslissen het te laten doden overeenkomstig de richtlijnen [1 van het Instituut]1, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 3. <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  Als het echter een slachtdier betreft, wordt er door de zorg van de Administratie van de Belasting over de toegevoegde waarde, der Registratie en Domeinen overgegaan tot de veiling ervan op de naastgelegen markt.  De opbrengst van de verkoop wordt, na aftrek van de kosten van het gemeentebestuur en van de verkoop door datzelfde Bestuur begroot, in de Deposito- en Consignatiekas gestort.  § 5. De eigenaar van het dier kan heen recht op vergoeding laten gelden.
  ----------
  (1)<ORD 2017-05-11/08, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 9bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  [1 Het houden van dieren uitsluitend of voornamelijk voor de productie van pels is verboden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-05-11/08, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 9ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
[1 Het dwangvoederen van dieren is verboden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-07-27/05, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 17-09-2017>

Art. 9/1_WAALS_GEWEST.  [1 Het bezit van dieren uitsluitend en voornamelijk voor de productie van pels is verboden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-01-22/03, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 09-02-2015>

HOOFDSTUK IIbis. VLAAMS_GEWEST. [1 Verbod op het houden van pelsdieren]1   ----------   (1)
Art. 9bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Het opstarten, exploiteren of aanhouden van houderijen waar pelsdieren worden gehouden, is verboden.   § 2. Degene die op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, pelsdieren houdt, kan zijn activiteit tot 30 november 2023 verderzetten onder de volgende voorwaarden:   1° uitsluitend met de diersoort waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;   2° met niet meer dieren dan het maximale aantal waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;   3° aan de meldingsplicht, vermeld in artikel 9ter, hebben voldaan;   4° op de locatie waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren er te kunnen houden ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-22/12, art. 4, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>


Art. 9ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 De Dienst verzoekt degenen die op de dag van inwerkingtreding van artikel 4 het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, pelsdieren houden schriftelijk om volgende gegevens te bezorgen:   1° het maximale aantal dieren dat in de aanwezige installaties voor het houden van pelsdieren gehouden kan worden;   2° indien verschillend van het aantal, vermeld in punt 1°, het maximale aantal dieren waarvoor hij over alle vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;   3° de plaats of plaatsen waar de pelsdieren op het tijdstip van de melding worden gehouden.   De in het eerste lid bedoelde personen bezorgen deze gegevens binnen de acht weken na ontvangst van het schrijven aan de Dienst.   De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de wijze van melding, vermeld in het eerste lid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-22/12, art. 5, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>


Art. 9quater_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om, in uitvoering van deze wet, vergoedingen toe te kennen voor een bedrijfsstopzetting of een bedrijfsreconversie aan pelsdierhouderijen die voor 1 december 2023 alle activiteiten als pelsdierhouderij stopzetten en dit voor de delen van deze houderijen die gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.   Een bedrijfsstopzetting betreft de vervroegde volledige stopzetting van het houden van pelsdieren. Een bedrijfsreconversie betreft de omschakeling van een commerciële pelsdierhouderij naar een andere commerciële landbouwactiviteit.   § 2. In geval van bedrijfsstopzetting, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsstopzetting;   2° een vergoeding voor de directe en indirecte kosten en het inkomensverlies die gepaard gaan met de bedrijfsstopzetting.   In geval van bedrijfsreconversie, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsreconversie;   2° een vergoeding voor de directe en indirecte kosten en de investeringen die gepaard gaan met de bedrijfsreconversie.   De gronden en gebouwen die betrokken zijn bij de bedrijfsstopzetting of de bedrijfsreconversie komen slechts eenmaal in aanmerking voor een vergoeding.   De vergoeding neemt degressief af volgens een door de Vlaamse Regering bepaalde formule.   § 3. De landcommissie bepaalt het bedrag van de vergoedingen. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de voorwaarden, de aanvraagprocedure, de wijze van berekening en de toekenning van de vergoeding, alsook voor de taak van de landcommissies daarbij. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-22/12, art. 6, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>


HOOFDSTUK IIter. VLAAMS_GEWEST. [1 Verbod op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering ]1   ----------   (1)
Art. 9quinquies_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Het dwangvoederen van dieren is verboden, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII.   § 2. Degene die op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, dieren houdt voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, kan zijn activiteit tot 30 november 2023 verderzetten onder de volgende voorwaarden:   1° uitsluitend met de diersoort waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;   2° met niet meer dieren dan het maximale aantal waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;   3° aan de meldingsplicht, vermeld in artikel 9sexies, hebben voldaan;   4° op de locatie waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren er te kunnen houden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-22/12, art. 8, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>


Art. 9sexies_VLAAMS_GEWEST.   [1 De Dienst verzoekt degenen die op de dag van inwerkingtreding van artikel 8 het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, dieren houden voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering schriftelijk om volgende gegevens te bezorgen:   1° het maximale aantal dieren dat in de aanwezige installaties voor het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering gehouden kan worden;   2° indien verschillend van het aantal, vermeld in punt 1°, het maximale aantal dieren waarvoor hij over alle vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;   3° de plaats of plaatsen waar de dieren gehouden voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering op het tijdstip van de melding worden gehouden.   De in het eerste lid bedoelde personen bezorgen deze gegevens binnen de vier weken na ontvangst van het schrijven aan de Dienst.   De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de wijze van melding, vermeld in het eerste lid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-22/12, art. 9, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>


Art. 9septies_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om, in uitvoering van deze wet, vergoedingen toe te kennen voor een bedrijfsstopzetting of een bedrijfsreconversie aan houderijen die dieren houden voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering en die voor 1 december 2023 deze activiteiten stopzetten en dit voor de delen van deze houderijen die gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.   Een bedrijfsstopzetting betreft de vervroegde volledige stopzetting van het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering. Een bedrijfsreconversie betreft de omschakeling van een commerciële houderij die dieren houdt voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering naar een commerciële houderij die dieren houdt voor de productie van foie gras zonder gebruik te maken van dwangvoedering of naar een andere commerciële landbouwactiviteit.   § 2. In geval van bedrijfsstopzetting, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsstopzetting;   2° een vergoeding voor de directe en indirecte kosten en het inkomensverlies die gepaard gaan met de bedrijfsstopzetting.   In geval van bedrijfsreconversie, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsreconversie;   2° vergoeding voor de directe en indirecte kosten en de investeringen die gepaard gaan met de bedrijfsreconversie.   De gronden en gebouwen die betrokken zijn bij de bedrijfsstopzetting of de bedrijfsreconversie komen slechts eenmaal in aanmerking voor een vergoeding.   De vergoeding neemt degressief af volgens een door de Vlaamse Regering bepaalde formule.   § 3. De landcommissie bepaalt het bedrag van de vergoedingen. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de voorwaarden, de aanvraagprocedure, de wijze van berekening en de toekenning van de vergoedingen, alsook voor de taak van de landcommissies daarbij. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2019-03-22/12, art. 10, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>


HOOFDSTUK III. - Handel in dieren.
Art.10. <W 1995-05-04/40, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> De Koning kan voorwaarden opleggen aan de verhandeling van dieren met het doel hen te beschermen en hun welzijn te verzekeren.
  Deze voorwaarden mogen slechts betrekking hebben op de leeftijd van de te koop aangeboden dieren, de identificatie, de informatie aan de koper, de waarborgen aan de koper en de getuigschriften in verband hiermede, de preventieve behandeling tegen ziekten, de verpakking, de aanbieding en de tentoonstelling voor de verhandeling.

Art. 10_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   <W 1995-05-04/40, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> De [1 Regering]1 kan voorwaarden opleggen aan de verhandeling van dieren met het doel hen te beschermen en hun welzijn te verzekeren.  [1 ...]1  ----------  (1)<ORD 2021-03-18/02, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>      Art. 10_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> De [1 Vlaamse Regering]1 kan voorwaarden opleggen aan de verhandeling van dieren met het doel hen te beschermen en hun welzijn te verzekeren.  Deze voorwaarden mogen slechts betrekking hebben op de leeftijd van de te koop aangeboden dieren, de identificatie, de informatie aan de koper, de waarborgen aan de koper en de getuigschriften in verband hiermede, de preventieve behandeling tegen ziekten, de verpakking, de aanbieding en de tentoonstelling voor de verhandeling.  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 10, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 10bis. <Ingevoegd bij W 2007-05-11/63, art. 3; Inwerkingtreding : 14-10-2007> Het is verboden een kredietovereenkomst te sluiten in de zin van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet met het oog op de aankoop van een gezelschapsdier.  Art. 10bis_VLAAMS_GEWEST.    <Ingevoegd bij W 2007-05-11/63, art. 3; Inwerkingtreding : 14-10-2007> Het is verboden een kredietovereenkomst te sluiten in de zin van [1 titel 4 van boek VII van het Wetboek van Economisch Recht]1 met het oog op de aankoop van een gezelschapsdier.  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 11, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 11. Het is verboden dieren af te staan onder kosteloze of bezwarende titel aan personen minder dan 16 jaar zonder de uitdrukkelijke toelating van de personen die over hen het ouderlijke gezag of de voogdij uitoefenen.  Art. 11bis. <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Het is verboden reclame te maken, daarin begrepen het plaatsen van advertenties, met het oog op het verhandelen van diersoorten die niet voorkomen in de lijst aangelegd in toepassing van artikel 3bis, § 1.  De verbodsbepaling van het eerste lid betreft eveneens honden en katten, tenzij het gaat om advertenties in vaktijdschriften of wanneer de reclame wordt gemaakt door personen die een erkende instelling bezitten als bedoeld in artikel 5.  Art. 11bis_WAALS_GEWEST.  [1 De artikelen 11ter tot 11 quinquies zijn van toepassing op de gepubliceerde advertenties, ongeacht de drager, voor een persoon gevestigd op het grondgebied van het Waalse Gewest.]1  ----------  (1)<DWG 2018-07-17/04, art. 62, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>   Art. 11ter_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. Wanneer ze betrekking hebben op een dier waarvan het houden toegelaten is, wordt de reclame met het oog op de verhandeling van dieren alleen toegelaten:   1° in een gespecialiseerd tijdschrift of een gespecialiseerde website die door de Regering volgens de door haar bepaalde procedure als gespecialiseerd erkend wordt;   2° in een gesloten groep binnen de sociale netwerken voor zover:   - ofwel de reclame exclusief betrekking heeft op de kosteloze afstand van een dier;   - ofwel de reclame exclusief betrekking heeft op de commercialisering van een dier geboren in de fokkerij van een erkende fokker.   Reclame is verboden op de pagina's of discussiegroepen die rechtstreeks toegankelijk zijn voor het publiek, of op een soortgelijke drager binnen sociale netwerken.   De volgende gespecialiseerde tijdschriften of websites zijn van de in lid 1, 1°, bedoelde erkenning vrijgesteld:   1° degene die door of voor de Waalse Overheidsdienst worden uitgegeven;   2° degene die door een erkende honden- of kattenfokker uitgegeven worden met het oog op het verhandelen van de honden of katten geboren in zijn fokkerij;   3° degene die de verhandeling van de paardachtigen beogen;   4° degene betreffende de verhandeling van dieren waarvan het houden toegelaten is, waarvoor geen lijst vastgesteld wordt door de Regering overeenkomstig artikel 3bis, § 1.   Naast de overeenkomstig het eerste lid toegelaten reclames, worden de reclames met het oog op de verhandeling van dieren voor productiedoeleinden toegelaten in een tijdschrift of een website bestemd voor de landbouwsector.   De Regering kan de modaliteiten voor het gebruik van de gesloten groepen alsook een stelsel voor de registratie voorafgaand aan het gebruik van die gesloten groepen.   § 2. In afwijking van § 1 worden de toegelaten dierenasielen toegelaten om advertenties met het oog op de herplaatsing van de dieren bekend te maken buiten een gespecialiseerd tijdschrift of website.   De Regering kan andere gevallen bepalen waarin de reclame met het oog op de verhandeling van een dier toegelaten is buiten een gespecialiseerd tijdschrift of website.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 63, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>      Art. 11quater_WAALS_GEWEST.   [1 Wanneer ze betrekking heeft op een dier waarvan het houden toegelaten is, wordt de reclame met het oog op de verhandeling van dieren verboden.   In afwijking van het eerste lid wordt, voor de dieren waarvan het houden via een erkenning toegekend door de Regering krachtens artikel 3bis, § 1, toegelaten is, de houder van de erkenning toegelaten om advertenties betreffende de verhandeling van de dieren bedoeld in de voorwaarden vermeld in artikel 11bis bekend te maken.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 64, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>      Art. 11quinquies_WAALS_GEWEST.   [1 Elke reclame betreffende de verhandeling van een dier bevat de door de Regering bepaalde informatie en vermeldingen.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 65, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>      Art. 12. <W 1995-05-04/40, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Het is verboden honden en katten te verhandelen op de openbare weg alsmede op markten, beurzen, salons, tentoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden evenals bij de koper thuis, tenzij in dit laatste geval het initiatief van de koper zelf uitgaat.  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit het in het eerste lid ingestelde verbod uitbreiden tot andere soorten of categorieën van dieren. Hij kan evenwel ontheffing van dit laatste verbod verlenen voor het verhandelen op markten door personen die een erkende handelszaak voor dieren exploiteren.  (Om impulsaankopen tegen te gaan en de socialisatie van honden en katten te bevorderen, mogen in de winkelruimte of hun aanhorigheden van de handelszaken voor de verhandeling van dieren geen katten of honden gehouden of tentoongesteld worden. Deze handelszaken kunnen evenwel optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van katten en honden.  De in het vorige lid bedoelde bepaling belet evenwel niet dat de eigenaar of de uitbater van een handelszaak voor dieren tevens een hondenkwekerij of een kattenkwekerij kan uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.  De Koning kan de nodige bijkomende maatregelen uitvaardigen.) <W 2007-05-11/63, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009, met uitzondering van het laatste lid dat in werking treedt op 04-10-2007>  Art. 12_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Het is verboden honden en katten te verhandelen op de openbare weg alsmede op markten, beurzen, salons, tentoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden evenals bij de koper thuis, tenzij in dit laatste geval het initiatief van de koper zelf uitgaat.  [1 De Vlaamse Regering kan]1 het in het eerste lid ingestelde verbod uitbreiden tot andere soorten of categorieën van dieren. [1 De Vlaamse Regering]1 kan evenwel ontheffing van dit laatste verbod verlenen voor het verhandelen op markten door personen die een erkende handelszaak voor dieren exploiteren.  (Om impulsaankopen tegen te gaan en de socialisatie van honden en katten te bevorderen, mogen in de winkelruimte of hun aanhorigheden van de handelszaken voor de verhandeling van dieren geen katten of honden gehouden of tentoongesteld worden. Deze handelszaken kunnen evenwel optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van katten en honden.  De in het vorige lid bedoelde bepaling belet evenwel niet dat de eigenaar of de uitbater van een handelszaak voor dieren tevens een hondenkwekerij of een kattenkwekerij kan uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.  De [1 Vlaamse Regering]1 kan de nodige bijkomende maatregelen uitvaardigen.) <W 2007-05-11/63, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009, met uitzondering van het laatste lid dat in werking treedt op 04-10-2007>  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 12, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 12_WAALS_GEWEST.   [1 Art. 12. § 1. Het is verboden :   1° en hond of een kat te verhandelen op een openbare plaats;   2° andere dieren dan een hond of en kat te verhandelen op een openbare plaats, met uitzondering van een dierenmarkt, een gemeentelijke markt en een tentoonstelling van dieren en dit, met inachtneming van de voorwaarden betreffende het dierenwelzijn die de Regering kan vastleggen;   3° een dier bij de koper thuis te verhandelen, tenzij het initiatief van de koper zelf uitgaat.   Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, kan de Regering de lijst opmaken van de soorten die niet op een gemeentelijke markt mogen worden verhandeld.   § 2. Een hond of een kat mag niet in de winkelruimte van een handelszaak voor dieren of in zijn aanhorigheden worden gehouden.   De handelszaak bedoeld in het eerstel lid kan optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van honden en katten of een hondenkwekerij of een kattenkwekerij apart uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.]1  ----------  (1)<DWG 2015-10-16/07, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 06-11-2015>   Art. 12bis. [1 De Koning kan voorwaarden opleggen aan personen en verenigingen die voor adoptie bestemde dieren aanvoeren vanuit het buitenland.   Deze voorwaarden hebben tot doel het welzijn van de dieren te garanderen en hebben betrekking op de huisvestingsvoorwaarden in het land van oorsprong, de leeftijd, de sterilisatie, de behandeling tegen ziekten, het gedrag, de identificatie, de informatie aan de adoptanten en het vervoer.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij W 2014-02-07/16, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 12bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regering]2 kan voorwaarden opleggen aan personen en verenigingen die voor adoptie bestemde dieren aanvoeren vanuit het buitenland.   Deze voorwaarden hebben tot doel het welzijn van de dieren te garanderen en hebben betrekking op de huisvestingsvoorwaarden in het land van oorsprong, de leeftijd, de sterilisatie, de behandeling tegen ziekten, het gedrag, de identificatie, de informatie aan de adoptanten en het vervoer.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij W 2014-02-07/16, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 13, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK IV. - Vervoer van dieren.  Art. 13.§ 1. De Koning kan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;]2   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. Hij bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de onafhankelijke erkende instellingen die deze examens organiseren.]1  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.]2  § 2. De Koning kan (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) of zijn gemachtigde machtigen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen, en om aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  ----------  (1)<W 2010-05-19/06, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 12-06-2010>   (2)<W 2014-02-07/16, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 13_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. De [3 Regering]3 kan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;]2   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. Hij bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de [3 opleidingsinstituten]3 die deze examens organiseren.]1  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.]2  § 2. [3 Met betrekking tot hetgeen geregeld is in paragraaf 1, kan de Regering ]3 (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) of zijn gemachtigde machtigen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen, en om aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  [3 § 3. De Regering bepaalt het bedrag en de regels voor de betaling van de retributie voor het verlenen van een vergunning voor de vervoerder en van het certificaat van goedkeuring van het wegvervoermiddel als bedoeld bij verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97. ]3  ----------  (1)<W 2010-05-19/06, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 12-06-2010>   (2)<W 2014-02-07/16, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   (3)<ORD 2021-03-18/02, art. 5, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>      Art. 13_VLAAMS_GEWEST.    § 1. De [3 Vlaamse Regering]3 kan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;]2   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. [3 De Vlaamse Regering]3 bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de onafhankelijke erkende instellingen die deze examens organiseren.]1  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.]2  [3 De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het certificaat van goedkeuring dat vereist is voor lange transporten, vermeld in artikel 18 van de verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97. De Vlaamse Regering bepaalt ook het tarief en de regels voor de betaling van een retributie voor het toekennen van het certificaat van goedkeuring.]3  § 2. [3 De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen van de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1 en aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden, voor zover die ontheffingen of vrijstellingen niet ingaan tegen de bepalingen van verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97.]3  ----------  (1)<W 2010-05-19/06, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 12-06-2010>   (2)<W 2014-02-07/16, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   (3)<DVR 2018-07-13/06, art. 14, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK V. - Invoer. - Doorvoer.  Art. 14. § 1. In het raam van de bescherming en het welzijn der dieren kan de Koning de voorwaarden voor de in- en doorvoer van dieren bepalen inzonderheid betreffende de diersoorten, hun aantal, de afleveringsvoorwaarden van de vergunningen en de kontrole aan de grenzen, de maatregelen te treffen op het ogenblik van de aankomst met het oog op de afhaling, verzorging en tijdelijke onderbrenging gelet op de fyzieke toestand van de dieren, evenals de vergoedingen hiervoor verschuldigd door de door hem aangewezen personen.  § 2. In toepassing van internationale verdragen of in bijzondere gevallen kan de Koning (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) machtigen al naargelang van het geval samen met de Minister van Economische Zaken of de Minister van Financiën, of hun gemachtigden, afwijkingen of ontheffingen te verlenen en aan die afwijkingen of ontheffingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  Art. 14_VLAAMS_GEWEST.    § 1. In het raam van de bescherming en het welzijn der dieren kan de [1 Vlaamse Regering]1 de voorwaarden voor de in- en doorvoer van dieren bepalen inzonderheid betreffende de diersoorten, hun aantal, de afleveringsvoorwaarden van de vergunningen en de kontrole aan de grenzen, de maatregelen te treffen op het ogenblik van de aankomst met het oog op de afhaling, verzorging en tijdelijke onderbrenging gelet op de fyzieke toestand van de dieren, evenals de vergoedingen hiervoor verschuldigd door de door [1 de Vlaamse Regering]1 aangewezen personen.  § 2. [1 De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om in bijzondere gevallen afwijkingen of ontheffingen van de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1 te verlenen en aan die afwijkingen of ontheffingen verplichtingen of beperkingen te verbinden, voor zover die afwijkingen of ontheffingen niet ingaan tegen de bepalingen van verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97.]1  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 15, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK VI. - Doden van dieren.  Art. 15. Een gewerveld dier mag slechts worden gedood door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de minst pijnlijke methode. Tenzij in geval van heirkracht en noodzaak mag het enkel ter dood gebracht worden onder verdoving of bedwelming.  Is het doden van een gewerveld dier zonder verdoving of bedwelming volgens de gebruiken van de jacht of de visvangst of op grond van andere rechtsvoorschriften toegelaten, of gebeurt dit in het kader van de wetgeving ter bestrijding van schadelijke organismen, dan mag het doden enkel verricht worden volgens de meest selectieve, de snelste en de voor het dier minst pijnlijke methode.  Art. 15_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Een gewerveld dier mag alleen worden gedood na voorafgaande bedwelming. Het mag alleen gedood worden door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de voor het dier minst pijnlijke, snelste en meest selectieve methode.   In afwijking van het eerste lid, mag een gewerveld dier gedood worden zonder voorafgaande bedwelming:   1° in geval van overmacht;   2° bij jacht of visvangst;   3° in het kader van de bestrijding van schadelijke organismen.   § 2. Als dieren worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, is de bedwelming omkeerbaar en is de dood van het dier niet het gevolg van de bedwelming.]1  ----------  (1)<DVR 2017-07-07/06, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>      Art. 15_WAALS_GEWEST.   [1 Een gewerveld dier mag slechts worden gedood door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de meest selectieve, de snelste en de minst pijnlijke methode.   Een gewerveld dier wordt enkel gedood na verdoving of bedwelming, behoudens:   1° overmacht ;   2° beoefenen van jacht of visvangst ;   3° bestrijding van schadelijke organismen.   Indien het doden van dieren het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes, voorgeschreven door de ritus van een eredienst, moet het bedwelmingsprocédé omkeerbaar zijn en mag het niet de dood van het dier tot gevolg hebben.]1  ----------  (1)<DWG 2017-05-18/04, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2018>   Art. 16.§ 1. Het slachten mag slechts na bedwelming van het dier of, in geval van heirkracht, volgens de minst pijnlijke methode plaatshebben.  (De bepalingen van hoofdstuk VI van deze wet, artikel 16, § 2, tweede lid, uitgezonderd, zijn evenwel niet van toepassing op slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst.) <W 1995-05-04/40, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. De Koning kan de methoden van slachten en bedwelmen bepalen volgens de omstandigheden van het slachten en de diersoort.  (De Koning kan bepalen dat sommige slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst moeten worden uitgevoerd in erkende slachthuizen of in inrichtingen erkend (door de Minister tot wiens bevoegdheid het dierenwelzijn behoort na advies van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen), door offeraars die daartoe zijn gemachtigd door de vertegenwoordigers van de eredienst.) <W 1995-05-04/40, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [1 § 3. De Koning kan voorwaarden vaststellen aan :   1. de opleiding van de functionaris voor het dierenwelzijn en het personeel werkzaam in de slachthuizen en van personen betrokken bij het doden van pelsdieren, en de organisatie van deze opleiding;   2. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van de in de bepaling onder 1. genoemde personen;   3. het afleveren, schorsen en intrekken van voorlopige en definitieve getuigschriften van vakbekwaamheid aan de in de bepaling onder 1. genoemde personen;   4. de bouw, inrichting en uitrusting van slachthuizen.]1  ----------  (1)<W 2014-02-07/16, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 16_VLAAMS_GEWEST.  [1 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor:   1° de methoden voor het bedwelmen en het doden van dieren volgens de omstandigheden en de diersoort;   2° de bouw, de inrichting en de uitrusting van slachthuizen;   3° de garantie voor een onafhankelijk optreden van de functionaris voor het dierenwelzijn;   4° de bekwaamheid van de functionaris voor het dierenwelzijn, het personeel in de slachthuizen en de personen die betrokken zijn bij het doden van dieren, met inbegrip van de inhoud en organisatie van de opleidingen en examens, en de aflevering, intrekking en schorsing van de getuigschriften die in dat kader zijn afgeleverd.   § 2. De Vlaamse Regering kan inrichtingen erkennen voor het gegroepeerd slachten van dieren voor particulier huishoudelijk verbruik en de voorwaarden bepalen voor het slachten buiten een slachthuis van dieren voor particulier huishoudelijk verbruik.]1  ----------  (1)<DVR 2017-07-07/06, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>   Art. 16_WAALS_GEWEST.  [1 De Regering stelt de voorwaarden en de nadere regels vast voor :   1° de bekwaamheid van het personeel werkzaam in de slachthuizen en van de personen die deelnemen aan het doden van de dieren, met inbegrip van het invoeren van vormingen en examens, evenals het afleveren, het intrekken en het opschorten van in dat kader afgeleverde getuigschriften;   2° de kwalificatie van de personen die gemachtigd zijn om het doden van een dier uit te voeren;   3° de controle van de slachtvoorwaarden ;   4° de bouw, inrichting en uitrusting van slachthuizen ;   5° het gebruik van producten of materieel bestemd voor het doden van dieren.]1  ----------  (1)<DWG 2017-05-18/04, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2018>   Art. 16bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Het doden en slachten van schapen, geiten, varkens en gekweekt wild voor particulier huishoudelijk verbruik door de eigenaar ervan of door een persoon onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de eigenaar buiten een slachthuis of een op grond van artikel 16, § 2, tweede lid, erkende inrichting is verboden.]1  ----------  (1)<ORD 2018-01-25/17, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 04-03-2018>   Art. 16ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Slachten in de kwekerij is echter mogelijk wanneer een beroep wordt gedaan op een mobiele voorziening die de normen voor gezondheid en dierenwelzijn in acht neemt.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij ORD 2018-01-25/17, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 04-03-2018>   HOOFDSTUK VII. - Ingrepen op dieren.  Art. 17. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de in hoofdstuk VIII bedoelde dierproeven.  Art. 17bis. <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2001> § 1. Het is verboden één of meer ingrepen bij een gewerveld dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.  § 2. Het bepaalde in § 1 is niet van toepassing op :  1° ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat;  2° ingrepen die op grond van de wetgeving inzake de dierenziektenbestrijding verplicht zijn;  3° ingrepen met het oog op het nutsgebruik van het dier of op de beperking van de voortplanting van de diersoort. De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de lijst van deze ingrepen vast en bepaalt de gevallen waarin en de wijze waarop die ingrepen mogen worden uitgevoerd.  Art. 17bis_VLAAMS_GEWEST.    <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2001> § 1. Het is verboden één of meer ingrepen bij een gewerveld dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.  § 2. Het bepaalde in § 1 is niet van toepassing op :  1° ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat;  2° ingrepen die op grond van de wetgeving inzake de dierenziektenbestrijding verplicht zijn;  3° ingrepen met het oog op het nutsgebruik van het dier of op de beperking van de voortplanting van de diersoort. [1 De Vlaamse Regering stelt]1 de lijst van deze ingrepen vast en bepaalt de gevallen waarin en de wijze waarop die ingrepen mogen worden uitgevoerd.  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 17, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 18. § 1. Geen enkele pijnlijke ingreep mag bij een gewerveld dier verricht worden zonder verdoving.  (De verdoving van een warmbloedig dier moet uitgevoerd worden door een dierenarts, behoudens in de gevallen waarin de verantwoordelijke of de diergeneeskundige helper daartoe gemachtigd is overeenkomstig de artikelen 5, 2°, 6 of 7 van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde.) <W 1991-08-28/37, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>  § 2. Een verdoving is niet noodzakelijk:  1. wanneer bij vergelijkbare ingrepen bij mensen geen verdoving plaatsheeft;  2. wanneer ze in een bijzonder geval, volgens het oordeel van de dierenarts, niet uitvoerbaar is.  § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de Koning de ingrepen waarvoor verdoving onder bepaalde voorwaarden niet noodzakelijk is, evenals de daarbij te gebruiken methoden, vaststellen.  Art. 18_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Geen enkele pijnlijke ingreep mag bij een gewerveld dier verricht worden zonder verdoving.  (De verdoving van een warmbloedig dier moet uitgevoerd worden door een dierenarts, behoudens in de gevallen waarin de verantwoordelijke of de diergeneeskundige helper daartoe gemachtigd is overeenkomstig de artikelen 5, 2°, 6 of 7 van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde.) <W 1991-08-28/37, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>  § 2. Een verdoving is niet noodzakelijk:  1. wanneer bij vergelijkbare ingrepen bij mensen geen verdoving plaatsheeft;  2. wanneer ze in een bijzonder geval, volgens het oordeel van de dierenarts, niet uitvoerbaar is.  § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de [1 Vlaamse Regering]1 de ingrepen waarvoor verdoving onder bepaalde voorwaarden niet noodzakelijk is, evenals de daarbij te gebruiken methoden, vaststellen.  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 19. <W 1995-05-04/40, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> § 1. Vanaf 1 januari 2000 is het verboden om deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht.  § 2. Het is verboden een dier dat een bij artikel 17bis verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toe te laten.  § 3. Het verhandelen van dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht, is verboden.  § 4. De bepalingen van de voorafgaande paragrafen zijn niet van toepassing indien bewijzen kunnen worden voorgelegd dat de ingreep is verricht voor het van kracht worden van het in artikel 17bis bedoelde verbod.  Art. 19_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> § 1. [1 Het is]1 verboden om deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht.  § 2. Het is verboden een dier dat een bij artikel 17bis verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toe te laten.  [1 § 2bis. Paragraaf 1 en 2 zijn ook van toepassing op dieren die na de inwerkingtreding van het decreet van 23 maart 2018 houdende de wijziging van artikel 3 en artikel 19 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, een ingreep ondergaan hebben als vermeld in artikel 17bis, § 2, 1°.]1  § 3. Het verhandelen van dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht, is verboden.  § 4. De bepalingen van de voorafgaande paragrafen zijn niet van toepassing indien bewijzen kunnen worden voorgelegd dat de ingreep is verricht voor het van kracht worden van het in artikel 17bis bedoelde verbod.  ----------  (1)<DVR 2018-03-23/05, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 15-04-2018>      HOOFDSTUK VIII. - Dierproeven.  Art. 20.§ 1. Elke dierproef die niet beantwoordt aan (de voorwaarden gesteld in dit hoofdstuk) is verboden. <W 1995-05-04/40, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 Proefdieren die in een andere lidstaat rechtmatig zijn gefokt of gehouden, kunnen worden aangeleverd of gebruikt en de producten die zijn ontwikkeld door gebruikmaking van deze dieren kunnen in de handel worden gebracht.]1  § 2. De koninklijke besluiten die volledig of ten dele betrekking hebben op proefdieren, worden in Ministerraad overlegd.  § 3. [1 De Koning kan de dierproeven die Hij bepaalt toelaten of verbieden. Hij kan ook de doeleinden omschrijven waarvoor dierproeven uitsluitend mogen worden gebruikt alsook de methoden voor het doden van de dieren.]1  [1 § 4. De Koning kan bepaalde dierproeven verbieden om dubbel gebruik te vermijden tenzij verder onderzoek vereist is ter bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 20_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Elke dierproef die niet beantwoordt aan (de voorwaarden gesteld in dit hoofdstuk) is verboden. <W 1995-05-04/40, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 Proefdieren die in een andere lidstaat rechtmatig zijn gefokt of gehouden, kunnen worden aangeleverd of gebruikt en de producten die zijn ontwikkeld door gebruikmaking van deze dieren kunnen in de handel worden gebracht.]1  § 2. [2 ...]2  § 3. [1 De [2 Vlaamse Regering]2 kan de dierproeven die [2 ze bepaalt]2 toelaten of verbieden. [2 De Vlaamse Regering kan]2 ook de doeleinden omschrijven waarvoor dierproeven uitsluitend mogen worden gebruikt alsook de methoden voor het doden van de dieren.]1  [1 § 4. De [2 Vlaamse Regering]2 kan bepaalde dierproeven verbieden om dubbel gebruik te vermijden tenzij verder onderzoek vereist is ter bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 19, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 21.[1 § 1. Elke gebruiker is onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de voor het Dierenwelzijn bevoegde minister. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden van deze erkenning, alsook de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning.   Hij kan daarenboven bijkomende voorwaarden voorschrijven met betrekking tot de bestemming van dieren eenmaal de dierproeven waarin deze dieren gebruikt werden, zijn beëindigd.   § 2. Ethische commissies worden opgericht bij de gebruikers. De Koning bepaalt de samenstelling, de werking en de opdrachten van deze ethische commissies.   Ethische commissies worden goedgekeurd en gecontroleerd door de voor dierenwelzijn bevoegde dienst. De Koning bepaalt de regels met betrekking tot de goedkeuring en de controle van de ethische commissies.   § 3. De Koning wijst een bevoegde instantie aan die belast wordt met het vergunnen van projecten.   Geen enkel project mag worden uitgevoerd zonder dat er vooraf een vergunning is voor verleend.   Een project mag alleen worden uitgevoerd indien de projectevaluatie gunstig is.   In dit verband legt de Koning voorwaarden en evaluatiecriteria vast waaraan een project moet voldoen alsook de procedures voor het verlenen, het wijzigen, het vernieuwen, het schorsen en het intrekken van de vergunning voor een project. De Koning bepaalt dat deze voorwaarden verplichtingen kunnen inhouden ten aanzien van de verantwoordelijken voor de projecten.   De Koning legt ook de voorwaarden vast van de beoordeling na afloop van een project en die van de niet-technische samenvatting van een project.   § 4. De Koning richt een instantie op, die "Dierenwelzijnscel" wordt genoemd en die belast wordt met het dierenwelzijn bij fokkers, leveranciers en gebruikers. Hij bepaalt de samenstelling, de werking en opdrachten ervan.]1  ----------  (1)<W 2014-02-07/16, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 21_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. Elke gebruiker is onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de [2 Vlaamse Regering]2. [2 De Vlaamse Regering bepaalt]2 de voorwaarden van deze erkenning, alsook de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning.   [2 De Vlaamse Regering]2 kan daarenboven bijkomende voorwaarden voorschrijven met betrekking tot de bestemming van dieren eenmaal de dierproeven waarin deze dieren gebruikt werden, zijn beëindigd.   § 2. Ethische commissies worden opgericht bij de gebruikers. De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt de samenstelling, de werking en de opdrachten van deze ethische commissies.   Ethische commissies worden goedgekeurd en gecontroleerd door de [2 Dienst]2. De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt de regels met betrekking tot de goedkeuring en de controle van de ethische commissies.   § 3. De [2 Vlaamse Regering]2 wijst een bevoegde instantie aan die belast wordt met het vergunnen van projecten.   Geen enkel project mag worden uitgevoerd zonder dat er vooraf een vergunning is voor verleend.   Een project mag alleen worden uitgevoerd indien de projectevaluatie gunstig is.   In dit verband legt de [2 Vlaamse Regering]2 voorwaarden en evaluatiecriteria vast waaraan een project moet voldoen alsook de procedures voor het verlenen, het wijzigen, het vernieuwen, het schorsen en het intrekken van de vergunning voor een project. De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt dat deze voorwaarden verplichtingen kunnen inhouden ten aanzien van de verantwoordelijken voor de projecten.   De [2 Vlaamse Regering]2 legt ook de voorwaarden vast van de beoordeling na afloop van een project en die van de niet-technische samenvatting van een project.   § 4. De [2 Vlaamse Regering]2 richt een instantie op, die "Dierenwelzijnscel" wordt genoemd en die belast wordt met het dierenwelzijn bij fokkers, leveranciers en gebruikers. Hij bepaalt de samenstelling, de werking en opdrachten ervan.]1  ----------  (1)<W 2014-02-07/16, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 20, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 22.[1 Fokkers en leveranciers zijn onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de minister bevoegd voor het dierenwelzijn. Artikel 23 is ook op die inrichtingen van toepassing.   De minister kan de erkenning schorsen of intrekken.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 22_VLAAMS_GEWEST.    [1 Fokkers en leveranciers zijn onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door [2 de Vlaamse Regering]2. Artikel 23 is ook op die inrichtingen van toepassing.   [2 De Vlaamse Regering]2 kan de erkenning schorsen of intrekken.]1 [2 De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden van die erkenning en de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van die erkenning.]2  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 21, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 23.§ 1. (De Koning kan regelen vaststellen betreffende de herkomst van de proefdieren en bijzondere voorwaarden bepalen met betrekking tot het houden van proefdieren van verschillende categorieën. Hij kan bovendien regelen voorschrijven om de herkomst van de dieren vast te stellen en te controleren. Honden en katten moeten echter in een register worden ingeschreven, met de vermelding van hun herkomst.) <W 1995-05-04/40, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. [1 De gebruikers die bij het uitvoeren van dierproeven gebruik maken van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten moeten een dierenarts aanwijzen, deskundig op het domein van de proefdiergeneeskunde, die belast wordt met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van die dieren.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 23_VLAAMS_GEWEST.    § 1. (De [2 Vlaamse Regering]2 kan regelen vaststellen betreffende de herkomst van de proefdieren en bijzondere voorwaarden bepalen met betrekking tot het houden van proefdieren van verschillende categorieën. [2 De Vlaamse Regering]2 kan bovendien regelen voorschrijven om de herkomst van de dieren vast te stellen en te controleren. Honden en katten moeten echter in een register worden ingeschreven, met de vermelding van hun herkomst.) <W 1995-05-04/40, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. [1 De gebruikers die bij het uitvoeren van dierproeven gebruik maken van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten moeten een dierenarts aanwijzen, deskundig op het domein van de proefdiergeneeskunde, die belast wordt met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van die dieren.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 22, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 24.[1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.   § 5. De dood als eindpunt van een dierproef wordt zoveel mogelijk vermeden en vervangen door in een vroege fase aangepaste eindpunten.   Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, wordt de dierproef zo opgezet dat zo weinig mogelijk dieren sterven en de duur en intensiteit van het lijden voor het dier zo gering mogelijk worden gehouden, en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 24_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.   § 5. De dood als eindpunt van een dierproef wordt zoveel mogelijk vermeden en vervangen door in een vroege fase [2 vaststelbare, humane]2 eindpunten.   Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, wordt de dierproef zo opgezet dat zo weinig mogelijk dieren sterven en de duur en intensiteit van het lijden voor het dier zo gering mogelijk worden gehouden, en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 23, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 24_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.   § 5. [2 De dood als eindpunt van een dierproef moet zoveel mogelijk worden vermeden en worden vervangen door in een vroege fase vaststelbare, humane eindpunten. Ingeval de dood niet vermijdbaar is als eindpunt, verloopt de dierproef als volgt :   a) door het veroorzaken van de dood van zo weinig mogelijk dieren ; en   b) door zoveel mogelijk de duur en de intensiteit van het lijden van het dier te verminderen en, zoveel als kan, een dood zonder pijn te verzekeren.]2]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<ORD 2018-01-25/15, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 04-03-2018>   Art. 25.[1 De gebruiker, de fokker of de leverancier wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorwaarden van de erkenning en voor het verstrekken van de door de Koning vastgestelde en door de minister bevoegd voor het dierenwelzijn vereiste administratieve of statistische inlichtingen.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 25_VLAAMS_GEWEST.    [1 De gebruiker, de fokker of de leverancier wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorwaarden van de erkenning en voor het verstrekken van de door de [2 Vlaamse Regering]2 vastgestelde [2 ...]2 administratieve of statistische inlichtingen.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 24, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 26. § 1. De proefleider is verantwoordelijk voor de dierproeven die hij uitvoert. (Hij moet beschikken over een universitair diploma waarbij een fundamentele kennis van de medische of biologische wetenschappen wordt gewaarborgd.) <W 2004-07-09/30, art. 221, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  Hij moet in elk geval de kennis en bekwaamheid bezitten die nodig zijn voor het uitvoeren van de dierproeven.  (De Koning kan bijkomende regelen vaststellen met betrekking tot de vorming en de opleiding van de proefleider.) <W 1995-05-04/40, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. De proefleider is verantwoordelijk voor het treffen van de maatregelen in verband met de nazorg der dieren.  Wanneer hij gebruik maakt van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten, doet hij hiertoe beroep op een dierenarts.  Art. 26_VLAAMS_GEWEST.    § 1. De proefleider is verantwoordelijk voor de dierproeven die hij uitvoert. (Hij moet beschikken over een universitair diploma waarbij een fundamentele kennis van de medische of biologische wetenschappen wordt gewaarborgd.) <W 2004-07-09/30, art. 221, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  Hij moet in elk geval de kennis en bekwaamheid bezitten die nodig zijn voor het uitvoeren van de dierproeven.  (De [1 Vlaamse Regering]1 kan bijkomende regelen vaststellen met betrekking tot de vorming en de opleiding van de proefleider.) <W 1995-05-04/40, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. De proefleider is verantwoordelijk voor het treffen van de maatregelen in verband met de nazorg der dieren.  Wanneer hij gebruik maakt van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten, doet hij hiertoe beroep op een dierenarts.  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 25, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 27.[1 De Koning bepaalt de aard en de vorm van de documenten die de gebruiker, de fokker, de leverancier of de proefleider bijhoudt, evenals de wijze waarop ze opgemaakt worden.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 27_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt de aard en de vorm van de documenten die de gebruiker, de fokker, de leverancier of de proefleider bijhoudt, evenals de wijze waarop ze opgemaakt worden.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 26, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 28. De Koning richt een comité van deskundigen op dat tot taak heeft de deontologische problemen in verband met dierproeven te bestuderen. Hij bepaalt de samenstelling en de werking ervan. De middens van het wetenschappelijk en medisch onderzoek moeten erin vertegenwoordigd zijn. De leden van het comité zijn door het beroepsgeheim gebonden.  Art. 28_VLAAMS_GEWEST.   [1 De Vlaamse Regering richt een Proefdierencommissie op die tot taak heeft advies te verlenen over de aanschaf, de fok, de huisvesting, de verzorging en het gebruik van proefdieren en te zorgen voor de verspreiding van de beste praktijken. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werking ervan. De Proefdierencommissie is onder meer samengesteld uit vertegenwoordigers van de wetenschappelijke en medische wereld. De leden van de Proefdierencommissie zijn verplicht tot geheimhouding.]1  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 27, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 29.[1 De Koning kan regels vaststellen in verband met de opleiding en kwalificatie van het personeel van gebruikers, fokkers en leveranciers.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 29_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regering]2 kan regels vaststellen in verband met de opleiding en kwalificatie van het personeel van gebruikers, fokkers en leveranciers.]1  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 26, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 30.§ 1er. [1 Dierproeven van didactische aard zijn slechts toegestaan in het hoger onderwijs en voor zover ze onmisbaar zijn voor de vorming van de studenten en niet door andere evenwaardige didactische methoden kunnen worden vervangen.]1  § 2. De Koning kan de voorwaarden bepalen voor het ondernemen van dierproeven met het oog op de opleiding van gespecialiseerd personeel in de laboratoria.  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 30_VLAAMS_GEWEST.    § 1er. [1 Dierproeven van didactische aard zijn slechts toegestaan in het hoger onderwijs en voor zover ze onmisbaar zijn voor de vorming van de studenten en niet door andere evenwaardige didactische methoden kunnen worden vervangen.]1  § 2. De [2 Vlaamse Regering]2 kan de voorwaarden bepalen voor het ondernemen van dierproeven met het oog op de opleiding van gespecialiseerd personeel in de laboratoria.  ----------  (1)<W 2012-12-27/15, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 30/1. [1 Teneinde te waken over de overeenstemming met de eisen van deze wet, bepaalt de Koning de nadere regels van de regelmatige inspecties bij alle fokkers, leveranciers en gebruikers, inclusief in hun inrichtingen.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij W 2012-12-27/15, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 30/1_VLAAMS_GEWEST.    [1 Teneinde te waken over de overeenstemming met de eisen van deze wet, bepaalt de [2 Vlaamse Regering]2 de nadere regels van de regelmatige inspecties bij alle fokkers, leveranciers en gebruikers, inclusief in hun inrichtingen.]1  ----------  (1)<Ingevoegd bij W 2012-12-27/15, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 28, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK IX. - De Raad voor dierenwelzijn.    HOOFDSTUK IX. (Waalse Gewest)  [1 - " Conseil wallon du bien-être des animaux " (Waalse Raad voor dierenwelzijn)]1  ----------  (1)<DWG 2015-01-22/02, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 09-02-2015>   HOOFDSTUK IX. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 - De Brusselse Raad voor dierenwelzijn.]1  ----------  (1)<ORD 2016-03-24/05, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 11-04-2016>   Art. 31.Bij (de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) wordt een Raad voor dierenwelzijn opgericht. De Koning bepaalt de samenstelling van die Raad en zijn werking. Onder meer de afgevaardigden van de nationale of regionale verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er deel van uit. <W 2003-12-22/42, art. 227, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  Art. 31_VLAAMS_GEWEST.   [1 Er wordt een Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn opgericht. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van die Raad en zijn werking. Onder meer de vertegenwoordigers van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk onderzoek, van de dierenartsen en van de kwekers maken er deel van uit.]1  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 29, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 31_WAALS_GEWEST.   [1 Er wordt een Waalse Raad voor dierenwelzijn opgericht.   De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van de Raad alsook de aanwijzingsregels van zijn leden. De vertegenwoordigers van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er onder meer deel van uit.   De Waalse Overheidsdienst neemt het secretariaat van de Raad waar.]1  ----------  (1)<DWG 2015-01-22/02, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 09-02-2015>   Art. 31_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Er wordt een Brusselse Raad voor dierenwelzijn opgericht. De Regering bepaalt de samenstelling, de procedure voor de aanduiding van de leden en de werking van de Raad. Onder meer de afgevaardigden van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er deel van uit.]1  ----------  (1)<ORD 2016-03-24/05, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 11-04-2016>   Art. 32. De Raad heeft tot taak aangelegenheden in verband met de bescherming en het welzijn van dieren te bestuderen. Hij geeft advies over de zaken waarvan het onderzoek hem wordt opgedragen door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) en kan aan deze voorstellen doen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  Art. 32_VLAAMS_GEWEST.    De [1 Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn]1 heeft tot taak aangelegenheden in verband met de bescherming en het welzijn van dieren te bestuderen. Hij geeft advies over de zaken waarvan het onderzoek hem wordt opgedragen door [1 de Vlaamse Regering]1 en kan aan deze voorstellen doen.  ----------  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 30, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>   HOOFDSTUK X. - Verenigingen voor dierenbescherming.  Art. 33.§ 1. De Koning kan de voorwaarden bepalen volgens welke (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), nationale en regionale verenigingen kan erkennen als representatief voor de bescherming en het welzijn der dieren. Hij kan bepalen dat om erkend te worden een vereniging de rechtspersoonlijkheid moet bezitten. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  § 2. (De Koning kan voorwaarden bepalen voor de opleiding van de aangestelden van de erkende verenigingen.  Hij kan de wijze regelen waarop de erkende verenigingen en hun aangestelden alsmede de personen die door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw aangewezen zijn op voordracht van de Raad van dierenwelzijn, met de door Hem aangewezen overheidspersonen samenwerken.) <W 1995-05-04/40, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  Art. 33_VLAAMS_GEWEST.  <Opgeheven bij DVR 2018-07-13/06, art. 31, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>   Art. 33_WAALS_GEWEST.    § 1. De Koning kan de voorwaarden bepalen volgens welke (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), nationale en regionale verenigingen kan erkennen als representatief voor de bescherming en het welzijn der dieren. Hij kan bepalen dat om erkend te worden een vereniging de rechtspersoonlijkheid moet bezitten. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  § 2. (De Koning kan voorwaarden bepalen voor de opleiding van de aangestelden van de erkende verenigingen.  Hij kan de wijze regelen waarop de erkende verenigingen en hun aangestelden alsmede de personen die door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw aangewezen zijn op voordracht van de [1 "Conseil wallon du bien-être des animaux" (Waalse Raad voor dierenwelzijn)]1, met de door Hem aangewezen overheidspersonen samenwerken.) <W 1995-05-04/40, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  ----------
  (1)<DWG 2015-01-22/02, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 09-02-2015>

HOOFDSTUK XI. - Strafbepalingen.
HOOFDSTUK XI. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 - Bepalingen betreffende inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van misdrijven.]1   ----------   (1)
Afdeling 1. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Bevoegde overheden]1   ----------   (1)
Art.34.<W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten en op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door :
   - de leden van de federale en lokale politie;
   - de statutaire en contractuele Dierenartsen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   - andere door de minister bevoegd voor dierenwelzijn aangewezen personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   - de statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, belast met het uitvoeren van de controles.]2
  Evenwel zijn alleen de statutaire of contractuele dierenartsen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu bevoegd om de misdrijven gepleegd in de laboratoria op te sporen en vast te stellen.
  De personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu leggen voorafgaand aan de uitoefening van hun functie de eed af in handen van de minister of van zijn aangestelde.
  § 2. De overheidspersonen bedoeld in § 1 kunnen zich alle inlichtingen en bescheiden doen verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taak nodig achten en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.
  In uitoefening van hun opdracht mogen ze alle vervoersmiddelen, gronden, bedrijven of lokalen waar levende dieren gehouden of gebruikt worden, betreden. Het bezoek van lokalen die tot woning dienen is slechts toegestaan van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds en met verlof van de rechter in de politierechtbank. Dit verlof is eveneens vereist voor het bezoek, buiten die uren, van lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn.
  [1 Ze kunnen assistentie vorderen van de politie voor de opdrachten waarbij er een risico kan geïdentificeerd worden voor de veiligheid van de personen.]1
  [2 Ze kunnen overgaan tot het verhoor van de overtreder en tot elk ander nuttig verhoor.]2
  § 3. De processen-verbaal opgemaakt door de in § 1 bedoelde overheidspersonen hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders toegezonden.
  § 4. Het proces-verbaal opgesteld door de statutaire en contractuele dierenartsen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu of andere personeelsleden van deze Federale Overheidsdienst aangeduid door de minister tot wiens bevoegdheid het dierenwelzijn behoort, wordt overgemaakt aan de krachtens artikel 41bis aangestelde ambtenaar.
  § 5. Wanneer een overtreding van deze wet of van een uitvoeringsbesluit ervan [2 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten terzake]2 is vastgesteld, kunnen de overheidspersonen, bedoeld in § 4, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de overtreding wordt aangemaand.
  De waarschuwing wordt, onder de vorm van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld, binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder toegezonden.
  De waarschuwing vermeldt :
  a) ten laste gelegde feiten en de overtreden wetsbepaling of -bepalingen;
  b) de termijn waarin zij dienen te worden stopgezet;
  c) dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, het proces-verbaal zal worden overgemaakt aan de ambtenaar die belast is met de toepassing van de procedure die is bepaald in artikel 41bis en dat de procureur des Konings zal kunnen worden ingelicht.
  § 6. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen.
  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 81, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2012-12-27/15, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 34_VLAAMS_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 [3 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op de uitvoeringsbesluiten ervan en op de Europese verordeningen, beschikkingen en besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door:   1° de leden van de federale en lokale politie;   2° de statutaire en contractuele personeelsleden van de Dienst die worden aangewezen door de Vlaamse Regering.   De contractuele personeelsleden van de Dienst leggen voorafgaand aan de uitoefening van hun functie de eed af in handen van de Vlaamse Regering.   De personeelsleden van de Dienst, vermeld in het eerste lid, hebben een legitimatiebewijs bij zich en tonen dat desgevraagd onmiddellijk. De Vlaamse Regering kan bepalen wie het legitimatiebewijs verleent, en wat het model en de inhoud van het legimitatiebewijs zijn.]3  § 2. De overheidspersonen bedoeld in § 1 kunnen zich alle inlichtingen en bescheiden doen verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taak nodig achten en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.  In uitoefening van hun opdracht mogen ze alle vervoersmiddelen, gronden, bedrijven of lokalen waar levende dieren gehouden of gebruikt worden, betreden. Het bezoek van lokalen die tot woning dienen is slechts toegestaan van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds en met verlof van de rechter in de politierechtbank. Dit verlof is eveneens vereist voor het bezoek, buiten die uren, van lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn.  [1 Ze kunnen assistentie vorderen van de politie voor de opdrachten waarbij er een risico kan geïdentificeerd worden voor de veiligheid van de personen.]1  [3 Zij kunnen zich bij de uitoefening van hun bevoegdheden laten bijstaan door personen die ze daarvoor hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid.]3  [2 Ze kunnen overgaan tot het verhoor van de overtreder en tot elk ander nuttig verhoor.]2  [3 § 2bis. Zonder afbreuk te doen aan de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, kunnen de overheidspersonen, vermeld in paragraaf 1, vaststellingen doen met audiovisuele middelen. Ze kunnen ook audiovisueel materiaal van derden gebruiken, als deze personen dat materiaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.]3  § 3. De processen-verbaal opgemaakt door de in § 1 bedoelde overheidspersonen hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders toegezonden.  § 4. [3 Het proces-verbaal dat is opgesteld door de statutaire en contractuele personeelsleden van de Dienst die door de Vlaamse Regering aangewezen zijn, wordt overgemaakt aan de met toepassing van artikel 41bis aangestelde ambtenaar.]3  § 5. Wanneer een overtreding van deze wet of van een uitvoeringsbesluit ervan [2 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten terzake]2 is vastgesteld, kunnen de overheidspersonen, bedoeld in § 4, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de overtreding wordt aangemaand.  De waarschuwing wordt, onder de vorm van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld, binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder toegezonden.  De waarschuwing vermeldt :  a) ten laste gelegde feiten en de overtreden wetsbepaling of -bepalingen;  b) de termijn waarin zij dienen te worden stopgezet;  c) dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, het proces-verbaal zal worden overgemaakt aan de ambtenaar die belast is met de toepassing van de procedure die is bepaald in artikel 41bis en dat de procureur des Konings zal kunnen worden ingelicht.  § 6. [3 ...]3  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 81, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2012-12-27/15, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (3)<DVR 2018-07-13/06, art. 32, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>


Art. 34_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten en op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door :   - de leden van de federale en lokale politie;   [3 - de met het toezicht belaste personeelsleden van het Instituut bedoeld in artikel 5, § 1 van het Wetboek van inspectie ; en   - de met het toezicht belaste personeelsleden van de gemeente bedoeld in artikel 5, § 4 van het Wetboek van inspectie, binnen de grenzen van het grondgebied van de gemeente waartoe zij behoren.]3]2  [3 Evenwel zijn alleen de met het toezicht belaste personeelsleden van het Instituut die dierenarts zijn bevoegd om de misdrijven gepleegd in de laboratoria op te sporen en vast te stellen.]3  § 2. [3 ...]3  In uitoefening van hun opdracht mogen [3 de in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden]3 alle vervoersmiddelen, gronden, bedrijven of lokalen waar levende dieren gehouden of gebruikt worden, betreden. Het bezoek van lokalen die tot woning dienen is slechts toegestaan van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds [3 , in afwijking van artikel 10 van het Wetboek van inspectie,]3 en met verlof van de rechter in de politierechtbank. Dit verlof is eveneens vereist voor het bezoek, buiten die uren, van lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn.  [3 ...]3  § 3. [3 ...]3  § 4. [3 ...]3  § 5. [3 ...]3  § 6. [3 ...]3  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 81, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2012-12-27/15, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (3)<ORD 2017-05-11/08, art. 10, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 34_WAALS_GEWEST.   <W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten en op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door :   - de leden van de federale en lokale politie;   - [3 ...]3   - [3 de personeelsleden bedoeld in de paragrafen 1, 2 en 3 van artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek [4 ...]4 ]3;   - [3 ...]3 ]2  [3 ...]3  [3 ...]3  § 2. [3 In afwijking van artikel D.139 van Boek I van het Milieuwetboek wordt voor de toepassing van deel VIII van hetzelfde Boek op de inbreuken op de wet onder "personeelslid" het statutaire of het contractuele personeelslid bedoeld in § 1 verstaan.]3  § 3. [3 ...]3  § 4. [3 ...]3  § 5. [3 ...]3  § 6. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen.  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 81, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2012-12-27/15, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (3)<DWG 2014-12-12/02, art. 118, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DWG 2016-06-23/09, art. 101, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling 2. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Inspectie]1   ----------   (1)
Art. 34bis.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 De in artikel 34 bedoelde personeelsleden beschikken over de ambtsbevoegdheden voorzien bij de artikelen 6, 7, 11 tot en met 19 van het Wetboek van inspectie, met inachtneming van de voorwaarden die zij voorzien, om de naleving van deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en de Europese verordeningen en beschikkingen of besluiten ter zake waarvan zij de schendingen strafbaar stelt te controleren.   In het kader van deze controles is artikel 9 van het Wetboek van inspectie van toepassing en dient voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 15 van het Wetboek van inspectie onder " verontreiniging " of " vervuiling " ieder element te worden begrepen dat op nadelige wijze het welzijn van dieren beïnvloedt of kan beïnvloeden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-05-11/08, art. 12, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 34bis_VLAAMS_GEWEST.  [1 Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kan het bevoegde personeelslid van de Dienst beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van het bevoegde personeelslid van de Dienst, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.   De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.   Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van het bevoegde personeelslid van de Dienst zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.   Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.   Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-07-19/22, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 12-09-2019>

Afdeling 3.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Preventie en vaststelling van misdrijven]1   ----------   (1)
Art. 34ter.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 § 1. De in artikel 34 bedoelde personeelsleden kunnen maatregelen nemen of opleggen, voorzien in artikel 21, § 1 van het Wetboek van inspectie met inachtneming van de procedurele voorwaarden die hierin worden bepaald. Voor de toepassing van dit artikel, moet artikel 21, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden gelezen als volgt : " De met het toezicht belaste personeelsleden kunnen te allen tijde preventieve maatregelen treffen of opleggen, zelfs mondeling, ten aanzien van eender welke persoon, die nodig zijn om elke vorm van gevaar of hinder voor het dierenwelzijn te voorkomen, te verminderen of te verhelpen en hen verplichten informatie te verstrekken.   In de uitoefening van hun opdracht, voorzien in deze wet, kunnen zij alle maatregelen nemen of opleggen voorzien in artikel 21, §§ 2 tot 4, van het Wetboek van inspectie, met inachtneming van de voorwaarden die zij voorzien.   Voor zover de voorwaarden die artikel 22 van het Wetboek van inspectie voorziet, voldaan zijn - met inbegrip van het soort beslissing dat het onderwerp mag uitmaken van het beroep - is dit artikel van toepassing op de maatregelen voorzien in huidig artikel.   § 2. De in artikel 34 bedoelde personeelsleden stellen de in deze wet bepaalde misdrijven vast in overeenstemming met artikel 23 van het Wetboek van inspectie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-05-11/08, art. 14, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 34ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 34 worden overtredingen op deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan en op de Europese verordeningen, beschikkingen en besluiten ter zake in slachthuizen, grensinspectieposten, plaatsen van uitgang, en erkenningsplichtige inrichtingen, vastgesteld door dierenartsen die daartoe door de Dienst aangesteld worden en die geen deel uitmaken van de Dienst. De Vlaamse Regering bepaalt de opdrachten die de voormelde dierenartsen uitvoeren.   In het eerste lid wordt verstaan onder grensinspectieposten en plaatsen van uitgang: de grensinspectieposten en de plaatsen van uitgang, vermeld in artikel 2, d) en i), van verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97.   § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van aanstelling en vergoeding van de dierenartsen, vermeld in paragraaf 1.   De Vlaamse Regering bepaalt het tarief en de regels voor de betaling van retributies door de slachthuizen en de inrichtingen, vermeld in paragraaf 1, voor de opdrachten die uitgevoerd zijn door de dierenartsen die door de Dienst aangesteld zijn.   De vaststellingen van de dierenartsen, vermeld in het eerste lid, kunnen als basis worden gebruikt bij de opmaak van de processen-verbaal door de personen, vermeld in artikel 34, § 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2018-07-13/06, art. 33, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>


Art. 34quater.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   § 1. Wanneer de [1 in artikel 34 bedoelde personeelsleden]1 een inbreuk op deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of Europese verordeningen of beschikkingen/besluiten vaststellen en deze inbreuk over levende dieren gaat, kunnen zij deze dieren administratief in beslag nemen en indien nodig onderbrengen in een geschikte opvangplaats.   Zij kunnen tevens dieren in beslag nemen wanneer deze gehouden worden in weerwil van een in toepassing van artikel 40 uitgesproken verbod.  § 1/1. In de in § 1 bedoelde gevallen wordt een kopie van het in artikel [1 23 van het Wetboek van inspectie]1, bedoelde proces verbaal bezorgd [1 aan het Instituut]1.   § 2. [1 Het Instituut]1 bepaalt de bestemming van het dier dat overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd genomen. Deze bestemming bestaat uit het al dan niet tegen waarborgsom teruggeven aan de eigenaar, het verkopen, het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, het slachten of het zonder verwijl doden.   § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 2 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van inbeslagname.   § 4. De in [1 in artikel 34 bedoelde personeelsleden]1 kunnen eveneens de kadavers, het vlees of de voorwerpen die het voorwerp vormen van de inbreuk of die gediend hebben om de inbreuk te plegen of die bestemd waren om de inbreuk te begaan, administratief in beslag nemen en eventueel vernietigen.   § 5. De kosten verbonden aan de op grond van de paragrafen 1, 2 en 4 genomen maatregelen worden gedragen door de eigenaar.   Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door [1 het Instituut]1 of het openbaar ministerie worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de eigenaar.   Indien de dieren of hun karkassen worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken. Het eventuele saldo wordt aan de eigenaar overgemaakt.   § 6. Dode dieren of op bevel [1 van het Instituut]1 gedode dieren worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid. De eventuele kosten hiervoor ten laste [1 van het Instituut]1 worden verhaald op de eigenaar.   § 7. [1 ...]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-05-11/08, art. 25, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Afdeling 4.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Bestraffing van misdrijven]1   ----------   (1)
Art.35.Onverminders de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot drie maanden en met een geldboete [1 van 52 euro tot 2.000 euro]1 of met een van die straffen alleen, hij die:
  1° (...) <W 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  2° (dierengevechten of schietoefeningen op dieren organiseert, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deelneemt, eraan op enigerlei wijze medewerking verleent of over de uitslag ervan weddenschappen inricht aan deze weddenschappen deelneemt); <W 1993-03-26/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1993-07-19>
  3° (een dier achterlaat met de bedoeling zich ervan te ontdoen); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4° pijnlijke ingrepen verricht in overtreding van de bepalingen van artikel 18;
  5° amputaties verricht die verboden zijn door (artikel 17bis); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  6° proeven doet in omstandigheden die strijdig zijn met de artikelen 20, 24 en 30.
  (7° een erkeningsaanvraag indient met het oog op de uitbating van een in artikel 5, § 1, bedoelde inrichting, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel;
  8° een inrichting als bedoeld in artikel 5, § 1, beheert, of er een direct toezicht uitoefent op de dieren, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel.) <W 2004-06-23/44, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  (9° seksuele betrekkingen heeft met dieren.) <W 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  (Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete [1 van 52 euro tot 2. 000 euro]1 of met een van die straffen alleen, hij die, uitgezonderd bij overmacht, handelingen pleegt die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat;) <W 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 35_VLAAMS_GEWEST.   Onverminders de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van [3 acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro]3]1 of met een van die straffen alleen, hij die:  1° (...) <W 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  2° (dierengevechten of schietoefeningen op dieren organiseert, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deelneemt, eraan op enigerlei wijze medewerking verleent of over de uitslag ervan weddenschappen inricht aan deze weddenschappen deelneemt); <W 1993-03-26/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1993-07-19>  3° (een dier achterlaat met de bedoeling zich ervan te ontdoen); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  4° pijnlijke ingrepen verricht in overtreding van de bepalingen van artikel 18;  5° amputaties verricht die verboden zijn door (artikel 17bis); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  6° proeven doet in omstandigheden die strijdig zijn met de artikelen 20, 24 en 30.  (7° een erkeningsaanvraag indient met het oog op de uitbating van een in artikel 5, § 1, bedoelde inrichting, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel;  8° een inrichting als bedoeld in artikel 5, § 1, beheert, of er een direct toezicht uitoefent op de dieren, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel.) <W 2004-06-23/44, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>  (9° seksuele betrekkingen heeft met dieren.) <W 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  [2 10° in weerwil van een gerechtelijk verbod tot het houden van dieren, opgelegd op grond van artikel 40, dieren houdt.]2  (Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van [3 acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro]3]1 of met een van die straffen alleen, hij die, uitgezonderd bij overmacht, handelingen pleegt die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat;) <W 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2021-04-02/24, art. 4, 046; Inwerkingtreding : 01-05-2021>
  (3)<DVR 2022-02-04/46, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 20-03-2022>

Art. 35_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Onverminders de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie]2, hij die:  1° (...) <W 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  2° (dierengevechten of schietoefeningen op dieren organiseert, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deelneemt, eraan op enigerlei wijze medewerking verleent of over de uitslag ervan weddenschappen inricht aan deze weddenschappen deelneemt); <W 1993-03-26/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1993-07-19>  3° (een dier achterlaat met de bedoeling zich ervan te ontdoen); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  4° pijnlijke ingrepen verricht in overtreding van de bepalingen van artikel 18;  5° amputaties verricht die verboden zijn door (artikel 17bis); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  6° proeven doet in omstandigheden die strijdig zijn met de artikelen 20, 24 en 30.  (7° een erkeningsaanvraag indient met het oog op de uitbating van een in artikel 5, § 1, bedoelde inrichting, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel;  8° een inrichting als bedoeld in artikel 5, § 1, beheert, of er een direct toezicht uitoefent op de dieren, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel.) <W 2004-06-23/44, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>  (9° seksuele betrekkingen heeft met dieren;) <W 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  [2 10° zich onttrekt aan of die op welkdanige manier de uitvoering verhindert van de inspectieopdracht waarmee de in artikel 34 bedoelde personeelsleden gemachtigd zijn krachtens deze wet ;   11° verzuimt de informatie die hem gevraagd wordt krachtens artikel 34ter, § 1, mee te delen ;   12° de maatregelen die hem zijn opgelegd krachtens artikel 34ter, § 1, niet of niet volgens de instructies uitvoert.]2  (Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1 van het Wetboek van inspectie]2, hij die, uitgezonderd bij overmacht, handelingen pleegt die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat;) <W 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<ORD 2017-05-11/08, art. 16, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 35_WAALS_GEWEST.   [2 Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat]2, hij die:  1° (...) <W 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  2° (dierengevechten of schietoefeningen op dieren organiseert, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deelneemt, eraan op enigerlei wijze medewerking verleent of over de uitslag ervan weddenschappen inricht aan deze weddenschappen deelneemt); <W 1993-03-26/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1993-07-19>  3° (een dier achterlaat met de bedoeling zich ervan te ontdoen); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  4° pijnlijke ingrepen verricht in overtreding van de bepalingen van artikel 18;  5° amputaties verricht die verboden zijn door (artikel 17bis); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  6° proeven doet in omstandigheden die strijdig zijn met de artikelen 20, 24 en 30.  (7° een erkeningsaanvraag indient met het oog op de uitbating van een in artikel 5, § 1, bedoelde inrichting, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel;  8° een inrichting als bedoeld in artikel 5, § 1, beheert, of er een direct toezicht uitoefent op de dieren, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel.) <W 2004-06-23/44, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>  (9° seksuele betrekkingen heeft met dieren.) <W 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  [2 10° de bepalingen overtreedt van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;]2  [2 11° de bepalingen overtreedt van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden;]2  [3 10°(12° lezen) artikel 9/1 overtreedt.]3  ([2 Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat]2, hij die, uitgezonderd bij overmacht, handelingen pleegt die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat;) <W 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 119, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2015-01-22/03, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 09-02-2015>

Art.36.Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een boete [1 van 52 euro tot 2 000 euro]1, hij die:
  1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;
  2° aan een dier dtoffen, bepaald door de Koning, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties (te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;
  4° de door de bevoegde overheidspersonen voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;
  5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;
  6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;
  7° (honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kan verlenen volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;
  9° (een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  10° een dier onder dwang voeder of drinken toedient, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII of in gespecialiseerde, door de Koning bepaalde kwekerijen en aan de door Hem gestelde voorwaarden;
  11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;
  12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;
  13° een dier onder rembours verzendt (per post); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  14° een bedrijf bedoeld in artikel 5, § 1, zonder de erkenning vereist bij dit artikel uitbaat, (...) de bepalingen van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 21, leden 1 en 2, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt. <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  (15° geverfde dieren houdt of verhandelt;
  16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kunnen verleend worden; <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 17° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;
   18° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.]1
  Deze afwijkingen kunnen slechts worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter.) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 36_VLAAMS_GEWEST.  [1 Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met [4 een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen]4, hij die:   1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;   2° aan een dier stoffen, bepaald door de Vlaamse Regering, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen;   3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;   4° de door de bevoegde overheidspersonen voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;   5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;   6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;   7° honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die de Vlaamse Regering kan verlenen volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;   8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;   9° een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;   10° [2 10° handelt in strijd met artikel 9quinquies of artikel 9sexies]2;   11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;   12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;   13° een dier onder rembours verzendt per post;   14° een bedrijf bedoeld in artikel 5, § 1, zonder de erkenning vereist bij dit artikel uitbaat of met miskenning van de voorwaarden, vermeld in artikel 5, § 2, eerste en tweede lid, uitbaat, de bepalingen genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 2, eerste en tweede lid, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt;   15° geverfde of anderszins kunstmatig gekleurde dieren houdt of verhandelt;   16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij aankopen, wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door de Vlaamse Regering kunnen verleend worden volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt; die afwijkingen kunnen alleen worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter;   17° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;   18° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.]1  [3 20° in overtreding wordt bevonden van artikel 6ter van deze wet.]3
  ----------
  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 34, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (2)<DVR 2019-03-22/12, art. 11,1°, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>
  (3)<DVR 2021-01-29/18, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 22-08-2021>
  (4)<DVR 2022-02-04/46, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 20-03-2022>

Art. 36_VLAAMS_GEWEST. TOEKOMSTIG RECHT.  [1 Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een boete van 52 euro tot 2000 euro, hij die:
   1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;
   2° aan een dier stoffen, bepaald door de Vlaamse Regering, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen;
   3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;
   4° de door de bevoegde overheidspersonen voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;
   5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;
   6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;
   7° honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die de Vlaamse Regering kan verlenen volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;
   8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;
   9° een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;
   10° [2 10° handelt in strijd met artikel 9quinquies of artikel 9sexies]2;
   11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;
   12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;
   13° een dier onder rembours verzendt per post;
   14° een bedrijf bedoeld in artikel 5, § 1, zonder de erkenning vereist bij dit artikel uitbaat of met miskenning van de voorwaarden, vermeld in artikel 5, § 2, eerste en tweede lid, uitbaat, de bepalingen genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 2, eerste en tweede lid, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt;
   15° geverfde of anderszins kunstmatig gekleurde dieren houdt of verhandelt;
   16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij aankopen, wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door de Vlaamse Regering kunnen verleend worden volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt; die afwijkingen kunnen alleen worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter;
   17° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;
   18° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.]1
  [3 19° handelt in strijd met artikel 9bis of artikel 9ter.]3
  [4 20° in overtreding wordt bevonden van artikel 6ter van deze wet.]4

  (1)<DVR 2018-07-13/06, art. 34, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (2)<DVR 2019-03-22/12, art. 11,1°, 040; Inwerkingtreding : 05-05-2019>
  (3)<DVR 2019-03-22/12, art. 11,2°, 040; Inwerkingtreding : 01-12-2023>
  (4)<DVR 2021-01-29/18, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 22-08-2021>

Art. 36_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1 van het Wetboek van inspectie]2, hij die:  1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;  2° aan een dier dtoffen, bepaald door de Koning, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties (te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;  4° de door de bevoegde [2 personeelsleden]2 voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;  5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;  6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;  7° (honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kan verlenen volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;  9° (een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  10° een dier onder dwang voeder of drinken toedient, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII [3 ...]3;  11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;  12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;  13° een dier onder rembours verzendt (per post); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  14°[6 een inrichting als bedoeld bij artikel 5, § 1, uitbaat zonder de bij die bepaling vereiste erkenning of zonder de voorwaarden bepaald in uitvoering van artikel 5, § 2, na te leven, de bepalingen van de besluiten genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 2, leden 1 en 2, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt ]6.  (15° geverfde dieren houdt of verhandelt;  16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kunnen verleend worden; <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  [1 17° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;   18° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden;]1  [5 19° in overtreding wordt bevonden van artikel 6ter van deze wet.]5  [4 20° in overtreding wordt bevonden van artikel 16bis van deze wet.]4  [7 21° in overtreding wordt bevonden van artikel 11bis van deze wet ;   22° lijmvallen voor gewervelde dieren gebruikt. ]7  Deze afwijkingen kunnen slechts worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter.) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<ORD 2017-05-11/08, art. 17, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>
  (3)<ORD 2017-07-27/05, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 17-09-2017>
  (4)<ORD 2018-01-25/17, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 04-03-2018>
  (5)<ORD 2018-01-25/16, art. 3, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<ORD 2021-03-18/02, art. 6, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>
  (7)<ORD 2021-03-18/02, art. 7, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>

Art. 36_WAALS_GEWEST.  [2 Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat]2, hij die:  1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;  2° aan een dier dtoffen, bepaald door de Koning, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties (te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;  4° de door de bevoegde overheidspersonen voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;  5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;  6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;  7° (honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kan verlenen volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;  9° (een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  10° een dier onder dwang voeder of drinken toedient, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII of in gespecialiseerde, door de Koning bepaalde kwekerijen en aan de door Hem gestelde voorwaarden;  11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;  12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;  13° een dier onder rembours verzendt (per post); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  14° een bedrijf bedoeld in artikel 5, § 1, zonder de erkenning vereist bij dit artikel uitbaat, (...) de bepalingen van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 21, leden 1 en 2, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt. <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  (15° geverfde dieren houdt of verhandelt;  16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kunnen verleend worden; <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  17° [3 [4 de artikelen 11ter tot 11 quinquies overtreedt]4]3  18° [1 [2 ...]2 ]1  Deze afwijkingen kunnen slechts worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter.) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 120, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2016-11-10/05, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (4)<DWG 2018-07-17/04, art. 66, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art. 36bis.<ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een boete [1 van 52 euro tot 2.000 euro]1, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 36bis_VLAAMS_GEWEST.    <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met [2 een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen]2]1, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2022-02-04/46, art. 4, 049; Inwerkingtreding : 20-03-2022>


Art. 36bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1 van het Wetboek van inspectie]2, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<ORD 2017-05-11/08, art. 18, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 36bis_WAALS_GEWEST.   <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> [2 Een inbreuk van de derde categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat]2, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 121, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 36ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  [1 § 1. Wordt gestraft met de straf bepaald in artikel 32 van het Wetboek van inspectie, diegene die een misdrijf pleegt zoals bepaald in deze wet, waardoor de dood van of ernstige letsels aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten of aanzienlijke schade aan een habitat binnen een Natura 2000-gebied wordt veroorzaakt.   § 2. Diegene die, binnen een termijn van drie jaar na een veroordeling voor een misdrijf bepaald in deze wet of voor elk andere misdrijf bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van inspectie, een nieuw misdrijf begaat, bepaald in deze wet of elk ander misdrijf bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van inspectie, kan gestraft worden met een gevangenisstraf en een boete gelijk aan het dubbel van het maximum dat bepaald is voor het laatst begane misdrijf, of met een van die straffen alleen, zonder dat deze straf lager mag zijn dan 200 euro of vijftien dagen gevangenisstraf.   § 3. In het veroordelend vonnis voor een misdrijf bepaald in deze wet :   1° onverminderd de toepassing van de artikelen 42 tot en met 43bis van het Strafwetboek, kan de verbeurdverklaring van de roerende goederen die een gevaar betekenen voor het dierenwelzijn worden uitgesproken ;   2° in geval van gevaar voor het dierenwelzijn, kan de rechter diegene die het misdrijf heeft begaan, veroordelen tot het betalen aan het Fonds voor de bescherming van het milieu bedoeld in artikel 2, 9°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen van een geldbedrag gelijk aan de kosten gemaakt door de gemeente of het Instituut voor het voorkomen, beperken, beëindigen of verhelpen van het risico van de aantasting of van de aantasting van het dierenwelzijn veroorzaakt door het misdrijf ;   3° op verzoek van het Instituut of van de burgemeester van de betreffende gemeente, kan de rechter maatregelen opleggen bepaald in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van inspectie, met inbegrip dat de plaats in zo'n staat wordt gebracht dat er geen gevaar of hinder meer is voor het dierenwelzijn. In het kader van deze maatregelen kan hij de bevoegdheden bepaald in artikel 37, tweede lid, van het Wetboek van inspectie aan deze autoriteiten toevertrouwen. Artikel 37, derde lid, van het Wetboek van inspectie is van toepassing ;   4° de rechter kan bovendien maatregelen opleggen, bepaald in de artikelen 38 tot 41 van het Wetboek van inspectie, met inachtneming van de voorwaarden voorzien in deze bepalingen.   § 4. De artikelen [2 42 tot 53 en 54 van het Wetboek van inspectie]2 zijn van toepassing op de misdrijven bepaald in deze wet.]1  [2 § 5. De Regering stelt de lijst vast van misdrijven tegen de huidige wet of haar uitvoeringsbesluiten, die het voorwerp kunnen uitmaken van een bestuurlijke transactie. Misdrijven die een dier kunnen doen omkomen of verminkingen, letsels, pijn of lijden kunnen veroorzaken, kunnen er niet op voorkomen.   Wanneer de met het toezicht belaste personeelsleden van Leefmilieu Brussel, bedoeld in artikel 5, § 1 van het Wetboek van inspectie, en de met het toezicht belaste personeelsleden van de gemeenten, bedoeld in artikel 5, § 4 van het Wetboek van inspectie, een misdrijf zoals bedoeld in het eerste lid vaststellen, kunnen ze een transactie voorstellen aan de vermoedelijke dader van het misdrijf, overeenkomstig artikel 53/1 van het Wetboek van inspectie.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-05-11/08, art. 19, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>
  (2)<ORD 2022-12-15/26, art. 6, 051; Inwerkingtreding : 01-06-2023>

Art.37. Naast de straffen voorzien in de artikelen 35 en 36 kan de rechtbank daarenboven de sluiting bevelen van de inrichting waarin de misdrijven werden gepleegd voor een termijn van één maand tot drie jaar.

Art. 37_VLAAMS_GEWEST.    Naast de straffen voorzien in de artikelen 35 en 36 kan de rechtbank daarenboven de sluiting bevelen van de inrichting waarin de misdrijven werden gepleegd [1 , definitief of voor een termijn van één maand tot vijf jaar]1.
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-04/46, art. 5, 049; Inwerkingtreding : 20-03-2022>


Art. 37_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<ORD 2017-05-11/08, art. 20, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art.38. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek met inbegrip van hoofdsruk VII en van artikel 85, zijn op de in deze wet bepaalde misdrijven van toepassing.

Art. 38_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<ORD 2017-05-11/08, art. 21, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art.39.[1 Bij herhaling binnen drie jaar na de vorige veroordeling wegens een bij de artikelen 35, 36, 36bis en 41 bepaalde misdrijf, worden de gevangenisstraffen verdubbeld en de geldboetes verhoogd tot 5.000 euro of, in geval van ernstige mishandeling of verwaarlozing, tot 12.500 euro.
   De rechtbank kan daarenboven in die gevallen de sluiting bevelen van de inrichting waar de misdrijven werden gepleegd, definitief of voor een termijn van twee maanden tot vijf jaar.]1
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 39_VLAAMS_GEWEST.   [1 [3 Diegene die, binnen vijf jaar na een veroordeling voor een misdrijf als vermeld in artikel 35, 36, 36bis en 41, een nieuwe overtreding begaat op die artikelen, kan gestraft worden met een gevangenisstraf en een boete gelijk aan het dubbele van het maximum dat bepaald is voor het misdrijf dat het laatst is gepleegd, of met een van die straffen alleen, zonder dat die straf lager mag zijn dan 200 euro of vijftien dagen gevangenisstraf]3.   De rechtbank kan daarenboven in die gevallen de sluiting bevelen van de inrichting waar de misdrijven werden gepleegd, definitief of voor een termijn van twee maanden tot vijf jaar.]1  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 35, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (3)<DVR 2022-02-04/46, art. 6, 049; Inwerkingtreding : 20-03-2022>

Art. 39_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<ORD 2017-05-11/08, art. 22, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 39_WAALS_GEWEST.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-12-12/02, art. 122, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.40. De rechtbank kan, bijkomend aan de veroordeling wegens overtreding bepaald in deze wet, het recht ontzeggen definitief of voor een termijn van één maand tot drie jaar dieren van één of meer soorten te houden.

Art. 40_VLAAMS_GEWEST.    De rechtbank kan, bijkomend aan de veroordeling wegens overtreding bepaald in deze wet, het recht ontzeggen definitief of voor een termijn van één maand tot [1 vijf]1 jaar dieren van één of meer soorten te houden.
  ----------
  (1)<DVR 2022-02-04/46, art. 7, 049; Inwerkingtreding : 20-03-2022>


Art.41.[1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, worden gestraft met een geldboete van 52 euro tot 500 euro.]1
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 41_VLAAMS_GEWEST.    [1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, worden gestraft met [2 een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen]2.]1  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2022-02-04/46, art. 8, 049; Inwerkingtreding : 20-03-2022>


Art. 41_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, worden gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie]2.]1  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<ORD 2017-05-11/08, art. 23, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 41_WAALS_GEWEST.   [1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, [2 vormen een inbreuk van de derde categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek]2 .]1  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DWG 2014-12-12/02, art. 123, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 41bis.<Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 229; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Bij overtreding van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan [1 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake]1 kan de ambtenaar, daartoe aangesteld door de Koning binnen de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, een geldsom bepalen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder, de publieke vordering doet vervallen. Wordt de betaling geweigerd, dan wordt het dossier aan de Procureur des Konings toegezonden.
  Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd meer dan drie jaar na de feitelijke overtreding tegen de bepalingen van deze wet.
  De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in de vorige alinea gestelde termijn stuiten de loop ervan. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.
  Het bedrag van de te betalen geldsom mag niet lager zijn dan [1 de helft van]1 het minimum noch hoger zijn dan het maximum van de voor de overtreding bepaalde geldboete.
  Bij samenloop van verschillende overtredingen worden de bedragen van de geldsommen samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum van de boete bepaald in artikel 35, 36 en 41.
  Het bedrag van deze geldsommen wordt verhoogd met de opdeciemen die van toepassing zijn op de strafrechtelijke geldboeten.
  Bovendien worden de expertisekosten alsmede de kosten gemaakt in uitvoering van artikel 42, § 2, ten laste gelegd van de overtreder.
  De betalingsmodaliteiten worden door de Koning vastgesteld.
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 41bis_VLAAMS_GEWEST.    <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 229; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Bij overtreding van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan [1 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake]1 kan de ambtenaar, daartoe aangesteld door [2 de Vlaamse Regering binnen het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid]2, een geldsom bepalen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder, de publieke vordering doet vervallen. Wordt de betaling geweigerd, dan wordt het dossier aan de Procureur des Konings toegezonden.  Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd meer dan drie jaar na de feitelijke overtreding tegen de bepalingen van deze wet.  De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in de vorige alinea gestelde termijn stuiten de loop ervan. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.  Het bedrag van de te betalen geldsom mag niet lager zijn dan [1 de helft van]1 het minimum noch hoger zijn dan het maximum van de voor de overtreding bepaalde geldboete.  Bij samenloop van verschillende overtredingen worden de bedragen van de geldsommen samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum van de boete bepaald in artikel 35, 36 en 41.  Het bedrag van deze geldsommen wordt verhoogd met de opdeciemen die van toepassing zijn op de strafrechtelijke geldboeten.  Bovendien worden de expertisekosten alsmede de kosten gemaakt in uitvoering van artikel 42, § 2, ten laste gelegd van de overtreder.  De betalingsmodaliteiten worden door de [2 Vlaamse Regering]2 vastgesteld.  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<DVR 2018-07-13/06, art. 36, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art. 41bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<ORD 2017-05-11/08, art. 24, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art.42.[1 § 1. Wanneer de in artikel 34 bedoelde overheidspersonen een inbreuk op deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of Europese verordeningen of beschikkingen/besluiten vaststellen en deze inbreuk over levende dieren gaat, kunnen zij deze dieren administratief in beslag nemen en indien nodig onderbrengen in een geschikte opvangplaats.
   Zij kunnen tevens dieren in beslag nemen wanneer deze gehouden worden in weerwil van een in toepassing van artikel 40 uitgesproken verbod.
  [2 § 1/1. In de in § 1 bedoelde gevallen wordt een kopie van het in artikel 34, § 3, bedoelde proces verbaal bezorgd aan de Federale Overheidsdienst bevoegd voor dierenwelzijn.]2
   § 2. De Federale Overheidsdienst bevoegd voor Dierenwelzijn bepaalt de bestemming van het dier dat overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd genomen. Deze bestemming bestaat uit het al dan niet tegen waarborgsom teruggeven aan de eigenaar, het verkopen, het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, het slachten of het zonder verwijl doden.
   § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 2 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van inbeslagname.
   § 4. De in artikel 34 bedoelde overheidspersonen kunnen eveneens de kadavers, het vlees of de voorwerpen die het voorwerp vormen van de inbreuk of die gediend hebben om de inbreuk te plegen of die bestemd waren om de inbreuk te begaan, administratief in beslag nemen en eventueel vernietigen.
   § 5. De kosten verbonden aan de op grond van de paragrafen 1, 2 en 4 genomen maatregelen worden gedragen door de eigenaar.
   Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door de Federale Overheidsdienst bevoegd voor Dierenwelzijn of het openbaar ministerie worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de eigenaar.
   Indien de dieren of hun karkassen worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken. Het eventuele saldo wordt aan de eigenaar overgemaakt.
   § 6. Dode dieren of op bevel van de federale overheidsdienst bevoegd voor dierenwelzijn gedode dieren worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid. De eventuele kosten hiervoor ten laste van de federale overheidsdienst bevoegd voor dierenwelzijn worden verhaald op de eigenaar.
   § 7. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die zijn verricht met toepassing van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen.]1
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<W 2014-02-07/16, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>

Art. 42_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Wanneer de in artikel 34 bedoelde overheidspersonen een inbreuk op deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of Europese verordeningen of beschikkingen/besluiten vaststellen en deze inbreuk over levende dieren gaat, kunnen zij deze dieren administratief in beslag nemen en indien nodig onderbrengen in een geschikte opvangplaats.   Zij kunnen tevens dieren in beslag nemen wanneer deze gehouden worden in weerwil van een in toepassing van artikel 40 uitgesproken verbod.  4 Als de dieren die in beslag worden genomen met toepassing van deze paragraaf worden opgevangen in een erkend dierenasiel, bezorgt het erkende dierenasiel aan de Dienst een overzicht van de dieren die zijn opgevangen en de tijdsduur waarin ze zijn opgevangen.
   Er wordt een vergoeding betaald aan het erkende dierenasiel voor de opvang en voor de kosten verbonden aan de opvang.
   De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de vergoeding en de nadere regels van de procedure, vermeld in het derde en vierde lid.]4  [2 § 1/1. In de in § 1 bedoelde gevallen wordt een kopie van het in artikel 34, § 3, bedoelde proces verbaal bezorgd aan [3 de Dienst]3.]2
   § 2. [3 De Dienst]3 bepaalt de bestemming van het dier dat overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd genomen. Deze bestemming bestaat uit het al dan niet tegen waarborgsom teruggeven aan de [3 verantwoordelijke van het dier]3, het verkopen, het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, het slachten of het zonder verwijl doden.
   § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 2 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van inbeslagname.
   § 4. De in artikel 34 bedoelde overheidspersonen kunnen eveneens de kadavers, het vlees of de voorwerpen die het voorwerp vormen van de inbreuk of die gediend hebben om de inbreuk te plegen of die bestemd waren om de inbreuk te begaan, administratief in beslag nemen en eventueel vernietigen.
   § 5. De kosten verbonden aan de op grond van de paragrafen 1, 2 en 4 genomen maatregelen worden gedragen door de [3 verantwoordelijke van het dier]3.
   Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door [3 de Dienst]3 of het openbaar ministerie worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de [3 verantwoordelijke van het dier]3.
   Indien de dieren of hun karkassen worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken. Het eventuele saldo wordt aan de [3 verantwoordelijke van het dier]3 overgemaakt.
4 § 5. De verantwoordelijke van het dier is een vergoeding verschuldigd aan de Dienst voor de kosten verbonden aan de maatregelen die worden genomen met toepassing van paragraaf 1, 2 en 4.
   De Vlaamse Regering stelt de tarieven van de vergoedingen, vermeld in het eerste lid, vast.
   De Vlaamse Regering stelt de nadere regels van de procedure vast.]4   § 6. Dode dieren of op bevel van [3 de Dienst]3 gedode dieren worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid. De eventuele kosten hiervoor ten laste van [3 de Dienst]3 worden verhaald op de [3 verantwoordelijke van het dier]3.
   § 7. [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
  (2)<W 2014-02-07/16, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
  (3)<DVR 2018-07-13/06, art. 37, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (4)<DVR 2021-01-29/15, art. 3, 043; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art. 42_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  [ NOTA: artikel 42 wordt hernummerd tot artikel 34 quater] <ORD 2017-05-11/08, art. 25, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Art. 42_WAALS_GEWEST.  [1 § 1. Wanneer een overtreding vastgesteld wordt of voorheen vastgesteld is en die overtreding één of meerdere levende dieren betreft, kan de administratieve inbeslagname van het dier of de dieren besloten worden door een beambte bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich over het algemeen bevinden. De beambte of de burgemeester laat de dieren dan in geschikte opvangplaats onderbrengen.   De dieren die ondanks een uitgesproken verbod gehouden worden kunnen te allen tijde in beslag genomen worden door een beambte bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich over het algemeen bevinden.   § 2. Wanneer een beambte bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek of een burgemeester overeenkomstig § 1 tot een inbeslagname overgaat of laat overgaan, wordt een afschrift van de beslissing tot inbeslagname aan de Waalse Overheidsdienst gezonden. De beambte voegt een afschrift van het proces-verbaal waarbij de overtreding wordt of is vastgesteld, bij zijn zending.   Wanneer de overtreding die tot de inbeslagname heeft geleid, door een politieofficier is vastgesteld, wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling van de feiten een afschrift van het proces-verbaal toegezonden aan de Waalse Overheidsdienst.   § 3. De Regering of de burgemeester bepaalt de bestemming van het(de) dier(en) dat (die)overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd(en) genomen. De bestemming bestaat uit:   1° het onder voorwaarden teruggeven aan de eigenaar;   2° het verkopen;   3° het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon;   4° of het zonder verwijl doden wanneer het nodig is.   Wanneer de bestemming uit de verkoop van de in beslag genomen dieren bestaat, is het aan de daartoe vereiste gerechtsdeurwaarder om zijn ministerie te lenen met het oog op de verwezenlijking ervan en de gevolgen die eraan verbonden zijn.   De Regering bepaalt de te volgen procedure om de bestemming van de dieren vast te leggen.   § 4. Wanneer een inbeslagname overeenkomstig de § § 1 tot 3 wordt verricht, richt de beambte of de burgemeester de verantwoordelijke voor de in beslag genomen dieren:   1° een afschrift van de akte van beslag;   2° de nuttige inlichtingen betreffende de plaats waar de dieren worden ondergebracht, en de bestemming van de dieren;   3° in voorkomend geval, een afschrift van de rechtvaardiging van een dierenarts waaruit blijkt dat het zonder verwijl doden overeenkomstig § 3, eerste lid, 4°, nodig is.   § 5. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 3 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de administratie van het in § 2 bedoelde proces-verbaal en van de beslissing tot inbeslagname.   Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt de dag van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde documenten niet meegerekend. De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Als de termijn op een zaterdag, zondag of feestdag verstrijkt, wordt de vervaldag tot de volgende werkdag verlengd.   Bij gebrek aan beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn moet de Regering of de burgemeester de verantwoordelijke voor de dieren in kennis stellen van de automatische opheffing van de inbeslagname en de mogelijkheid om het dier in bezit te nemen waar het ondergebracht wordt. De dieren moeten binnen vijftien dagen na de kennisgeving opgehaald moeten worden. Na afloop van die termijn wordt de eigendom van de dieren automatisch overgedragen aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die ze onderbrengt.   § 6. De kosten verbonden aan de op grond van de § § 1 tot 3 genomen maatregelen worden gedragen door de verantwoordelijke voor de dieren.   Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door het Waalse Gewest of door de gemeente worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de verantwoordelijke voor de dieren.   Indien de dieren worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken. Het eventuele saldo wordt aan de eigenaar overgemaakt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-06-21/02, art. 1, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art. 42bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Als de betrokkene in gebreke blijft bij het betalen van de verschuldigde kosten, verhoogd met de invorderingskosten, vermeld in artikel 42, § 5, worden die bedragen bij dwangbevel ingevorderd. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar of ambtenaren die daartoe door de Vlaamse Regering worden aangewezen.   § 2. Het dwangbevel wordt aan de schuldenaar bij deurwaardersexploot betekend.   Binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het dwangbevel kan de schuldenaar verzet doen door het Vlaamse Gewest te laten dagvaarden.   Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Het Vlaamse Gewest kan de rechter verzoeken om de schorsing van de tenuitvoerlegging op te heffen.   In het kader van het dwangbevel kan bewarend beslag gelegd worden. Op dit bewarend beslag zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging van toepassing.   Een beroep tegen een dwangbevel kan alleen worden ingesteld voor geschillen die in verband met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel rijzen. Die geschillen worden voor de beslagrechter gebracht.   § 3. Op grond van het uitvoerbaar verklaarde dwangbevel en tot zekerheid van voldoening van de kosten, vermeld in artikel 42, § 5, heeft het Vlaamse Gewest een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de schuldenaar en kan ze een wettelijke hypotheek nemen op al de daarvoor vatbare en in het Vlaamse Gewest gelegen of geregistreerde goederen van de schuldenaar.   Het voorrecht, vermeld in het eerste lid, neemt de rang in onmiddellijk na de voorrechten, vermeld in artikel 19 en 20 van de Hypotheekwet van 16 december 1851, en in artikel 23 van boek II van het Wetboek van Koophandel.   De rang van de wettelijke hypotheek wordt bepaald door de dagtekening van de inschrijving die genomen wordt krachtens het uitvoerbaar verklaarde en betekende dwangbevel.   De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ambtenaar, vermeld in paragraaf 1. De inschrijving heeft plaats, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op voorlegging van een afschrift van het dwangbevel dat eensluidend wordt verklaard door die ambtenaar en dat melding maakt van de betekening ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2018-07-13/06, art. 38, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art. 42ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 In afwijking van artikel 42bis kan de ambtenaar, vermeld in artikel 42bis, § 1, beslissen af te zien van de invordering van de kosten, vermeld in artikel 42, § 5, als de invorderingskosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag of als niet kan worden vastgesteld wie de overtreder is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2018-07-13/06, art. 39, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art. 42quater_VLAAMS_GEWEST.   [1 De ambtenaar die belast is met de inning en de invordering, beslist ook over de gemotiveerde verzoeken tot uitstel of spreiding van betaling die de overtreder tot hem richt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2018-07-13/06, art. 40, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art.43. De rechtbank kan in de gevallen van artikel 42, § 1, eerste lid, de verbeurdverklaring bevelen.
  De verbeurdverklaring wordt steeds bevolen in de gevallen van artikel 42, § 1, tweede lid. Dit is eveneens het geval bij dierengevechten of -schietingen, wat de inzetten, het entreegeld en de voorwerpen of installaties betreft die voor die gevechten of die schietoefeningen worden gebruikt.

Art. 43_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De rechtbank kan in de gevallen van [1 artikel 34quater]1, § 1, eerste lid, de verbeurdverklaring bevelen.  De verbeurdverklaring wordt steeds bevolen in de gevallen van [1 artikel 34quater]1, § 1, tweede lid. Dit is eveneens het geval bij dierengevechten of -schietingen, wat de inzetten, het entreegeld en de voorwerpen of installaties betreft die voor die gevechten of die schietoefeningen worden gebruikt.
  ----------
  (1)<ORD 2017-05-11/08, art. 26, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

Afdeling 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Berekening van de termijnen]1   ----------   (1)
Art. 43bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  [1 Artikel 58 van het Wetboek van inspectie is van toepassing op dit hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij ORD 2017-05-11/08, art. 28, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>

HOOFDSTUK XI/1. [1 - Begrotingsfonds voor dierenbescherming en dierenwelzijn]1   ----------   (1)
Art. 43.1_WAALS_GEWEST.   [1 Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering, wordt binnen de algemene uitgaven- en ontvangstenbegroting van het Gewest een begrotingsfonds voor de dierenbescherming en voor het dierenwelzijn ingesteld, in dit hoofdstuk "het fonds" genoemd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-12-12/02, art. 126, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 43.2_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. Aan het Fonds worden toegewezen :   1° de sommen die verschuldigd zijn krachtens de belastingen, bijdragen en retributies bepaald bij of krachtens deze wet;   2° in afwijking van artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek, de geldsommen bedoeld in artikel D.159 van Boek I van het Milieuwetboek, wanneer zij wetsovertredingen betreffen;   3° in afwijking van artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek, de opbrengst van de geldboetes opgelegd door de gewestelijke sanctieambtenaren en geïnd krachtens artikel D.165, lid 3, van Boek I van het Milieuwetboek wanneer zij wetsovertredingen betreffen;   4° de opbrengst van de verbeurdverklaringen bevolen door de sanctieambtenaar ten gevolge van een wetsovertreding;   5° de giften en legaten gedaan te voordele van het Waalse Gewest voor de ondersteuning van de dierenbescherming en het dierenwelzijn;   6° de sommen ingevorderd door de bevoegde overheid ter uitvoering van artikel 41bis en artikel 42;   7° de inkomsten uit de bijdrage van de Europese unie tot de uitgaven verricht door het fonds.   § 2. De middelen uit het fonds worden ingezet voor de financiering van de uitgaven voor het beleid inzake dierenbescherming en dierenwelzijn bepaald bij de wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-12-12/02, art. 127, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 43.3_WAALS_GEWEST.  [1 De uitgaven van het fonds kunnen verband houden met vergoedingen, toelagen of prestaties, meer bepaald de personeels-, werkings-, investerings-, vaststellings-, beteugelings-, beslagname- of andere kosten verbonden met acties of opdrachten waartoe besloten is in het kader van het Fonds en die door derden zijn doorgevoerd.]1  [2 Onverminderd het eerste lid kunnen de uitgaven van het fonds verband houden met de kosten voortvloeiend uit de aanwerving van personeel binnen de administratie, dat belast is met het opsporen, het vaststellen, het vervolgen, het straffen of het opleggen in het kader van een overtreding inzake dierenwelzijn.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 2014-12-12/02, art. 128, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2018-07-17/04, art. 67, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen.
Art.44. De Koning kan de uitoefening van deze van die machten welke hij inzonderheid aanwijst, aan (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) overdragen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Wanneer maatregelen in uitvoering van deze wet te treffen niet uitsluitend betrekking hebben op de bescherming en het welzijn der dieren, worden die maatregelen gezamenlijk door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) en door de ter zake bevoegde Minister voorgedragen en uitgevoerd. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>

Art. 44_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2018-07-13/06, art. 41, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art.45. De wet van 2 juli 1975 op de dierenbescherming wordt opgeheven.

Art. 45bis.<ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> (§ 1.) [1 ...]1 <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, binnen het toepassingsgebied van deze wet, alle vereiste maatregelen treffen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de krachtens dit verdrag tot stand gekomen internationale akten, welke maatregelen de opheffing en de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden.
  (§ 2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ----------
  (1)<W 2012-12-27/15, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>

Art. 45bis_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij DVR 2018-07-13/06, art. 41, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art. 45ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 In afwijking van artikel 15 mag de bedwelming bij runderen die geslacht worden volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, tijdelijk onmiddellijk na het kelen plaatsvinden, en dit tot op de datum dat de Vlaamse Regering bepaalt dat omkeerbare bedwelming voor deze diersoorten praktisch toepasbaar is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DVR 2017-07-07/06, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 45ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Het Brussels Instituut voor Milieubeheer heeft de algemene bevoegdheid om deze wet toe te passen voor wat betreft het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.]1
  ----------
  (1)<ORD 2018-01-25/15, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 04-03-2018>

Art. 45ter_WAALS_GEWEST.   [1 Tot 31 augustus 2019 is artikel 15 niet van toepassing op slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst.   De Regering kan voorzien in de controleprocedure en -voorwaarden waarbij aangetoond wordt dat het slachten ondernomen wordt in het kader van de ritus van een eredienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-05-18/04, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

Art. 46. Deze wet treedt in werking de eerste dag van de twaalfde maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, (uitgezonderd de artikelen 3bis en 17bis die in werking treden) op de door de Koning te bepalen datum. <W 1995-05-04/40, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>

(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 17bis vastgesteld op 01-10-2001 door KB 2001-05-17/37, art. 2)
(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 3bis vastgesteld op 01-10-2009 en 01-01-2019 door BWG 2018-07-24/06, art. 2)
(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 3bis vastgesteld op 01-06-2021, voor het Brusselse Gewest, voor wat de reptielen betreft, door BESL 2020-11-26/22, art. 8)