Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

15 APRIL 1965. _ Wet betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1987 en tekstbijwerking tot 28-02-2001.)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Handel in vis, gevogelte, konijnen en wild.
Art. 1-7, 7bis, 8, 8bis, 9-12, 12bis, 13-16, 16bis
HOOFDSTUK II. Wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel.
Art. 17-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Handel in vis, gevogelte, konijnen en wild.
Artikel 1. § 1. Het doel van deze wet is de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, te reglementeren voor zover deze dieren in aanmerking komen voor consumptie door de mens.
  § 2. Voor de toepassing van deze wet, verstaat men onder :
  1° vis : de dieren die tot die klasse van het dierenrijk behoren en, bij gelijkstelling, de walvisachtigen, de schaaldieren, de stekelhuidigen, (de manteldieren,) de schildpadachtigen en de weekdieren; <W 1997-05-27/34, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>
  2° gevogelte : de als huisdieren levende hoenderachtigen, duifachtigen en zwemvogels;
  3° konijnen : de als huisdieren levende haasachtigen;
  4° (wild : de dieren die niet zijn bepaald in 1°, 2° of 3° van deze paragraaf, noch in artikel 1 van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel.) <W 13-07-1981, art. 25, 1°>
  (5° vlees : het vlees dat afkomstig is van gevogelte, konijnen en wild.) <W 1995-12-20/32, art. 94, 002; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
  § 3. De toepassing van deze wet slaat op :
  1° de gehele of verdeelde rompen van de dieren bedoeld in § 2 (daarbij inbegrepen kuit en hom van vissen); <W 1997-05-27/34, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>
  2° het eetbare afval en slachtafval en het eetbaar vet van die dieren;
  3° (vis, gevogelte, konijnen en wild, die een koudebehandeling of een warmtebehandeling hebben ondergaan of die gedroogd, gezouten of gerookt werden.) <W 13-07-1981, art. 25, 2°>
  § 4. (Onverminderd de bepalingen van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten of de uitvoeringsbesluiten ervan, is deze wet ook van toepassing op de voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten.) <W 1995-12-20/32, art. 94, 002; Inwerkingtreding : 02-01-1996>

Art.2. Het is verboden voor consumptie in de handel te brengen, vis die niet levend gevangen of opgehaald werd alsmede gevogelte, konijnen en wild, die gestorven zijn, zonder te zijn afgeslacht of neergeschoten.

Art.3. § 1. In het belang van de hygiëne en van de openbare gezondheid of om bedriegerij en vervalsing op dat gebied te verhinderen, is de Koning gemachtigd regelen te stellen betreffende en toezicht uit te oefenen op :
  1° de invoer, de uitvoer, de verwerking, het vervoer, het voorhanden houden tot handelsdoeleinden, de bewaring, het te koop stellen of aanbieden, de verkoop, de afstand onder al dan niet bezwarende titel, de distributie en het afzetten van de dieren of gedeelten van dieren, bedoeld in het eerste artikel, §§ 2 en 3 (alsmede van de voedingsmiddelen bedoeld in artikel 1, § 4); <W 1997-05-27/34, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>
  2° (het slachten van gevogelte, van konijnen en, in voorkomend geval, van vis en wild.) <W 13-07-1981, art. 26>
  Deze bevoegdheid sluit de mogelijkheid in verbodsmaatregelen te treffen, de bouw, de inrichting en de exploitatie van slachthuizen voor gevogelte en konijnen afhankelijk te maken van door de Koning bepaalde voorwaarden en voorschriften uit te vaardigen waaraan de inrichtingen en het materieel, die gebruikt worden om de onder het 1° van dit artikel bedoelde verrichtingen uit te voeren, moeten voldoen.
  (Leden 3 tot 5 opgeheven) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 2. De Minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft kan de voorwaarden bepalen voor het verstrekken van de gezondheidsbewijzen en van andere stukken, vereist door de besluiten tot uitvoering van deze wet.

Art.4. § 1. In het kader van de reglementering, bedoeld in artikel 3, kan de Koning de keuring opleggen, na het vangen, ophalen, slachten of neerschieten van de in het eerste artikel, §§ 2 en 3 bedoelde dieren, en gedeelten van dieren.
  Hij kan tot het gezondheidsonderzoek verplichten vóór (de slachting van
  gevogelte, konijnen en, in voorkomend geval, van vis en wild.) <W 13-07-1981, art. 27, 1°>
  Hij kan de gevallen bepalen waarin de keuring of het gezondheidsonderzoek niet hoeven verricht te worden.
  § 2. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder het gezondheidsonderzoek wordt verricht en de regelen waaraan de keuring moet voldoen. Hij kan onder meer de gevallen bepalen waarin de dieren en gedeelten van dieren bedoeld in het eerste artikel, §§ 2 en 3, ingevolge die keuring en dat gezondheidsonderzoek, voor consumptie door de mens ongeschikt verklaard worden.
  (Hij kan eveneens de gevallen bepalen waarin een aanvullend laboratoriumonderzoek vereist is.) <W 13-07-1981, art. 27, 2°>
  § 3. De Minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft bepaalt de keurmerken en de wijzen waarop zij aangebracht worden om de gekeurde dieren of partijen te identificeren.
  (Het merken van de bij deze wet bedoelde produkten geschiedt onder de persoonlijke verantwoordelijkheid van de keurder:
  a) in de slachthuizen, door de exploitant van de inrichting of door diens aangestelde;
  b) in de andere plaatsen, door de eigenaar van de produkten of door diens aangestelde) <W 13-07-1981, art. 27, 3°>
  (§ 4. Het slachten in de slachthuizen is verboden :
  1° alle dagen tussen 20 uur en 4 uur;
  2° de zondagen en de wettelijke feestdagen.
  De Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, kan evenwel aan bepaalde slachthuizen afwijkingen toestaan voor rituele slachtingen, bijzondere slachtprocessen, slachtingen in het kader van de dierengezondheidswetgeving of, wat 2° betreft, om de geregelde bevoorrading te waarborgen.) <W 1997-05-27/34, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>
  § 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 houden de ambtenaren en beambten belast met de arbeidsinspectie, toezicht op de uitvoering van artikel 4.
  Artikel 7 is op hen van toepassing.) <W 13-07-1981, art. 27, 4°>

Art.5. <W 1996-04-29/32, art. 181, 003; Inwerkingtreding : 10-05-1996> § 1. De keuring wordt verricht door dierenartsen, personeelsleden van het (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen). <KB 2001-02-22/33, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 2. Om de ononderbroken uitvoering te waarborgen van de keurings- en controletaken die door of krachtens deze wet aan dierenartsen zijn voorbehouden, kan de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, onder de voorwaarden door de Koning bepaald, een beroep doen op de medewerking van andere dierenartsen.
  § 3. Bij de uitoefening van hun taak kunnen de keurders en de dierenartsen bedoeld in dit artikel, bijgestaan worden door technische helpers, personeelsleden van het (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen). <KB 2001-02-22/33, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  (In afwijking van de bepalingen van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde kan bij de keuring van gevogelte, onder de voorwaarden door de Koning bepaald, de keurder bovendien worden bijgestaan door personeelsleden van het slachthuis.) <W 1997-05-27/34, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>

Art.6. (Ter financiering (van het toezicht en de keuringen door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) kunnen de volgende rechten worden geheven : <KB 2001-02-22/34, art. 4, 009; Inwerkingtreding : onbepaald >
  1° een recht lastens :
  a) de exploitant van een slachthuis waarvan het bedrag wordt vastgesteld per geslacht dier, desgevallend rekening houdend met het slachtritme en met de vereisten van een kwaliteitsvolle keuring;
  b) de verkoper van vis of de exploitant van een verkoopsorganisme van uit zee aangevoerde vis waarvan het bedrag per kilogram wordt vastgesteld of lastens de exploitant van een viskwekerij waarvan het bedrag wordt vastgesteld per maand waarin vis wordt opgehaald;
  c) de exploitant van een inrichting waar vrij wild ter keuring wordt aangeboden waarvan het bedrag per dier wordt vastgesteld;
  2° een recht, waarvan het bedrag per kilogram wordt vastgesteld, lastens de natuurlijke of de rechtspersoon die vlees of vis of voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten in de grensinspectiepost aanbiedt;
  3° een recht lastens de exploitant van een inrichting die onder het toepassingsgebied van deze wet valt, andere dan een slachthuis, waarvan het bedrag wordt vastgesteld rekening houdend met het gewicht van het binnenkomend product;) <W 1998-12-08/42, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1999>
  4° (een recht ter financiering van de algemene kosten van het Instituut voor veterinaire keuring, waarvan het bedrag wordt vastgesteld per dier en voor vis per kilogram of als een percentage van het recht bedoeld bij 20 en 30. Dit recht valt ten laste van de personen bedoeld in 10, 20 en 3.) <hersteld in zijn oude versie door W 2002-08-02/45, art. 79; Inwerkingtreding : 29-08-2002>
  (De Koning bepaalt, uiterlijk binnen het jaar na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het bedrag van die rechten, alsmede de wijze van berekening, inning en koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen ervan. Hij bepaalt tevens de modaliteiten van betaling en doorrekening van de rechten, de gevolgen van het laattijdig verstrekken van de gegevens die nodig zijn voor de facturatie van de rechten, alsmede van de laattijdige betaling ervan.
  Het koninklijk besluit genomen in uitvoering van dit artikel is van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de dag van zijn inwerkingtreding wanneer het door de wetgever niet werd bekrachtigd binnen het jaar volgend op dat van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
  Het koninklijk besluit dat bij wet bekrachtigd is, kan niet anders dan bij wet worden gewijzigd.) <W 1998-12-08/42, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1999>
  (In geval de in dit artikel bedoelde rechten niet worden betaald door de exploitant van een slachthuis of een vismijn, zelfs indien de betaling het voorwerp uitmaakt van een betwisting voor de rechtbanken, kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, de uitvoering van de keuring, bedoeld in artikel 4 van deze wet, in het betrokken slachthuis of de vismijn opschorten en de erkenning of registratie ervan opschorten vanaf de vijftiende werkdag volgend op die waarop de ingebrekestelling bij ter post aangetekende brief werd betekend.
  De ingebrekestelling herneemt de tekst van het voorgaande lid.
  De ministeriële beslissingen nemen van rechtswege een einde op de werkdag volgend op die waarop de verschuldigde rechten effectief op de rekening van het (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) werden gecrediteerd;) <W 1995-12-20/32, art. 95, 002; Inwerkingtreding : 02-01-1996> <KB 2001-02-22/34, art. 4, 009; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (Ingeval de in dit artikel bedoelde rechten niet worden betaald door de exploitant van een inrichting, andere dan een slachthuis, zelfs indien de betaling het voorwerp uitmaakt van een betwisting voor de rechtbanken, kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, de erkenning of registratie van de inrichting opschorten, vanaf de vijftiende werkdag volgend op die waarop de ingebrekestelling bij ter post aangetekende brief werd betekend. In dit geval zijn de bepalingen van het zesde en het zevende lid van dit artikel van toepassing.) <W 2002-08-02/45, art. 81, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2002>

Art.7. (Opgeheven) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art. 7bis. (Opgeheven) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.8. § 1. De dieren of gedeelten van dieren bedoeld in het eerste artikel, §§ 2 en 3, die bij de keuring opgelegd krachtens artikel 4, § 1, eerste lid, voor consumptie door de mens ongeschikt worden bevonden of behorende tot een van de krachtens artikel 4, § 2, bepaalde gevallen ongeschikt worden verklaard, worden bij ordemaatregel van openbare gezondheid in beslag genomen, gedenatureerd en naar het erkend vildersbedrijf verzonden. Met het oog op hun industrieel gebruik worden de pluimen evenwel verzonden naar een inrichting die door de Minister van Landbouw is erkend.
  Het vervoer ervan mag alleen door personeel van het vildersbedrijf of van de erkende inrichtingen geschieden.
  § 2. (...) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 3. (...) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 4. (...) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 5. (...) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 6. (...) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 7. (De dieren, gedeelten van dieren of voedingsmiddelen bedoeld in artikel 1, § 4) welke ingevoerd werden met overtreding van de uitvoeringsbesluiten van deze wet betreffende de invoer of welke ter gelegenheid van het sanitair toezicht bij de invoer voor consumptie door de mens ongeschikt worden bevonden, worden uitgewezen. <W 1997-05-27/34, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>
  Indien de voor consumptie door de mens ongeschikt verklaarde of bevonden (dieren, gedeelten van dieren of voedingsmiddelen bedoeld in artikel 1, § 4) niet kunnen worden uitgewezen, worden zij overeenkomstig § 1 onbruikbaar gemaakt. <W 1997-05-27/34, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>
  (De dieren, gedeelten van dieren of voedingsmiddelen bedoeld in artikel 1, § 4) welke ingevoerd werden met overtreding van de uitvoeringsbesluiten betreffende de invoer, die niet kunnen uitgewezen worden en geschikt worden bevonden voor consumptie door de mens, kunnen overgemaakt worden aan een inrichting van sociale bijstand, die van een ondergeschikt bestuur afhangt. <W 1997-05-27/34, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 29-06-1997>
  § 8. (...) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art. 8bis. (Opgeheven) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 28-02-2001>

Art.9. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig tot tweehonderd frank of met één van die straffen alleen, hij die, zonder bedrieglijk opzet, de dieren of gedeelten van dieren, bedoeld in het eerste artikel, §§ 2 en 3, welke bedorven, ontaard, schadelijk of door een reglement van algemeen, provinciaal of gemeentelijk bestuur schadelijk verklaard zijn, te koop stelt of aanbiedt, verkoopt, afzet of overdraagt onder al dan niet bezwarende titel.

Art.10. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van zesentwintig tot duizend frank of met één van die straffen alleen :
  1° hij die de dieren of gedeelten van dieren bedoeld in het eerste artikel, §§ 2 en 3 en die voor consumptie door de mens bestemd zijn invoert, uitvoert, verwerkt, naar een andere plaats dan die van de keuring vervoert, tot handelsdoeleinden voorhanden houdt, bewaart, te koop stelt of aanbiedt, verkoopt, overdraagt onder al dan niet bezwarende titel, verdeelt of afzet zonder zich te schikken naar de bepalingen van de besluiten tot uitvoering van artikel 3;
  2° hij die (gevogelte, konijnen en, in voorkomend geval, vis en wild,) slacht zonder zich te schikken naar de bepalingen van de besluiten tot uitvoering van artikel 3. <W 13-07-1981, art. 31>
  (3° hij die de maatregelen overtreedt die zijn opgelegd in het raam van een verhoogd veterinair toezicht ter uitvoering van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen.) <KB 2001-02-22/33, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.11. Wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van honderd tot vijfduizend frank of met een van die straffen alleen :
  1° hij die, voor consumptie door de mens, in de handel brengt niet levend gevangen of opgehaalde vis, geheel of in delen; gevogelte, konijnen of wild, geheel of in delen, welke gestorven zijn zonder te zijn afgeslacht of neergeschoten;
  2° hij die in enigerlei hoedanigheid dieren in de handel brengt bedoeld in het eerste artikel, § 2, bestemd voor consumptie door de mens, wanneer deze dieren ongeschikt werden bevonden voor de consumptie ingevolge de maatregelen opgelegd bij toepassing van artikel 4;
  3° onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij artikel 184 van het Strafwetboek, hij die, zonder daartoe wettelijke bevoegdheid te bezitten een overeenkomstig artikel 4, § 3, vastgesteld keurmerk voorhanden houdt of gebruikt of hij die een nagemaakt keurmerk voorhanden houdt.
  (4° hij die vlees, vis of voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten voorhanden houdt of verhandelt, waarvan hij weet of moet weten dat zij bedorven, ontaard, schadelijk of schadelijk verklaard zijn;
  5° hij die vlees, vis of voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten voorhanden houdt of verhandelt, terwijl hij weet of moet weten dat :
  - deze activiteiten wegens de beperkingen die voortvloeien uit het keurmerk of het identificatiemerkteken niet zijn toegestaan;
  - het veterinair certificaat onjuiste vermeldingen bevat.) <W 1998-11-17/37, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999>

Art.12. Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig frank tot tweehonderd frank of met één van die straffen alleen, hij die niet toestemt in of zich verzet tegen de bezoeken, de inspecties of de monsternemingen verricht door de ambtenaren die gemachtigd zijn om overtredingen van deze wet en van de bij de krachtens deze wet uitgevaardigde besluiten, op te sporen en vast te stellen.

Art. 12bis. (Opgeheven) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.13. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van Hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepasselijk op de misdrijven omschreven bij de artikelen 8 tot 11.

Art.14. In geval van een in de artikelen 10 of 11 bedoeld misdrijf kan de rechter bevelen dat het vonnis op door hem aangewezen plaatsen en volgens door hem bepaalde regelen wordt aangeplakt en in door hem aangewezen dagbladen in zijn geheel of bij uittreksel wordt ingelast, een en ander op kosten van de veroordeelde.
  In geval van herhaling binnen drie jaar na een veroordeling wegens een misdrijf omschreven bij deze wet en bij de ter uitvoering van deze wet vastgestelde besluiten, kan de straf worden verdubbeld. Bovendien kan de rechter, ten laste van de veroordeelde tijdelijk of definitief verbod uitspreken een van de in artikel 3, § 1, bedoelde bedrijvigheden uit te oefenen. De overtreding van dit verbod wordt met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden gestraft.
  (In geval van veroordeling wegens een overtreding bedoeld in artikel 11, 3°, 4° of 5°, kan de rechter de veroordeelde het verbod opleggen om rechtstreeks of onrechtstreeks één of meer van de in artikel 3, § 1 bedoelde activiteiten uit te oefenen voor een periode van een week tot drie maanden. Overtreding van dit verbod wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar.
  In geval van herhaling binnen de vijf jaar na een veroordeling wegens een overtreding in artikel 11, 3°, 4° of 5°, worden de straffen verdubbeld en spreekt de rechter steeds een verbod uit van minstens een maand om één of meer van de in artikel 3, § 1 bedoelde activiteiten uit te oefenen.) <W 1998-11-17/37, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999>

Art.15. De bepalingen van deze wet doen geen afbreuk aan de rechten, die de vigerende wetten aan de gemeentelijke overheid verlenen om zich te vergewissen van de echtheid en van de gezonde toestand der te koop gestelde dieren en gedeelten van dieren, bedoeld in het eerste artikel, §§ 2 en 3, en om de overtreding te beteugelen van de verordeningen welke dienaangaande door deze overheid zijn uitgevaardigd.

Art.16. Artikel 2 van de wet van 15 mei 1870, houdende afschaffing van de rechten op het zout en de vis, wordt opgeheven.

Art. 16bis. (Opgeheven) <KB 2001-02-22/33, art. 25, 008; Inwerkingtreding : 28-02-2001>

HOOFDSTUK II. _ Wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel.
Art.17. (...) <Opheffingsbepaling>.

Art.18. (...) <Wijzigingsbepaling>.

Art.19. (...) <Wijzigingsbepaling>.

Art.20. (...) <Wijzigingsbepaling>.

Art. 21. (...) <Wijzigingsbepaling>.