Details





Titel:

15 DECEMBER 2021. - Koninklijk besluit houdende de voorwaarden betreffende de quarantaine en de isolatie van landdieren



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Onderwerp, werkingsfeer, definities
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor een erkenning voor quarantaine-inrichtingen
Afdeling I. - Algemene voorwaarden
Art. 6-7
Afdeling II. - Infrastructuur en uitrusting
Art. 8
Afdeling III. - Uitbatingsvoorwaarden
Art. 9-16
HOOFDSTUK III. - Thuisisolatie
Art. 17-19
HOOFDSTUK IV. - Vereiste type quarantaineen de bijzondere voorwaarden
Art. 20-21
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen
Art. 22
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 23
BIJLAGEN.
Art. N1-N6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2005023114 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Onderwerp, werkingsfeer, definities
Artikel 1. Dit besluit regelt:
  1. de bijkomende voorwaarden voor een erkende quarantaine-inrichting type 1 in uitvoering van en als aanvulling op de regels, vastgelegd in verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid en in zijn uitvoeringsverordeningen;
  2. de bijkomende voorwaarden voor een erkende quarantaine-inrichting type 2 in uitvoering van en als aanvulling op de regels, vastgelegd in verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid en in zijn uitvoeringsverordeningen;
  3. de voorwaarden voor de thuisisolatie van gezelschapsdieren;
  4. het vereiste type quarantaine voor een epidemiologische eenheid en de bijhorende bijzondere voorwaarden.

Art.2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van de in artikel 1 vermelde wetgeving.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verder verstaan onder:
  1° houder: natuurlijke of rechtspersoon die het landdier onder zijn hoede heeft op het moment dat het Agentschap vaststelt dat een landdier in quarantaine moet geplaatst worden of in ondergeschikte orde waarvan redelijkerwijs aangenomen kan worden dat hij het landdier binnengebracht heeft in de Europese Unie of in een situatie geplaatst heeft die de quarantaine noodzakelijk maakt. Elk landdier kan slechts één houder hebben. Een houder kan op elk moment het houderschap overdragen aan een derde voor zover deze derde zijn geschreven akkoord geeft;
  2° epidemiologische eenheid: één landdier of een groep landdieren die eenzelfde risico op besmetting betekenen voor de mens en/of dier, en die dezelfde afkomst en dezelfde sanitaire toestand hebben;
  3° quarantaine type 1: quarantaine in een erkende quarantaine-inrichting type 1 voor een mogelijks besmet landdier dat een risico vormt voor de mens en/of andere dieren;
  4° quarantaine type 2: quarantaine in een erkende quarantaine-inrichting type 2 voor een mogelijks besmet landdier dat een risico vormt voor de mens en/of andere dieren;
  5° thuisisolatie: afzondering van gezelschapsdieren die een zeer laag risico hebben op een ziekte of die niet beantwoorden aan de reglementaire voorschriften op een geografisch beperkte locatie op het adres van de houder;
  6° quarantaine-inrichting: elke permanente, geografisch beperkte inrichting die op vrijwillige basis tot stand is gekomen en die is erkend met het oog op quarantaine type 1 of quarantaine type 2;
  7° koninklijk besluit van 16 januari 2006: koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
  8° lokaal: afgezonderde ruimte in een quarantaine-inrichting type 1 waar slechts één epidemiologische eenheid wordt gehouden;
  9° blok: deel van een gebouw in een quarantaine-inrichting type 2 met afzonderlijk efficiënt drainage- en ventilatiesysteem waarin één bepaalde diersoort wordt gehouden;
  10° unit: afgezonderde ruimte in een quarantaine-inrichting type 2 waar slechts één epidemiologische eenheid wordt gehouden;
  11° Agentschap: Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen;
  12° LCE: lokale controle-eenheid van het Agentschap;
  13° aangestelde dierenarts: erkende dierenarts overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 november 2009 betreffende de erkenning van dierenartsen, die een contract heeft met de exploitant van de quarantaine-inrichting voor het uitvoeren van de bij dit besluit vastgestelde taken in de quarantaine-inrichting;
  14° ziektebewakingsplan: het ziektebewakingsplan zoals bedoeld in bijlage I deel 8 2. A) van de gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren;
  15° gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035: gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren.

Art.3. § 1. De quarantaine of thuisisolatie, bedoeld bij dit besluit, zijn enkel van toepassing voor de ziekten vermeld in de tabel in bijlage 1.
  § 2. De quarantaine of thuisisolatie, bedoeld bij dit besluit, zijn van toepassing onverminderd het koninklijk besluit van 18 september 2016 houdende de preventie en de bestrijding van de hondsdolheid en de gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten.

Art.4. § 1. Het houden van landdieren waarvoor een quarantaine type 1 of quarantaine type 2 nodig is, moet gebeuren in een quarantaine-inrichting, die erkend is volgens de bepalingen van hoofdstuk II.
  § 2. Het houden van gezelschapsdieren waarvoor een thuisisolatie nodig is, moet, na goedkeuring van het Agentschap, bij de houder thuis gebeuren overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV.

Art.5. Alle kosten verbonden aan het houden van de landdieren in quarantaine type 1 of 2 zijn ten laste van de houder. De quarantaine-inrichting geeft aan de houder, uiterlijk bij de start van de quarantaine een raming van de kosten. Bijkomende kosten, niet inbegrepen in de raming, worden voorafgaand meegedeeld aan de houder.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor een erkenning voor quarantaine-inrichtingen
Afdeling I. - Algemene voorwaarden
Art.6. De aanvraag tot erkenning van een quarantaine- inrichting dient te gebeuren overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 januari 2006.

Art.7. § 1. Om een voorwaardelijke erkenning te bekomen voor een quarantaine type 1, moeten er naast de infrastructuur- en uitrustingsvoorwaarden overeenkomstig bijlage 2A, ook een contract met een of meerdere aangestelde dierenarts(en) overeenkomstig artikel 10 van dit besluit aanwezig zijn.
  § 2. Om een voorwaardelijke erkenning te bekomen voor een quarantaine type 2, moeten er naast de infrastructuur- en uitrustingsvoorwaarden overeenkomstig bijlage 3A, ook een contract met een of meerdere aangestelde dierenarts(en) overeenkomstig artikel 10 van dit besluit aanwezig zijn.
  § 3. Op vraag van de exploitant van de quarantaine-inrichting en binnen de mogelijkheden van het Agentschap, kan de toekenning van de voorwaardelijke erkenning met spoed behandeld worden indien een dringende quarantaine noodzakelijk is.
  § 4. Bij afwezigheid van andere specifieke bepalingen komen alle kosten in verband met de bouw, de inrichting, het onderhoud en de uitbating van een quarantaine-inrichting ten laste van de exploitant van de quarantaine-inrichting.
  § 5. Er moet voor de erkenning van een quarantaine-inrichting een retributie betaald worden aan het Agentschap door de exploitant van de quarantaine-inrichting overeenkomstig artikel 3 en bijlage 3 van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december 2004 houdende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
  § 6. De aanvullende kosten voor de eventuele spoedprocedure van een quarantaine-inrichting moeten betaald worden aan het Agentschap door de exploitant van de quarantaine-inrichting overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december 2004 houdende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Afdeling II. - Infrastructuur en uitrusting
Art.8. § 1. Om een erkenning te bekomen als inrichting voor een quarantaine type 1, moet de quarantaine-inrichting voldoen aan de bepalingen in de artikelen 9, e), 14, 15, en 31 en bijlage I, deel 8, van de gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 en aan de infrastructuur- en uitrustingsvoorwaarden overeenkomstig bijlage 2A.
  § 2. Om een erkenning te bekomen als inrichting voor een quarantaine type 2, moet de quarantaine-inrichting voldoen aan de bepalingen in de artikelen 9, e), 14, 15, en 31 en bijlage I, deel 8, van de gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 en aan de infrastructuur- en uitrustingsvoorwaarden overeenkomstig bijlage 3A.

Afdeling III. - Uitbatingsvoorwaarden
Art.9. De exploitant van de quarantaine-inrichting neemt de verantwoordelijkheid voor de landdieren die in de quarantaine-inrichting opgenomen zijn en beschikt over een geschikte aansprakelijkheidsverzekering.

Art.10. § 1. De quarantaine-inrichting moet te allen tijde een contractuele verbintenis hebben met één of meerdere aangestelde dierenartsen die toezicht houden op de gezondheid van de landdieren.
  § 2. De aangestelde dierenarts die niet beschikbaar is, mag zich enkel laten vervangen door een andere, door de exploitant van de quarantaine-inrichting aangestelde dierenarts.
  § 3. De contractuele verbintenis bevat minimaal de elementen van bijlage 4.
  § 4. De contractuele verbintenis wordt opgesteld in twee exemplaren, één voor de exploitant van de quarantaine-inrichting en één voor de aangestelde dierenarts. De exploitant van de quarantaine-inrichting maakt schriftelijk of elektronisch een kopie hiervan over aan de LCE.
  § 5. De exploitant van de quarantaine-inrichting verwittigt de aangestelde dierenarts over iedere aankomst van een epidemiologische eenheid binnen de 24u.

Art.11. De exploitant van de quarantaine-inrichting type 1 neemt enkel personeel aan en laat enkel personen toe tot de quarantaine-inrichting type 1 indien die gevaccineerd zijn tegen rabiës, wanneer deze personen toegang hebben tot de epidemiologische eenheid.

Art.12. § 1. De exploitant van de quarantaine-inrichting vult voorafgaandelijk aan elke quarantaine een algemeen toezichtsplan in overeenkomstig bijlage 5A.
  § 2. Afhankelijk van de ziekte waarvoor de quarantaine vereist is, worden er specifieke elementen toegevoegd aan het toezichtsplan in bijlage 5B.
  § 3. De exploitant van de quarantaine-inrichting ziet erop toe dat elk onderdeel van het toezichtsplan wordt nageleefd.

Art.13. Zowel bij de aanmaak als wijzigingen van het ziektebewakingsplan moet goedkeuring worden gevraagd aan het Agentschap.

Art.14. § 1. De exploitant van de quarantaine-inrichting ontbiedt minimaal bij aankomst van de landdieren in de quarantaine-inrichting, voor de landdieren de quarantaine-inrichting verlaten en om de 14 dagen een aangestelde dierenarts voor een klinisch onderzoek van het landdier en maakt het verslag van dit klinisch onderzoek elektronisch over aan de LCE.
  § 2. De exploitant van de quarantaine-inrichting doet onverwijld een beroep op de aangestelde dierenarts bij enig teken van twijfel over de gezondheidstoestand van de landdieren of in geval van sterfte.
  § 3. De exploitant van de quarantaine-inrichting en zijn personeel verlenen hun volledige medewerking aan de aangestelde dierenarts en zorgen ervoor dat deze dierenarts al zijn taken onafhankelijk en zonder enige hinder kan uitvoeren. De exploitant van de quarantaine-inrichting en/of zijn personeel moet in staat zijn om de gehouden landdieren te immobiliseren zodat de dierenarts de landdieren naar behoren kan onderzoeken.
  § 4. Indien de aangestelde dierenarts symptomen opmerkt die wijzen op de aanwezigheid van een ziekte, verwittigt de aangestelde dierenarts onmiddellijk de LCE waarbij hij zijn verslag elektronisch overmaakt.
  § 5. Bij sterfte dient de exploitant van de quarantaine-inrichting een post-mortemonderzoek te laten uitvoeren door een door het Agentschap aangeduid laboratorium met inbegrip van analyses om de doodsoorzaak en de ziekten waarvoor de landdieren in quarantaine zijn geplaatst, vast te stellen. De exploitant van de quarantaine-inrichting stuurt het verslag van dit post-mortemonderzoek onmiddellijk door naar de LCE.
  § 6. De exploitant van de quarantaine-inrichting informeert bij sterfte of bij verdwijning van het landdier onmiddellijk de LCE.

Art.15. Indien er landdieren aanwezig zijn in de quarantaine-inrichting, voert het personeel minimaal één dagelijkse algemene gezondheidscontrole bij de landdieren uit.

Art.16. § 1. Bijkomend moet elke erkende quarantaine-inrichting type 1 voldoen aan de uitbatingsvoorwaarden overeenkomstig bijlage 2B.
  § 2. Bijkomend moet elke erkende quarantaine-inrichting type 2 voldoen aan de uitbatingsvoorwaarden overeenkomstig bijlage 3B.

HOOFDSTUK III. - Thuisisolatie
Art.17. § 1. De aanvraag voor een goedkeuring van thuisisolatie dient te gebeuren overeenkomstig de instructies zoals gepubliceerd op de website van het Agentschap.
  § 2. Elke thuisisolatie moet minimaal voldoen aan de voorwaarden overeenkomstig bijlage 6.
  § 3. Indien het Agentschap thuisisolatie niet mogelijk acht, moet het gezelschapsdier worden opgevangen in een quarantaine-inrichting type 1.

Art.18. Thuisisolatie is enkel mogelijk voor gezelschapsdieren.

Art.19. § 1. De houder ontbiedt minimaal om de 14 dagen een erkende dierenarts voor een klinisch onderzoek van het gezelschapsdier en maakt het verslag van dit klinisch onderzoek over aan de LCE.
  § 2. De houder contacteert onmiddellijk de erkende dierenarts indien hij een verandering opmerkt wat betreft de klinische toestand of het gedrag van het gezelschapsdier en maakt het verslag van dit klinisch onderzoek, opgesteld door de dierenarts, over aan de LCE.

HOOFDSTUK IV. - Vereiste type quarantaineen de bijzondere voorwaarden
Art.20. Of een epidemiologische eenheid in een quarantaine type 1 of quarantaine type 2 of thuisisolatie wordt geplaatst, wordt vastgelegd in bijlage 1. Ook de bijzondere voorwaarden, die bij deze quarantaine horen, worden vastgelegd in bijlage 1.

Art.21. Aan het einde van de opgelegde termijn en op voorwaarde dat aan de andere eventueel opgelegde voorwaarden is voldaan, heft het Agentschap na controle en indien van toepassing op basis van het verslag van de dierenarts, de quarantaine of isolatie al dan niet op.

HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen
Art.22. § 1. In art. 6 § 3 van het koninklijk besluit van 16 januari 2006, worden de woorden "quarantaine-inrichtingen," ingevoegd tussen de woorden "van toepassing op" en het woord "slachthuizen".
  § 2. Bijlage I van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het punt 17 als volgt:
  "17. Het houden van landdieren in quarantaine overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 december 2021 houdende de voorwaarden betreffende de quarantaine en de isolatie van landdieren".
  § 3. In bijlage II van hetzelfde besluit worden de punten 11.8 en 11.9 toegevoegd als volgt:


11.8 Etablissement de quarantaine La mise en quarantaine de type 1 d'animaux terrestres 11.8 Quarantaine- inrichtingen Het in quarantaine type 1 plaatsen van landdieren
11.9 Etablissement de quarantaine La mise en quarantaine de type 2 d'animaux terrestres 11.9 Quarantaine-inrichtingen Het in quarantaine type 2 plaatsen van landdieren
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art.23. Onze minister bevoegd voor Volksgezondheid en onze minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.

Art. N1.   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-01-2022, p. 253)
Art. N2.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-01-2022, p. 254)

Art. N3.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-01-2022, p. 256)

Art. N4.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-01-2022, p. 259)

Art. N5.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-01-2022, p. 260)

Art. N6.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 05-01-2022, p. 261)